• No results found

Concrete ontwikkelingen- adviesraden

Vanaf 1994, dus nog voor de instelling van het diversiteitsbeleid, werden structurele subsidies voor zelforganisaties langzamerhand afgebouwd. Met ingang van de nota De kracht van een diverse stad werden deze subsidies verder afgeschaft. Gemeentelijke subsidies werden voortaan beschikbaar gesteld voor afzonderlijke projecten en activiteiten. „Integratie en participatie zijn niet langer een zaak van de etnische minderheden alleen. Niet langer alleen initiatieven van allochtone zelforganisaties komen in aanmerking voor financiële ondersteuning maar ook initiatieven van andere Amsterdammers die niet tot een etnische minderheid behoren, gericht op de inburgering of integratie en participatie van etnische minderheden.‟474 De gemeente wilde bij het diversiteit- en integratiebeleid op projectbasis de dialoog aangaan met organisaties en verbanden van burgers.

Hoewel er tevens naar werd gestreefd om migranten actiever bij de politiek te betrekken, werd deze betrokkenheid niet langer gestimuleerd door middel van migrantenorganisaties. Zelforganisaties hadden in het diversiteitsbeleid een bijrol toebedeeld gekregen. Amsterdamse politicologen van het IMES voorspelden dan ook dat de rol van de Adviesraden Minderheden meer en meer ingeperkt zou worden. Zolang de adviesstructuur in Amsterdam nog geen afspiegeling was van de Amsterdams bevolking, zouden de Adviesraden Minderheden blijven bestaan, maar zij moesten tot die tijd wel meer gaan samenwerken met andere (categoriale) Adviesraden.475 De verhouding tussen de gemeente en de adviesraden verliep niet optimaal. Een ambtenaar vertelde dat de partijen elkaar nog weinig te vertellen hadden, de wederzijdse standpunten bekend waren en er een impasse was ontstaan. Volgens deze persoon probeerde de gemeenteraad ook dingen buiten de adviesraden om te regelen, tot grote ergernis van de adviesraden die zichzelf nog wel als de formele vertegenwoordiging van hun gemeenschap beschouwde. Een andere beleidsmedewerker vroeg zich af in hoeverre etnische organisaties en adviesraden nog de groepen vertegenwoordigen die zij zeiden te vertegenwoordigen.476

Op voorstel van Van der Aa ging de gemeenteraad in 2002 over tot de afschaffing van de adviesraden die de gemeenteraad vanaf 1991 kende. Deze raden moesten worden vervangen door een groot stedelijk platform met door de gemeente aangewezen deskundigen.477 De reden voor de nieuwe structuur was dat de adviesraden niet binnen de gedachte van het diversiteitsbeleid van de Gemeente pasten, omdat ze doelgroepgericht en niet flexibel waren. De oude structuur voldeed niet aan de verwachtingen van de raden zelf, het bestuur en het maatschappelijk middenveld. Daarnaast bleek uit landelijk en vergelijkend onderzoek dat het verenigen van de inspraak- en adviesfunctie binnen de raden een achterhaalde en niet werkbare constructie was.478

474 DMO, geciteerd in Marcel Maussen, Ruimte voor de islam. Stedelijk beleid, voorzieningen, organisaties (Amsterdam 2006) 92.

475 Beger, Fennema en Heelsum (IMES), Politieke participatie van etnische minderheden in vier steden (Amsterdam 2001) 48.

476 Ibidem.

477 Rene Zwaap, „De erfenis van Van der Aa‟, De Groene Amsterdammer 2 maart 2002. 478

http://www.amsterdam.nl/@272/persbericht_125e/, geraadpleegd op 9 juli 2010, 14:22 uur.

Reacties vanuit de adviesraden waren gemengd. Abdou Menebhi, voorzitter van de Stedelijke Marokkaanse Raad noemde Van der Aa's beleid een 'verdeel- en heerspolitiek' en hoopte dat de schade kon worden hersteld wanneer Van der Aa weer weg zou zijn. Volgens Karacaer, voorzitter van de Turkse Raad en bestuurslid van de welzijnsorganisatie Milli Gorus, was Van der Aa juist nog veel te terughoudend geweest. Hij verklaarde geen traan te laten om het heengaan van de adviesraden en zei dat de generatie van bestuurders haar langste tijd had gehad: „aan problemen die leven bij de Marokkanen in Amsterdam doet Menebhi niets, het enige wat hij doet, is protesteren tegen de oorlog‟, sprak Karacaer.479

Secretaris Ahmed Abaida van de Stedelijke Marokkaanse raad meende dat Van der Aa voorbij ging aan de grimmige realiteiten waarmee de diverse etnische minderheidsgroeperingen nog altijd te kampen hadden. Hij zei: „Van der Aa proclameerde dan wel de komst van een nieuw Amsterdam, waarbinnen niet langer in de traditionele patronen van afkomst werd gedacht, maar in werkelijkheid zijn die etnische barrières nog even groot als twintig jaar geleden. Nog altijd komt tachtig procent van de allochtone scholieren in Amsterdam terecht in het voorgezet lager beroepsonderwijs. Het getuigt van een behoorlijke dosis arrogantie om de sociale structuren die binnen die gemeenschappen waren gegroeid zoveel mogelijk invloed te willen ontnemen. Op de langere termijn zal dat uiteindelijk een grote achteruitgang blijken.‟480

Volgens de gemeentelijke beleidsmakers waren door het nieuwe beleid de mogelijkheden voor allochtone zelforganisaties juist toegenomen. Dit zou onder meer blijken uit de stijging van het aantal aanvragen en het aantal toegekende subsidies aan de organisaties. Volgens de beleidsmakers was het de vraag in hoeverre oudere en bestaande organisaties, bestuurders en religieuze leiders representatief waren en in hoeverre zij de allochtone jongeren in Amsterdam zouden aanspreken. Er was nu ruimte gekomen voor nieuwe organisaties en voor jongeren zou het gemakkelijk zijn om, met gemeentelijke steun, iets te organiseren of een project of platform op te zetten.481 Nieuwe organisaties kregen dus meer invloed terwijl de adviesraden, stammend uit een tijd waarin anders werd gedacht over het minderhedenbeleid, werden opgedoekt.

In de besproken periode in dit hoofdstuk lijkt wethouder Van der Aa de grootste drijfveer te zijn geweest achter de vernieuwingen waarin hij deels het nationale beleid volgde en voor een groot deel ook rekening hield met de mening van de bewoners van de stad: die wilde hij expliciet een stem geven. Burgemeester Schelto Patijn kwam relatief weinig voor in dit verhaal. In 2000 nam hij afscheid als burgemeester omdat hij werd getroffen door een ernstige ziekte. „Echte bestuurlijke drama's hebben zich niet voorgedaan', zei Patijn. „Misschien kon er tijdens mijn burgemeesterschap gewoon niet veel mis gaan.‟ Zijn fluwelen aanpak was geliefd, maar Amsterdam had mogelijk een vastere hand

479 Rene Zwaap, „De erfenis van Van der Aa‟, De Groene Amsterdammer 2 maart 2002. 480 Ibidem.

nodig om de problemen waarmee de stad kampte op te kunnen lossen.482 Door sommige critici werd Patijn zelfs een slapjanus genoemd. „Ik heb onvoldoende beseft dat integratie van allochtonen een groot probleem was‟, zei Patijn achteraf, „Lange tijd dacht ik dat de tijd er wel voor zou zorgen dat integratie zou plaatsvinden‟. 483

482 De Rooij (ed.) De geschiedenis van Amsterdam deel 4 (Amsterdam 2007) 539. 483 Wolthekker (ed.), Een keten van macht, 259.

8 DE BOEL BIJ ELKAAR HOUDEN

“Veel mensen hebben het gevoel dat we als samenleving op een hellend vlak terecht zijn gekomen. Want, lijkt de suggestie, op het moment dat je vrouwen geen hand meer hoeft te geven, kunnen vrouwen ook voor hoer worden uitgescholden, en kunnen homo‟s niet meer hand in hand over straat lopen. De westerse vrijheden en de vrijheden van Amsterdam, verworven in de jaren zestig en zeventig, zouden onder druk komen te staan. Aan de andere kant hoort bij datzelfde vrijgevochten Amsterdam dat we ook om kunnen gaan met orthodoxie, met in onze ogen soms rare gelovigen.” (Lodewijk Asscher)484

8.1 11 september

In 2001 werd Job Cohen aangesteld als opvolger van Patijn. Hoewel niet iedereen even blij was met de omschrijving van zijn ambities voor de stad; „de boel een beetje bij elkaar houden‟, werd hij vol vertrouwen ontvangen. De eerste maanden van zijn ambtstermijn verliepen vrijwel rimpelloos. Op 1 april mocht hij de eerste vier homohuwelijken sluiten op het stadhuis voor de ogen van de internationale pers, waaruit wederom de tolerantie van Amsterdam naar voren kwam.Toen brak 11 september aan. Aanslagen in New York en Washington zetten de hele wereld op zijn kop en veroorzaakten spanningen tussen de Westerse wereld en moslims die ook in Amsterdam voelbaar waren. Vanuit de stad kwamen berichten de gemeenteraad binnen over feestvierende Marokkaanse jongeren, die in het klaslokaal hun enthousiasme over Osama Bin Laden de vrije loop lieten.485

In de raadsvergadering stelde Cohen een aantal dagen na de aanslag dat het van belang was dat hij als burgemeester met de raadsleden in hun functie van volksvertegenwoordiger ervoor probeerde te zorgen dat de verschillende groeperingen van godsdienstige of welke aard dan ook, ondanks de spanningen, in openheid en vrede met elkaar bleven omgaan. Hij riep de raad op meer dan ooit in gesprek te gaan met de verschillende mensen in de stad. „Op deze manier kunnen wij elkaar duidelijk maken wat ons bezighoudt en daarmee kunnen wij het open en tolerante klimaat in Amsterdam behouden. Wij zijn allemaal Amsterdamse burgers. Vertrouwen, respect en tolerantie zijn drie kernbegrippen die wij reeds eeuwenlang van generatie op generatie doorgeven. Deze begrippen zijn op de dag van vandaag eens te meer aan de orde. Op ons allen rust in het bijzonder op dit moment de taak deze begrippen door te geven, opdat wij in een tolerante stad vertrouwen en respect voor elkaar blijven houden.‟486

Landelijk werd het integratiedebat in Nederland in die periode in alle hevigheid gevoerd, beginnend met de discussie rond het artikel „Het Multiculturele drama‟ van Paul Scheffer, de aanslagen van 11 september en vervolgens de opkomst van en moord op Pim Fortuyn, de verkiezingsuitslag van mei 2002 en de oorlog in Irak. Zoals in hoofdstuk 2 duidelijk naar voren kwam werd de islamitische identiteit van veel migranten als bedreigend ervaren en sterk bekritiseerd.

484 Lodewijk Asscher, De ontsluierde stad ( Amsterdam 2010) 123. 485

Logtenberg H., & M. Wiegman, Job Cohen (Amsterdam 2010) 70. 486 Gemeenteraad Amsterdam, Notulen Raadsvergadering 19 -09-2001, 1

Het Amsterdamse college van B.&W. stelde dat het debat en het daarop geënte nationale beleid een hoog „incidenten- en ad-hoc karakter‟ had. In Amsterdam werd geen nieuwe koers gevaren na de gebeurtenissen van 2001. Het diversiteitsbeleid en de vier doelstellingen die in de periode 1998-2000 waren geformuleerd, werden herbevestigd.487 Er werd wel gezocht naar maatregelen om de binding tussen de verschillende bevolkingsgroepen te verbeteren en te versterken. In 2003 kwam deze inzet uitdrukkelijk naar voren in de nota Erbij horen en meedoen. De Amsterdamse samenleving werd daarin door het college van B.&W. vergeleken met een snelweg. „Op de snelweg gelden regels waaraan iedereen zich moet houden, ze zijn er ook om de snelweg op te mogen. Behalve regels, is periodiek (groot) onderhoud een voorwaarde voor een goed functioneren van de weg. (..) Op de snelweg rijden voertuigen die enorm van elkaar verschillen (…) Samen rijden alle voertuigen echter over dezelfde snelweg en voegen zij zich naar de regel van de snelweg en naar elkaar. Wie dat niet doet, komt in botsing met een ander- dan kan het hele verkeer ontregelen. Dit geldt in het bijzonder als er vanuit een oprit extra verkeer op de snelweg komt invoegen en laten invoegen is dan het parool om ongelukken te voorkomen.‟488

Burgemeester Cohen zocht contact met lokale (religieuze) migrantenorganisaties, in plaats van hen verder te isoleren, om zo de gespannen situatie niet te laten escaleren.489 „Het is de taak van gemeentebestuurders, en zeker die in een multiculturele stad bij uitstek als Amsterdam, alle inwoners het gevoel te geven dat zij deel uitmaken van de gemeenschap‟, aldus Cohen. Alleen dan zou de boel bij elkaar kunnen worden gehouden. 490

