• No results found

5 Soevereiniteit in eigen kring

5.2 Dooyeweerd en het beginsel van soevereiniteit in eigen kring

5.2.2 Modale aspecten in de werkelijkheid

De tijdelijke werkelijkheid bezit, volgens Dooyeweerd, een veelheid van onderling onherleidbare aspecten, de zogenaamde modale aspecten, ieder gekenmerkt door eigen wetskringen. In deze paragraaf wordt een eerste verkenning gedaan ten aanzien van de wijze waarop Dooyeweerd spreekt over de aspecten in de werkelijkheid en wordt aandacht besteed aan de soevereiniteit in eigen kring en universaliteit in eigen kring van deze aspecten.

5.2.2.1 De modale aspecten: een eerste verkenning

De modale aspecten van de werkelijkheid zijn volgens Dooyeweerd gegeven in een vaste volgorde,23 zoals weergegeven in onderstaande afbeelding.24 Ieder aspect veronderstelt het eraan voorafgaande aspect en wordt voorondersteld in latere aspecten. Zo is er sociale omgang mogelijk zonder economisch handelen, maar is economisch handelen zonder sociale omgang niet mogelijk. Met de volgorde van de aspecten bedoelt Dooyeweerd niet dat het ene aspect belangrijker is dan het andere, elk aspect vormt onderdeel van de werkelijkheid. De werkelijkheid is een geheel van naar elkaar verwijzende wetten die in samenhang functioneren. Daarin drukt zich de zin van de werkelijkheid uit.

Tabel 5.1: Overzicht van de modale aspecten van Dooyeweerd

23 Dooyeweerd, H. (1935). Wijsbegeerte der Wetsidee. Boek II, p. 49; Dooyeweerd, H. (1936). De Christelijke Staatsidee, p. 40, 41.

24 Gebaseerd op Kalsbeek, L. (1970). De Wijsbegeerte der Wetsidee. Proeve van een Christelijke Filosofie, p. 98.

De modale aspecten worden ook wel aangeduid als zinzijden.25 “Iedere wetskring is immers, in het licht onzer wetsidee, naar zijn functioneelen grondzin niet anders dan een tijdelijke modale zin-breking van de religieuze zin-volheid en is, als zin-functie, in eigen zin-structuur de uitdrukking van heel den tijdelijke zin-samenhang.”26 Elk aspect, elke zinzijde, van de werkelijkheid heeft een zinkern, waardoor het aspect wordt gekarakteriseerd, gekwalificeerd. De zinkern van het sociale aspect is bijvoorbeeld omgang en de zinkern van het juridische aspect is vergelding. De aspecten van de empirische werkelijkheid zijn nooit een iets, maar een hoe, een wijze waarop.27 Het zijn modale zinswijzen met specifieke wetmatige kaders. Tot het logische aspect zijn de wetten onveranderlijke natuurwetten, die los van menselijke vormgeving fungeren. Dit wordt wel de natuurzijde van de werkelijkheid genoemd. Vanaf het logische aspect is er sprake van normen, van een behoren.28 De natuurwetten zijn door God zelf in de schepping gepositiveerd, de wetten van de logische en na-logische aspecten zijn door God in beginselvorm in de structuur van de kringen gelegd.29 Deze beginselen bieden slechts een richtsnoer voor de menselijke beoordeling en doen een appel op de menselijke vormgeving en derhalve op menselijke verantwoordelijkheid. Het gaat bijvoorbeeld om ethische normen. Deze wetten kunnen worden overtreden, maar het is niet mogelijk om de gelding ervan teniet te doen. De laatste categorie van wetten wordt wel cultuurzijde of normatieve zijden genoemd. De natuurzijden en de normatieve zijden gaan altijd samen. “(…) er bestaat geen vóór-logische natuurwerkelijkheid „an sich", los van de normatieve zin-zijden der werkelijkheid.”30

5.2.2.2 Soevereiniteit en universaliteit in eigen kring van de modale aspecten

Volgens Dooyeweerd zijn alle aspecten soeverein in eigen kring.31 Ze zijn niet tot elkaar te herleiden en beantwoorden aan specifieke wetten en normen. Dooyeweerd betoogt dat de soevereiniteit in eigen kring in modale zin zich alleen kan handhaven als er een zinkern aanwezig is die de soevereiniteit in eigen kring van heel de zin-modaliteit waarborgt. In deze zinkern moeten tevens modale zinmomenten aanwezig zijn die enerzijds terugverwijzen naar de zinmodaliteiten van alle vroegere wetskringen en

25 Kalsbeek, L. (1970). De Wijsbegeerte der Wetsidee. Proeve van een Christelijke Filosofie, p. 80.

26 Dooyeweerd, H. (1935). Wijsbegeerte der Wetsidee. Boek II, p. 56.

27 Kalsbeek, L. (1970). De Wijsbegeerte der Wetsidee. Proeve van een Christelijke Filosofie, p. 94.

28 Hengstmengel, B. (2010). ‘Herman Dooyeweerd (1894-1977)’. In: Baudet, T. & Visser, M. (eds). Conservatieve Vooruitgang, p. 210-230, p. 219, 220.

