• No results found

Generieke informatie-elementen

In document CONCEPT PROGRAMMA VAN EISEN (pagina 156-161)

5.4.2 (Inkomende) signaleringen, meldingen en contacten

11 PvE: Eenmalige dienstverlening

12.2 Overzicht gegevens in Digitaal Klantdossier / Suwinet

12.3.2 Generieke informatie-elementen

In de specificatie van de functionele informatie-eenheden wordt gebruik gemaakt van meer elementaire informatie-elementen. Hier specificeren we een aantal van de meer generieke informatie-elementen nader. Dit zijn informatie-elementen die in meer dan een functionele informatie-eenheid gebruikt worden. Het zijn de woorden of begrippen waaruit de functionele informatie-eenheden zijn opgebouwd. Zij vormen het vocabulaire van de 3D-Suite.

Traject

Het idee achter deze schets van de 3D-Suite is dat er rondom een cliënt diverse

ondersteuningstrajecten kunnen lopen (mogelijk bij verschillende instellingen), en dat relevante informatie over deze ondersteuningstrajecten kan worden uitgewisseld. Figuur 11 illustreert hoe, op basis van trajecten, een regievoerder een overzicht kan krijgen over lopende

ondersteuningstrajecten bij diverse ondersteuners op basis van informatieuitwisseling.

Ondersteuningstrajecten kunnen elkaar daarbij overlappen in de tijd, en er kunnen meerdere ondersteuningstrajecten binnen een klanttraject worden uitgevoerd.

157 Figuur 11 Illustratie van informatieuitwisseling tussen trajecten

Binnen ieder traject vinden de eerder genoemde primaire functies plaats, ondersteund door de secundaire functies (zie par. 5.1.2). Een Traject bevat de volgende eigenschappen:

- Identificatie: een code aan de hand waarvan het traject geïdentificeerd kan worden.

- Soort: een indicatie van het soort traject volgens een gestandaardiseerde classificatie, bijv.

AWBZ-traject, Schuldsaneringtraject, Verslavingsbehandeling, Jeugdzorgtraject. Het soort tra-ject wordt nader gespecificeerd door de doelen en componenten hieronder.

- Cliënt: de cliënt waar het traject over gaat.

- Verantwoordelijke: diegene (persoon en instantie) die verantwoordelijk is voor het beheer en uitvoering van (dit deel van) het traject, bijv. een wijkcoach of case-manager.

- Periode: de periode waarin het traject actief is (geweest). Combinatie van start- en einddatum.

- Doelen: de op dit traject van toepassing zijnde doelen.

- Ondersteuningsarrangement: indien van toepassing, het voor dit traject geselecteerde On-dersteuningsarrangement.

- Reden Beëindiging: optioneel een indicatie van de reden waarom het traject beëindigd is.

- Bovenliggend Traject: verwijzing naar bovenliggend traject, d.w.z. het traject waar dit traject onderdeel van is, indien bekend.

- Deeltrajecten: verwijzing naar deeltrajecten van dit traject, indien bekend.

- Besluiten: de op dit traject van toepassing zijnde besluiten.

- Dossier: de verzameling van gegevens en besluiten die zijn vastgesteld tijdens dit traject, be-staande uit documenten en uitgewisselde berichten. Trajecten kunnen verwijzen naar bovenlig-gende of deeltrajecten, die op hun beurt ook weer een Dossier kunnen bevatten. Het is een im-plementatiekeuze of hierin alleen documenten worden opgenomen die bij het gegeven traject horen, of dat hierin ook documenten uit andere trajecten gedupliceerd mogen worden.

Gezin

Een Gezin bestaat uit Personen die wel of niet Cliënt zijn (zie hierna).

Cliënt

Een Cliënt is een Persoon (zie hierna), eventueel voorzien van een klantnummer of -kenmerk.

