• No results found

4 Het beginsel van subsidiariteit

4.8 Afsluitende opmerkingen en aandachtspunten

Het beginsel van subsidiariteit heft de deels vacante verantwoordelijkheid voor publieke belangen op en benadrukt het belang van gemeenschappen en de pluraliteit van de samenleving. Het is een beginsel dat in wezen draait om de organisatie van menselijke relaties en hangt nauw samen met andere principes in de katholieke sociale leer, zoals de waardigheid van de mens, solidariteit, common good en sociale gerechtigheid. Wanneer het beginsel van subsidiariteit niet in de context van deze andere beginselen begrepen wordt, wordt de betekenis van het beginsel versmald en ontstaan er mogelijkheden voor een instrumentele toepassing van het beginsel van subsidiariteit. Føllesdal laat bijvoorbeeld zien dat het beginsel van subsidiariteit begrepen vanuit een neoliberaal perspectief tot heel andere uitkomsten leidt binnen de Europese Unie dan het beginsel van subsidiariteit begrepen van de katholieke sociale leer.272 Ook Barber betoogt dat het beginsel van subsidiariteit zoals dat wordt gebruikt in een Europese context verdedigd kan worden vanuit verschillende politieke posities. Het beginsel van subsidiariteit vanuit een Europese conceptie beperkt zich volgens hem tot publieke organen, terwijl het beginsel van subsidiariteit in een katholieke context implicaties heeft voor alle gemeenschappen in een samenleving.273

In de context van de Europese Unie wordt het beginsel van subsidiariteit vooral gekoppeld aan efficiëntie. In het document Treaty on European Union dat in 1992 werd getekend in Maastricht wordt het beginsel van subsidiariteit als volgt uitgelegd: “In areas which do not fall within its exclusive competence, the Community shall take action, in accordance with the principle of subsidiarity, only if and insofar as the objectives of the proposed action cannot be efficiently achieved by the Member states and can therefore, by reason of the scale or effects of the proposed action, be better achieved by the Community.”274 Barber betoogt dat het woord efficiëntie een leeg begrip is, dat niets betekent totdat het invulling krijgt vanuit de doelen die gesteld worden vanuit de politieke filosofie.275 “Until we know the goals that a body or constitution ought to pursue, we cannot begin to assess whether or not it is efficient.”276

Het beginsel van subsidiariteit heeft een belangrijke plaats in de EU, maar de concrete betekenis verschilt sterk en wordt onder meer bepaald op basis van de politiek

272 Føllesdal, A. (1998). ‘Survey article: Subsidiarity’. The Journal of Political Philosophy, Vol. 6(2), p. 190-218.

273 Barber, N.W. (2005). ‘The limited modesty of subsidiarity’. European Law Journal, Vol. 11(3), p. 308-325, p. 309, 310.

274 European Union, Treaty on European Union (consolidated version), Treaty of Maastricht, 7 february 1992, p.13,14.

275 Barber, N.W. (2005). ‘The limited modesty of subsidiarity’. European Law Journal, Vol. 11(3), p. 308-325, p. 318.

filosofische achtergrond van mensen. De les die hieruit getrokken kan worden is dat de politiek-filosofische uitgangspunten van mensen en politieke partijen ertoe doen en besproken moeten worden. Dit geldt ook specifiek ten aanzien van de betekenis en uitwerking van het beginsel van subsidiariteit.

Ook het principe van common good kan op verschillende manieren worden geduid. Het beginsel van subsidiariteit krijgt een heel andere uitwerking als common

good vanuit een utilitaristisch perspectief wordt geduid, waarbij common good wordt

beschreven als het grootste goed voor het grootste aantal mensen.277 Dit verschilt van de duiding van common good als de omstandigheden waarin mensen en sociale verbanden zichzelf ten volle kunnen realiseren en ontwikkelen, gericht op het hoogste goed.278

Hoewel mensen en sociale verbanden vanuit de katholieke sociale leer ontologisch gezien van nature gericht zijn op common good, is het in de praktijk niet altijd eenvoudig om common good vorm te geven. Hoe kan bijvoorbeeld worden bepaald onder welke omstandigheden individuen zich het beste kunnen ontwikkelen? Ander punt van aandacht is de duiding van verantwoordelijkheden van gemeenschappen. De verantwoordelijkheden van sociale verbanden worden vanuit het katholieke denken geduid vanuit de hiërarchische ordening van de samenleving die gericht is op common good. Door het ongedifferentieerde karakter van common good zijn kwalitatieve verschillen tussen sociale verbanden echter niet eenvoudig te duiden. Hittinger betoogt dat de verschillende gemeenschappen de natuurlijke sociale neiging van de mens met elkaar gemeen hebben.279 Hij erkent dat er kwalitatieve verschillen bestaan tussen bijvoorbeeld de staat, de kerk en de familie. “The state, for example, does not represent the genus ‘social’ under which are arrayed the church or family as ‘species’. This also holds in the opposite direction. The state is not a species of the Church’s solidarity, although the state’s unique order may be assisted and inspired by the Church’s union.”280 De kerk is een andere gemeenschap dan de staat. Maar waardoor worden de staat en de kerk gekenmerkt en wat zijn de bijbehorende verantwoordelijkheden? Het katholieke denken geeft duidelijk richting aan het handelen van verbanden met het oog op common good, maar is minder sterk in het duiden van de eigenheid van verschillende gemeenschappen. Hierdoor is het in de praktijk niet eenvoudig om te bepalen op welke wijze overheden gemeenschappen kunnen helpen hun verantwoordelijkheid te nemen.

277 Gregg, S. (2001). ‘Globalization and the insights of catholic social teaching’. Journal of Markets & Morality, Vol. 4(1), p. 1-13, p. 9.

278 Paus Paulus VI (1965). Gaudium et Spes, § 26.

279 Hittinger, R. (2008). ‘The coherence of the four basic principles of catholic social doctrine: An

interpretation’. In: Archer, M. & Donati, P. (eds). Proceedings of the Pontifical Academy of Social Sciences, no. 14, p. 75-123, p. 108.