• No results found

empirische opzet

5.3 eindhoven: de outreachend veiligheidsmedewerkers

Het onderzoek naar de aanpak van overlast in Eindhoven concentreert zich op de ‘outreachend veiligheidsmedewerkers’ van Novadic-Kentron, een regionale instelling voor verslavingszorg. Tijdens een oriënterend gesprek met Wannes Coolen en Peter Linke, beiden werkzaam als outreachend veiligheidsmedewer-ker, wordt mij een korte introductie gegeven over het profiel van de outreachend veiligheidsmedewerkers en over hun werkzaamheden. Outreachend veiligheids-medewerkers worden ingezet om de verslavingsgerelateerde overlast op de stra-ten, pleinen en winkelcentra van Eindhoven terug te dringen. Begonnen in het centrum van Eindhoven zijn de outreachend veiligheidsmedewerkers ten tijde van de observaties (voorjaar 2009) actief in diverse wijken in de stad, waaronder Oud-Woensel, Bennekel, en Lakerlopen. Hun belangrijkste taak is, zoals gezegd, het minimaliseren van verslavingsgerelateerde overlast op straat. Dit doen ze vanuit het credo ‘zien en gezien worden’.

Rond kwart voor acht in de ochtend arriveer op de dagopvang van Novadic-Kentron, aan de Kanaaldijk, waar ik met Wannes en Peter heb afgesproken. De outreachend veiligheids medewerkers houden hier kantoor, hoewel de komende dagen zal blijken dat ze hier weinig te vinden zijn, maar des te meer op straat. Na een kop koffie rijden we van de dagopvang richting de wijk Oud-Woensel, één van de aandachtsgebieden van Wannes en Peter. Ik laat me vertellen dat de overlast in deze wijk zich voornamelijk concentreert rondom twee gebieden. Het eerste gebied bestaat uit de dagelijkse wandelroutes die de cliënten nemen van de nachtopvang naar de dagopvang en de directe omgeving van de nachtopvang van

Neos, gevestigd op de Barrierweg. Vooral bij deze nachtopvang op de Barrierweg

hebben omwonenden last van de doelgroep. Hierbij gaat het om rondhangende gebruikers, die herrie maken, afval weggooien, hun behoefte doen in de omlig-gende tuinen en zich schuldig maken aan inbraakpogingen. Ook gebruikers die bijvoorbeeld om verschillende redenen niet binnen mogen bij de nachtopvang kunnen voor overlast in de buurt zorgen

‘Pietje Port’

Het is half negen als we aankomen bij deze nachtopvang en Peter parkeert de auto tegenover de nachtopvang. Een van de redenen, dat we hier staan, is dat Wannes en Peter zicht willen hebben en houden op hun doelgroep en op de bewegingen van deze doelgroep. Tegen kwart voor negen komen er enkelen de straat op, waarbij Wannes en Peter de meesten bij naam, eventuele bijnaam en achtergrond blijken te kennen. Eén van hen, door Peter en Wannes ‘Pietje Port’ genoemd, loopt op krukken in de richting van de Woenselse Markt. Hem zullen we deze ochtend nog enkele keren tegenkomen. Op mijn vraag waar de bijnaam ‘Pietje Port’ vandaan komt, krijg ik te horen dat de consumptie van twee flessen goedkope Port meestal de eerste dagconsumptie aan alcohol is van veel alcoho-listen. “Het is zoet, drinkt dus lekker weg op de vroege ochtend, en zet meteen

lekker aan”, zegt Wannes. De lege portflessen die we deze dag op diverse gebrui-kersplekken zullen aantreffen vormen stille getuigen hiervan.

Meestal begint de loop van de diverse cliënten, vanuit de nachtopvang naar diverse andere locaties, al eerder op de ochtend. Vandaag, het regent dat het giet, lijkt het erop dat de meesten wachten tot precies negen uur; de sluitingstijd van de nachtopvang en dus het moment dat de gebruikers het pand moeten verlaten. Zoals gezegd lopen er inderdaad tegen negen uur een paar de straat op, maar dit aantal is volgens Wannes en Peter slechts een deel van de aan hen bekende doelgroep. Waar de rest is, blijft voor vandaag onbekend. Ook later op de dag komen we er in de wijk maar weinig tegen. Uiteraard heeft dit met het slechte weer te maken, maar Wannes en Peter willen desondanks weten waar de gebrui-kers zich dan wel ophouden. Blijkbaar hebben de meesten, volgens Wannes, toch een eigen netwerk, dat ervoor zorgt dat ze bij al te slecht weer niet buiten hoeven te zitten. Dit kunnen leegstaande gekraakte panden zijn, maar ook schijnen er in heel Woensel-Zuid ongeveer 200 drugs panden bekend te zijn. Wellicht dat hier toevlucht wordt gezocht op dagen als vandaag.

op de woenselse markt

Terwijl Peter zich nogmaals in niet mis te verstande bewoordingen beklaagt over het weer van vandaag, rijden we iets over negen verder de wijk in, in de richting van de Woenselse Markt. Drie straten verderop komen we opnieuw Pietje Port tegen. Peter stelt voor om een weddenschap af te sluiten, dat Pietje onderweg is naar de Aldi op de Woenselse Markt. Ik durf de weddenschap niet aan, aanne-mende dat Peter zijn doelgroep kent. Als we even later parkeren op de Woenselse Markt, blijkt Pietje toch niet onderweg te zijn naar de Aldi, maar naar de Albert Heijn er tegenover. Dat we de Woenselse markt aandoen is onderdeel van de vaste route: de locatie is een beruchte plek met betrekking tot verslavingsgerelateerde overlast. Hierbij moet vooral worden gedacht aan (groepen) mannen die op dit plein zitten te drinken en hierbij het winkelend publiek en de winkeliers lastig vallen en bovendien voor veel herrie en rotzooi zorgen. Ze roepen naar voorbij-gangers, drommen gegroepeerd de supermarkt binnen en staan vaak pontificaal in de publieke ruimte te urineren.

Ook op de Woenselse Markt is het vandaag, andermaal vanwege het weer, rus-tig. In die zin heb ik voor mijn onderzoek pech: deze dag zal niet representatief zijn in de zin dat Wannes en Peter op hun rondes door de wijk meestal hun auto ergens parkeren en vervolgens te voet verder gaan. Op die manier pikken ze meer signalen op dan vanuit de auto en zijn ze bovendien veel zichtbaarder. Deze zicht-baarheid en herkenzicht-baarheid blijkt opnieuw een essentieel element van hun werk te zijn. (Als ik de dag erop, het is dan beter weer, met John op stap ben in het centrum, ervaar ik deze zichtbaarheid aan de lijve.) De plaatselijke middenstan-ders zijn, volgens Wannes, de ‘ogen en oren’ van de veiligheidsmedewerkers en dus belangrijk voor een goed begrip van wat er in de buurt speelt. Een groot deel van de functie bestaat dus uit het ontwikkelen van een breed en actueel netwerk.

Peter stelt dat hun netwerk op het moment groter is dan dat van de plaatselijke buurtbrigadier. Op die manier kunnen mensen hun “ei kwijt”. Klachten worden volgens Peter direct, liefst nog dezelfde dag, aangepakt. Natuurlijk wordt lang niet alles in dat tempo opgelost, maar deze wijze van werken slaat wel weer terug op de wijk. Mensen zien dat er dingen worden aangepakt, ze hebben in de veilig-heidsmedewerkers een toegankelijk en laagdrempelig (ze lopen niet in uniform) klankbord en aanspreekpunt en dit geldt ook voor de aanwezige gebruikers.

De outreachend veiligheidsmedewerkers doen hun naam eer aan: wat ze doen is outreachend werken bij uitstek. We beschreven deze manier van werken al bij de theorievorming rondom huiselijk geweld in het voorgaande hoofdstuk. Kort gezegd gaat het bij outreachend werken om een ruime en inclusieve opvatting over de eigen functie, waarbij hokjesdenken geen plek heeft. Daarnaast is het van groot belang om het verhaal achter de cliënt te kennen, om snel en adequaat te signaleren en om verbanden te leggen. (zie bijvoorbeeld Van der Lans et al., 2003; Van Doorn et al., 2008). Hierbij moet men dus verder kijken dan de neus lang is en uit de bovenstaande observaties blijkt dat dit ook gebeurt. Wannes en Peter nemen geen genoegen met oppervlakkige waarnemingen (‘we zien vandaag geen daklozen op straat’), maar willen op zoek naar oorzaken hierachter. Ook de ‘hands-on’ aanpak richting publiek en middenstand kenmerkt deze attitude. wat is overlast, en wanneer?

We rijden intussen verder naar een andere ‘hotspot’: het park Looiakker op de grens tussen Stratum en Gestel. Dit is een notoire overlastplek waar dagelijks veel rondhangende alcoholisten voor veel problemen en (gevoelens van) onveiligheid zorgen. Omdat er in de naastgelegen wijk Stratum een alcoholverbod geldt, con-centreert deze problematiek zich in dit park. De groep haalt zijn alcohol bij een nabij gelegen supermarkt en gaat in het park zitten drinken. De overlast bestaat uit het feit dat ze, zeker wanneer het grotere groepen betreft, voorbijgangers naroepen, voor rommel zorgen en in het park hun behoeften doen. Vooral vanuit de nabijgelegen flats komen er vaak klachten over deze groep.

Terwijl we langs dit park rijden en het over deze plek hebben, komt meteen weer het subjectieve aspect van het begrip overlast ter sprake. Peter is van mening dat deze flatbewoners overdrijven met hun klachten. De flats in kwestie liggen namelijk ongeveer honderd meter af van de plek waar deze drinkers vaak samen-komen. Volgens Peter kan het dus niet zo zijn dat de bewoners van deze flats, wanneer ze op hun balkon zitten, effectief overlast ervaren. Letterlijk zegt hij: “als ze op hun balkon zitten en hun stoel wat draaien [en dus niet meer in de richting van de verzamelplek van de overlastgevende groep kijken] dan hebben ze nergens last van”. Wannes brengt daar tegenin dat bezoekers van het park wel degelijk een punt hebben wanneer ze klagen over de overlast van deze mannen. Wanneer de mannen inderdaad in een (grote) groep zitten te drinken, voorbijgangers naroe-pen en in het onaroe-penbaar urineren of erger, dan is er volgens Wannes wel degelijk sprake van effectieve overlast. Op zijn beurt beaamt Peter dit weer.

De ambiguïteit van het begrip overlast, zoals gebleken is uit de theorie, blijkt ook uit de praktijk. Dit stelt specifieke eisen aan het werk van de outreachend veilig-heidsmedewerkers: ze zijn er om ‘overlast’ tegen te gaan, maar en passant moeten ze het ook nog even eens worden met de diverse stakeholders over wat nu precies overlast is, en wanneer. De moerasmetafoor van Schön (1983), die we beschreven in hoofdstuk 1, gaat hier ook op. Sterker nog, als het om overlast gaat dan is er eigenlijk geen ‘hoger gelegen gebied’ – er is geen theoretische eenduidigheid over het begrip, laat staan over de aanpak ervan.

lunch en anekdotes

Het is rond half twaalf wanneer we terugkeren bij de dagopvang op de Kanaaldijk, voor koffie, lunch, en hopelijk in afwachting van beter weer tijdens de middag. Het kantoor van de outreachend veiligheidsmedewerkers is gevestigd op de 1e verdieping van de dagopvang en kijkt uit op de ingang van deze dagopvang. Het is bij deze ingang een komen en gaan van de doelgroep. Volgens de out-reachend veiligheidsmedewerkers wordt er hier ook regelmatig gedeald (dit is in de dagopvang niet toegestaan, op straffe van een toegangsontzegging), of andere doelgroepgerelateerde praktijken. De outreachend veiligheidsmedewerkers heb-ben vanuit hun kantoor een goed zicht op de in – en uitloop van de verschillende gebruikers. Hierbij blijkt dat ze de meesten bij naam en achtergrond kennen. Zo vertelt John van den Broek, met wie ik de dag erop mee zal lopen: “Ik werd gebeld over Karel [gefingeerde naam; bekende drugsdealer], dat ze hem sinds december niet meer gezien hebben. Ik zei: ‘dan hebben jullie niet goed gekeken”.

Dit laatste is illustratief voor de werkopvatting van de outreachend veiligheids-medewerkers: wanneer van een deel van de doelgroep, of van bepaalde personen een tijdlang niets wordt gehoord, dan worden ze eerder achterdochtig dan dat ze het idee hebben dat het goed gaat met deze personen. Eerder op de ochtend ver-telt Wannes bijvoorbeeld over een groep gebruikers die dagelijks van de nacht-opvang naar de dagopvang liep en daarbij de nodige meldingen van overlast ver-oorzaakte. Van deze groep hadden ze een tijd niets gehoord. Het uitgangspunt is dan ook dat deze groep ergens anders heen trekt en daar vergelijkbare proble-matiek veroorzaakt. En dus niet dat ze minder overlast veroorzaken. Een zekere vorm van gezond wantrouwen lijkt een essentieel onderdeel van dit werk.

Later in de middag rijden we weer richting Oud-Woensel en parkeren de auto nabij de Woenselse Markt. Het is warempel droog en we besluiten even door de wijk te lopen. Bij de Albert Heijn aan de Woenselse Markt staat een accordeon-speler, die de afgelopen dagen in Peters vizier is gekomen. Op zich heeft Peter niet direct problemen met het accordeonspel van deze man. Waar hij echter wel iets op tegen heeft is het feit dat de accordeonspeler de mensen die de Albert Heijn in- en uitlopen op een indringende manier groet en om hun aandacht vraagt. Het winkelende publiek heeft hier volgens hem last van en vandaar dat het zijn aandacht heeft. “Agressief bedelen”, noemt hij het.

We lopen door een korte steeg een ommuurde achterplaats op. Deze ligt bezaaid met lege bierblikken, wijnpakken en portflessen. Ook dit is één van de plek-ken waar men regelmatig samenkomt om te gebruiplek-ken, waarbij het hier op de Woenselse Markt vooral om Polen gaat. Peter en Wannes praten hier even met elkaar over, naar aanleiding van wat we op de achterplaats aantreffen, en het blijkt dat ze een vrij gedetailleerd vermoeden hebben, met naam en toenaam, over wie mogelijk verantwoordelijk zijn voor deze rommel. Terwijl we hier staan, komt er een politiewagen ‘in burger’ de plek opgereden. Het blijkt om twee agenten van het POV te gaan, die bezig zijn met hun rondes langs notoire overlastplekken. Ze zijn duidelijk benieuwd naar wat wij op deze plek te zoeken hebben. Peter laat zijn legitimatie zien en de functie van outreachend veiligheidsmedewerker blijkt bekend te zijn bij de agenten. Er is even een kort informeel overleg over de situatie op en rond de Woenselse Markt, waarbij ook de eerder genoemde accordeonist ter sprake komt.

Later vragen Wannes en Peter zich grinnikend af of deze agenten, die ons wellicht richting de achterplaats hebben zien lopen, verwacht hadden in ons een drietal gebruikers ‘op te kunnen laden’, zoals Peter het formuleert. We rijden terug naar de dagopvang, wat tevens het einde is van de werkdag.

Wat we hier zien kunnen we betitelen als ‘ondernemend handelen’ (zie ook Van Lanen, 2012). Ondernemend handelen in de zin dat er niet direct genoegen wordt genomen met aannames en beweringen van anderen, maar dat deze altijd (pro) actief gecheckt worden. Het doet ook denken aan de omschrijving die Movisie een jaar na deze observaties formuleerde van ‘De nieuwe professional’. De nieuwe professional kent een aantal kernaspecten, waaronder een houding van ‘Direct er op af’ (Van Bergen, 2010), hetgeen goed past bij deze observaties.

De term ‘ondernemend handelen’ verdient hier enige toelichting om verwar-ring te voorkomen. De sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (HSAO) beschrijft drie gebieden waarbinnen de taken van sociale professionals ingedeeld kunnen worden. Ook de term ‘ondernemend handelen’ wordt hierbij genoemd en valt onder de ‘organisatorische en bedrijfsmatige’ taken (HSAO, 2008). Het staat in deze omschrijving dus los van het ‘agogisch-vakmatige’ of ‘professio-naliseringstaken’. Wij beschouwen ondernemend handelen echter als kritische succesfactor van het handelen van de sociale professional in de brede zin en op deze manier zullen we dit begrip, dat verderop nog vaak terug zal komen, dan ook hanteren.

bij de ochtendkoffie

De volgende dag loop ik mee met outreachend veiligheidsmedewerker John van den Broek. Als ik rond acht uur ’s ochtends de kantoorruimte van de outreachend veiligheidsmedewerkers binnenloop, is een (informeel) ochtendoverleg in volle gang. Aanwezigen zijn John, Wannes, Peter en een politieagent. Onderwerp van discussie is een incident dat zich de afgelopen nacht in de nachtopvang heeft

afgespeeld. Een Pool, zwaar onder invloed, werd bij deze nachtopvang geweigerd door het dienstdoende personeel. Uit ervaring blijkt dat de bewuste doelgroep eenmaal binnen veel problemen kan veroorzaken. Hierbij moet worden gedacht aan (dreiging tot) agressie, maar ook aan het feit dat betrokkenen vaak niet meer op de benen kunnen staan en soms zelfs incontinentie vertonen. Dit legt een grote druk bij het personeel. Aan de andere kant is het officiële beleid om niemand op straat te laten liggen, ook niet gebruikers die in dit soort toestanden worden aan-getroffen. In de cel gooien kan ook niet, daar ze geen misdrijf hebben gepleegd. Er bestaat gewoon geen richtinggevend beleid op. Gedurende de dag zal John, middels een aantal telefoontjes en mails, aanzet geven tot het formulering van een dergelijk beleid. In ieder geval wil hij op korte termijn werkbare afspraken hierover. Eén en ander regelt hij tussen de bedrijven door.

Rond half negen is er koffie (en sigaretten) in de woonkamer van de dagopgang (die pas om negen uur opengaat voor de doelgroep). Aanwezig zijn de dienst-doende outreachend veiligheidsmedewerkers, case-managers en verpleegkundi-gen van de dagopvang, iemand van de beveiliging en een teamleider. Er worden wat grappen gemaakt over een incontinente cliënt en op welke stoel deze cliënt meestal zit. Vooral de stoelen met stoffen bekleding blijken hier berucht. Even later is er wat hilariteit over Yahya, een beveiligingsmedewerker van Marokkaanse afkomst. Omdat zijn auto naar de garage moest, is hij vandaag met de trein. “Jeetje, een Marokkaan met de trein, hoe vaak zou hij gecontroleerd worden?”. Het gesprek gaat nog even door naar aanleiding van het incident op de nacht-opvang. Omdat hier, in tegenstelling tot in een hiervoor gereserveerde en streng gecontroleerde ruimte op de dagopvang, niet mag worden gedronken en de cliën-ten, die er willen overnachten op een bepaalde tijd binnen moeten zijn, ontstaat er volgens John veel onrust. De cliënten willen net voor het binnengaan nog even ‘scoren’, waardoor ze vaak te laat arriveren. Als ze dan niet binnen worden gela-ten kan dit weer tot overlast in de nabije omgeving leiden. Daarom is John van mening dat er ook op de nachtopvang een gebruikersruimte zou moeten worden gerealiseerd. Kernpunt is volgens hem dat de opvang er mede is om de overlast op straat terug te dringen en dat dat dan ook het doel zou moeten zijn. Als, volgens John, een gebruikersruimte ter plekke zou leiden tot minder overlast op straat, dan moet dit dus gewoon worden gerealiseerd. John kijkt, dat blijkt ook later op de dag uit meer situaties, vooral naar wat hij met zijn werk wil bereiken en richt zich daar nadrukkelijk op.

Opnieuw treffen we hier een attitude aan die we als ‘ondernemend handelen’ wil-len classificeren. Een prachtige definitie van ondernemerschap werd bijna veertig jaar geleden geformuleerd door Howard Stevenson, hoogleraar aan de Harvard Business School:

‘Entrepreneurship is the pursuit of opportunity without regard to resources cur­ rently controlled’

Ondernemers zijn in deze context professionals die kansen zoeken en pakken, zonder dat ze zich bij voorbaat laten beperken of sturen door de middelen die ze wel of niet tot hun beschikking hebben. Met een beetje goede wil kunnen we onder ‘resources’ ook de geldende regels verstaan die bepaalde initiatieven van