29 Dengerink, J.D. (1948). Critisch-Historisch Onderzoek naar de Sociologische Ontwikkeling van het Beginsel der “Souvereiniteit in Eigen Kring“ in de 19e en 20e Eeuw, p. 176.

30 Dooyeweerd, H. (1935). Wijsbegeerte der Wetsidee. Boek I, p. 473.

31 Van Woudenberg noemt dit ook wel modale soevereiniteit in eigen kring, zie: Woudenberg, R. van (2004). Gelovend Denken, p. 147.

anderzijds vooruitwijzen naar de zinmodaliteiten van alle latere kringen.32 De onderscheiden aspecten van de werkelijkheid zijn niet tot elkaar herleidbaar, maar dienen ook niet los van elkaar beschouwd te worden. “De tijdelijke wereldorde is bij alle handhaving van de souvereiniteit in eigen kring der wetskringen een door en door organische samenhang.”33 De soevereiniteit in eigen kring van de modale zin-zijden van de werkelijkheid heeft volgens Dooyeweerd haar tegenbeeld in de universaliteit in eigen kring van iedere zin-zijde. “Met de term ‘universaliteit in eigen kring’ willen wij beteekenen, dat de modale zin-structuur van een wetskring in haar retrocipeerende en anticipeerende zin-momenten den geheelen tijdelijken zin-samenhang der wetskringen in eigen zin-modaliteit tot uitdrukking brengt.”34 De aspecten van de werkelijkheid verwijzen naar elkaar. Dooyeweerd maakt daarbij onderscheid tussen retrocipaties (terugwijzende modale zinmomenten) en anticipaties (vooruitwijzende modale zinmomenten).35 Taaleconomie - het spreken zonder omhaal van woorden - is een voorbeeld van een retrocipatie. Juridische economie is een voorbeeld van een anticipatie.

In ieder aspect van de werkelijkheid drukt zich het verband uit met alle andere aspecten van de werkelijkheid. In de universaliteit in eigen kring van de onderscheiden aspecten van de werkelijkheid wordt de organische samenhang geborgd.36 “In geen der zinzijden ligt de volheid der tijdelijke werkelijkheid.”37 Wanneer de werkelijkheid bijvoorbeeld, enkel of steeds dominanter, wordt beschouwd vanuit het economische aspect, wordt geen recht gedaan aan het geheel van de werkelijkheid. Het menselijk handelen in verhouding tot goederen functioneert altijd in alle aspecten van de werkelijkheid. De economische normen betreffen slechts de economische zijde van het handelen.38 Dooyeweerd betoogt dat de betekenis van het economische aspect van de werkelijkheid alleen kan worden begrepen vanuit een Bijbelse visie op de werkelijkheid, waarin de plaats van het economische aspect in de orde van de aspecten wordt bepaald en tegelijk rekening wordt gehouden met de typische rol die de onderscheiden samenlevingskringen in het economische aspect van de werkelijkheid vervullen.39 “Het wetsbegrip in de economie is aantoonbaar afhankelijk van het religieuze uitgangspunt en de daarin gewortelde theoretische visie op de

32 Dooyeweerd, H. (1935). Wijsbegeerte der Wetsidee. Boek II, p. 56.

33 Dooyeweerd, H. (1936). De Christelijke Staatsidee, p. 41.

34 Dooyeweerd, H. (1935). Wijsbegeerte der Wetsidee. Boek II, p. 260.

35 Idem, p. 57.

36 Dooyeweerd, H. (1936). De Christelijke Staatsidee, p. 41.

37 Dooyeweerd, H. (1935). Wijsbegeerte der Wetsidee. Boek I, p. 473.

38 Dooyeweerd, H. (1946). ‘Het Wetsbegrip in de Economie’. Mededelingen van de Vereniging voor Calvinistische Wijsbegeerte, Augustus.

werkelijkheid.”40 De plaats die het economische aspect naar zijn algemene geaardheid

in de orde van de andere aspecten in de werkelijkheid inneemt, wordt uitgedrukt in de modale structuur. Hierin ligt de onherleidbare eigen aard van het economische aspect besloten, maar wordt ook de samenhang met andere aspecten in de werkelijkheid uitgedrukt.41 Het is voor Dooyeweerd van groot belang dat zowel de onherleidbaarheid en de soevereiniteit in eigen kring van het economisch aspect als de onlosmakelijke samenhang met andere aspecten in de werkelijkheid in rekening wordt gebracht.42

Dooyeweerd vond het uiteindelijk beter om soevereiniteit in eigen kring alleen te gebruiken ten aanzien van samenlevingsverhoudingen - waarover later meer - en verder te spreken over de onherleidbaarheid van de modale aspecten.43