• No results found

Marokkaanse jongeren – van een uitgelekt rapport naar een stevige handgreep

In het vorige hoofdstuk was te lezen dat de Amsterdamse politici er van beticht werden koudwatervrees te hebben en niet tot echte daden te komen. Het onderwerp criminaliteit onder allochtone jongeren was bij uitstek problematiek die snel in de taboesfeer terecht kwam, uit angst voor stigmatisering. Burgemeester van Thijn pleitte er in een toespraak in 1984 (bij de installatie van adviesraden) al voor om de problemen te erkennen en bespreekbaar te maken. Maar, zei hij, „we moeten er ook voor waken dat de problemen van een minderheid niet ten onrechte hele

404 Ibidem 3.

405

Gemeente Amsterdam, Beleidsnota stedelijk jongerenwerk, 14-07-93, 5.

406 Gemeente Amsterdam, Notitie uitgangspunten jongerenwerk (Amsterdam 1986) 4. 407 Gemeente Amsterdam, Raamnota gemeentelijk minderhedenbeleid (vervolg), 30. 408

Gemeente Amsterdam, Beleidsnota stedelijk jongerenwerk, 17. 409 Ibidem, 20.

bevolkingsgroepen worden aangerekend.‟410

In december 1988 bracht de afdeling Bestuursinformatie van de gemeente een intern rapport uit van onderzoeker Cees Loef: Marokkaanse daders in de binnenstad, waarin kort samengevat werd betoogd door middel van schokkende cijfers dat de Amsterdamse binnenstad onveilig werd gemaakt door bendes legale en illegale Marokkanen. Normaal gesproken werden dergelijke rapporten na bespreking in het College nog dezelfde dag gepubliceerd. Omdat het bij dit rapport om zo'n bijzonder gevoelig onderwerp ging, werd besloten het rapport de eerste veertien dagen nog intern te houden, zodat de mogelijkheid bestond om er een breder onderbouwd beleidsstandpunt aan vast te knopen.411

Op de avond nadat dat was besloten, werd het rapport echter in extenso besproken in Het Parool, waarbij werd vermeld dat de burgemeester het geheim had willen houden. Deze opmerking zou Van Thijn jaren blijven achtervolgen als typerend voorbeeld van 'de taboesfeer van de jaren tachtig'. Op welke manier het rapport was uitgelekt, is niet precies duidelijk maar de gevolgen waren groot. 412 Het rapport, hoe explosief ook, werd integraal vrijgegeven want, zo sprak Maureen Sarucco, hoofd afdeling Openbare Orde en Veiligheid in een interne notitie, „minderheden zijn niet gebaat bij taboes.‟413

In het rapport was te lezen dat een groot gedeelte van de straatcriminaliteit in het centrum van Amsterdam in handen was gekomen van zo‟n 200 à 300 Marokkaanse jongeren die zich kenmerkten door professionaliteit en hun bijzonder brutale, agressieve en intimiderende manier van opereren.414

Het zou gaan om jongeren tussen de 18 en 26 jaar die op jeugdige leeftijd (vanaf 8 jaar) vaak in het kader van gezinshereniging, in Nederland arriveerden: de zogenaamde tussengeneratie. Door hun grote taal- en leerachterstand hadden deze jongeren nooit aansluiting kunnen krijgen bij de Nederlandse samenleving. Al jaren was er door deskundigen en hulpverleners gewaarschuwd voor het op den duur afglijden van deze groep, daar was echter niets mee gedaan. Oplossingen konden niet meer in de eerste plaats worden gezocht in scholings- of hulpverleningsactiviteiten; de jongeren hadden inmiddels ontdekt dat misdaad loonde. Het gevaar dreigde dat bij continuering van de huidige criminele successen een steeds positievere uitstraling grote delen van de tussengeneratie zou bereiken en, wie weet, ook de tweede generatie (in Nederland geboren) jongeren. Uit allerlei signalen bleek immers dat ook deze laatsten tussen wal en schip dreigen te belanden. 415

Deze publicatie zorgde voor opschudding, niet alleen binnen de gemeentelijke kringen en de Amsterdamse bevolking, maar ook binnen de Marokkaanse gemeenschap. 416 Er werd fel op

410 Ed van Thijn, BM (Amsterdam 2003) 106. 411 Ibidem 106.

412 Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Brief aan Ed van

Thijn (8-2-1990) door M.Cuartas.

413 Ed van Thijn, BM (Amsterdam 2003) 106.

414 Kees Loef (Bestuursinformatie, afdeling onderzoek en statistiek Amsterdam), Marokkaanse daders in de

Amsterdamse binnenstad (Amsterdam 1988) 2.

415 Ibidem 6.

416 Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Bericht uit een

gereageerd. Aan de ene kant werd gezegd dat Marokkanen hard aangepakt moesten worden terwijl anderzijds werd geroepen dat het rapport stigmatiserende en discriminerende gevolgen zou hebben. Het college van B. & W. ging over tot een radicaal plan. Dit plan werd opgesteld onder de regie van de pragmatisch ingestelde Jonker, die de situatie en een gedifferentieerde aanpak van Amsterdamse Marokkaanse jongeren centraal stelde.417 Het resultaat was een uitvoerig Plan van Aanpak, genaamd Een stevige handgreep, een plan van aanpak voor de problematiek van Marokkaanse jongeren waarin principieel werd gekozen voor een gerichte benadering van de problemen van Marokkaanse jongeren. Er werd daarmee totaal afgeweken van het bestaande beleid dat een algemene benadering van de minderheidsgroepen voorstond. 418

Wethouder Jonker meende dat de problemen van de Marokkaanse jongeren nu dermate erg bleken, dat hij de groep Marokkanen er speciaal had uitgelicht. „De gemeente heeft te veel alle etnische minderheden over één kam geschoren. Dat was voor ons ook een leerproces. Ik wil best bekennen dat we met het aanpakken van de problemen niet vroeg genoeg zijn begonnen‟, aldus Jonker.419 Hoewel eerdere publicaties tot gevolg hadden dat de gehele Marokkaanse gemeenschap ten onrechte in een kwaad daglicht werd geplaatst, zag de gemeente nu ook een belangrijk positief effect in van het openbaar maken van zaken: het besef dat de positie van de jongeren sneller verslechterde dan men dacht, was in een keer in vele regionen doorgedrongen. Het was duidelijk dat er iets moest gebeuren.

Waarom de Marokkaanse jongeren een aparte aanpak nodig hadden, werd uitvoerig besproken. Marokkaanse jongeren hadden een grote maatschappelijke achterstand vergeleken met hun leeftijdgenoten. Ze woonden vaak met teveel mensen in een woning, terwijl de hulpverlening hen bijna niet bereiken kon. Ook in het onderwijs waren er nogal wat problemen waardoor veel Marokkaanse jongeren de school verlieten zonder een diploma te hebben behaald. De problemen hingen verder samen met hun migratie-geschiedenis, maatschappelijke achterstand, culturele achtergronden en juridische status. Door deze ongunstige condities waren relatief veel Marokkaanse jongeren maatschappelijke ontspoord. „Het zal niet eenvoudig zijn om de problematiek van de Marokkaanse jongeren op te lossen, omdat de problemen zeer diep geworteld zijn en ook sociaaleconomisch en politiek-culturele achtergronden een rol spelen. Grote verbeteringen zijn op korte termijn dan ook niet te verwachten. Alleen als voldoende geld beschikbaar komt voor het voorgestelde beleid, kan de situatie zich in gunstige zin wijzigen‟, aldus het college van B. & W. 420

Wethouder Jonker was zich er echter van bewust dat de gemeente het niet alleen af kon; er moest overleg worden gepleegd met diverse ministeries, die vrijwel al het geld moesten ophoesten: het

417Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Brief aan Ed van Thijn

(8-2-1990) door M.Cuartas.

418 Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Persbericht gemeente

Amsterdam, voorlichting en externe betrekkingen. 10 januari 1990 (embargo tot 11 januari 1990, 9:30 uur).

419 Gemeentearchief Amsterdam, Bericht uit een onbekende krant op 11-1-1990.

420 Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Persbericht gemeente

ministerie van Justitie, het ministerie van WVC met name voor jeugdhulpverlening, jeugdwelzijn en nieuwkomers, het ministerie van Onderwijs, het ministerie van Sociale Zaken voor werkgelijkheid, sociale zekerheid en vrouwenemancipatie en het ministerie van Binnenlandse Zaken als coördinerend ministerie voor het minderhedenbeleid.421

Het college van B. & W. was zeer te spreken over Een stevige handgreep. In de bestuursvergadering werd genoemd dat het een lijvig maar toch wel helder en concreet stuk was geworden. „ De inhoud en met name de financiële vertaling zal heel wat tongen losmaken. Opzich prima want als men echt wat wil doen moet men ook de nodige middelen er tegen aan gooien. Halve maatregelen werken niet!‟ 422

Bij de uitvoering van het beleid moest rekening worden gehouden met diverse factoren. Hier werd Ed van Thijn door medewerkers van het Kabinet van de Burgemeester van Amsterdam, op geattendeerd. Zo wees M. Cuartes ten eerste op de tendens die ontstond dat het Nederlandse minderhedenbeleid allochtonen teveel in de watten zou leggen en op de daarmee samenhangende roep om allochtonen op allerlei terreinen niet te ontzien. Tevens was de komst van de 16 deelraden met eigen bevoegdheden van invloed, waardoor centrale sturing niet goed meer mogelijk was. Cuartas waarschuwde ook voor de negatieve gevolgen van de Golfoorlog.423 Van Thijn werd door medewerker Lo Bremer geattendeerd op het feit dat de Marokkaanse overheid, de Marokkaanse vertegenwoordiging in Amsterdam en de Amsterdamse moskeeënin het rapport niet werden genoemd. „Koudwatervrees ten aanzien van Hassan II, ten aanzien van Moskeeën of ten aanzien van de bevooroordeelde levert geen goede oplossingen op mijns insziens voor de jonge Marokkaanse delinquenten in spe‟ schreef Bremer.424 Overleg zou onontbeerlijk zijn. De uitvoering kende nog wat haken en ogen, maar de toon was gezet; volgens Van Thijn zou Een stevige handgreep uitgroeien tot één van de weinig goed functionerende preventieprojecten, dat later onder de naam Nieuwe Perspectieven professioneel werd aangestuurd door de grootste jeugdhulpverleningsinstelling van de Amsterdamse regio, het Sociaal Agogisch Centrum.425 Tot op de dag van vandaag is er extra aandacht voor Marokkaanse jongeren gebleven.

421Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Brief van Drs. Jonker

aan burgemeester en wethouders, januari1990.

422 Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester . Notulen B.&.W.

vergadering dinsdag 12 dec. 1989, onderwerp: Coördinatieminderhedenbeleid conceptplan van aanpak Marokkaanse jongeren in Amsterdam.

423Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Brief aan Ed van Thijn

(8-2-1990) door M.Cuartas.

424Gemeentearchief Amsterdam, Archief secretarie-afdeling kabinet van de burgemeester. Brief van Lo Bremer

op 14 dec. 1989 aan Ed van Thijn. Onderwerp: Marokkanenrapport.

Deelconclusie

Concluderend kan gesteld worden dat op het gebied van het jongerenwerk wat betreft kinderen van migranten, met name ad hoc beleid werd opgezet. Amsterdamse politici reageerden simpelweg op factoren uit de samenleving waarmee zij geconfronteerd werden. Pas na een uitgelekt rapport besefte het college van B. & W. dat er structureel werk aan de winkel was. Van de rijksoverheid had men niet altijd een hoge pet op, toch waren wethouders genoodzaakt in Den Haag te lobbyen voor geld. Amsterdam bleek telkens afhankelijk van financiële middelen van de overheid, waardoor zij niet geheel autonoom konden opereren. Beleid van de rijksoverheid werd echter als achterhaald beschouwd. Hoewel er vanuit het rijk werd gepleit voor een algemene aanpak, bleek een categoriale aanpak - wat betreft jongeren- in de praktijk onontkoombaar. Dit gold voor het buurtgerichte jongerenwerk, maar in nog sterkere mate voor de aanpak van Marokkaanse crimineeltjes. Toch werd het doelgroepenbeleid in de jaren negentig steeds meer in de ban gedaan, zoals we in de volgende hoofdstukken zullen zien.

De relatie lokale overheid- rijksoverheid bleef een heikel punt op het gebied van onderwijs. Lodewijk Asscher, van 2006 tot 2010 wethouder en in 2010 waarnemend burgemeester, schreef dat het onderwijs in Amsterdam (anno 2006) er slechter aan toe was dan veel mensen dachten. Asscher, die onder andere wethouder Onderwijs en Inburgering zou worden, merkte op dat de uitgangspositie op het gebied van onderwijs „ik had er niets over te zeggen‟ was. Het volgende werd hem verteld: „Wethouders van Onderwijs gaan over de schoolgebouwen. De staatssecretaris en minister van Onderwijs gaan over de inhoud en de kwaliteit.‟ Aboutaleb, van 2004 tot 2006 wethouder Onderwijs, jeugd, werk en inkomen in Amsterdam, noemde zichzelf dan ook „Wethouder van Schoolgebouwen‟ en zag het als zijn taak onvermoeibaar aan de kaak te stellen dat het belachelijk was dat lokale bestuurders geen enkele invloed hadden op de kwaliteit van het onderwijs.426

7 ALLES MOET ANDERS!- DIVERSITEITSBELEID

In 1994 nam Ed van Thijn plotseling afscheid van zijn Amsterdamse burgemeesterschap. Zijn opvolger werd Schelto Patijn, een man die naar eigen zeggen makkelijk in de omgang was: „Ik ben makkelijk in het benaderen van mensen, of het nou bouwvakkers op een bouwplaats zijn of tien voetballende Marokkaanse jongetjes of een imam in een moskee. Ik vind het allemaal even leuk om ze te ontmoeten‟.427 Fietsend ging hij door de stad. Ondertussen sloeg het minderhedenbeleid zoals dat in 1989 was ingevoerd niet aan. De boel ging volledig op de schop; het doelgroepenbeleid werd afgeschaft, en daarvoor in de plaats kwam 'diversiteitsbeleid'. Die diversiteit in levensstijlen geeft Amsterdam haar smoel, haar vitaliteit, haar Amsterdamse lef en eigenzinnigheid, was de gedachte. Dankzij haar diversiteit is Amsterdam een levendige, bruisende, internationaal georiënteerde stad. Een stad met veel jeugd, met een groeiende economische bedrijvigheid van allerlei grotere en kleinere ondernemingen, een veelzijdig cultureel leven en een prachtig palet aan winkels, cafés en restaurants. Een diverse stad.428 Van die diversiteit moesten de vruchten geplukt worden.