• No results found

Jaarverslag uit Mexico D.F. over 1914

In document Neerlandia. Jaargang 19 · dbnl (pagina 127-136)

Als ooit de kleine Nederlandsche kolonie in Mexico stormen heeft te weerstaan gehad, dan is het in dit oorlogsjaar 1914 geweest, waarin ook de revolutie, nu reeds vier jaar aan den gang, zich erger dan ooit deed voelen. Ook in ons midden. Steeds meer ging de handel achteruit, werden er zaken ingekrompen of gesloten, waardoor tenslotte enkele langenooten buiten betrekking raakten; in dit land, dat onder het vreedzame bestuur van Porfirio Diaz aan velen een schoone toekomst beloofde. En alles wijst erop, dat we nog pas aan het begin der ellende zijn en dat 1915 een moeilijk en gevaarlijk jaar voor ons zal worden

Toch, als we aan de Vlamingen denken, en aan ons vaderland, dat door den oorlog zwaar heeft te lijden, dan klagen we niet, in tegendeel, zoolang wij het nog kunnen doen, willen we bijdragen tot leniging van den nood in Nederland. Waar er verder op Verbondsgebied hier onder de huidige omstandigheden weinig te doen valt, lag het zeker op den weg van Uw vertegenwoordiger, mede de Nederlanders in deze republiek op te roepen, hun landgenooten in patria te steunen. In November verzonden wij te dien einde een rondschrijven aan alle landgenooten in Mexico, en ook op Cuba; van velen mochten wij reeds flinke bedragen ontvangen en wij rekenen op meer, zoodra de post naar vele deelen van het binnenland weer werkt. Hoe treurig het daarmee gesteld is, ziet men aan Tampico, waar talrijke landgenooten wonen, maar dat sinds bijna drie maanden niet te bereiken is.

De Belgen hadden hier kort geleden een groot weldadigheidsfeest voor de slachtoffers van den oorlog, hetwelk een financieel succes was. Dat alle Nederlanders aanwezig waren, spreekt van zelf. De Belgische gezant, de heer Paul May, ontbrak echter; hij was kort geleden het land uitgezet, tot groote verontwaardiging van alle vreemdelingen.

Van onze kleine kolonie is in 1914 al heel weinig overgebleven. Bij het uitbreken van den oorlog in Europa vertrokken onmiddellijk talrijke Vlamingen, en ook verschillende Nederlanders uit de hoofdstad en uit Tampico, waarvan nog enkelen hun militaire plichten in Holland vervullen. Tot hen behoort ook de heer Ten Napel, tot l.l. Juli Uw vertegenwoordiger alhier, en welke thans als reserve-officier in het Nederlandsche leger dient. Of hij, zoowel als sommigen der anderen naar hier zal terugkeeren, staat bij de toestanden, die hier heerschen, te bezien. Aan den heer Ten Napel hebben de over het geheele land verspreide Nederlanders het te danken gehad, dat zij een jaar of acht geleden met elkaar in aanraking kwamen en de Nederlandsche Vereeniging werd opgericht, die het middelpunt is, ook voor allen, die naar de hoofdstad komen.

Ook onzen president verloren wij laatstleden zomer. De heer A. Grothe stierf vrij onverwacht, en zijn dood is voor ons allen een zwaar verlies. Zijn kennis en ervaring, opgedaan in bijna de geheele wereld, zijn grondige kennis van Mexico maakten hem tot een vraagbaak, niet slechts voor ons allen, maar ook voor talrijke vreemdelingen, die eerbied hadden voor dezen ‘Dutchman’.

Nu door den Europeeschen oorlog talrijke concurrenten van de wereldmarkten verdwenen zijn, zou er voor de Nederlandsche nijverheid en handel een prachtige gelegenheid zijn geweest, het Mexicaansche veld gedeeltelijk te veroveren. De revolutie verhindert dit jammer genoeg nog steeds, maar ik wil toch niet nalaten,

waard is, bestudeerd en bewerkt te worden. De handel ging zoo sterk achteruit, dat de driewekelijksche dienst der Holland-Amerika-Lijn tijdelijk werd opgeheven en pas kort geleden weer werd hersteld. Verminderd vlagvertoon dus, maar daarvoor werd de Nederlandsche vlag gedurende eenige maanden vertoond door Hr. Ms. ‘Kortenaer’, die tijdens de onlusten te Tampico, Hr. Ms. onderdanen aldaar

beschermde, en later de haven van Veracruz bezocht. Het is zeker te betreuren, dat de Nederlandsche pers, afgaande op verkeerde berichten in Amerikaansche bladen, een misplaatste kritiek heeft uitgeoefend op het optreden der ‘Kortenaer’ in de moeilijke dagen te Tampico. Maar de Nederlanders aldaar, en menig vreemdeling zullen dankbaar terugdenken aan de gastvrijheid, toen aan boord genoten, en aan de hen verleende bescherming.

