• No results found

Conclusies van de dataverzameling De volgende conclusies kunnen worden getrokken:

Het gebruik van objectieve gegevens levert meer inzichten op dan alleen kennis en ervaring van eigen medewerkers om te sturen in kwetsbare wijken Wat kan een complex of een buurt nog

8. Conclusies van de dataverzameling De volgende conclusies kunnen worden getrokken:

• Portefeuillebeleid. Bij Portaal is het investeren in nieuwbouw nu vooral kans gedreven. Daarbij wordt de afweging gemaakt tussen het volkshuisvestelijk rendement en het financieel rendement. Met het project ‘Veerkracht in buurten’ beschikt Portaal nu ook over harde en objectieve leefbaarheidsdata en de betekenis hiervan voor gebieden. Hiermee kan het leefbaarheidsperspectief integraal worden meegewogen in de keuzes die Portaal maakt. • Huurbeleid. Het huidige huurbeleid van Portaal is weinig sturend. Het 2-hurenbeleid geeft

keuzevrijheid, maar kan er ook toe leiden dat in buurten met veel goedkope woningen er ook meer huishoudens met kwetsbaren instromen. Te overwegen valt om ‘passendheid’ uit het huurbeleid te vervangen door passend vanuit de veerkracht van een buurt.

• Woonruimteverdeling. De woonruimteverdeling biedt kansen om de ontwikkeling van een wijk te beïnvloeden. Zo kan worden gestuurd op de instroom van huurders met inkomen uit werk of op een actieve (vrijwillige) bijdrage voor de buren. Uit de gebiedsateliers kwam naar voren dat met het verloten van woningen niet actief wordt gestuurd op veerkracht. Vandaar dat het raadzaam is om de uitkomsten van de gebiedsateliers een plek te geven bij de investeringsbeslissingen.

• Sociaal beheer. Bij de gebiedsateliers bleek regelmatig dat een intensivering van de inzet van sociaal beheer wenselijk of noodzakelijk is, maar dat de middelen ontbreken. Ook blijkt de inzet van sociaal beheer vaak nog gebaseerd op ervaringen uit het verleden.

• Generiek beleid met maatwerk. Uit de resultaten van het Veerkracht onderzoek maar ook uit de gebiedsateliers komt echter naar voren dat de uitkomsten van dat beleid in sommige buurten toch ongewenst zijn. Te overwegen valt om ook de mogelijkheid te creëren om (tijdelijk) wijkspecifiek af te kunnen wijken van generiek beleid.

• Data op orde. De labeling van woningen is niet up-to-date. Dit geeft risico’s bij beleidsontwikkeling en in de praktijk. Zo hebben veel woningen het label verkoop, terwijl Portaal momenteel niet actief verkoopt. Daarom gaan we werken aan actuele en accurate dataset met betrekking tot het portefeuillebeleid en voor de aanwezigheid van de bij het gebied betrokken assetmanager.

Andere partijen zijn aan zet om te financieren, om hun verantwoordelijkheid te pakken, om ons te helpen aan informatie. Data maakt helder wie waar op gaat inspringen. Spin off in meerdere gemeenten, het creëert een wijk- en stadsvisie. Door vele data te ontsluiten, komen de mismatches van zorgaanbod en inzet naar boven. Alle gelederen komen aan bod.

9. Vervolgproces

Met het project ‘Veerkracht van buurten’ heeft Portaal het proces van monitoren en beïnvloeden van de leefbaarheid in haar buurten voor de eerste keer geheel doorlopen. De resultaten uit de monitoring kunnen leiden tot gewijzigde inzichten in voorgenomen beleid en of investeringen. Het is dan ook van belang om het gehele proces te koppelen aan de jaarlijkse beleids- en vastgoedsturingscyclus om de gewenste sturing te kunnen borgen.

(geobjectiveerde) status van de veerkracht van de buurten gebruikt worden bij de verdeling van de budgetten van sociaal beheer.

De positie in de jaarcyclus ziet er globaal als volgt uit. Het proces start met het actualiseren van de data voor de leefbaarheidsmonitor. Het gaat hierbij om de beleidsgegevens van Portaal (jaarlijks) en de leefbaarheidsgegevens (twee jaarlijks). Daarna worden wijkanalyses per gemeente gemaakt. Die werken we uit in concrete acties, o.a. voor de begroting, het bod en prestatieafspraken.

Vervolg ten aanzien van gebruik data

De data van Circusvis willen we gaan integreren in een breder leefbaarheidsinstrument. Hierbij hanteren we vier invalshoeken:

1. De data van Circusvis.

2. Ons grootschalig klanttevredenheidsonderzoek (KTO) dat we tweejaarlijks uitvoeren (de mening van onze bewoners). Naast vragen over schoon, heel en veilig, komen hier ook onderliggende aspecten van inclusieve buurten aan de orde.

3. Registratiedata uit ons ERP-systeem (Dynamics Empire). Hierbij kijken we onder andere naar vastgelegde overlastmeldingen, woonfraude, zorgdossiers en huurschulden. Hiervan hebben we een sociale kaart gemaakt.

4. We halen de mening van onze medewerkers meer gestructureerd op. Hiervoor hebben we een online vragenlijst over de leefbaarheid en de mate van inclusiviteit van een wijk die iedere betrokken medewerker invult.

Deze vier invalshoeken samen vormen vervolgens de basis voor het gesprek over een wijk. Dit doen we tijdens zogenaamde prestatietafels. Hierbij komen collega’s van alle disciplines samen om gezamenlijk een wijk te analyseren. We streven ernaar voor elke wijk 1 keer per jaar een prestatietafel te organiseren.

Een andere toepassing van dit leefbaarheidsinstrument is om op basis van data het leefbaarheidsbudget te verdelen naar rato van problematiek in plaats van naar rato van het aantal woningen. Hiervoor hanteerden we tussen 2012 en 2017 al eerder ons leefbaarheidsselectiemodel waarmee we onze wijken verdeelden in bouw- (rood), kans- (oranje) en thuiswijken (groen). Ons KTO en de Leefbaarometer waren hiervan de belangrijkste bronnen. In het najaar van 2020 gaan we ons nieuwe leefbaarheidsinstrument, met de vier invalshoeken, gebruiken voor een herijking van de budgetverdeling tussen onze regio’s en doen we een check op onze personeelsinzet op leefomgeving (fte-verdeling) tussen onze regio’s.

Tot slot kijken we ook naar het effect op de wijken onderling. Wanneer we de ene wijk versterken of dit resulteert in een andere kwetsbare wijk (waterbedeffect).