• No results found

4 Het beginsel van subsidiariteit

4.7 Subsidiariteit in een mondiale context

4.7.2 Het beginsel van subsidiariteit in relatie tot internationale overheden

In het kader van het beginsel van subsidiariteit in relatie tot een internationale overheden wordt in deze paragraaf respectievelijk aandacht besteed aan nationale versus internationale overheden, de begrenzing van het handelen van internationale overheden, het ontbreken van internationale overheden en de verantwoordelijkheid van bedrijven voor common good.

4.7.2.1 Nationale versus internationale overheden

In het Compendium van de Sociale Leer van de Kerk wordt betoogd dat nationale staten in toenemende mate hun centrale rol en hun doeltreffendheid verliezen. De regeringen van nationale staten zien hun optreden in het economische en sociale domein steeds meer bepaald worden door de verwachtingen van internationale kapitaalmarkten. Traditionele maatregelen van de staten lijken, door de nieuwe afhankelijkheidsrelaties tussen mondiale operatoren, gedoemd tot mislukken.246 Paus Johannes XXIII betoogt

241 Hittinger, R. (2008). ‘The coherence of the four basic principles of catholic social doctrine: An

Interpretation’. In: Archer, M. & Donati, P. (eds). Proceedings of the Pontifical Academy of Social Sciences, no. 14, p. 75-123, p. 117.

242 Idem, p. 117.

243 Paus Johannes XXIII (1961). Mater et Magistra, §80.

244 Paus Paulus VI (1965). Gaudium et Spes, §86.

245 Catholic Church (1986). Economic Justice for All: Pastoral Letter on Catholic Social Teaching and the U.S. Economy, §297.

dat nationale staten onvoldoende in staat zijn om de global common good te behartigen.247 Er is een publieke autoriteit nodig die wereldwijd met gezag en kracht kan handelen.248 De toenemende internationalisering van de economie vraagt om krachtige internationale organen, die de economie op het algemeen welzijn kunnen richten.249 Dat is geen eenvoudige opgave. Het is de vraag hoe nationale staten het eens kunnen worden over een internationale overheid. Het is tevens van belang dat alle landen meedoen, anders is de kans groot dat internationale bedrijven zich zullen vestigen in de landen die zich niet conformeren aan de internationale overheid.250

Verder is het van belang dat niet alleen de belangen van economisch machtige landen worden behartigd, maar de belangen van alle landen, door een universeel gezag, dat overal ter wereld erkend moet worden en dat dient te beschikken over de geëigende middelen ter bevordering van het universeel algemeen welzijn. Dit gezag moet worden ingesteld met instemming van alle volken en mag niet met geweld worden opgelegd.251

Vanuit de katholieke sociale leer wordt benadrukt dat nationale overheden moeten werken aan het uitbreiden van hun actieradius tot buiten de nationale grenzen. Ze moeten zich inzetten voor internationale overheden die het proces van globalisering niet alleen in het licht van economische maar ook van morele parameters kan oriënteren.252

4.7.2.2 Begrenzing handelen internationale overheden

Internationale overheden mogen alleen verantwoordelijkheid nemen voor het oplossen van vraagstukken die niet door nationale overheden opgelost kunnen worden. Net zoals nationale overheden alleen verantwoordelijkheid mogen nemen voor het oplossen van sociale vraagstukken als deze vraagstukken niet op regionaal of lokaal niveau kunnen worden opgelost.253 “Zoals in de afzonderlijke politieke gemeenschappen de relaties van de overheid met de individuen, de gezinnen en de intermediaire lichamen moeten worden geregeld en in evenwicht gehouden door het subsidiariteitsbeginsel, zo ligt het voor de hand, dat ook de betrekkingen tussen het universeel publiek gezag en de regeringen van de afzonderlijke staten op dit beginsel gebaseerd moeten zijn. Het is nl. de taak van dit universeel gezag, de problemen te bestuderen en op te lossen, die het universeel algemeen welzijn meebrengt op economisch, sociaal, politiek of cultureel gebied, en die zo ernstig, zo gecompliceerd en zo urgent zijn, dat ze door de regeringen

247 Paus Johannes XXIII (1963). Pacem in Terris, §132.

248 Idem, § 137.

249 Paus Johannes Paulus II (1991). Centesimus Annus, §58.

250 Gulick, W.B. (1992). ‘International business and the common good: A response to Manuel Velasquez’. Business Ethics Quarterly, Vol. 2, p. 45-49.

251 Paus Johannes XXIII (1963). Pacem in Terris, § 138.

252 Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, § 372.

van de afzonderlijke staten niet bevredigend kunnen worden opgelost.”254 Internationale overheden mogen geen functies en verantwoordelijkheden van nationale staten naar zich toetrekken die ook op nationaal niveau uitgevoerd en behartigd kunnen worden. “Het moet integendeel over heel de wereld voorwaarden zien te scheppen, die het zowel aan de nationale regeringen als de individuen en intermediaire lichamen mogelijk maken om in een sfeer van grotere zekerheid hun functie uit te oefenen, hun plichten te vervullen en van hun rechten gebruik te maken.”255 Het vraagstuk van internationale publieke autoriteiten moet altijd samengaan met het beginsel van subsidiariteit, dat impliceert dat de mens het doel is dat gediend wordt door menselijke gemeenschappen en dat mensen het recht hebben om te participeren in de structuur en ontwikkeling van hun gemeenschappen.256

4.7.2.3 Het ontbreken van internationale overheden en de verantwoordelijkheid van bedrijven

Punt van aandacht is dat internationale overheden of autoriteiten in de meeste gevallen ontbreken. Er ontstaat een vacante verantwoordelijkheid voor internationale publieke belangen. Ten aanzien van internationale ondernemingen en markten is er op dit moment geen internationale overheid of organisatie aanwezig die de coördinatie en regulering van internationale en mondiale vraagstukken op zich neemt. Organisaties zoals de Wereldbank en het IMF hebben hiervoor niet de vereiste autoriteit.257 “Pope John XXIII called this institutional weakness a "structural defect" in the organization of the human community. The structures of world order, including economic ones, "(…) no longer correspond to the objective requirements of the universal common good."”258

In het katholieke denken wordt een beroep gedaan op alle maatschappelijke actoren om ook in een internationale context te handelen met het oog op sociale gerechtigheid en de common good van de samenleving. “We must all work to increase the effectiveness of international agencies in addressing global problems that cannot be handled through the actions of individual countries. (….) In devising more effective arrangements for pursuing international economic justice, the overriding problem is how to get from where we are to where we ought to be. Progress toward that goal demands positive and often difficult action by corporations, banks, labor unions, governments, and other major actors on the international stage.”259 Dit heeft ook

254 Paus Johannes XXIII (1963). Pacem in Terris, § 140.

255 Idem, § 141.

256 Kossel, C. (1981). ‘Global community and subsidiarity’. Communio: International Catholic Review, Vol. 8, p.37-50, p. 47.

257 Catholic Church (1986). Economic Justice for All: Pastoral Letter on Catholic Social Teaching and the U.S. Economy, § 223.

258 Idem, § 223.

consequenties voor de verantwoordelijkheid van bedrijven. “Deze situatie brengt bedrijven ertoe om nieuwe en grotere verantwoordelijkheden dan in het verleden op te nemen. Nog nooit is hun rol zo beslissend geweest op vlak van de authentieke integrale ontwikkeling van de mensheid in solidariteit.”260

In hoeverre kunnen bedrijven verantwoordelijkheden voor het behartigen van publieke belangen overnemen van overheden? Bedrijven zijn in toenemende mate in staat om zichzelf te reguleren als het gaat om coördinatieproblemen, omdat dit in het collectieve belang van bedrijven is.261 Interventie van overheden is dan niet altijd nodig. Ten aanzien van collectieve actie problemen, zoals het verminderen van de CO2 uitstoot en het tegengaan van de opwarming van de aarde zijn internationale bedrijven echter niet de aangewezen partij. Hiervoor zijn internationale overheden nodig. Dit is in lijn met Lipschutz & Vogel, die betogen dat het private goed gelijkstellen aan het publiek goed een hoogst twijfelachtige propositie is. Private regulering is daarmee niet per definitie slecht, maar het biedt onvoldoende houvast voor het behartigen van publieke belangen.262 Ook vanuit ondernemingen zelf klinkt de roep om een internationale overheid. John Browne, CEO van British Petroleum-Amoco betoogt dat “Many of the problems faced by companies – in ethics and in environmental policy and in dealing with people – occur in areas where government lacks legitimacy.”263 Browne betoogt dat er publieke instituties op internationaal niveau nodig zijn. Soros betoogt: “I don’t think that businessmen – or civil society of any kind – will be able to solve problems we are currently confronting. (….) So we need government, and particularly we will need to strengthen international institutions to deal with that.”264 Hij wijdt de fragiliteit van het financiële systeem aan het gebrek aan instituties die een effectief overzicht hebben van de internationale markten. “There is a central incongruity or tension associated with an economic and financial system which is truly global now and the political system, which is based on sovereign states…So the market has effectively escaped regulators.”265

260 Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, § 342.

261 Boda, Z. (2009). ‘Can governance structures and civil-corporate partnerships manage the global common?’ In: Bettignies, H-C. de & Lépineux, F. (eds). Business, Globalization and the Common Good, p. 291-313, p. 298.

262 Lipschutz, R.D. & Fogel, C. (2004). ‘”Regulation for the rest of us?” Global civil society and the privatization of transnational regulation’. In: Hall, R.B. & Biersteker, T.J. (eds). The Emergence of Private Authority in Global Governance, p. 115-140, p. 136.

263 Garten, J. (2000). The Mind of the CEO, p. 224.

264 Idem, p. 211.