• No results found

Ondertussen begon de samenleving te veranderen. Hoewel er in de jaren zeventig en tachtig nauwelijks sprake was van een publiek debat dat belangrijke veranderingen teweeg had gebracht, ontstond er aan het eind van de twintigste eeuw enige onrust. De consensus brokkelde langzamerhand af en de opvatting dat er niets negatiefs gezegd mocht worden over migranten verdween.150

De bezorgdheid over witte en zwarte scholen, asielzoekerscentra en de waarden van de islam nam toe waardoor de debatten hierover in een stroomversnelling terecht kwamen. Sommige politieke partijen kregen een groeiende weerzin tegen de toenemende instroom van migranten in ons „volle‟ land. Het politieke debat beperkte zich steeds minder tot het parlement, maar vond en vindt toenemend daarbuiten en via de media plaats.151

Als keerpunt wordt het artikel Het multiculturele drama van Paul Scheffer genoemd, dat in 2000 werd gepubliceerd in het NRC Handelsblad.152 Scheffer meende dat de Nederlandse overheid te lang had vastgehouden aan het idee van „behoud van eigen identiteit‟. Hij verzette zich sterk tegen de onverschilligheid van de regering ; „dat het wel goed zou komen met migranten‟. Scheffer meende dat er een tweedeling was ontstaan in de samenleving met een onderklasse – de migranten- die te kampen had met hoge werkloosheid, criminaliteit, armoede en schooluitval.153 Na het artikel van Scheffer barstte de publieke discussie hevig los over de multiculturele samenleving, zo ook in de Tweede Kamer. Alle fracties gaven hun standpunt ten opzichte van het artikel van Paul Scheffer en het integratiebeleid.

Melkert (PVDA) startte het debat door te stellen dat Paul Scheffer de verdienste toekwam dat hij erin geslaagd was bloot te leggen dat er onzekerheid was of „we‟ de goede kant opgingen. Er wordt

149 Ibidem, 13.

150 RMO, Integratie in perspectief (Den Haag 1998) 23. 151 Commissie Blok, Bronnenonderzoek integratiebeleid, 37.

152 Paul Scheffer, „Het multiculturele drama‟ in: NRC Handelsblad 29 januari 2000. Zie:

http://www.nrc.nl/W2/Lab/Multicultureel/scheffer.html, geraadpleegd op 27 jan. 2011, 11.52. 153 Seegers, In debat over Nederland , 23.

iedere dag meer bereikt dan de vorige, door nieuwkomers zelf in de eerste plaats, aldus Melkert. Dit leidde volgens hem soms tot verbluffende maar ook tot erg sombere resultaten.154 Het waren in eerste instantie de migranten zelf die verantwoordelijk waren voor hun integratie en emancipatie maar de overheid kon een belangrijke rol vervullen door kansen te scheppen, een open houding in de samenleving te bevorderen en de ogen niet te sluiten voor de negatieve kanten. Melkert zei echter dat de PVDA-fractie teleurgesteld was over het kabinet als geheel omdat het er maar niet in slaagde om grip te krijgen op de uitvoering van vele goede bedoelingen. Melkert meende dat de houding van het kabinet teveel desinteresse uitstraalde om feiten te kennen en doelen te stellen. 155

Dijkstal (VVD) hamerde erop dat er ook oog moest zijn voor wat er goed ging. Zo hadden allochtone leerlingen een spectaculaire sprong gemaakt in vergelijking met hun ouders. Tegelijkertijd sloot hij zijn ogen niet voor de problemen die er waren met betrekking tot integratie. Die problemen noemde hij het gevolg van een bestuurlijk probleem, met name gelegen in het grotestedenbeleid: „Kamer en kabinet kunnen vinden dat er iets moet gebeuren, maar de uitvoering ligt in handen van andere partners, namelijk de gemeentelijke overheden.‟156 Hij stelde dat er – met name in de gemeenten- te weinig gewerkt werd met concrete doelstellingen, concrete outputmeting en concrete resultaatsverplichtingen. Hij wilde daarom het beleid en de uitvoering richten op concrete punten; het verbeteren van onderwijs en tegengaan van schooluitval bij allochtonen, betere inburgering en een beter toegankelijke arbeidsmarkt voor allochtonen. „Om te bereiken waar het ons werkelijk om te doen is, namelijk dat voor alle allochtonen die niet voldoende meedoen in de samenleving het integratieproces een beter resultaat heeft dan tot nu toe, ontkomt niemand in of buiten dit huis aan de verbetering van taalonderwijs, armoedeval en alle andere lastige vraagstukken‟, aldus Dijkstal.157

Ook De Hoop Scheffer (CDA) constateerde dat een aanzienlijk aantal van de nieuwkomers geslaagd was in een goede integratie in de Nederlandse samenleving. „Bij heel velen‟, zei hij vervolgens, „-dat moet je er tegelijkertijd bijzetten- is het niet gelukt en voor heel velen heeft het inburgeringsbeleid tot nu toe gefaald.‟ Hij stelde vervolgens de vraag aan wie dat nou lag. „Nu, dat ligt aan ons, aan ons allemaal, aan de Nederlandse samenleving, en het ligt voor een deel ook aan de nieuwkomers zelf.‟ Essentieel bij inburgering was voor de Hoop Scheffer dat mensen die in Nederland kwamen, zich het Nederlandse waardepatroon en publieke bewustzijn eigen moesten maken. De Hoop Scheffer meende dat die notie teveel onder de tafel was geschoven – nadrukkelijk ook door het CDA- toen er in eerder beleid voor werd gekozen om een stevig fundament in de eigen kring van allochtonen op te bouwen (bijvoorbeeld door de steun aan zelforganisaties) voordat er aan een integratieproces gedacht moest worden.158

154

Tweede Kamer, 70-4701 Debat integratie nieuwkomers (27083) 18 april 2000, 2. 155 Ibidem, 5.

156 Ibidem, 6. 157 Ibidem, 11. 158 Ibidem, 12.

De Hoop Scheffer stelde tevens dat er te lang een te grote mate van vrijblijvendheid in het debat heerste. Tegenover het recht op verblijf stond de plicht voor allochtonen om zich te richten naar de Nederlandse waarden en normen, maar daar was te lang niets mee gedaan. Het was aan de Nederlandse samenleving om alerter en assertiever uit te dragen waar zij voor stond: „Doen we dat niet, dan kunnen wij nooit aan anderen die hier komen, uitleggen waarin zij moeten inburgeren.‟ Het was vervolgens aan allochtonen om de ambitie te hebben om in te burgeren, wat volgens hem betekende dat zij zich de historie, de rechtsregels en de rechten en plichten in de samenleving eigen maakten. 159 Daarom moest de regering overgaan tot een resultaatsverplichting voor allochtonen: „Het voldoen aan datgene wat wij terecht van deze mensen vragen, gelet op de balans tussen rechten en plichten, moet een zwaardere rol gaan spelen‟, aldus de Hoop Scheffer. Het recht om in Nederland te verblijven moest naast de plicht staan om deel te nemen aan een inburgeringscursus. Mensen die de bijbehorende toets niet haalden, zouden geen permanente vergunning tot verblijf moeten krijgen.160

De Graaf (D66) prees Paul Scheffer dat hij het integratiedebat scherpte had gegeven en het gevoel van urgentie had opgeroepen: „Wij mogen hem dankbaar zijn, want het is de politiek niet gelukt om de schijnwerper zo goed te richten‟.161

