• No results found

moeten broeikasgasemissies verder worden teruggedrongen

Om 'gevaarlijke verstoring van het klimaatsysteem' te voorkomen, heeft de internationale gemeenschap ermee ingestemd om de wereldwijde gemiddelde temperatuurstijging te beperken tot minder dan 2 °C boven het pre-industriële peil (UNFCCC, 2011). In lijn met de beoordeling van de Intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering over de door de ontwikkelde landen benodigde maatregelen om de 2 °C-doelstelling te realiseren, streeft de EU ernaar haar uitstoot van

broeikasgassen tegen 2050 te verlagen met 80–95% ten opzichte van 1990 (EC, 2011a). Op grond van deze overkoepelende doelstelling hebben de Europese landen een aantal beleidsmaatregelen vastgesteld, met inbegrip van internationale verplichtingen in het kader van het Protocol van Kyoto. De EU heeft zichzelf eenzijdig de verplichting opgelegd om haar uitstoot van broeikasgassen voor 2020 met ten minste 20% ten opzichte van 1990 terug te dringen (EC, 2010).

In de laatste twee decennia heeft de EU aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de

ontkoppeling van de koolstofuitstoot van de economische groei. De broeikasgasemissies van de EU-28 daalde met 19% in de periode 1990–2012, ondanks een stijging van 6% van de bevolking en een groei van 45% van de economische output. Als gevolg hiervan daalde de broeikasgasemissies met 44% per euro van het bbp in deze periode. De EU-broeikasgasemissie per capita nam met 11,8 ton CO2-equivalent in 1990 af tot 9,0 ton in 2012 (EEA, 2014h; EC, 2014a; Eurostat, 2014g).

Trends en verkenning: de uitstoot van broeikasgassen en het beperken van de klimaatverandering

Trends voor de komende 5–10 jaar: de EU dringt de uitstoot van broeikasgassen terug tot 19,2% onder het niveau van 1990, terwijl ze het bbp met 45% verhoogt en zo de 'emissie-intensiteit' halveert.

Verkenning voor de komende 20 jaar en daarna: de verwachte emissiereducties van de EU-broeikasgassen als gevolg van uitgevoerd beleid zijn onvoldoende om de EU op koers te krijgen voor de verwezenlijking van de 2050-doelstelling om brandstoffen koolstofvrij te maken.

þ/ Voortgang met betrekking tot de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen: de EU is goed op weg om haar internationale en nationale doelstellingen voor 2020 ruimschoots te verwezenlijken, maar ligt niet op koers om de 2030- en 2050-streefcijfers te halen.

! Zie ook: Thematische SOER 2015 briefing inzake de matiging van de klimaatverandering.

Samenvatting | Deel 2  Europese trends beoordelen Doeltreffend gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie

Het milieu in Europa | Toestand en verkenningen 2015 94

Zowel macro-economische trends als beleidsinitiatieven hebben bijgedragen aan deze emissiereducties. De economische herstructurering in Oost-Europa in de jaren 1990 heeft een rol gespeeld, met name door veranderende landbouwpraktijken en de sluiting van sterk vervuilende installaties in de energiesector en de industrie.

Recentelijk hebben de financiële crisis en de daaropvolgende economische problemen in Europa zeker bijgedragen tot een scherpe daling van de emissies (Afbeelding 4.4), hoewel de EMA-analyse aangeeft dat de economische krimp slechts verantwoordelijk was voor minder dan de helft van de daling in emissies tussen 2008 en 2012 (EEA, 2014x). In de periode 1990-2012 waren het klimaat- en energiebeleid van grote invloed op de uitstoot van broeikasgassen, het stimuleren van energiedoeltreffendheid en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energiemix van de Europese landen. Afbeelding 4.4 Trends in broeikasgasemissies (1990–2012), prognoses tot

2030 en doelstellingen tot 2050

Bron: EMA (EEA, 2014w). 0 1 000 2 000 3 000 4 000 5 000 6 000 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 Miljoen ton CO2 equivalent