Zooals gezegd, verwachten wij van de naaste toekomst niet veel goeds, en zeker geen vergrooting onzer kleine kolonie. Geduldig moeten wij wachten, totdat de oorlog in Europa voorbij is, en daarna de revolutie hier te lande, waarna wij mogen hopen, talrijke landgenooten, die zich hier dan willen vestigen, in ons midden te mogen begroeten, een vergoeding voor de treurige tijden, die wij thans beleven. ‘Ende desespereert niet.’

K. ANSOUL. Vert. A.N.V.

Nederland

Alg. Verg. van Groep Nederland.

Aanvulling der Dagorde.

Nagekomen Voorstellen en Toelichtingen. Amsterdam (Stud.-Afd.).

In de statuten van het A.N.V. zullen wijzigingen aangebracht worden van de navolgende strekking:

1o. Het Hoofdbestuurs-lidmaatschap en het Groepsbestuurs-lidmaatschap zijn niet vereenigbaar in denzelfden persoon;

2o. Hoofd- en Groepsbestuursleden, met uitzondering van den secretaris, zijn na den periodieken termijn van 3 jaar niet terstond herkiesbaar;

56

3o. Hoofdbestuursleden kunnen verkozen worden buiten de voordracht van het Groepsbestuur om;

4o. De functie van Hoofd- of Groepsbestuurslid is onvereenigbaar met het ambt van administrateur;

5o. Het Hoofdbestuur moet een redacteur van Neerlandia benoemen. Deze kan niet tegelijker tijd lid zijn van het Hoofd- of het Groepsbestuur.

Toelichting.

Op de 5 voorstellen kan één algemeene toelichting gegeven worden, daar zij allen voortkomen uit ééne leidende gedachte; n.l. zooveel doenlijk te voorkomen, dat de leiding van het Verbond en van Groep Nederland te eeniger tijd zou ontaarden in een onderonsje, en te zorgen, dat niet door te veel invloed te leggen in handen van weinig personen, gemis aan voortdurenden toevoer van frissche denkbeelden zou leiden tot een, het Verbond verlammenden sleur. Het is voor elke vereeniging, waar een belangrijke plaats wordt ingenomen door het Bestuur, in hooge mate wenschelijk te achten, dat de bestuursleden, niet onbepaald herkiesbaar zijn, daar men immers dan het gevaar loopt, dat de opvattingen en neigingen van bepaalde personen te veel op het doen en laten van de vereeniging hun stempel gaan drukken, zoo dat tenslotte deze er lijkt te zijn om hunne bedoelingen uit te voeren, terwijl inderdaad het Bestuur er is, om de wenschen van de leden der vereeniging te verwezenlijken. Op 2 wijzen nu, is te bevorderen, dat de macht van een Bestuur binnen de grenzen blijft, door het belang van de vereeniging daaraan gesteld, en wel: 1o. door die macht in tijdsduur te beperken; en 2o. door de vereeniging van meerdere functies in één en denzelfden persoon te verhinderen.

Ter illustratie van de noodzakelijkheid van positieve wetsbepalingen in dit opzicht, diene, dat er meerdere bestuursleden van Groep Nederland zijn, die tevens een Hoofdbestuurspost bekleeden; dat tegenwoordig in één persoon vereenigd zijn de ambten van Hoofdbestuurs-voorzitter, Groepsbestuurs-voorzitter en redacteur van Neerlandia, en dat bedoelde functionaris reeds 14 jaar deel uitmaakt van het Hoofdbestuur.

Wanneer deze dingen tot misstanden voeren, dan is dat niet een fout van personen, maar van het stelsel. En daarom meent de Afdeeling, dat dit stelsel wijziging behoeft. Ofschoon lang betoog overbodig geoordeeld kan worden, merken wij, aangaande 3 der voorstellen in het bijzonder, nog dit op:

De tegenwoordige regeling, die het Verbond dwingt, om een der 2 sub. 3:

candidaten, door het Groepsbestuur gesteld, te verkiezen, stelt het

zijn eigen leden tot Hoofdbestuurslid te doen verkiezen.

