• No results found

De hedendaagse professionele militair

De context van de militaire ethiek in Nederland In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de uitoefening van geweld

3.1. De Nederlandse krijgsmacht: organisatie, optreden en de noodzaak tot morele vorming van militairen

3.1.6. De hedendaagse professionele militair

Uit het bovenstaande blijkt dat bij het uitvoeren van vredesondersteu-nende operaties de inzet van militaire machtsmiddelen een onderdeel is van een scala aan maatregelen, dat moeten leiden tot het gestelde poli-tieke doel. De mate waarin het militair machtsmiddel wordt aangewend, kan tijdens het verloop van een vredesondersteunende operatie sterk variëren. Immers, deze operaties voltrekken zich meestal in een gespan-nen omgeving en hebben de mogelijkheid tot gewelddadige escalatie in zich. Volgens de doctrinepublicaties vereist dit soort operaties daarom de inzet van goed opgeleide en getrainde militairen. Zij dienen niet alleen de militaire basisvaardigheden te beheersen, maar van hen wordt ook verwacht dat zij opdrachten uitvoeren die wellicht tegen het karakter van de krijgsmacht als instrument ingaan. Zo zijn er situaties denkbaar waarin zelfs beperkt gebruik van geweld een averechts effect kan hebben.42

Volgens Moelker en Oosterhuis moet de hedendaagse professionele mi-litair daarom binnen vredesondersteunende operaties zijn traditionele functierol als krijger kunnen relativeren, want de militair moet tevens humanitair hulpverlener en diplomatiek-geschoold soldaat kunnen zijn, die ingezet wordt als onpartijdige derde tussen rivaliserende strijdende partijen.43 Volgens Kümmel is de militair een gewapende straathoekwer-ker en politieman geworden. Dit niet-traditionele element van de krijgs-macht komt volgens hem echter niet in de plaats van de traditionele taak van afschrikking en zelfverdediging, maar is complementair hier-mee. Binnen vredesondersteunende operaties kunnen de traditionele en niet-traditionele functierollen niet keurig van elkaar gescheiden wor-den. Militairen dienen te weten hoe ze moeten vechten, hoe ze veilig-heid creëren voor zichzelf en voor anderen, maar ook hoe ze moeten omgaan met hun plaatselijke tegenvoeters, met plaatselijke partners en met vertegenwoordigers van internationale hulporganisaties. Dit vraagt heel verschillende competenties, aldus Kümmel. Als deskundigen in de uitoefening van geweld, dienen ze ook politiek en communicatief

onder-40 In dit kader is voor militairen van belang om de zogenaamde ‘norm van het dubbele effect’ te doorzien en te kunnen hanteren.

41 Vgl. Iersel, A. van, Th. van Baarda, 2002, 230.

42 Vgl. Koninklijke Landmacht, 1999, no. 305-306; vgl. Koninklijke Landmacht 2009, 4305-4308.

legd te zijn en te beschikken over culturele empathie en diplomatieke vaardigheden. De nieuwe functierollen van de militair als straathoekwer-ker, politiefunctionaris en diplomaat dienen de traditionele functierollen van de militair als krijger, verdediger en aanvaller te complementeren.44

Volgens Kaldor heeft de uitoefening van deze niet-traditionele functierol-len ook gevolgen voor de institutioneel geconditioneerde motivatie van militairen: de militair als verdediger dient bereid te zijn, zijn leven te ris-keren voor de verdediging van zijn land, de militair als humanitair hulp-verlener dient bereid te zijn, zijn leven te riskeren voor de internationale rechtsorde, voor het behoud van humaniteit in zijn algemeenheid.45 Zoals een ex-commandant van het Korps mariniers, generaal Klop, opmerkte: ‘wat nodig is, is een allround, duizendpotige combat trained soldier met als het effe kan een koele kop en een warm hart.’46

Het karakter van vredesondersteunende operaties maakt het dus noodza-kelijk dat militairen, afhannoodza-kelijk van de feitelijke omstandigheden, in staat moeten zijn om van functierol te kunnen wisselen binnen deze operaties. Wanneer gesproken wordt van een professionele militair, doet zich de vraag voor waarin deze professionaliteit bestaat. Een definitie van ‘pro-fessie’, volgens Moelker en Oosterhuis, luidt als volgt: ‘een professie is een beroep dat zich op basis van een vertrouwensrelatie bezighoudt met dienstverlening van goederen aan een cliëntsysteem.’ Onder een ‘beroep’ verstaan zij: een samenhangend geheel van arbeidstaken en arbeidsom-standigheden, dat een aantal mensen tegenover anderen beschouwt als een domein dat hun toebehoort. Mensen bezitten hiermee een bepaalde expertise tegenover anderen. Bij het mogen uitvoeren van taken die ex-clusief zijn voorbehouden aan één groep mensen, kan gesproken worden van een beroepsgroep als sociale institutie met normen en regels die de bevoegdheden omschrijven van de beroepsgroep. Militairen beschikken over unieke vaardigheden, expertise, en zij voeren hun taken uit met een hoge mate van beheersing die voor een leek onnavolgbaar is. Zij kennen daartoe een eigen opleidingssysteem en een eigen professionele code, een normen- en waardesysteem dat eventueel door middel van militair straf- en tuchtrecht kan worden afgedwongen. Zij vormen de beroeps-groep die bevoegd is tot de uitoefening van het geweldsmonopolie van de staat voor zover die uitoefening van geweld geen betrekking heeft op de normale handhaving van de binnenlandse veiligheid. De ‘goederen’ die door militairen worden geleverd volgens Moelker en Oosterhuis zijn op basis van artikel 97 van de Grondwet: de verdediging en bescherming

44 Vgl. Kümmel, G., 2003, 432-433. 45 Vgl. Kaldor, M., 2001, 131.

van de belangen van het Koninkrijk, alsmede handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Deze goederen mogen door militairen geleverd worden door middel van het bevoegd uitoefenen van geweld. Het ‘cliëntsysteem’ wordt gevormd door de staat en zijn bevolking, en het vereist vertrouwen van hun kant om dienstverlening op het gebied van de genoemde goederen door de beroepsgroep van militairen te laten verlenen, hetgeen omgekeerd een maatschappelijke verantwoordelijk-heid vereist van de kant van militairen als beroepsgroep.47 Volgens Hartle werd drieslag expertise, beroepsgroep en maatschappelijke verantwoor-delijkheid al door Huntington in zijn klassieker The Soldier and the State (1957) genoemd als de kern van de militaire professie. Een professie die volgens Huntington overigens uitsluitend bestond uit de officieren en de oudere onderofficieren van de krijgsmacht.48

Binnen de krijgsmacht zijn taken verbonden met competenties. Competenties worden binnen het Handboek Leidinggeven in de Koninklijke Landmacht (2002) omschreven als ‘de vaardigheden en ge-dragaspecten die medewerkers geschikt maken voor hun functie of taken binnen de organisatie’. Defensie werkt daarmee met competentiema-nagement: er wordt voor gezorgd dat de competenties van militairen zijn afgestemd op de functie die ze bekleden binnen de organisatie. In het Handboek Leidinggeven worden onder competenties de ontwikkelbare kenmerken van een persoon verstaan. Competenties zijn door scholing en praktijkervaring te leren en kunnen verder ontwikkeld worden. Binnen competenties worden drie niveaus onderscheiden: kennis, vaardigheden en attitude (houding).49

Hierboven is besproken dat binnen een militaire functie sprake kan zijn van rolwisseling met het oog op de omstandigheden binnen een vredes-ondersteunende operatie. Met de rol wisselen ook de taakstelling en de bijbehorende competenties. Een militair moet dus heel verschillende competenties meester zijn. De morele competentie behoort hiertoe. In navolging van Karssing verstaat Van Iersel onder morele competentie ‘de bekwaamheid en bereidheid taken goed en zorgvuldig uit te oefe-nen, rekening houdend met alle in het geding zijnde belangen, uitgaand van een redelijke beoordeling van de relevante feiten.’ Deze omschrij-ving is volgens Van Iersel een omschrijomschrij-ving van de professionele verant-woordelijkheid van de militair. Morele competentie beschouwt hij als een

47 Vgl. Moelker, R., G. Oosterhuis, 1999, 117-118; vgl. Groen, J., D. Verweij, 2008, 349. 48 Aldus Hartle in: Hartle, A., 20042, 11-12.

