• No results found

beïnvloeden zowel het Europese als wereldwijde milieu Globalisatie betekent niet alleen dat globale trends gevolgen hebben op de samenleving,

de economie en het milieu in Europa. Globalisatie betekent ook dat de consumptie- en productiepatronen in een land of regio bijdragen tot de milieudruk in andere delen van de wereld.

De gevolgen voor het milieu van de Europese consumptie en productie kunnen vanuit twee verschillende perspectieven worden bekeken. Ten eerste schept een productieperspectief een brede kijk op de druk die wordt uitgeoefend door het hulpbronnengebruik, emissies en de degradatie van ecosystemen op het Europees grondgebied. Ten tweede gaat een consumptieperspectief dieper in op de milieudruk van de gebruikte hulpbronnen of de emissies, ingebed in de producten en diensten die in Europa worden gebruikt: zowel wat in Europa wordt geproduceerd, als wat wordt geïmporteerd.

De milieudruk verwant met consumptie in de EU is voor een groot deel voelbaar buiten het grondgebied van de EU. Afhankelijk van het type druk doet tussen de 24% en 56% van de totale voetafdruk die ermee wordt verbonden zich voor buiten Europa (EEA, 2014f). Ter illustratie: van de landvoetafdruk verwant met producten, geconsumeerd in de EU, wordt van gemiddeld 56% ingeschat dat hij zich buiten het grondgebied van de EU bevindt. Het aandeel van de ecologische voetafdruk van de EU-vraag die wordt uitgeoefend buiten de grenzen van de EU is tijdens het afgelopen decennia gegroeid voor zowel land, water, materiaalgebruik als luchtemissies (Afbeelding 2.3).

Het milieu in Europa in een breder perspectief

Afbeelding 2�3 Aandeel van de totale ecologische voetafdruk uitgeoefend buiten de grenzen van de EU, verwant met de eindvraag van de EU-27

Opmerking: De voetafdruk heeft betrekking op de totale eindvraag, bestaande uit de consumptie van huishoudens, de overheidsconsumptie en investeringen. Bron: EMA (EEA, 2014f); op basis van de analyse van JRC/IPTS van de World Input-

Output Database (WIOD), EC, 2012e.

Uit ramingen blijkt dat de totale materiaalvereiste en uitstoot, veroorzaakt door de drie Europese consumptiegebieden met de hoogste bijbehorende milieudruk, d.w.z. voedsel, mobiliteit en huisvesting (gebouwde omgeving), tussen 2000 en 2007 geen betekenisvolle vermindering vertoonde (EEA, 2014r). Vanuit een productieperspectief beschouwd, was in vele economische sectoren echter een daling van de vraag naar materialen en van de emissies merkbaar, of heeft er een ontkoppeling tussen groei en emissies plaatsgevonden. Dit verschil tussen trends vanuit een productieperspectief en vanuit een consumptieperspectief is algemeen.

0 10 20 30 40 50 60 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % Landgebruik Watergebruik Troposferische ozonprecursoruitstoot Materiaalgebruik

Uitstoot van luchtverontreinigende stoffen Uitstoot van broeikasgassen

Samenvatting | Deel 1  Inleiding Het milieu in Europa in een breder perspectief

Het milieu in Europa | Toestand en verkenningen 2015 42

In het geval van kooldioxide is de EU-uitstoot, te wijten aan goederen die in Europa worden geconsumeerd, hoger dan de productie-uitstoot van goederen die in Europa worden geproduceerd. Het grootste verschil werd opgetekend in 2008, toen de consumptie- uitstoot ongeveer een derde hoger lag dan de productie-uitstoot (Afbeelding 2.4). Over de periode 1995–2010 vertoont de EU-productie-uitstoot een dalende trend, terwijl de consumptie-uitstoot na een aanvankelijke stijging in 2010 iets hoger lag dan in 1995 (Gandy et al., 2014). Over dezelfde periode is de wereldwijde uitstoot van in goederen ingebedde CO2 gestegen en is de Europese consumptie- en productie-uitstoot, als fractie van de wereldwijde uitstoot, gedaald, respectievelijk van 20% naar 17% en van 15% naar 12%. Men moet echter rekening houden met het feit dat op consumptie gebaseerde schattingen zijn onderworpen aan een grotere gegevensonzekerheid en korte tijdreeksen, net als aan problemen bij het bepalen van de systeemgrenzen (EEA, 2013g).

Afbeelding 2�4 Geschat wereldwijd en Europees niveau van productie- en consumptie-CO2-uitstoot, ingebed in goederen

Opmerking: De uitstoot vervat in goederen (producten en diensten) omvat niet de residentiële uitstoot, noch de uitstoot van particulier wegtransport. De uitstoot van particulier wegtransport draagt naar schatting met 50% bij tot de totale uitstoot op de weg. Bron: Grandy et al., 2014.