Elk bestuurslid behoort onafhankelijk te staan tegenover het Verbond en tegenover sub. 4:

zijn medebestuursleden. Een bestuurslid, dat tegelijkertijd bezoldigd ambtenaar is van de vereeniging, kan daartoe uit den aard der zaak, en geheel in het algemeen gesproken, niet in staat geacht worden.

Het orgaan van een vereeniging kan in de eerste plaats nuttig zijn, om tegenover sub. 5:

de handelingen van de verschillende Besturen een onafhankelijk oordeel te kunnen uitspreken, en de daden van het Verbond niet in verheerlijkenden zin, maar met onbevangen critischen blik te beoordeelen. Door een onafhankelijk redacteur geleid, kan van een

Verbondsorgaan een belangrijke

drijfkracht ten goede uitgaan. Thans is de toestand natuurlijkerwijze zóó, dat de redacteur prijst, wat de voorzitter wijst -en redacteur -en voorzitter zijn e-en -en dezelfde.

Verder heeft de Afdeeling besloten, om, op de Algemeene Vergadering, de volgende motie in te dienen:

‘De Algemeene Vergadering van Groep Nederland van het A.N.V. overwegende, dat het beleid van het huidige Hoofdbestuur niet in overeenstemming is met den wensch van de meerderheid der leden, verzoekt aan alle leden van het Hoofdbestuur, die voor Groep Nederland daarin zitting hebben, hun mandaat ter beschikking te willen stellen.’

Toelichting.

De Afdeeling meent, dat - indien er twijfel ontstaat, of het beleid van het Hoofdbestuur nog langer in overeenstemming is met den wensch van de meerderheid der leden -het aanbeveling verdient, dat daarvan ten spoedigste blijke, opdat òf -het Bestuur zijn, door dien twijfel geschokt aanzien, herwinne, òf in de gelegenheid zij, zich van verdere verantwoordelijkheid te bevrijden. Of nu die twijfel, waarvan boven gesproken wordt, gegrond is, is een vraag, die wij juist door de indiening dezer motie op afdoende wijze meenen tot oplossing te kunnen brengen.

Toelichting op voorstel 1 der Afdeeling Amsterdam.

Het is een voorstel, dat Groep Nederland aan het Hoofdbestuur zal te kennen geven den wensch om krachtiger op te treden dan tot nu toe, waarbij in het midden wordt gelaten hoe dat optreden tot nu toe was. De algemeene indruk is, dat meer had kunnen worden gedaan. In de Algemeene Vergadering zelf of in den boezem van het Groepsbestuur kan worden nagegaan, wat er meer te doen zou zijn en vooral, hoe het A.N.V. meer in het oogvallend kan optreden.

Toelichting op voorstel 2 der Afdeeling Utrecht.

Het voorstel van de Afdeeling Utrecht en omstreken behoeft slechts weinig toelichting. Dwaas is het op de gevels en in de uitstalkasten van grote winkels vreemde woorden te zien, waar even goede Nederlandse te vinden zijn. Restaurant en

57

hôtel moge men dulden omdat die Nederlands geworden zijn.

Hotel dan zonder teken op de o -, hautes nouveautés is zeker en blijft een Frans woord voor iets dat doorgaans geen Franse lucht ooit geroken heeft.

't Is gebleken, dat men dikwels veel bereikt bij winkelier en bouwmeester door met een enkel woord op het euvel te wijzen; uit sleur gebruikt men de gewone vreemde in plaats van Nederlandse woorden van gelijke betekenis. Hier kan het Hoofdbestuur zelf of door een kommissie vertegenwoordigd veel doen. Men kan door persoonlijk bezoek bij in aanbouw zijnde winkels de eigenaar of de bouwmeester vragen de pui niet met opschriften in vreemde taal te beschilderen, maar de eigen taal te gebruiken.

***

Berichten.

Een volledige beschrijvingsbrief wordt de eerste week van Maart aan de Afdeelingssecretarissen toegezonden.

De vergadering zal, in afwijking met wat in het Febr.-nr. is vermeld, te 10 uur 's morgens worden geopend.

De afgevaardigden worden daarom dringend uitgenoodigd reeds den vorigen dag te Dordrecht te komen, te meer daar de Afdeeling Dordrecht dien avond een uitvoering aanbiedt.

Het bestuur der Afdeeling Dordrecht is bereid voor hen die daartoe uiterlijk den 15den Maart kennis geven aan den secretaris, den heer M. van Zanten, Kromhout hoek Vrieseplein, nachtverblijf te bespreken.

