• No results found

empirische opzet

4.4 antwerPen: bzn de stobbe

De observaties naar de aanpak van huiselijk geweld in Antwerpen hebben plaats-gevonden in BZN De Stobbe, een centrum voor integrale gezinszorg (CIG), dat dient als begeleidings centrum voor gezinnen, waarbij sprake is van huiselijk geweld.

De letters BZN voor de naam verwijzen naar de Vlaamse Bond Zonder Naam (BZN); een overkoepelende beweging, die zich van oudsher met engagement inzet voor ‘gemarginaliseerde mens’5 – dit in de meest brede zin van het woord. Tenminste, zo staat het op de website. Door de medewerkers wordt mij echter verteld, dat dit inderdaad in het verleden de opzet was, maar dat dit inmiddels veel ruimer moet worden gezien. Zo doet BZN bijvoorbeeld ook aan opvang voor verstandelijk gehandicapten, ex-gedetineerden en armoede bestrijding. Gezinnen, waarbij sprake is van huiselijk geweld (in de meeste brede zin van het woord) kunnen aanmerking komen voor plaatsing in De Stobbe. Plaatsing in De Stobbe kan op vrijwillige basis gebeuren, dus op initiatief van de cliënt zelf. Maar er kan ook een doorverwijzing plaats hebben gevonden vanuit instanties als het Comité Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank. Wanneer een jeugdrechter een bepaald dossier in behandeling heeft, dan kan hij besluiten om de kinderen uit huis te laten plaatsen, tenzij het gezin (in casu dus meestal de moeder met de kinderen) akkoord gaat met een observatie en trainingsperiode van acht weken in De Stobbe. Er zit dus vaak een stevige stok achter de deur.

achtergrond en werkwijze

Kris, de medewerkster die mij op de eerste ochtend (maandag) van mijn observa-ties rondleidt, vertelt over de basisprincipes volgens welke er in De Stobbe wordt gewerkt: “Op de eerste plaats gaan wij uit van oplossingsgericht werken. Daarbij werken we onder andere met de flowchart, waarin de verschillende fasen van het oplossingsgericht werken in zijn beschreven. Dat wil onder andere zeggen dat we, zeker in de eerste weken van het verblijf, de ouder nog niet al teveel confronteren met de dingen die ze niet goed doen, maar juist focussen op datgene wat er wel goed gaat. Zo willen we ervoor zorgen, dat ze zich thuis gaan voelen en vertrouwd raken. We werken dus eerst aan een vertrouwensrelatie met de ouders. Dit ook omdat veel ouder hier min of meer gedwongen zitten en dus in de weerstand kun-nen zitten. Deze moet eerst weg worden genomen. Daarnaast werken we vanuit doelen, die wekelijks door de ouders zelf worden geformuleerd en waarop ze later feedback krijgen.” Een ander belangrijk element van oplossingsgericht werken, zoals dit in De Stobbe wordt toegepast, is om bij de cliënt de nadruk op het heden te leggen. Dus niet in het verleden blijven ‘hangen’, maar sturen op het heden en wat daarin hier en nu kan worden aangepakt en veranderd.”

Deze handelswijze van De Stobbe hebben ze, zoals Kris vertelt, sinds oktober 2007. De belangrijkste omslag met de handelswijze, die daarvoor werd gehan-teerd, was dat de hulpverleners van De Stobbe de verantwoordelijk terug bij de mensen zelf wilde leggen. Voorheen, zo vertelt Kris, wilden de hulpverleners vooral ‘zorgen’ voor de cliënten, die ze onder hun hoede hadden. Nu is hun hou-ding veel meer op activering gericht, veel meer uitgaande van het principe, dat de cliënt zelf verantwoordelijk is. De gezinnen worden dus ook actief gestimuleerd om deze verantwoordelijkheid zelf aan te grijpen. Opnieuw wordt ook weer bena-drukt, dat het verblijf ook vrijwillig is. Als de gezinnen weg willen, dan zijn ze hier in principe vrij in. Er wordt dan eventueel nog een gesprek georganiseerd, maar wanneer ze er echt voor kiezen om te vertrekken, dan is dat hun eigen keuze. Wel moet, zoals gezegd, vrijwillig hier tussen aanhalingstekens worden geschreven: een vroegtijdig vertrek zal namelijk het rapport, dat uiteindelijk aan een eventuele jeugdrechtbank wordt aangeboden, niet gunstig beïnvloeden. Volgens Odette is de “werkvloer zoals ze er nu is”; en werkwijze van De Stobbe dus, onder andere voortgekomen uit de ideeën en de jarenlange ervaringen van Marleen Dejonckheere, de huidige (2010) directrice. Zij was het die, samen met de coördinator Els Lieckens, in 2007 het roer omgooide en nadrukkelijk koos voor een werkwijze met relatief korte observatie periode, in plaats van de behandel trajecten van een jaar of langer, zoals voorheen. “Nu is het klaar”, vond Dejonckheere (citaat van Odette Cox) en ze besloot tot een geheel andere werk-wijze. Een relatief korte observatieperiode dus, waarin er zeer actief met het gezin aan de slag wordt gegaan op basis van onder andere oplossingsgericht werken, Triple P, Goldstein en contextuele hulpverlening. Hiermee, zo vertelt Odette verder, nam de Stobbe wel een zeker risico. Door ervoor te kiezen om gezinnen kort op te vangen en te investeren in een meer kwalitatieve hulpverlening, komt

de bezettingsgraad, en dus de financiering namelijk in gevaar. Het is eenvoudi-ger om bij langdurige verblijven je bezettingsgraad op peil te houden, dan wan-neer er sprake is van kortdurende opnames met een groter verloop, zoals dat nu bij De Stobbe het geval is. Toch is er bij de medewerkers een sterk geloof en overtuiging, dat dit de juiste werkwijze is: “Wij geloven in ons werk, en willen ervoor gaan. Wij geloven in korte, intensieve observatie, en in de kracht en nut van de verslagen die op basis hiervan gemaakt worden”.

Onmiddellijk valt op dat er hier, in tegenstelling tot in Eindhoven, veel explicieter met methodieken gewerkt wordt; en dat er ook veel meer sturing van de activi-teiten plaatsvindt op basis van deze methodieken (zie ook hieronder). Het feit dat De Stobbe een residentiele instelling is, waardoor er in tegenstelling tot de casus in Eindhoven al vanzelf sprake is van een dagstructuur draagt hier uiteraard aan bij. Maar dit verschil moet ook verklaard worden vanuit de directe invloed van de initiatiefnemers van De Stobbe; en vanuit het relatief kleine team, dat in een (letterlijk) kleine en overzichtelijke omgeving opereert. Hierdoor ontstaat er een coherentie, een sterk ervaren gevoel van gezamenlijkheid. De medewerkers ervaren dat ze deel uitmaken van dit team, en de filosofie wordt ook door allen (uit)gedragen. Er is hier dus geen sprake van de typische ‘street-level dynamiek’, waarbij er een zeker ongemak is tussen de leidinggevenden en de uitvoerders in de organisatie (Lipsky, 1980).

De gezinnen verblijven in totaal acht weken in De Stobbe. De week vóór deze eerste week is de zogenaamde opnameweek, waarin het gezin binnenkomt. Er is dan nog geen programma – het gezin sluit aan bij het lopende programma van de eerstvolgende maandag na binnenkomst. Het weekprogramma ziet er als volgt uit:

– Maandagochtend: Huisvergadering;

– Dinsdagochtend: Sociale vaardigheidstraining en relaxatie; – Woensdagochtend: Opvoedingstraining (Triple P);

– Donderdagochtend: Groepsproces; ’s avonds: ‘Crea’; – Vrijdagochtend: Algemeen dagelijks leven.

De middagen zijn over het algemeen vrij, hierin kunnen door de gezinnen zelf activiteiten met de kinderen worden gepland. Wel is er verplicht minimaal één gesprek per week, tussen de cliënt en zijn gezinsbegeleider, één van de mede-werkers van De Stobbe. Ook zijn dit de tijden waarop eventueel bezoek welkom is. ’s Avonds is het de bedoeling, dat de ouders met hun kinderen terug op de groep zijn, ook in verband met observatiemomenten door de medewerkers. De maaltijden worden gezamenlijk genoten, in een ruime eetkamer, die grenst aan een open keuken. De gezinnen zitten hier bij elkaar, maar elk gezin heeft hier wel een eigen tafel. Alle gezinnen volgen hetzelfde programma; wat dus betekent dat er gezinnen bij elkaar zitten, die in verschillende fasen van hun verblijf zitten. Dit heeft een aantal voordelen: gezinnen leren zo van elkaar ervaringen en spreken

nieuwkomers vaak aan op bepaald gedrag. Daarnaast zijn er echter ook nadelen. de sociale vaardigheidstraining bijvoorbeeld bestaat per onderwerp steeds uit blokken van vier weken. Nieuwkomers moeten dus hierover steeds worden bij-gepraat.

bewoners

In de week dat ik hier observeer zitten er in totaal vier gezinnen residentieel, en één ambulant. Het gaat om (de namen zijn veranderd):

– Anne en Sjef, een jong stelletje van rond de twintig. Hun dochter Destiny van enkele maanden oud verblijft bij hen in De Stobbe. Ze zitten in hun eerste week;

– Anniek, een vrouw van midden twintig, die met twee kinderen (pas geboren en 3 jaar oud) in De Stobbe verblijft. Ze zit in de derde week van haar verblijf; – Jessica, ook midden twintig en ook met twee kinderen (3 en 5). Zij zit in haar

vijfde week;

– Tamara, begin dertig. Zij verbleef met haar partner en hun kinderen in De Stobbe, maar haar partner (John) is na een fikse ruzie in de week voor mijn observaties weggelopen. Ook zij zit in haar vijfde week;

– Irene, moeder van twee kinderen, zit in de ambulante begeleiding. Dat wil zeggen, dat ze drie dagen per week: dinsdag, woensdag, donderdag; en het wekelijkse gezinsgesprek) van het dagprogramma volgt, maar niet in De Stobbe overnacht.

De groep die nu in huis is wordt door de medewerkers gezien als een overwe-gend sterke groep met een positieve instelling: Ze zijn bereid om naar zichzelf en hun eigen gedrag te kijken. ‘Wat zit er in mij?’, is de vraag, die ze zich hierbij stellen. Dadelijk (kwart over negen) zal het programma van de maandagochtend beginnen: de huisvergadering waarbij alle bewoners (niet de kinderen) aanwezig moeten zijn. Een vast onderdeel van deze vergadering is het zogeheten ‘reflecting team’. Dit bestaat uit feedback, die elke bewoner (of elk stel) ontvangt vanuit de briefing, die de vrijdag ervoor altijd plaatsvindt. Deze feedback, die wordt gege-ven aan de hand van de werkpunten die de bewoners zelf voor die week hadden opgesteld, wordt op video opgenomen en getoond tijdens de huisvergadering. Het zijn altijd twee teamleden die deze feedback geven, waarbij een van hen ingaat op de positieve punten en de ander op de werkpunten die worden gesignaleerd; het-geen ‘duowerking’ wordt genoemd. Zoals gezegd, worden de werkpunten in de eerste weken van het verblijf nog enigszins mild gebracht, het echte confronteren begint pas vanaf week drie. Dit ook altijd weer afhankelijk van de inschatting, die wordt gemaakt van in hoeverre de persoon in kwestie een dergelijke confrontatie tot zich kan nemen.

Een voordeel van het op video opnemen van deze feedback is, dat het teruggeven ervan aan de persoon in kwestie hiermee levendiger wordt. De video wordt afge-speeld tijdens de huisvergadering, waarbij alle andere bewoners en twee

mede-werkers aanwezig zijn. Op die manier ontstaat er meteen ruimte voor gesprek en reactie. De twee teamleden op de video zijn ook nooit de twee, die maandag bij de huisvergadering zitten. Wanneer deze feedback bijvoorbeeld van papier zou worden afgelezen, dan zou ze volgens Kris te ‘sec’ zijn; teveel eenrichtingsverkeer. Odette voegt daar later nog aan toe, dat het zien en horen van de feedback op video ook transparanter overkomt voor de cliënten, dan wanneer ze dit op papier zouden teruglezen, of wanneer het zou worden voorgelezen. Een ander voordeel van deze wekelijkse feedbackronde is, dat de cliënten hiermee altijd voortdurend weten hoe ze ‘ervoor staan’ bij het personeel. Zo zijn er na acht weken, als de uiteindelijke evaluatie komt, geen verassingen meer voor de persoon in kwestie: alles wat er in het evaluatierapport staat is dan al eens gezegd.

Algemene richtlijnen dus (‘gedurende het verblijf gaan we steviger confronteren’) die daarnaast als het ware geijkt worden aan de hand van individuele situaties. Het heet ‘reflecting team’, maar het proces eromheen kan zeker ook beschouwd worden als ‘reflection-in-action’ (Schön, 1983). Dit proces wordt ook versterkt door de grote frequentie van teammomenten op de Stobbe. In ieder geval twee keer per week zijn er besprekingen, maar daarnaast treffen de collega’s elkaar ook voortdurend in het kantoor; bijvoorbeeld tijdens de lunch tussen de middag. Dit doet denken de manier waarop Sennett de ‘werkplaats’ omschrijft, waarbij het overigens kan gaan om een ambachtelijke werkplaats uit de 18e eeuw, maar ook om moderne ‘werkplaatsen’. In ieder geval doelt hij op een fysieke ruimte waarin verschillende vaklieden, professionals, gezamenlijk werken aan eenzelfde ambacht of professie en waarbij kennis met elkaar gedeeld wordt: ‘De essentie ervan berust in het verpersoonlijkte, rechtstreekse gezag van kennis’, waarbij van belang is dat de vaardigheden ‘worden belichaamd door een mens [in plaats van] door een levenloze statische praktijkcode’ (Sennett, 2010: 94-95).

huisvergadernig

Even na negen uur gaan Lut en Dide, die deze ochtend de huisvergadering zullen leiden, met mij richting de ruimte waar deze plaats zal vinden. Deze ligt aan de andere kant van de binnentuin van De Stobbe. Lut legt mij uit, dat dit bewust zo is ingedeeld: Het gebouw waar de gezinnen verblijven, waar hun kamers zijn en de woon – en eetkamers zijn, wordt zo weinig mogelijk gebruikt voor de groep-sessies. Dit om het gevoel te geven dat ze daar ‘thuis’ zijn, vandaar dat voor het grootste deel van de ochtendprogramma’s er even wordt overgestoken naar een ander gebouw. Omdat het inmiddels twintig over negen is (de bewoners worden geacht om kwart over negen aanwezig te zijn), overleggen Lut en Dide even of een van hen ze gaat halen (de meeste blijken nog met hun kinderen bezig, in de eet-zaal), of dat dit hun eigen verantwoordelijkheid is. Terwijl ze dit aan het bespre-ken zijn druppelen de bewoners dan toch binnen. Ze zijn met vijf in totaal, Irene (die een ambulant programma volgt) is er deze ochtend niet bij.

Omdat het voor Anne en Sjef de eerste huisvergadering is, start de groep met een voorstelrondje, waarbij er aan vooral Anne en Sjef wordt gevraagd om wat

over hun doelen, waarom ze in De Stobbe zitten, te vertellen. Sjef zegt weinig, hij lijkt erg verlegen tussen al die vrouwen, maar Anne vertelt: “Tja, ons kindje weent soms heel hard, en we zitten hier om te leren, dat het kindje minder hard weent…”. Even is het weer stil. Later hoor ik van Lut en Dide terug, dat dit doel dat Anne vertelt precies het doel is wat ze van de jeugdrechter opgelegd hebben gekregen. Dit is iets wat ze veel zien in de eerste week, dat ouders niet zozeer ‘eigen’ doelen hebben om aan te werken, maar dat ze desgevraagd terugvallen op de aan hen opgelegde doelen. Hier blijft het wat Anne en Sjef betreft voorlopig even bij., Lut vertelt wat over hoe de huisvergaderingen zijn ingedeeld: “De verga-dering duurt twee uur. Tijdens het eerste uur beginnen we met een rondje, waarin een ieder wordt gevraagd om wat positiefs te vertellen over de afgelopen week. Daarna is er tijd voor huishoudelijke mededelingen en afspraken, bijvoorbeeld over wie er wanneer kookt. Dan is er even pauze, en daarna zijn er de ‘filmpjes’ (deze formulering veroorzaakt enige hilariteit bij de anderen) vanuit ‘reflecting team’ van de afgelopen vrijdag.”

