• No results found

Een doodendans van Geeraard Van Wolsschaten

In document De Vlaamsche School. Jaargang 21 · dbnl (pagina 192-195)

De naam der Van Wolschatens is op verre na niet onbekend in de Antwerpsche

boekenkunde. In den loop der 16e, 17een 18e, eeuwen ontmoet men er verscheidene

onder de lettergieters, boekverkoopers en -drukkers der Scheldestad. Een eenige is gekend als letterkundige en

TANTWERPEN BYPETRVSBELLERVS

dichter, namelijk Geeraard, die ons een werk heeft nagelaten dat voor titel voert: De

doodt vermaskert met des werelts ydelheyt afghedaen... verciert met de constighe Belden van den vermaerden schilder Hans Holbeen. Het werd gedrukt t' Antwerpen by Petrus Bellerus op de Melck-Marct in de gulde tralie. M.DC.LIV.

Buiten deze uitgaaf van 1654, welke door den drukker werd opgedragen aan Antonius Triest, bisschop van Gent, moeten er nog twee andere bestaan, eene van 't

jaar 1644, in-8e, de andere van 1698, in-12, met de goedkeuring van 22 Augusti 1698.

Volgens aanduiding van het titelblad was onze dichter Prevost van Sijne Conincklijcke

Majesteyts Munten des Hertooghdoms van Brabandt; hij schreef nog: Het Antwerpsch Lusthofken, Antwerpen, 1661, in-12o.

Het eerstgemelde z i j n e r werken, dat wij in oogenschouw willen nemen, is eene soort van doodendans die stof geeft tot zedelijke beschouwingen en lessen. Men weet wat een doodendans is. Men noemt zoo eene reeks van afbeeldingen op dewelke men de verschillige leeftijden en standen ziet aangerand worden door den dood, in de gedaante van een rif voorgesteld, die, onverbiddelijk en zonder genade, alles ten grave sleurt. Het is de gelijkheid van allen voor den dood, het sceptra ligonibus

aequat - schepter en houweel zijn gelijk voor den dood - in verscheidene tafereelen

afgebeeld. De doodendansen kwamen eerst in gebruik tot versiering van grafplaatsen. De oudst gekende is die van Minden, in Westfalen, uitgevoerd rond het jaar 1380; ten jare 1424 bestond er een te Parijs, in beeldhouwwerk, op het kerkhof der Onnoozelen; een der bijzonderste en der beroemdste is die van Bazel, in Zwitserland.

De zoogezegde doodendansen werden niet alleen door schilder- en beeldhouwkunde uitgewerkt. Men vindt er ook in borduurwerk op kerkelijke rouwgewaden, in miniatuurschildering op handschriften, en als randversiering op menige gedrukte getijdenboeken. In onze boekerij hebben wij een prachtig met gothieke letter op velijn gedrukt getijdenboek, waar wij zulk eenen doodendans in aantreffen. Schoon dit ons een weinig van ons plan moet leiden, weerstaan wij niet aan de begeerte eene volledige beschrijving daarvan mede te deelen.

Ons getijdenboek bevat 140 bladeren of 280 bladzijden, en werd omtrent het jaar 1500 - op bl. 1 verso staat een almanak loopende van 1501 tot 1520 - gedrukt door Philip Pigouchet en uitgegeven door Simon Vostre te Parijs. De titelplaat verbeeldt Adam en Eva met een schild tusschen beide waarop de letters PP, en lager des drukkers naam, Philippe Pigouchet. Onder de t i t e l p l a a t leest men: Les preset es

heures a l'usaige de Amie s: tout au lo g sans req reont este faictes pour Simo Vostre Libraire: demourant a Paris a la rue neuve nostre dame. a les eigne sainct Jehan lev ageliste. Het werk is met nog 21 andere platen

opgeluisterd die de volgende onderwerpen voorstellen: l. Een sterrekundig beeld; 2. Sint Jan in de olie; 3. Verraderij van Judas; 4. Boom van Jesse; 5. Boodschap des Engels aan Maria; 6. Bezoeking van Maria bij Elisabeth; 7. Christus aan het kruis; 8. Nederdaling van den H. Geest; 9. Geboorte van Christus; 10. Aanbidding der herders, 11. Geboorte van Christus door de Engelen aangekondigd; 12. Aanbidding der Wijzen; 13. Opdracht van Christus in den Tempel; 14. Vlucht naar Egypte; 15. Dood der H. Maagd Maria; 16. Dood van Urias; 17. Urias bij David; 18. Laatste oordeel; 19. Lazarus en de rijke vrek; 20 Aanbidding der H. Drieëenheid door de strijdende en de zegepralende kerk; 21. Begrafenis van den Zaligmaker. Al de bladzijden zijn omlijst met keurige randversieringen. Daar vinden wij de geschiedenis van den patriarch Joseph, de vermaardste Sibyllen, de bijzonderste deugden, jachten en akkerwerken, het leven der H. Maagd, de