Bij genoegzame deelneming zal de vergadering besloten worden met een gemeenschappelijken maaltijd in Hotel Ponsen. Prijs buiten dranken f 2.50.

Opgaaf wordt verzocht vóór 15 Maart bij den Afdeelingssecretaris. De Secretaris van Groep Nederland:

C. VAN SON.

Van de Afdeelingen.

Amsterdam.

De secretaris der Afdeeling Amsterdam, de heer S. van Lier Ezn., Nassaukade 358, heeft zich bereid verklaard giften in ontvangst te nemen voor de noodlijdenden der Nederlandsche Antillen (zie Febr.-nr., blz. 47, 2de kolom).

Delft (Stud.-Afd.).

De secretaris, de heer E. Maas Geesteranus, schrijft:

‘Donderdagavond 4 Febr. l.l. hield de heer René de Clercq een zeer geslaagden voordrachtavond voor de Studenten- en de Burgerafdeeling van het Algem. Nederl. Verbond te Delft.

Voor de pauze droeg de spreker verschillende verzen uit zijn bundel “Gedichten” voor; na de pauze uit “Toortsen” en “Uit de Diepten”. Tot slot kregen wij eenige onuitgegeven verzen te hooren, waarvan vooral die aan den Koning en de Koningin van België veel bijval vonden.’

Deventer.

Voor deze Afdeeling trad in het begin van Febr. op de heer Mr. Alb. de Swarte met zijn in het vorig nummer aangekondigde voordracht over de Vlaamsche historische steden met lichtbeelden. Het was een mooie avond.

Nog richtte de Afdeeling een vijfden zangavond voor de militairen in.

Dordrecht.

Het bestuur dezer Afdeeling is voor 1915 aldus samengesteld:

Dr. A.H. Kan, voorzitter; M. van Zanten, secretaris-penningmeester, Kromhout 97; de dames E. van Brakel en M.C. Vos, en de heeren M.H.P.J. Horbach en A. van Son Wzn.

Deze Afdeeling heeft f 50.- geschonken aan de Utrechtsche Stud.-Afdeeling voor de door haar ingerichte bibliotheek der Vlaamsche studenten, die thans kosteloos de lessen aan de Hoogeschool aldaar volgen.

's-Hertogenbosch (Jongel.-Afd.).

Secretaris dezer Afdeeling is geworden de heer W. Berger, Hinthamerstraat 96.

Rotterdam (Jongel.-Afd.).

Het bestuur heeft nog eenige wijziging ondergaan. De verbeterde opgaaf volgt hier: M.C. van Vooren Jr., 1e voorzitter; J. Roodenburg, 2e voorzitter; R.v.d. Ende, 1e penningmeester; R. van Yperen, 2e penningmeester; mej. M.C. Roodenburg, 1e secretares; B. Kraayeveld, 2e secretaris; C. Borstlap, archivaris.

Het bestuur dezer Afdeeling is thans als volgt samengesteld:

J.H. van Maarsseveen, voorzitter; G.W. Bannier, onder-voorzitter; mej. L. Ramkema, secretares; mej. C. Gregory, penningmeesteres; mej. J. de Kempenaar, bestuurslid.

***

Nieuwe Afdeeling.

Door de bemoeiïngen van onzen gemachtigde, Jhr. Von Bose, is het aantal leden te Almelo tot 50 gestegen.

De heeren Mr. H.M. Cohen Tervaert en J.E. Egberts hebben zich bereid verklaard een voorloopig bestuur te vormen.

Tha n s tracht onze gemachtigde een Afdeeling Tilburg te stichten.

Afdeelingsbesturen, die zijn medewerking verlangen, hebben slechts te schrijven aan zijn adres te Amersfoort, Soesterweg 22.

58

Oost-Indië.

Nederl. Oost-Indië als productie- en handelsgebied.

Kort vóór het uitbreken van den oorlog gewerd ons Dr. H. Blink's jongste, vrij omvangrijke, op Indië betrekking hebbende, geschrift, dat onder bovenstaanden titel werd opgenomen in de Juni-aflevering van het Tijdschrift voor economische geographie en dat, hoewel de oorlogstoestand groote - zij 't naar wij hopen t i j d e l i j k e - verandering zal brengen in de door hem geschetste gestadige ontwikkeling, hier aangekondigd mag worden, omdat het een overzicht geeft van den vooruitgang en den economischen voorspoed, die grootendeels onder en door Nederlandsche leiding en geestkracht werden bereikt.