Niet iedereen kon zich vinden in de woorden van Job Cohen. Hoewel de Amsterdamse „driehoek‟ had afgesproken dat er uitsluitend gesproken zou worden over een „draaiboek vrede‟, kondigde hoofdcommissaris Jelle Kuiper op eigen initiatief in het Parool aan dat hij geen demonstraties pro of contra Bin Laden zou tolereren. Twee dagen later zei Hoofdofficier van justitie Leo de Wit in een interview dat werd gepubliceerd in De Volkskrant: „Justitie, politie en de gemeente Amsterdam zijn in verhoogde staat van paraatheid gebracht. De oorlogsdraaiboeken zijn klaar. We hebben de minister van Justitie bijstand gevraagd zoals van leger en marechaussee, indien een tegenaanval van de VS begint.‟491 Toen Cohen het interview las, was hij net op weg naar het Hervormd Lyceum West in stadsdeel Slotervaart voor een verzoenend gesprek. Een Marokkaanse jongen had een medeleerling uitgemaakt voor vuile jood. Cohen belde de hoofdofficier woest op: „Dit is precies het beeld dat we niet moeten hebben‟ riep hij en meldde dat hij de pers zou inlichten over diens uitglijder. Zowel de hoofdofficier als de hoofdcommissaris moesten op het stadhuis verschijnen om de onvrede

487 College van B. & W. Amsterdam, Raadsvoordracht: Notitie inzake uitgangspunten voor integratiebeleid in

de gemeente Amsterdam, getiteld: Erbij horen en meedoen,15 mei 2003, 4.

488 Ibidem 6.

489 Vermeulen (Nicis Institute), Diversiteit in uitvoering. Lokaal beleid voor werkloze migrantenjongeren in

Amsterdam en Berlijn ( Den Haag 2008) 30.

490 De Rooij (ed.) De geschiedenis van Amsterdam deel 4. Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007)322.

490

SCP, De sociale pijler. Ambities en praktijken van het grotestedenbeleid (Den Haag 2008) 541. 491 De Volkskrant, 20/09/2001.

van Cohen aan te horen.492

Maar niet alleen vanuit de eigen driehoek kwam kritiek. Onder andere de cineast en columnist Theo van Gogh stak de draak met de aanpak van Cohen. In een interview tussen Cohen en Van Gogh waarin Cohen vertelde dat hij het begrip respect miste in de teksten van Van Gogh, antwoordde de columnist als volgt: „respect is de stoplap van de multiculturele samenleving, waarvan u de zalvende hopman bent. Iedereen roept maar respect, als legitimatie om te censureren. Ik ben een engel van onschuld vergeleken met de mensen die ik aanval.‟493 Later schreef Van Gogh in één van zijn columns: 'Van alle oplichters die ons de vijfde colonne van de geitenneukers proberen te verkopen als een verrijking van onze toch al zo geweldige multiculturele samenleving, is Job Cohen de meest doortrapte. Hij is inderdaad bezig een begrip te worden onder Allah‟s slagers; als een jood die je om een boodschap kunt sturen. De blijde dag is niet ver meer dat vanuit Allah‟s tempels imams hun wil zullen opleggen aan alle ongelovige varkens van Nederland. Maar ik weet zeker dat er ook dan een fijne baan is voor Cohen die met de pet in de hand zijn boeltje bij elkaar zal blijven houden‟.494

De meerderheid van de bevolking stond achter de aanpak van Cohen. Zijn „theedrinken‟ met moslims is een hardnekkig cliché geworden maar ook een gewaardeerd beeld onder (moslim)jongeren, bleek uit de vele interviews door medewerkers van het Amsterdam Institute for Metropolitan and International Development Studies (AMIDSt). Het samenbrengen van verschillende bevolkingsgroepen werd door hen belangrijk gevonden omdat er nog teveel langs elkaar heen werd geleefd. Het streven van Cohen om de boel bij elkaar te houden door „thee te drinken‟ met moslims was voor hen één van de voornaamste redenen om vertrouwen te hebben in de gemeente en de burgemeester. Het was een welkom antwoord op de polarisatie binnen het huidige politieke debat op nationaal niveau. Een harde aanpak van jonge criminelen werd door de jongeren tevens als gewenst beschouwd en die aanpak zou volgens hen probleemloos naast het theedrinken kunnen bestaan. Een harde aanpak werd zelfs noodzakelijk geacht om het groepsdenken te doorbreken: de „criminelen‟ waren het probleem, niet de gehele „etnische‟ groep. De gemeente moest haar beleid volgens de jongeren dusdanig communiceren dat de aanpak van crimineel gedrag niet vertaald werd in collectieve achterdocht ten aanzien van jongeren met een bepaalde (etnische) achtergrond. 495