geschiede-84

denis van het H. Evangelie, het leven, het lijden en de zegepraal des Zaligmakers, de geschiedenis van Suzanna en van den verloren zoon, het uiterste der wereld en eindelijk den doodendans. Deze bestaat uit niet minder dan 66 verschillige tafereeltjes, waar men al de standen der samenleving door den dood ziet weggeleid worden. Kon er hier of daar eenige twijfel wezen over hetgene de teekenaar heeft willen verbeelden, de ondergeschrevene titel zal alle moeielijkheid desaangaande wegnemen. Men leest daar: Le pape, lempereur, le cardinal, le roy, enz., enz....

Men vergeve 't ons, dat wij zoo verre buiten ons bestek afweken; het prachtige boek verdiende eene bijzondere melding. Nu, l'incident est clos, zegt men in parlementsstijl; wij keeren tot den doodendans van onzen Van Wolsschaten terug. Doch eer wij het titelblad omslaan, merken wij nog op, dat daar te lezen staat dat het werk is vercierd met de constighe Belden van den vermaerden schilder Hans Holbeen. Het is geweten dat, schoon ten onrechte, de vermaarde doodendans van het kerkhof van Bazel aan Hans Holbein werd toegeschreven Buiten de drie tafereelen welke in 1568 door Hugo Klauber werden bijgevoegd bij de 39 reeds bestaande, met welker herstelling hij belast was, is het gansch onmogelijk te bepalen door welken kunstenaar zij werden uitgevoerd. Het blijkt echter klaar én uit de manier van schilderen én uit de kleederdracht der personen dat zij uit Holbein's penseel niet vloeiden. De bevestiging van ons titelblad nopens de plaatsneden die het werk versieren kan dus in dezer voege verstaan worden, dat zij gemaakt zijn naar de gedachte van den doodendans die aan Holbein werd toegeschreven. Overigens, wij zullen het grootst gedeelte der platen in ons opstel inlasschen, en alzoo zal de lezer over hunne waarde kunnen oordeelen. Wij geven thans de titelplaat: een mannelijk en een vrouwelijk geraamte, - het eerste ridderlijk uitgedoscht, gelaarsd en gespoord, het tweede als eene edele vrouwe, in haar huisgewaad voorgesteld, - verkondigen met bazuingeschal de akelige waarheid des doods en hangen een perkament ten toon, dat niet minder schijnt te wezen dan eene getaande menschenhuid, waar de titel op te lezen staat. Beneden liggen de kenteekens der verschillige standen: de pelgrimsstok, de

bisschopelijke staf, de koninklijke schepter en de boven aangehaalde spreuk van den Latijnschen dichter: sceptra ligonibus aequat.

(Wordt voortgezet.)

Over de verspreiding der warmte.

IV. Dat de vochten slechte geleiders der warmte zijn, kan men ook bewijzen door de volgende proefneming. Men doorboort de zijdswanden van een glas op korten afstand van den bovenrand, om door de opening den steel van eenen kleinen warmtemeter te steken. Men vult het glas met water, en boven dit water giet men met

voorzichtigheid eene laag geest van wijn of ether, welke men aan brand steekt. Alhoewel de warmtemeter weinig van de vlam verwijderd is, ziet men nochtans niet dat deszelfs kolom aanmerkelijk klimt.

De luchtstoffen en dampen zijn ook slechte geleiders der warmte; nochtans verwarmen zij zich spoedig, doordien zij zeer uitzetbaar door warmte en diensvolgens aan dezelfde beweging als de vochten onderworpen zijn. Men bewijst het bestaan dezer beweging, wanneer men op de buis eener kachel een blokske hout plaatst, waarin een breipriem rechtstaande gesteken is, en op welks toppunt een spiraalvormige

reepel papier hangt. Men ziet alsdan deze reepel papier eene draaiing ondergaan, door het gedurig klimmen der verwarmde lucht.

Dr. F.-J. MATTHYSSENS.

In document De Vlaamsche School. Jaargang 21 · dbnl (pagina 192-195)