Dr. Blink wijst er op dat Nederl. Oost-Indië meer en meer een belangrijk productieland is geworden, dat door gunstige ligging naar alle richtingen zijne overschotten kan uitzenden; terwijl klimaat, terreinvormen en bodemsoorten samenwerken om groote voortbrenging te verkrijgen.

Sedert 1870 toen er een kentering kwam in de economische politiek, waardoor een totale omkeering in de productie, in den handel en in het geheele economische leven werd teweeggebracht, is Indië met reuzenschreden vooruitgegaan; vóóral echter sinds 1900; wat uit de grafische voorstelling op blz. 221, van in- en uitvoer over een reeks van jaren blijkt; van 1900 af, tot einde 1912 verdubbelden de in- en uitvoeren. Van de verschillende cultures en landbouwproducten wordt verteld hoe ze geteeld, verzorgd, bereid, afgevoerd en in den handel gebracht worden; afbeeldingen en cijferopgaven worden daarbij te hulp geroepen.

Hoe wisselvallig de afvoergebieden voor den handel in sommige der producten zijn, blijkt wel het sterkst uit de cijfers voor den suikeruitvoer;

11,1% 1,8%, in 1912

36%, in 1902 naar Europa gingen

in 1892 3,2% 49%, 22,4%, naar Amerika opvolgend 16,3% 23,3%, 24,5%, naar China opvolgend 18,4% 8,1%, 0 naar Japan opvolgend 35,8% 3,6%, 0,9%, naar Britsch-Indië opvolgend

van den geheelen uitvoer.

Het in beschouwing nemen van deze en andere dergelijke cijfers voor het geheele handelsgebied doet inzien, welk nut de studie van de economische geographie voor den wakkeren handelsman moet hebben.

Naast de verbeteringen en den vooruitgang in de cultures en de

landbouwvoortbrengselen, in het credietwezen, komen dus de verbetering en de uitbreiding der vervoermiddelen, der groote scheepvaartlijnen en der havens in aanmerking.

Voor zoo ver dit al niet uit andere publicaties bekend was, blijkt uit deze studie opnieuw, dat de Nederlandsche veerkracht in al de voorzorgen, die een toenemende voortbrenging en een daarmede gepaard gaand sterk toenemend vervoer vereischten, op schitterende wijze heeft voorzien.

Het is de verdienste van Dr. Blink, in een 130 bladzijden een vrij beknopt overzicht van dezen omvangrijken vooruitgang te hebben gegeven.

Daar waar er aanleiding toe is, wordt een geschiedkundige terugblik gegeven en worden de bevolking en haar eigen nijverheid ter sprake gebracht.

In zijn slotwoord haalt Dr. Blink aan, de woorden van Prof. Van Vollenhoven, die in zijn ‘De eendracht van het land’ schreef, dat er eigenlijk van een ‘Nieuw Indië’ moet worden gesproken; die woorden mogen hier nog eens herhaald:

‘Wat wij onder onze oogen hebben zien volvoeren is wat voor ons land de machtige arbeid is geweest van boergondische vorsten; wat voor Frankrijk het werk was van Lodewijk den Elfde, Richelieu, Colbert. Want haast overal in Indië werd dit staatkundig werk op den voet gevolgd door een nauwelijks, en zeker niet in dat tempo, verwachten economischen opbloei van al die landstreken: een opbloei, die zich uit in oversnelle toeneming van uiten invoer, in oversnelle toeneming van scheepvaartverkeer, in een havenvergrooting van Makassar, die al de helft te klein is vóór ze nog is uitgevoerd, in een terugslag tevens op het spoor- en scheeps- en verdere vertier van Java zelf. Overal komen handen en harten, geld en breinen, te kort.’1)

Moge dit door allen, wien de voorspoed en de welvaart van Nederland en die van Indië - want die zijn onverbrekelijk tezamen verbonden - ter harte gaan, in de gedachte worden gehouden.

O v e r a l (in Indië) k o m e n h a n d e n e n h a r t e n , g e l d e n b r e i n e n t e k o r t .

Indien de oorlogsweeën ons land niet mochten beroeren en de vrede in Europa zal zijn wedergekeerd, dan moge het blijken dat Nederland stof genoeg heeft, om Indië te voorzien van al de werkkrachten noodig om den begonnen en tot zoo mooie hoogte opgevoerden arbeid voort te zetten.

In document Neerlandia. Jaargang 19 · dbnl (pagina 127-136)