Volgens De Graaf was er de afgelopen jaren onvoldoende gericht beleid gevoerd. Er was veel generiek beleid gevoerd, van sociale vernieuwing tot grotestedenbeleid, maar vaak onvoldoende specifiek beleid ten aanzien van minderheden. De instrumenten die de WRR al in 1989 aanreikte, waren te lang blijven liggen. Het aantreden van Paars II markeerde voor De Graaf een positieve verandering met een aparte minister voor grote steden- en integratiebeleid. Het ideale integratiebeleid moest volgens de Graaf helder zijn over de normen die in Nederland gelden en inzetten op verplichte inburgering en op onderwijs met nadruk op taal. Tevens zou discriminatie stevig aangepakt moeten worden en moesten mensen volgens de Graaf begrip krijgen voor andere culturen. 162 De eigen cultuur moest geen dragende pijler van het integratiebeleid zijn, dat was een keuze en verantwoordelijkheid voor de mensen zelf. De Graaf had er vertrouwen in dat het kabinet die richting op wilde gaan.

Rosenmöller (GroenLinks) plaatste „een sprankje multiculturele hoop‟ tegenover „een te massief geformuleerd multicultureel drama‟. Er was bijna twintig jaar beleid gevoerd en sprake van heel wat plannen geweest, waarbij behoorlijk wat geld was vrijgemaakt om de plannen uit te voeren. Veel was echter in de uitvoering blijven steken: „de overheid als denker, oké, de overheid als doener, nee, niet echt.163‟ Rosenmöller pleitte voor een concrete invulling van het achterstandsbeleid. Tevens haalde Rosenmöller de uitspraak „de boel een beetje bij elkaar houden‟ van Joop den Uyl aan waar hij invulling aangaf door te pleiten voor wederzijdse aanpassing. Van nieuwkomers mocht gevraagd worden de Nederlandse beginselen te respecteren, maar het idee dat mensen in Nederland mogen zijn

159 Ibidem, 13. 160 Ibidem. 161 Ibidem, 16. 162 Ibidem, 17. 163 Ibidem, 21.

en welkom zijn, mocht ook niet onderschat worden. „Die houding uitstralen op school, op straat of waar dan ook, zal het integratieproces bevorderen‟, meende Rosenmöller.164

De SP stelde in de woorden van Marijnissen dat de overheid had gefaald in het scheppen van de beste voorwaarden voor de integratie. Integratie was voor hem het enige effectieve antwoord op de groeiende problemen voor mensen uit etnische minderheidsgroepen. „Alle andere concepten zijn misschien mooi op de tekentafel, maar hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Deze vaststelling leidt tot de conclusie dat mensen, die in dit land hun toekomst willen opbouwen en die willen dat hun kinderen hier een toekomst kunnen opbouwen, ook alles in het werk zullen moeten stellen om de taal te leren en vertrouwd te raken met de hier heersende normen en waarden.‟ Het was aan de overheid (het Rijk en de gemeenten), de scholen- en bedrijven en de gemeenschappen van Nederlanders en buitenlanders om zich daar voor in te spannen. Integratie was volgens Marijnissen een actief proces waar iedereen zich voor in moest zetten. „Mijn fractie verzet zich tegen diegenen die zeggen: “ach, maar je niet druk, dat duurt een of twee generaties en dan lost dat probleem zich vanzelf op”. Deze cynische kijk op het recht van elk mens op een bestaan waarin hij of zij met enige kans op succes zijn of haar geluk kan najagen, wordt door mij niet gedeeld.‟ Integratie zou volgens Marijnissen ontstaan als het vanzelfsprekend was voor nieuwkomers en autochtonen. Het vond volgens hem concreet plaats op school, op het sportveld, bij de bakker en ga zo maar door. Het beste integratiebeleid was volgens de SP dan ook beleid dat segregatie zou bestrijden.165

De meerderheid van de kamer was er dus voor om, in de lijn van de jaren 90, actief burgerschap te bevorderen. Aanpassingen vanuit de overheid, met name op bestuurlijk gebied en het gebied van de uitvoering waren onontbeerlijk. Van nieuwkomers mocht voortaan ook een actieve houding worden verwacht. In plaats van „behoud van identiteit‟ werd er voortaan gesproken van „aanpassing aan de Nederlandse cultuur‟.166