vaardigheid die kan worden versterkt door oefening en toepassing in de praktijk.50

Karssing ziet competentie als een samenspel van kennis, vaardigheden en houding, dat een professional in staat stelt, bekwaam maakt, om be-paalde taken uit te oefenen. Al naar gelang de invulling van de functie zal de professionele militair over specifieke competenties moeten beschik-ken. Morele competentie is volgens Karssing echter niet een competen-tie naast alle andere competencompeten-ties die van de militair worden gevraagd. Morele competentie is eerder te begrijpen als een geïntegreerd onder-deel van militaire vaktechnische competenties. Een vaktechnische com-petentie is de bekwaamheid om een juist antwoord te formuleren op de vraag: ‘Hoe krijg ik dit zo effectief en efficiënt mogelijk voor elkaar?’ en morele competentie op de vraag: ‘Is wat ik doe, of ga doen, moreel goed of juist om te doen?’ Ook bij Karssing is morele competentie het op zich nemen van de professionele verantwoordelijkheid. Morele competen-tie is daarmee niet los te koppelen van de vaktechnische competencompeten-ties. Voor het op zich nemen van verantwoordelijkheid is verstand van mili-taire zaken omtrent wat gedaan moet worden onmisbaar. Omgekeerd is het merkwaardig om te zeggen: hij doet zijn werk als militair uitstekend, maar hij kent zijn verantwoordelijkheden niet. In de praktijk gaan morele competentie en militair vaktechnische competenties samen op.51

Binnen de Doctrinepublicatie 3.2.21 Leiderschap van de Koninklijke Landmacht wordt in dit verband, onder verwijzing naar Verweij, gespro-ken van morele professionaliteit: ‘medewerkers moeten de bereidheid en vaardigheid hebben om op een professionele manier te handelen en hierbij de morele dimensies van een situatie niet uit het oog te verliezen.’ Morele professionaliteit bestaat volgens deze publicatie uit een zestal ele-menten: ‘(1) moreel bewustzijn; (2) moreel oordelen (kritisch nadenken); (3) communiceren (1 en 2 kunnen toelichten/uitleggen); (4) vaardigheid en bereidheid om te handelen in overeenstemming met het oordeel; (5) vaardigheid en bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor eigen acties en (6) moral resilience.’52 Verweij zelf zegt over resilience of veer-kracht het volgende. ‘Het is deze resilience die maakt dat een militair die in staat is moreel verantwoord en dus professioneel op te treden, ook in staat is in moreel opzicht de nodige veerkracht te ontwikkelen om een ingrijpend moreel dilemma of een ingrijpende moreel-ethische kwestie daadwerkelijk als ingrijpend te ervaren. En daarbij is hij of zij tevens in

50 Vgl. Iersel, A., Th. van Baarda, 2002, 297. 51 Vgl. Karssing, E., 2001, 30,39-40.

staat de gevoelens van pijn en wellicht ook van verdriet en schuld, die met dergelijke ervaringen gepaard gaan, een plaats te geven in zijn of haar leven, zonder hier blijvende psychische schade van te ondervinden.’ Volgens Verweij is het verder ontwikkelen en uitdiepen van de genoemde aspecten van morele professionaliteit een van de belangrijkste taken van de militaire ethiek.53

Het bovenstaande betekent volgens Verweij dat morele competentie is te rekenen tot de kern van militaire professionaliteit. Het is de uitdruk-king van professionele verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheden die behoren tot de militaire professie. Op basis van de bovenstaande de-finitie van professie is ook duidelijk dat deze verantwoordelijkheid ten diepste samenhangt met de bevoegdheid tot het uitoefenen van de ge-weldstaak en de maatschappelijk-politieke verantwoordelijkheid die de professional hierdoor op zich neemt. In deze zin is competentie dan ook op te vatten als opgebouwd uit vaardigheid, bekwaamheid en bevoegd-heid. De professionele militair is vaardig, bekwaam, bevoegd, en daar-mee verantwoordelijk voor de uitoefening van de geweldstaak namens de staat met het oog op de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede handhaving en bevordering van de interna-tionale rechtsorde. Volgens Verweij zijn het vooral de centrale waarden vrede, veiligheid en humaniteit die het belang van de militaire professie en van de hieraan gekoppelde professionaliteit aangeven.54