± 1 SD Wereldwijd totaal EU-consumptie EU-productie

1995 1996 1997 1998 1999 200 0 2001 2002 2003 200 4 2005 2006 200 7 2008 2009 2010 0 5 10 15 20 25 Gt CO2

Het milieu in Europa in een breder perspectief

Het gebrek aan standaardisatie maakt het moeilijker om op consumptie gebaseerde inschattingen te gebruiken bij het opstellen van een beleid. Internationale

milieuverdragen (zoals het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake

klimaatverandering, UNFCCC) zijn gebaseerd op het 'territoriale' perspectief wanneer het gaat om de verantwoording van de uitstoot van een land en de mitigatie-inspanningen die het doet. Deze verdragen hebben alleen betrekking op gebieden die onder de soevereiniteit van een land vallen en waar een land zijn wetgeving en beleid kan uitvoeren en afdwingen. Het territoriale perspectief omvat alle uitstoot die plaatsvindt op het grondgebied van een land, ongeacht de economische actoren die ervoor verantwoordelijk zijn.

Hoewel in internationale verdragen het consumptieperspectief niet wordt behandeld, is het vervat in het beleidskader van de EU voor duurzame productie en consumptie, bijvoorbeeld via productnormen en levenscyclusbenaderingen. Koolstofuitstoot moet in het bijzonder met betrekking tot klimaatverandering globaal worden beschouwd, aangezien deze het klimaatsysteem van de planeet beïnvloedt, ongeacht de plaats waar de uitstoot heeft plaatsgevonden. Daarom spitsen de belangrijkste inspanningen inzake de bestrijding van klimaatverandering zich toe op het bereiken van een wereldwijde overeenkomst over uitstootvermindering, die alle bronnen van uitstoot behandelt en waarin alle landen hun eerlijke inbreng doen.

Een vergelijkbaar verschil tussen productiedruk en consumptiedruk bestaat voor het gebruik van de watervoorraden. Hier is het verschil zichtbaar wanneer we het waterverbruik op het Europese grondgebied vergelijken met de handel in 'virtueel water' (vervat in waterintensieve producten, zoals landbouwproducten). Het begrip 'virtueel water' legt het volume vast van het zoet water dat wordt gebruikt voor de productie van goederen die internationaal worden verhandeld. Het aantal handelsconnecties en het watervolume, gekoppeld aan de wereldwijde handel in voedingsmiddelen, zijn naar schatting meer dan verdubbeld in de periode van 1986 tot 2007 (Dalin et al., 2012). Het concept 'virtueel water' is gebonden aan beperkingen wanneer het wordt gebruikt bij de beleidsvorming (EEA, 2012h). Dergelijke – op consumptie gebaseerde schattingen van waterverbruik – overschrijden voor de meeste Europese landen en regio's echter de ramingen voor territoriaal verbruik (Lenzen et al., 2013). Het is echter opvallend dat sommige delen van Europa netto-exporteurs zijn van virtueel water. De Spaanse regio Andalusië gebruikt bijvoorbeeld grote hoeveelheden water voor haar export van aardappelen, groenten en citrusvruchten, terwijl het granen en landbouwproducten importeert met lagere watervereisten (EEA, 2012h).

Samenvatting | Deel 1  Inleiding Het milieu in Europa in een breder perspectief

Het milieu in Europa | Toestand en verkenningen 2015 44

Op een meer geaggregeerd niveau kan het verschil tussen productiedruk en consumptiedruk worden geïllustreerd met het begrip van 'voetafdrukken' (bv. Tukker et al., 2014; WWF, 2014). De 'ecologische voetafdruk' verschaft bijvoorbeeld een indicatie van het gecombineerd gebruik van land, hernieuwbare materiële hulpbronnen en fossiele brandstoffen. Het toont aan dat voor de meeste Europese landen

deze voetafdruk momenteel hun beschikbare productiegebieden of 'biocapaciteit' overschrijdt. Beschikbare schattingen tonen aan dat de totale globale consumptie de regeneratieve capaciteit van de planeet overschrijdt met meer dan 50% (WWF, 2014). Deze verschillende manieren om het verschil tussen productie- en

consumptiegerelateerde druk te bekijken, tonen allemaal dat de Europese consumptiegewoonten het wereldmilieu beïnvloeden. Dit roept vragen op over de duurzaamheid van Europese consumptiepatronen indien ze wereldwijd worden overgenomen, in het bijzonder met het oog op de reeds aanwezige wereldwijde veranderingen van het milieu.

2.4

Menselijke activiteiten beïnvloeden de vitale dynamiek

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN