• No results found

betekent een vermindering van schadelijke uitstoot en een stimulans voor de energiezekerheid

Hoewel energieproductie noodzakelijk is voor de moderne levensstijl en

levensstandaard, is het ook verantwoordelijk voor aanzienlijke schade aan het milieu en het welzijn van de mens. Net als in andere delen van de wereld beheersen fossiele brandstoffen het Europese energiesysteem. Deze brandstoffen zijn samen goed voor meer dan driekwart van het energieverbruik van de EMA-33 in 2011 en voor bijna 80% van de broeikasgasemissies (EEA, 2013i).

Het terugdringen van de afhankelijkheid van Europa van fossiele brandstoffen – door vermindering van het energieverbruik en de omschakeling naar alternatieve energiebronnen – is noodzakelijk om de 2050-klimaatdoelstellingen van de EU te bereiken. Daarnaast vloeien hier aanzienlijke economische, ecologische en sociale voordelen uit voort. Fossiele brandstoffen veroorzaken grotendeels de uitstoot van vervuilende stoffen zoals zwaveloxiden (SOX), stikstofoxiden (NOX) en fijn stof. Daarnaast maakt de groeiende afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen Europa kwetsbaar voor aanbodbeperkingen en prijsgevoeligheid, met name in het licht van de

Trends en verkenning: energieconsumptie en fossiele brandstoffen

Trends voor de komende 5–10 jaar: hernieuwbare energiebronnen zijn aanzienlijk toegenomen in de EU en daarnaast is de energiedoeltreffendheid verbeterd. Verkenning voor de komende 20 jaar en daarna: fossiele brandstoffen beheersen nog altijd de energieproductie van de EU. Voor de omzetting van het energiesysteem in een milieuvriendelijke variant zijn aanzienlijke investeringen nodig.

þ Voortgang met betrekking tot de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen: de EU ligt op koers om haar streefcijfers van 20% hernieuwbare energie en 20% energiedoeltreffendheid in 2020 te behalen.

! Zie ook: Thematische SOER 2015 briefing inzake energie en de matiging van de klimaatverandering.

Doeltreffend gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie

toenemende vraag naar energie van snelgroeiende economieën in Zuid- en Oost-Azië. In 2011 kwam 56% van alle in de EU verbruikte fossiele brandstoffen tot stand door invoer, in vergelijking met 45% in 1990.

Als antwoord op deze zorgen heeft de EU toegezegd dat ze in 2020 het energieverbruik met 20% zal verminderen ten opzichte van de gebruikelijke prognoses. In absolute cijfers betekent dit een vermindering van 12% ten opzichte van het energieverbruik in 2010 (EU, 2012). Het staat de EU eveneens voor ogen dat hernieuwbare energiebronnen een bijdrage zullen leveren van 20% van het eindverbruik van energie in 2020, met een aandeel van ten minste 10% in vervoer (EU, 2009a).

Europese staatshoofden en regeringsleiders zijn nieuwe kerndoelen voor 2030 overeengekomen, namelijk de uitstoot van broeikasgassen terugdringen met ten minste 40% ten opzichte van 1990, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen van ten minste 27% van het eindverbruik van energie en het energieverbruik terugdringen met ten minste 27% ten opzichte van de gebruikelijke prognoses (Europese Raad, 2014).

De EU heeft al enige mate van succes geboekt in het ontkoppelen van het energiegebruik en de economische output. In 2012 lag het bruto binnenlands energieverbruik in de EU 1% hoger dan in 1990, ondanks een stijging van 45% in de economische output in die periode. Hoewel de economische onrust van de afgelopen jaren de vraag naar energie aan banden heeft gelegd, hebben ook het beleid en de maatregelen een sleutelrol gespeeld. Met het oog op de toekomst blijkt uit analyse van de nationale actieplannen voor energiedoeltreffendheid dat de volledige uitvoering en handhaving van het nationale beleid inzake energiedoeltreffendheid, de EU in staat zou moeten stellen om haar 2020-doelstelling te behalen (EEA, 2014w).

Met betrekking tot de energiemix blijft de EU in sterke mate afhankelijk van fossiele brandstoffen, hoewel hun bijdrage aan het bruto binnenlandse energieverbruik is gedaald van 83% in 1990 naar 75% in 2012. Deze daling werd grotendeels gecompenseerd door een groter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, dat goed is voor 11% van het primaire energieverbruik van de EU in 2012, een stijging van 4% ten opzichte van 1990 (Afbeelding 4.5). Daarmee ligt de EU op koers om haar 2020-doelstelling voor hernieuwbare energie te behalen, volgens welke hernieuwbare energiebronnen samen goed moeten zijn voor 20% van het bruto eindverbruik van energie van de EU (EEA, 2013n).

Samenvatting | Deel 2  Europese trends beoordelen Doeltreffend gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie

Het milieu in Europa | Toestand en verkenningen 2015 98

Afbeelding 4�5 Bruto binnenlands energieverbruik per brandstof (EU-28, IJsland, Noorwegen en Turkije), 1990–2012

Opmerking: De volgende percentages kwantificeren het aandeel van bruto binnenlands energieverbruik per brandstof in 2012: olie 34%, gas 23%, steenkool en bruinkool 18%, kernenergie 14%, hernieuwbare energie 11%, overige 0%. Bron: EMA (EEA, 2014v).

Gas KernenergieSteenkool en bruinkool Hernieuwbare energie Olie Overige 1990 199 1 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 200 0 2001 2002 2003 200 4 2005 200 6 2007 2008 2009 201 0 2011 2012 0 200 400 600 800

Miljoen ton olie equivalent

Om te zorgen voor een kostenefficiënte transformatie van het Europese energiesysteem is een gevarieerde mix van maatregelen nodig waarmee zowel vraag als aanbod op de continentale schaal worden aangepakt. Teneinde de voortdurende dominantie van fossiele brandstoffen te doorbreken, zal aan de aanbodkant volledige inzet ter verbetering van energiedoeltreffendheid, de inzet van hernieuwbare energie en de voortdurende klimaat- en milieubestendigheid van energieprojecten noodzakelijk zijn. Er zullen aanzienlijke investeringen en inhoudelijke wijzigingen van de wetgeving nodig

Doeltreffend gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie

zijn voor de integratie van netwerken en de bevordering van de groei van hernieuwbare energiebronnen. Aan de vraagzijde is er behoefte aan fundamentele veranderingen in het energieverbruik van de samenleving. Slimme meters, passende marktprikkels, toegang tot financiering voor huishoudens, energiezuinige toestellen en hoge normen voor energieprestaties van gebouwen kunnen hier allemaal aan bijdragen.

4�7

De toenemende vraag naar vervoer is van invloed op het

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN