• No results found

De Vlaamse financiële incentives in Europees perspectief

Deel II. Duaal leren bekeken door een sociaalrechtelijke bril Een blik op het heden

4. Een blik op twee toekomstige uitdagingen

4.3. Een zoektocht naar de juiste incentives voor de onderneming

4.3.3. De Vlaamse financiële incentives in Europees perspectief

Het gedrag van de werkgever wordt gestuurd door bepaalde prikkels. Financiële prikkels maar evengoed andere prikkels. Hoe deze incentives worden ingevuld, heeft veel invloed op de motivatie van de onderneming om een werkplek aan te bieden.

De uitwerking van de Vlaamse financiële prikkels staat in vergelijking met de andere landen nog in zijn kinderschoenen. De visie over hoe deze incentives er moeten uitzien, verschilt van land tot land. Eén iets staat vast. Geen van de landen dekt het volledige kostenplaatje van de werkgever door gebruik te maken van financiële incentives. Ten eerste kan niet opgelost worden met het toekennen van financiële incentives. Er wordt ook gebruik gemaakt van andere incentives zoals het verlagen van de administratieve last wat een grote meerwaarde betekent voor de deelnemende bedrijven. Daarnaast worden de bedrijven niet gestuurd door een winstmotief bij het aanbieden van de werkplek. De meeste bedrijven bieden een werkplek aan omwille van filantropische redenen en hechten hier veel belang aan.700 Infra worden drie belangrijke aandachtspunten besproken die in het achterhoofd moeten

gehouden worden bij het uitwerken of hervormen van bepaalde incentives.

§1. Verschil tussen indirecte en directe financiële ondersteuning.

In Europa vallen de subsidies voor het aanbieden van een werkplek uiteen in twee verschillende categorieën: de directe en indirecte subsidies. De aanbieders van een werkplek krijgen een bonus per leerling dat een duale opleiding start, dat valt onder de categorie “directe subsidies”.701 Per leerling die

tewerk gesteld wordt in het bedrijf, ontvangt de onderneming een vast bedrag om haar gemaakte kosten te compenseren.702

698 Art.7, §2 Decr.Vl. 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, B.S. 17

augustus 2016.

699 V. DEKOCKER, “Klaar voor duaal? Hoe werkgevers stimuleren om mee te stappen in duaal leren?”, Over Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk, Acco, 2016, 2, 97.

700 S. CABUS en M. NOUWEN, Evaluatie van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, odin.syntravlaanderen.be/sites/default/files/2020-02/sessie_1.1_decreet_oao.pdf,

2020, 35.

701 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

Incentives.pdf, 2019, 5 j° Art. 8-9 Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 betreffende de start -en stagebonus, BS 9 augustus 2018.

702 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

128 Directe subsidies kunnen gekoppeld worden aan bepaalde voorwaarden, zoals in Oostenrijk. Om de kwaliteit van de opleiding hoog te houden, voorzien ze in extra subsidiëring wanneer de onderneming hierin wenst te investeren. Dat kan gaan over een onderzoek naar de mogelijkheden om te roteren tot een verbetering van de mentoropleiding die onderneming in het bedrijf aanbiedt.703 In Vlaanderen kan

de onderneming hiervoor beroep doen op de KMO-portefeuille die subsidiëring voorziet in het geval van gemaakte opleidingskosten.704

Naast de directe subsidies, bestaat ook de categorie “indirecte subsidies”. Hierbij voorziet de overheid geen bedrag, maar neemt het andere maatregelen die de financiële druk op de schouders van de onderneming verlichten. 705. De overheid kent de onderneming wel bepaalde (fiscale) voordelen toe

indien hij duale leerlingen tewerk stelt. De tijd en middelen die een onderneming investeert, mogen ingeboekt worden als kost in de boekhouding of er wordt voorzien in een vrijstelling van bepaalde sociale bijdragen … In Zwitserland mogen de ondernemingen bijvoorbeeld hun opleidingskosten afboeken, waardoor de bedrijfsbelasting verlaagt.706 In Vlaanderen valt de mentorkorting onder deze

categorie aangezien deze kost mag afgetrokken worden van de RSZ-bijdragen.707

§2. Meeste landen kiezen voor vaste werkgeversbijdrage in duale opleiding.

De meeste landen kiezen ervoor om de ondernemingen minstens gedeeltelijk te laten bijdragen aan de financiering van deze incentives. Dat kan gecombineerd worden met een bijdrage van overheidswege. De keuze om ondernemingen te laten meebetalen, is gerechtvaardigd volgens deze landen omdat de ondernemingen ook voordelen ondervinden van een duale opleiding. Zij krijgen leerlingen op de werkplek die tijdens hun opleiding werken in de onderneming en steeds productiever worden. Daarnaast krijgt de werkgever ook de kans om een jongere te rekruteren die reeds een bepaalde kennis heeft opgedaan op de werkplek.708

703 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

Incentives.pdf, 2019, 10.

704 VLAAMSE OVERHEID, “Subsidie voor opleiding en advies voor KMO’s en zefstandigen. KMO-portefeuille.”,

www.vlaanderen.be/subsidie-voor-opleiding-en-advies-voor-kmos-en-zelfstandigen-kmo- portefeuille#procedure.

705 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

Incentives.pdf, 2019, 5.

706 Ibid, 14.

707 VLAAMSE OVERHEID, “Mentorkorting. Bedrag en duur.”, www.vlaanderen.be/mentorkorting/mentorkorting-

bedrag-en-duur.

708 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

129 In de meeste landen maakt de onderneming ook geen overmatige kosten om de leerling een werkplek aan te bieden en hebben zij op het einde zelfs een kleine nettowinst door de gestegen productiviteit van de jongere.709 Enkel in Zwitserland is deze nettowinst beduidend groter, maar daarvoor liggen

verschillende redenen aan de basis. Zwitserland is eerder mercantiel gericht en de jongere geniet van minder bescherming ten opzichte van andere landen. Daarnaast werkt de jongere ook langer, waardoor het ook voor de onderneming gemakkelijker is om winst te genereren.710

Opvallend, in Denemarken verplicht de overheid iedere werkgever om bij te dragen aan het fonds ongeacht of ze een duale opleiding aanbieden of niet. Op die manier kunnen de free riders uitgesloten worden aangezien ook zij hun steentje bijdragen zonder een werkplek aan te bieden. Toch heeft deze manier van subsidiëring een keerzijde. Niet elke onderneming kan een werkplek aanbieden. Eenmanszaken zijn bijvoorbeeld niet zo gemakkelijk in staat om een werkplek aan te bieden. Waarom zouden zij dan moeten bijdragen? Dat zou echter het nadelige gevolg kunnen hebben dat ondernemingen enkel een werkplek aanbieden omdat ze dan genieten van hun bijdrage aan het fonds. Dergelijke redenering kan echter de kwaliteit van de werkplek in gevaar brengen.711

De vrees voor het free riders-gedrag kan ook op een andere manier benaderd worden. In sommige landen, bijvoorbeeld in Italië en Spanje, zal een leerling een bepaalde tijd aan de onderneming blijven werken. Indien hij verkiest om ergens anders te gaan werken, dan staat daar een bepaalde vergoeding voor de aanbieder van de werkplek tegenover.712

§3. Sectorale uitwerking in Vlaanderen ontbreekt.

Tot slot wordt er op dit moment gekozen voor een uniforme uitwerking de financiële incentives.713

Iedere onderneming is gelijk, er wordt geen onderscheid gemaakt. In andere landen wordt daarentegen sterk ingezet op sectoraal niveau.714

In Zwitserland bestaan de opleidingsfondsen per kanton en per sector. De sectorale fondsen voor verdere opleidingen zijn vrijwillig, de kantonnale verplicht.715 Bepaalde niet-financiële incentives zoals

709 S. BAERT,K. DE RICK e.a., Duaal leren in Vlaanderen: kansen en gevaren., Skibris, 2019, Gent, 24. 710 Ibid.

711 Ibid., 22-23 j° DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-

Financial-Incentives.pdf, 2019, 8.

712 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

Incentives.pdf, 2019, 8.

713 Supra titel 4.3.1. “Hoe is het vandaag geregeld?”.

714 S. BAERT, K. DE RICK e.a., Duaal leren in Vlaanderen: kansen en gevaren., Skibris, 2019, Gent, 23.

715 DONOR COMMITTEE FOR DUAL VOCATIONAL EDUCATION AND TRAINING, Companies Engaging in Dual VET: do financial incentives matter?, www.dcdualvet.org/wp-content/uploads/DC-dVET_Discussion-Note-Financial-

130 het waarborgen van voldoende kwaliteit, het gedeeltelijk overnemen van de administratie of de examens organiseren worden geregeld op sectoraal niveau en gefinancierd met de vrijwillig bijgedragen sectorfondsen. De druk op de schouders van de werkgever wordt op die manier verlicht, ook al gaat het niet om een directe financiële compensatie.716

Er kan ook gekozen worden om sector per sector af te wegen of extra financiering nodig is. In Oostenrijk wordt er slechts voorzien in bepaalde sectoren die in een extra opleidingsfonds voorzien met verplichte bijdrages van de ondernemingen binnen deze sector. Deze bijdrages gebruikt men om een extern opleidingscentrum op te richten, zoals voor de bouwsector. De BAUAkademien in Oostenrijk bijvoorbeeld neemt bepaalde opleidingstaken over van de ondernemingen en voorziet het nodige materiaal.717