Het rondje ‘positieve ervaringen’ begint bij Jessica. Ze vertelt, dat de afgelopen zondag (gisteren) haar familie op bezoek is geweest, waar ze erg van genoten heeft. Lut bevestigt dit: “Ik zie het aan uw gezicht, dat je dat leuk gevonden hebt”. Anniek is de volgende, ze heeft, naar eigen zeggen: ‘heel veel auto gereden met de kinderen’ het afgelopen weekend. Of ze ook bezoek heeft gehad dat een auto bij zich had, of dat ze zelf een auto heeft, vertelt ze er niet bij. Tamara is de volgende; ze vertelt dat haar kinderen heel ‘relaxed’ waren in het weekend, wat ze als erg prettig heeft ervaren. Ook is ze met de kinderen naar haar ouders geweest. Dan zijn Anne en Sjef aan de beurt, waarop het weer stilvalt. Ze weten nog niets te zeggen, en lijken een wat afwachtende rol aan te nemen.

Dan is er nog een mededeling over een nieuw programma, dat speciaal wordt aangeboden aan gezinnen met baby’s tot een jaar. Hierin wordt speciaal aandacht gegeven aan de opvoeding en verzorging van deze heel kleine kinderen; en is er aandacht voor de vraag waarom het eerste levensjaar nu zo belangrijk is voor een kind. Anne en Sjef hebben hier wel oren naar, gezien hun dochtertje. Later hoor ik Lut en Dide tegen elkaar zeggen, dat een van de redenen hiervoor waarschijn-lijk is dat dit programma op de donderdagochtend valt, zodat Anne en Sjef op die dag niet mee hoeven doen aan het groepsprogramma en dus “niet over zichzelf moeten babbelen”. Ik hoor ook terug, dat dit veel wordt gezien bij gezinnen, die in hun eerste weken zitten: nieuwkomers stellen zich soms terughoudend of zelf vijandig op ten opzichte van de medewerkers en het programma. Gedurende de weken, dat ze in De Stobbe verblijven, verandert dit echter meestal. Als voorbeeld wordt Anniek genoemd, die in haar derde week zit. In haar eerste week was ze erg vijandig en kritisch richting De Stobbe, maar dit is eigenlijk helemaal bijgetrok-ken en nu heeft ze, volgens Lut en Dide, inmiddels een zeer actieve en construc-tieve houding. Odette vertelt me later, dat de reden voor dit omslagpunt volgens haar zit in het feit dat er vanuit De Stobbe niet aan cliënten wordt ‘getrokken’; er wordt geen strijd aangegaan. Medewerkers gaan in gesprek met cliënten, en

wijzen op mogelijke consequenties van bepaald gedrag, maar laten het nadruk-kelijk aan de cliënt in kwestie om daar gevolgtrekking aan te verlenen.

Hierbij wordt de cliënt eigenaar gemaakt van zijn/haar proces, wat ertoe leidt dat de cliënt zelf ook veel te winnen en te verliezen heeft. De professionals faci-literen, maar de bewoners worden uiteindelijk zelf als verantwoordelijke gezien. Gedurende de week zal ook blijken dat diverse interventies en uitspraken die de medewerkers doen erop gericht zijn om het proces ‘terug te geven’ aan de bewo-ner.

big brother?

Na de rookpauze wordt het tweede deel van de ochtend ingeleid: het bekijken van de filmpjes met de feedback, die de afgelopen vrijdag door het team op zijn genomen. “Het lijkt hier wel Big Brother”, zegt Anne hierop, maar Lut pareert dit onmiddellijk: “Nee, wij filmen hier nooit in het geheim en nooit zonder toe-stemming.”. We bekijken de eerste film, waarin er feedback aan Tamara wordt gegeven. In het beeld zitten drie van de medewerkers naast elkaar aan een tafel. Diegene die in het midden zit leest de werkpunten steeds voor, die de bewuste bewoner voor die week had geformuleerd. Vervolgens geeft één van de twee ove-rige medewerkers de positieve feedback op deze leerpunten en geeft de andere een aantal werkpunten en confrontaties aan. In het geval van Tamara blijkt het vooral te gaan om haar partner, die dus de vorige week donderdag het huis na een stevige ruzie heeft verlaten. De positieve feedback bestaat eruit, dat het als zeer positief wordt ervaren, dat Tamara toch nog in huis is en dat alles erop wijst, dat ze de kinderen zoveel mogelijk buiten de ruzie heeft weten te houden. Ze wordt