• No results found

empirische opzet

4.3 eindhoven: steunPunt huiselijk geweld

De observaties in Eindhoven hebben plaatsgevonden bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG), onderdeel van Welzijn Eindhoven. Het SHG vormt de front office van de meldingen met betrekking tot huiselijk geweld in Eindhoven. Het bestaat uit een team van zeven maatschappelijk werkers (situatie najaar 2009). Elk van deze medewerkers heeft een aantal ‘ gevallen’ van huiselijk geweld onder zijn/haar hoede. Door middel van gesprekken, trainingen en casusbesprekingen verlenen ze hulp aan daders en slachtoffers van huiselijk geweld en eventueel aan de fami-lie of andere betrokkenen.

Dinsdagochtend, om even voor negen arriveer ik bij het kantoor van de maat-schappelijk werkers van het SHG. Ik kan meteen aansluiten bij het informele ochtendoverleg, dat ze elke dag om negen uur hebben. Aanwezig zijn vier mede-werkers, waaronder Inge Sauvé, met wie ik deze week een aantal dagen mee zal lopen. Onderwerp van het gesprek is een hulpofficier van justitie, die erg graag wil, dat er in een bepaalde zaak een huisverbod wordt opgelegd, hoewel het SHG hier geen gronden voor ziet. Ook de risicotaxatie, gedaan door de politie, recht-vaardigt geen huisverbod. Toch wil deze hulpofficier, dat er een huisverbod komt. De dag vóór mijn eerste observatie heeft hij een collega van Inge de hele dag hiermee bezig gehouden. “Hij belde me, dat hij over tien minuten op de stoep stond”, vertelde deze collega. “Oh ja, want wij hebben verder ook niets te doen”, reageert een ander. Het gaat even verder over de houding, die deze man aan-neemt ten opzichte van de medewerkers van het SHG: “‘Ja maar meiske”, zei hij gisterenochtend tegen mij, toen ik hem aan de lijn had, “er is een groot verschil tussen een civielrechtelijke zaak en een strafrechtelijke zaak”, vertelt een van hen (39). “Haha, ik heb tien jaar bij de kinderbescherming gewerkt, dat zal ik niet

weten”. “Volgens mij”, reageert een ander, “vindt hij het gewoon heel interessant, zo’n huisverbod”. Waar de medewerkers zich ook enigszins boos over maken is het feit, dat deze hulpofficier deze zaak meent te moeten spelen via de gemeente, die, in de persoon van de burgemeester of locoburgemeester, uiteindelijk moet tekenen voor een eventueel huisverbod. Er is dus op hoog niveau bemoeienis met deze zaak. De gemeente heeft, als ze daarvoor kiest, een grote ‘doorzettings-macht’, zoals het tijdens het ochtendoverleg wordt geformuleerd. “Maar al met al houdt deze man ons nu al ruim een dag bezig”, concludeert een collega. “Ik ga de gemeente wel bellen, en een en ander kortsluiten om dit af te handelen”.

Een mooi voorbeeld van hetgeen Meyers en Vorsanger beschrijven, namelijk dat het werk van professionals in de publieke sector nogal eens in de schijnwerpers staat, en dat men zich dan moet verhouden tot een actuele trend of innovatie. Zoals in dit geval dus het tijdelijk huisverbod (Meyers & Vorsanger, 2003). Na deze ochtendbespreking volgt het eerste gesprek van de dag. Het betreft een vrouw (Adie), die enkele maanden geleden in beeld is gekomen wegens geweld-dadig gedrag van haar (ex-)vriend jegens haar. Inmiddels is volgens Inge het daadwerkelijke geweld over, maar toch wil ze deze vrouw nog even in beeld hou-den. Dit temeer, omdat de vrouw een zoon heeft van 12 (geen kind van de voorge-noemde ex-partner). Als we beneden zijn aangekomen, zit Adie al op ons te wach-ten. We nemen plaats in een van de spreekkamers, die voor dit soort gesprekken zijn bedoeld, en zich alle op de begane grond van het gebouw bevinden. “hoe gaat het?”, vraagt Inge als we zijn gaan zitten. De vrouw zucht even, wacht even af, en reageert vervolgens met “niets…”. “Ja, maar dat zeg je altijd Adie”, reageert Inge, “hoe is het met het nieuwe huis?”. Weer een langdurige zucht.

Inge vraagt door over leuke dingen, die Adie de afgelopen tijd gedaan heeft. Adie vertelt over de ‘city run’, van afgelopen weekend, waar Nicky aan mee heeft gedaan, en zijzelf uiteraard is gaan kijken,. “Nog meer leuke dingen…?”, vraagt Inge. Adie kijkt even peinzend, maar begint toch weer over haar zorgen over de nieuwe woning. Zo ligt er nog steeds geen laminaat (wie dit zou gaan leg-gen, wordt mij niet helemaal duidelijk). In ieder geval geeft Adie aan dit zelf niet te kunnen. Het lijkt erop, dat dit juist haar moedeloosheid bevorderd – dat ze het gevoel heeft dat ze voor van alles bij anderen voor hulp aan moet kloppen. Tegelijkertijd vind ze het ook heel prettig en belangrijk om goed te zorgen voor anderen: “Want het lijkt nu wel of ik niets doe, maar ik ben van de week wel naar de Lidl gegaan, om daar van die kleine flessen fris te kopen. Zodat ik als er mensen komen helpen wat kan aanbieden. En ik heb bewust van de kleine flesjes gekocht, want bij die grote dan is het koolzuur er zo snel uit. Dus ik kan nu bij de nieuwe woning dit aanbieden aan mensen, die komen helpen of kijken. En dat is wel fijn, dat je ook eens wat anders kan presenteren dan koffie”.

Het gesprek gaat verder over Kees, de ex-partner, en de reden waarom Adie in eerste instantie in aanraking is gekomen met het SHG. Inge vraagt hoe het gaat tussen Kees en Adie, waarop Adie vertelt dat ze Kees al een aantal keer aan de deur heeft laten staan – wanneer ze hem niet wilde zien. Zeker als ze merkt, dat hij gedronken heeft (Kees heeft een alcoholprobleem) dan laat ze hem niet bin-nen. Hier zeurt hij volgens haar tegenwoordig ook niet meer over. En de laatste keer, dat ze naar de winkel is geweest, heeft ze niets voor Kees meegebracht, hoe-wel hij hier hoe-wel bij haar om gevraagd had, vooral bier, zo blijkt later: “Ja, en dan was ik zo gek om zijn bier bij de supermarkt te gaan halen. En dan moest ik van hem nog naar de C1000 ook, want daar hebben ze van die pakken met acht halve liter blikken, en die wou hij dan twee. Liep ik daar om half negen in de ochtend te sjouwen met zestien blikken bier voor Kees. Nee, hij belt nog vaak en staat ook nog vaak op de stoep, maar het gaat steeds beter om hem niet binnen te laten. Wel zijn we pas nog koffie wezen drinken, bij de V&D..., en hij eet nog weleens bij mij mee, dat vinden we wel gezellig…”

Inge kijkt haar na dit relaas even peinzend aan. “Wat vindt Nicky hier nu alle-maal van?”, vraagt ze vervolgens. “Tja, vervelend natuurlijk…”. (later hoor ik dat Nicky getuige is geweest van het geweld, dat zich destijds tussen Kees en Adie af heeft gespeeld). “Ik krijg nog steeds het idee, dat Kees jouw leven beheerst; je bent zo druk met hem buiten te houden, hij houdt je gewoon heel erg bezig. Je moet meer afstand van hem nemen; hem nog meer ‘buiten de deur’ gaan houden. Je geeft nu tegenstrijdige signalen aan hem: aan de ene kant laat je hem niet bin-nen als hij gedronken heeft, maar je gaat wel koffie met hem drinken. En eten jullie nog vaak samen?” “Nou”, zegt Adie gedecideerd, “dat is geen drie keer in de week meer”. “Twee keer dus”, reageert Inge. Nadrukkelijk gaat ze verder, dat ze dit erg veel vind. Adie geeft daarop aan ‘iets terug’ te willen doen naar Kees. “Waarom?”, vraagt Inge. “nou, hij helpt ook wel eens met het nieuwe huis, en doet ook wel eens boodschappen voor mij enzo…” – waarop Inge Nadrukkelijk zegt: “Als je hem helpt, hem uitnodigt dan blijft hij het proberen…”. Adie reageert hierop door te zeggen, dat het aandringen van Kees in deze lang niet zo erg is als het enkele maanden geleden was. “Nee, maar zo wordt het wel weer, als jij geen grenzen aan gaat geven”, reageert Inge nadrukkelijk.

Adie denkt hier even over na. “Maar ga jij nooit ergens gezellig eten, wordt jij nooit uitgenodigd door een vriend om daar thuis te komen eten?”. “Natuurlijk wel, maar ik ga niet bij vrienden aan de deur staan als ik niet ben uitgenodigd, en ik blijf daar zeker niet hangen als me de deur wordt gewezen”, reageert Inge. Hiermee wil ze het verschil duidelijk maken. “Kees beheerst jou leven – als ik het zo hoor – gewoon nog teveel. Grenzen aangeven dus, waarom zet je Nicky niet in, dat je met hem wil zijn?” Inge gaat verder “wat zou Kees zeggen als je hem voor-stelt eens in de maand af te spreken? – zou hij daarmee akkoord gaan?” “Nou ja, hij is niet meer mijn man, zeg ik steeds tegen hem, we zijn vrienden… Maar of hij het leuk zou vinden om nog maar eens in de maand langs te komen…” Inge gooit het over een andere boeg: “Zou jij hem missen?” “Nee”, reageert Adie na even stil

te zijn. “Dan moet je het gaan proberen, om hem uit je leven te krijgen. Ik wil jou op het punt krijgen, dat dit jou lukt. Ik blijf zeggen, dat Kees het zal blijven pro-beren als jij niet duidelijk je grenzen aangeeft.”

Het gesprek verandert van onderwerp: het gaat verder over het werk van Adie. Ze gaat via een activeringsprogramma poetsen bij ‘Bennekel Actief’ – een pro-gramma om de werkeloosheid in deze wijk te bestrijden. Maar daarnaast geeft Adie aan, dat ene ‘Thijs’ haar graag op de bus wil hebben, als buschauffeuse dus. Inge is even verbaasd: “Heb jij daar dan een rijbewijs voor?” – “Ja, dûh”, reageert Adie. Hoewel Adie aangeeft graag weer aan het werk te gaan, zegt ze daarnaast ook meteen dat ze dit wat eng vindt: het is nieuw, en het is nog maar de vraag hoe het zal bevallen… “Nee”, zegt Inge beslist, “het is fijn. Mensen vertrouwen je, anders vragen ze je niet om op de bus te gaan rijden. Leg daar nu eens de focus op”.

Terugkijkend naar dit gesprek, en dan vooral naar de manier waarop Inge dit gesprek aangaat, kunnen we in ieder geval constateren dat de metafoor van het moerasland, zoals beschreven door Schön, opgaat. Er is geen voorliggend kader voor het gesprek; er is geen duidelijk ‘plan’. Inge neemt Adie als het ware mee door het moeras (of andersom?) om op die manier vat en grip te krijgen op het-geen er speelt (zie ook Mooren, 1991). Er is ook het-geen objectieve indicatie over

waarom Adie nog op gesprek komt. Het huiselijk geweld is voorbij maar Inge

geeft, gebaseerd op een ongeschreven regel (je zou het ‘tacit knowledge’ kunnen noemen (Polanyi, 1966)) aan dat ze Adie nog in beeld houdt, mede omdat er een kind in het spel is. We zijn in Eindhoven een geschreven regel zoals bijvoorbeeld: “ wanneer er een kind in het spel is, dan dient het contact met drie sessies verlengt te worden” namelijk niet tegengekomen.

de huisverbodzaak

We lopen weer naar boven, waar de medewerkers van de SHG kantoor houden en moeten meteen door voor een huisbezoek aan een Turkse vrouw, wiens man een dag geleden een tijdelijk huisverbod opgelegd heeft gekregen. Dit naar aan-leiding van een incident, dat afgelopen zaterdag plaats heeft gevonden. Inge is hier als casemanager toegewezen en wat ze er op dit moment van weet is, dat deze man er – naast zijn vrouw en twee kinderen (12 en 13) – een vriendin op nahoudt. De man was afgelopen zaterdag met zijn vriendin bij de familie van deze vriendin, vlakbij de woning van het gezin. De vrouw is verhaal komen halen, en dit heeft geleid tot een schermutseling of vechtpartij tussen vrouw, man en vriendin, waarbij de man is ingerekend. Dat op basis van – onder andere – twee onafhankelijke getuigenverklaringen. De dienstdoende hulpofficier van justitie heeft besloten tot een tijdelijk huisverbod van tien dagen. Dit betekent voor Inge dat ze het gezin in beeld moet brengen teneinde, in samenspraak met relevante ketenpartners, na een dag of acht een advies uit te brengen over het verlengen dan wel beëindigen van dit huisverbod. Hoewel Inge hier dus raad en advies over kan vragen, komt het uiteindelijk advies, dat meestal wordt opgevolgd, op haar

naam te staan. Concreet betekent dit, dat Inge de vrouw, man (afzonderlijk) en de kinderen zo snel mogelijk wil spreken. We gaan naar de vrouw thuis, maar eerst probeert Inge dan man te bellen, om ook een afspraak met hem te maken, liefst vandaag. Hiervoor belt ze achter haar bureau even met de man, en spreekt – daar hij niet opneemt – zijn voice-mail in. Vervolgens stappen we op de fiets richting het adres van de vrouw. Wanneer we halverwege zijn, wordt er op de gsm van Inge gebeld Het blijkt de man te zijn en tussen het verkeersgeruis door (we staan op de drukke rondweg in Eindhoven) weet Inge een afspraak voor die middag met hem te maken.

We komen aan bij het woning van het gezin, een rijtjeshuis in doorzon-uitvoe-ring. De voortuin is onlangs geheel betegeld, zo blijkt uit het gele zand dat er nog overal ligt. Onze komst blijft niet onopgemerkt, want voordat we aan kunnen bellen, doet de vrouw de voordeur al open en nodigt ons uit om binnen te komen. We nemen plaats in de woonkamer, aan de eettafel. Onmiddellijk valt mijn oog op een groot zwart flatscreen, centraal opgesteld. Bijbehorende afstandsbedie-ningen liggen op de salontafel. De rest van de inrichting is wat traditioneler; veel ornamenten, kleedjes en familieportretten. De moderne westerse samenleving en de Turkse cultuur komen samen in deze kamer. Als we eenmaal zitten, legt Inge uit wie ze is, en waar ze voor komt. Inge wil weten hoe het met de vrouw gaat en wat zij eventueel aan hulp nodig heeft.. Hierop legt de vrouw even geroerd, zo lijkt het, haar hand op de knie van Inge.

Dan begint het eigenlijke gesprek. Allereerst controleert Inge of de informatie die ze tot dan toe heeft ontvangen correct is. Het blijkt dat de vrouw en haar man veertien jaar getrouwd zijn en twee kinderen hebben. De andere vrouw, de ‘rivale’, heeft geen kinderen. De verhouding bestaat sinds vier jaar, maar het wordt niet duidelijk of de vrouw al die tijd al op de hoogte is. Wel is duidelijk, dat ze van deze verhouding afwist vóór de escalatie van afgelopen zaterdag. Tijdens deze inleiding blijkt, dat de vrouw gebrekkig Nederlands spreekt, en hoe goed ze de Nederlandse taal verstaat en begrijpt blijft vooralsnog onduidelijk. Na deze inleiding stelt Inge de vraag: “Kunt u mij vertellen wat er nu precies gebeurd is, zaterdag.”. Een diepe zucht van de vrouw is de eerste reactie. “Heel veel boos”, begint ze, “Man en vrouw samen gezien, en toen heel veel boos”. “En wat deed u toen?” vraagt Inge, waarop de vrouw herhaalt wat ze zojuist gezegd heeft. “Dat snap ik”, zegt Inge, “maar wat deed u toen? – Begrijpt u mijn vragen?”. De vrouw knikt, maar komt opnieuw niet veel verder dan “heel veel boos”. “Is dit weleens vaker gebeurd”, vraagt Inge – waarop de vrouw zegt: “Ja, heel veel boos”. (Hieruit maakt Inge, zoals ze na het gesprek vertelt, op dat de vrouw heel erg boos bedoelt, en de termen ‘veel’ en ‘vaker’ niet helemaal uit elkaar kan houden.)

Vervolgens is Inge geïnteresseerd in wat voor echtgenoot de man is. De reactie is als volgt: “ lief, soms thuis… beetje ruzie. Goed huwelijk…” “Is het voor u een voorwaarde dat hij stopt met zijn vriendin?” “…” er komt geen duidelijke reactie op deze vraag. “ Snapt u mijn vraag”? – vraagt Inge vervolgens nogmaals. Een

overtuigende reactie blijft uit en Inge gooit het over een andere boeg: “Wat is nu belangrijk voor u?”. De vrouw reageert: “Rustig, man rustig, nog een keer probe-ren. Met vieren, kinderen, nog een keer proberen” Hierop vraagt Inge door op de kinderen. Het blijkt dat er met de jongen (13) iets aan de hand is, de vrouw vertelt dat hij pas kon praten vanaf zijn derde levensjaar. Op de vraag op welke school de kinderen zitten moet de vrouw het antwoord vooralsnog schuldig blijven. Wel weet ze te vertellen dat hun dochter (13, zit in groep 8) het erg goed doet op school. Inge wil graag een keer met deze kinderen praten en vraagt aan de vrouw of deze het goed vindt als Inge deze week een keer na school langskomt. De vrouw zegt dit goed te vinden en moet even nadenken wanneer de kinderen thuis zijn. Inge spreekt af om vrijdag rond vier uur even terug te komen om met de kinderen te kunnen praten. (Later geeft ze naar mij aan, dat ze de kinderen vooral ook even wil zien en hoopt zo een verdere indruk te krijgen over de thuissituatie.) “Wat vinden de kinderen hier nu eigenlijk allemaal van?” – is de volgende vraag die Inge stelt. De vrouw reageert: “Soms is moeilijk – vader niet zien.. maar [nadruk-kelijk] regels zijn belangrijk. Tien dagen beetje uitrusten, poetsen, strijken was-sen.. Regels zijn belangrijk.”

Het gesprek gaat even verder over de achtergrond van de vrouw. Ze is ongeveer veertien jaar geleden – gelijktijdig met haar trouwen – naar Nederland te zijn gekomen. Al haar eigen familie woont in een klein dorp in Turkije. Het contact met deze familie vindt plaats tijdens vakanties, maar ook via internet, waarbij ze wijst op een laptop, die op de eettafel staat. Omdat haar familie in Turkije blijkt te wonen, is de volgende vraag van Inge of er in de buurt mensen zijn van wie ze steun ervaart. In eerste instantie reageert de vrouw ontkennend, maar later geeft ze aan, dat er toch wel mensen op de koffie komen. Op de vraag van Inge of dit ook mensen zijn met wie ze over de zaak kan praten, schudt ze ontkennend haar hoofd. “Met jou [ze wijst naar Inge] wel, maar anders niet”. Vervolgens benadrukt ze – ongevraagd – nog dat haar man goed is met de kinderen: “kinderen op de eerste plek. Papa is ook heel goed met kinderen”. Inge sluit het gesprek af met nog enkele formele vragen. Zo heeft ze van de vrouw officieel toestemming nodig om contact op te nemen met de scholen van de kinderen. Ook vraag ze of de vrouw een formulier wil ondertekenen, waarin ze aangeeft, dat ze ermee akkoord gaat, dat de verschillende betrokken instanties – waaronder politie, SHG en scholen – contact opnemen met elkaar en daarbij onderling overleggen over deze zaak. Met andere woorden: mag het dossier van de zaak gedeeld worden? De vrouw gaat