Ondersteuningstraject A.1 Ondersteuningstraject A.2

Ondersteuningstraject B.1 Ondersteuner A

(bijv. Stadsbank)

Ondersteuner B (bijv. Tactus:

verslavingszorg)

Clienttraject

Info- uitwisseling

Regievoerder

tijd

158 Persoon

Een Persoon is een individu, bijvoorbeeld een cliënt, een ondersteuner die werkzaam is bij een instantie, of een familielid van de cliënt.

Een Persoon bezit de volgende eigenschappen.

- Identificatie: Een of meer (bij voorkeur meer) identificatiecodes voor de persoon. Denk aan BSN, of een ander identificatienummer.

- Naam: alle naamsgerelateerde informatie van de persoon, zoals voornamen, achternaam, ini-tialen, etc.

- Adres: een of meerdere bekende adressen van de persoon, zoals GBA-adres, verblijfsadres.

- Contactgegevens: telefoonnummers, e-mail adressen, etc.

- Geboorte: de geboortegegevens van de persoon, d.w.z. datum, plaats, geslacht, etc.

- Overlijden: eventueel de datum en plaats van overlijden.

- Nationaliteit: de nationaliteit van de persoon.

- Herkomst: een indicatie of de persoon autochtoon of allochtoon is.

- Verblijfsstatus: indicatie of de persoon legaal of illegaal in Nederland verblijft.

- Relaties: relaties die de persoon heeft met andere personen, bijv. familieleden. Hiermee kan bijvoorbeeld het netwerk van een cliënt beschreven worden.

Niet alle eigenschappen zijn voor iedere persoon noodzakelijk.

Persoonsrelatie

Een Persoonsrelatie is een relatie die een persoon heeft met andere personen, bijv. familieleden.

Een Persoonsrelatie bevat de volgende eigenschappen:

- Soort Relatie: een code die aangeeft welke rol de gerelateerde persoon heeft. Bijv. vader, moeder, voogd, partner, kennis.

- Vanaf Datum: datum vanaf wanneer de relatie bestaat.

- Tot en met Datum: datum tot wanneer de relatie bestond.

- Gerelateerde Persoon: de persoon met wie de relatie bestaat of bestond.

Instantie

Een Instantie is een instelling die een rol vervult in de ondersteuning. Voorbeelden zijn een instelling die gespecialiseerd is in verslavingszorg (bijv. Tactus), een instelling die mensen helpt financieel zelfredzaam te zijn (bv. Stadsbank), of een instelling die gespecialiseerd is in verpleging en thuiszorg (bv. Livio). Vaak is het van belang om ook onderdelen, vestigingen of locaties van instellingen te identificeren. Daarom biedt het informatiemodel de mogelijkheid om aan te geven of een instantie onderdeel is van een andere instantie.

Van een instantie kunnen de volgende eigenschappen uitgewisseld worden.

- Identificatie: Code die een instantie of een onderdeel daarvan identificeert.

- Onderdeel van: Aanduiding van welke andere instantie een instantie deel uitmaakt.

- Soort Instantie Code: De aanduiding van de aard van de instantie (bijvoorbeeld een code voor ‘thuiszorg’ of ‘verslavingszorg’).

- Naam: de naam van de instantie.

- Adres: het adres van de instantie

- Contactgegevens: telefoonnummers, etc. van de instantie.

159 Doel

Een doel is een beschrijving waarin een doelsteller de beoogde situatie ten aanzien van een cliënt formuleert. Een doel kan gekoppeld worden aan een leefgebied. Daarmee wordt aangegeven dat het doel betrekking heeft op een bepaald leefgebied. Een doel bevat de volgende eigenschappen:

- Doelbeschrijving: een beschrijving van het beoogde doel ten aanzien van de inzet van onder-steuning.

- Doelclassificatie: een indicatie van het soort doel volgens een gegeven classificatie van doelen (indien aanwezig).

- Leefgebied: een indicatie van het leefgebied, of leefgebieden, waarop het doel betrekking heeft.

Leefgebied

Een leefgebied is een aanduiding van een probleemgebied waarvoor ondersteuning kan worden aangeboden. Voorbeelden van de leefgebieden zoals die gehanteerd worden door de Enschedese wijkzorgteams zijn (op dit moment): Wonen, Werk, Onderwijs/scholing, Financiën/schulden, Gezondheid/welzijn, Relaties, Recreatie/vrije tijd, Zorg/hulpverlening, Politie/justitie/gedwongen kader. Een leefgebied bevat de volgende eigenschappen:

- Leefgebiedcode: een unieke code voor het leefgebied volgens een vastgestelde classificatie.

- Leefgebied naam: de naam van het leefgebied, bijvoorbeeld ‘wonen’ of ‘financiën’

N.B.1: Het PvE schrijft niet voor welke leefgebieden er moeten zijn. Wel dát er leefgebineden zijn.

Bijvoorbeeld o.b.v. de ZRM

N.B.2: Verschillende organisaties kunnen een andere naam hanteren voor het begrip ‘leefgebied’

(bijvoorbeeld ‘categorie’).

N.B.3: Door leefgebieden te beschrijven aan de hand van een ‘Leefgebiedcode’ ontstaat een uit-breidbaar model – nieuwe, toekomstige, leefgebieden kunnen eenvoudig worden toegevoegd.

Klantbeeld

Het onderzoeksverslag verwijst naar een klantbeeld. Een klantbeeld is het resultaat van de Onderzoeksfunctie. Een klantbeeld bevat een overzicht en samenvatting van wat er binnen het zorg- en welzijnsdomein bekend is over de cliënt. Het klantbeeld bevat de volgende

eigenschappen:

- Cliënt: de cliënt waar het klantbeeld betrekking op heeft.

- Klantbeeldgegevens: De beschikbare gegevens van de cliënt, opgedeeld naar leefgebied of categorie.

Klantbeeldgegeven

Klantbeeldgegevens zijn gegevens die binnen het klantbeeld worden opgenomen. Een klantbeeldgegeven bevat de volgende eigenschappen:

- Naam: naam van het gegeven, bijvoorbeeld ‘werkgevershistorie’

- Waarde: de waarde van het gegeven, bijvoorbeeld een tabel met werkgeverhistorie-informatie.

- Herkomst: de herkomst of bron waaruit het gegeven afkomstig is, bijvoorbeeld UWV

- Leefgebied: Het leefgebied waarbinnen dit gegeven wordt ontsloten, bijvoorbeeld ‘werk en in-komen’.

160 - Betekenis: een eventuele beschrijving waarin de betekenis van het

klantbeeldgegeven wordt toegelicht.

Ondersteuningsmaatregel

Ondersteuningsmaatregelen zijn onderdeel van het geselecteerde ondersteuningsarrangement.

Informatie over een ondersteuningsmaatregel wordt gebruikt om te rapporteren over de verleende, of te verlenen, ondersteuning. Het informatie-element ondersteuning bevat de volgende

eigenschappen:

- Cliënt: een ondersteuningsmaatregel heeft altijd betrekking op een cliënt. Soms kan het voor-komen dat de cliënt niet zelf de ontvanger van de ondersteuning is. In dat laatste geval wordt bij de eigenschap ondersteuningsontvanger de daadwerkelijke ontvanger vermeld.

- Ondersteuningsontvanger: De pers(o)on(en) die de daadwerkelijke ondersteuning ont-vang(t/en), indien anders dan de cliënt. Bijv. een ouder, broer of het hele gezin.

- Ondersteuner: de combinatie van de instantie en de (contact)persoon die de ondersteuning heeft levert.

- Ondersteuningstraject: informatie over het te leveren, of geleverde, ondersteuningstraject, zoals het soort traject, de periode waarin het traject wordt uitgevoerd, de doelen die bij het on-dersteuningstraject horen, etc. (zie het informatie-element Traject).

161

12.4 Voorbeeld: elementen in een

In document CONCEPT PROGRAMMA VAN EISEN (pagina 156-161)