Historische emissies EU

EU-prognoses 'met bestaande maatregelen' EU-prognoses 'met aanvullende maatregelen'

Uitgangspunt Commissie 2013 met goedgekeurde maatregelen Lineair traject richting streefcijfers en doelstellingen

– 20% streefcijfer – 40% streefcijfer – 80% doelstelling – 95% doelstelling – 32% – 28% – 22%

Doeltreffend gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie

(6) In het kader van het Protocol van Kyoto vormt de broeikasgasemissie in het 'referentiejaar' het relevante uitgangspunt voor het meten van de voortgang met betrekking tot de verwezenlijking van de nationale Kyoto-doelstellingen. De niveaus van het referentiejaar worden hoofdzakelijk berekend op basis van de broeikasgasemissies in 1990.

Het succes van de EU in het verminderen van koolstofemissies komt tot uitdrukking in de stevige vooruitgang in de richting van haar beleidsdoelstellingen op dit gebied. De totale gemiddelde uitstoot van de EU-15 in de periode 2008–2012 lag 12% onder het niveau van het referentiejaar (6), hetgeen met zich meebrengt dat de EU-15 haar reductiestreefcijfer van 8% tijdens de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto ruimschoots heeft gehaald. De EU-28 ligt al goed op schema om zijn unilaterale reductiestreefcijfer van 20% voor 2020 te halen en lijkt er hoogstwaarschijnlijk in te slagen om zijn verplichting om de gemiddelde uitstoot te verminderen tot 20% onder het referentiejaar tijdens de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto (2013–2020) na te komen.

Ondanks deze resultaten blijft de EU ver verwijderd van de vermindering van 80-95% die voor 2050 nodig is. Volgens de prognoses van de lidstaten zouden bestaande beleidsmaatregelen slechts een EU-28-emissiereductie van één procentpunt tussen 2020 en 2030 opleveren, tot 22% lager dan in 1990. De tenuitvoerlegging van de momenteel geplande aanvullende maatregelen zou deze vermindering verhogen tot 28%. De Europese Commissie schat dat door de volledige tenuitvoerlegging van het klimaat- en energiepakket voor 2020, de uitstoot in 2030 tot 32% onder het niveau van 1990 wordt teruggedrongen (Afbeelding 4.4).

Deze prognoses brengen met zich mee dat bestaande maatregelen niet toereikend zijn om de vermindering van 40% voor 2030 te behalen. Deze 40% is door de Europese Commissie voorgesteld als minimumpercentage dat noodzakelijk is om op koers te blijven voor de verwezenlijking van de 2050-doelstelling (EC, 2014c).

Schattingen van de uitstoot in verband met het Europese verbruik (met inbegrip van broeikasgasemissies die zijn verankerd in netto handelsstromen) geven aan dat de Europese vraag ook een drijvende kracht is achter uitstoot in andere delen van de wereld. Schattingen op basis van de World Input-Output Database tonen aan dat de CO2-uitstoot in verband met het verbruik van de EU-27 4.407 miljoen ton bedroeg in 2009, dat is 2% hoger dan in 1995 (EEA, 2013g). Ter vergelijking: de op productie gebaseerde schatting van het UNFCCC van 4.139 miljoen ton in 2009 lag 9% lager dan in 1995. Zie paragraaf 2.3 voor nadere informatie over de Europese bijdrage aan de wereldwijde uitstoot.

Samenvatting | Deel 2  Europese trends beoordelen Doeltreffend gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie

Het milieu in Europa | Toestand en verkenningen 2015 96

Deze gegevens wijzen erop dat de EU, om haar 2050-doelstellingen te halen en maximaal bij te dragen aan de verwezenlijking van de wereldwijde 2 °C-doelstelling, de tenuitvoerlegging van het nieuwe beleid moet versnellen en tegelijkertijd de manieren waarop Europa beantwoordt aan de vraag naar energie, voedsel, vervoer en huisvesting, moet herstructureren.

4�6

Minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen

betekent een vermindering van schadelijke uitstoot en

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN