• No results found

Verhalende kenmerken Chronologische opbouw

5. Conclusie en discussie

Dit hoofdstuk behandelt de conclusie van het onderzoek. Hiermee geeft het antwoord op de onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal stond:

"In hoeverre verschillen reportages en nieuwsverhalen in kwaliteitskranten en populaire kranten van elkaar in het gebruik van verhalende structuurkenmerken?”

Naast de conclusie worden in de discussieparagraaf beperkingen van het onderzoek besproken en aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

5.1 Conclusie

5.1.1 Vergelijking tussen genres

Dit onderzoek keek naar verschillen in de verhalende structuur bij een sterk verhalend genre (de reportage) en een zwak verhalend genre (het nieuwsverhaal). Wat betreft de structuuronderdelen van Bell (1998) kan geconcludeerd worden dat op enkele aspecten inderdaad een verschil aanwezig is tussen deze genres. Het betreft hier een significant verschil, waarbij de grootste verschillen aanwezig waren bij de onderdelen commentary, background en story proper. Deze onderdelen kennen bij de reportage, het sterk verhalende genre, een hoger aantal woorden dan bij het nieuwsverhaal. Wat betreft de story propers zijn de percentages van beide genres echter niet heel verschillend, maar de absolute waarden zijn dat wel. In de nieuwsverhalen worden iets meer woorden besteed aan het onderdeel abstract dan in de reportages. Dit lijkt een logisch resultaat, gezien bijvoorbeeld het feit dat nieuwsverhalen als zakelijk worden omschreven (Asbreuk & De Moor, 2013) en er daardoor wellicht minder ruimte is voor commentary, maar meer alleen voor de feitelijke gebeurtenissen. Ook het feit dat de reportages grotere story propers hebben, sluit aan bij de stelling dat de reportage een sterk verhalend genre is. De story proper betreft immers het

daadwerkelijke verhaal, waarin is gekeken naar de verhalende structuuronderdelen. Deze resultaten verbazen dus niet, gezien het feit dat in de literatuur duidelijk werd dat schrijvers hun teksten afstemmen op het genre en het daarbij behorende doel (Asbreuk & De Moor, 2013; Biber & Conrad, 2009).

Daarnaast verschillen de genres ook van elkaar als het gaat om de aanwezigheid van chronologie en/of een omgekeerde piramidestructuur. Geconcludeerd kan worden dat de nieuwsverhalen en reportages verschillen laten zien bij (bijna) volledige chronologie: dit komt namelijk vaker voor bij de reportages dan bij de nieuwsverhalen. Ook komt de categorie waarbij enkele episodes chronologisch zijn vaker voor in de reportages. Dit laat zien dat, zoals verwacht, de reportages in dit geval sterk verhalend zijn en de nieuwsverhalen minder verhalend, omdat chronologie een kenmerk is van de verhalende structuur. Daarentegen komt het gelijktijdig voorkomen van enkele chronologische episodes en de omgekeerde piramidestructuur juist aanzienlijk vaker voor in de nieuwsverhalen. Deze omgekeerde piramidestructuur is kenmerkend voor nieuwsverhalen, maar is niet verhalend waardoor de nieuwsverhalen hier een zwak verhalend karakter hebben. Een andere opmerkelijke conclusie is echter dat de omgekeerde piramidestructuur in beide genres niet ‘zelfstandig’ voorkomt, maar alleen in combinatie met chronologie. Ondanks dat traditionele nieuwsverhalen dus van oorsprong een omgekeerde piramidestructuur kennen (Blanken & De Jong, 2014), wordt tegenwoordig ook chronologie toegepast in dit genre. Het gaat hier dan met name om een

39 combinatie van de omgekeerde piramidestructuur en chronologie, chronologie zonder daarnaast ook nog een omgekeerde piramidestructuur komt in de nieuwsverhalen nog weinig voor. Dit laat zien dat, ondanks dat nieuwsverhalen vaak nog de omgekeerde piramidestructuur toepassen en daarmee minder verhalend zijn, zij ook wel degelijk een verhalende structuur hanteren door middel van deze chronologie. Hiermee gaan de nieuwsverhalen dus meer de verhalende kant op en lijkt het erop dat schrijvers zich minder sterk houden aan de kenmerken van het genre dat zij schrijven, iets wat Asbreuk & De Moor (2013) beweren. De omgekeerde piramidestructuur behoort immers tot één van de genrekenmerken van nieuwsverhalen. Het is echter een positief verschijnsel dat chronologie momenteel vaker voor lijkt te komen in nieuwsteksten. Verhalen met een chronologische structuur leiden volgens de literatuur namelijk tot bijvoorbeeld meer transportatie en meer emotionele reacties (De Graaf & Hustinx, 2011). Daarnaast brengt het meer spanning teweeg, kunnen lezers zich meer identificeren met ooggetuigen van de gebeurtenis en zorgt het voor mee leesplezier (Hoeken & Sanders, 2015; Knobloch, Patzig, Mende & Hastall, 2004).

Wat betreft onderbrekingen van de chronologie kan geconcludeerd worden dat ook hier verschillen aanwezig zijn tussen de nieuwsverhalen en reportages. Er zijn met name verschillen aanwezig bij de

flashback en het parallel verhaal, waar sprake is van een significant verschil. Opvallend is dat de flashback vaker voorkomt in de nieuwsverhalen, maar het parallel verhaal juist vaker in de

reportages. Tussen de verschillende onderbrekingen van de chronologie lijken dus nog veel

verschillen te zitten tussen de genres. Dat het parallel verhaal vaker voorkomt in de reportages is niet geheel onverwacht, aangezien reportages onderwerpen van meerdere kanten belichten, waardoor verschillende verhaallijnen ontstaan (Kussendrager & Van der Lugt, 2007). Wel is het opvallend te noemen dat de flashbacks vaker voorkomen in de nieuwsverhalen, waar het in de verwachting lag dat reportages in het geheel meer verhalende structuurkenmerken zouden laten zien. Dit valt echter ook van een andere kant te bekijken, namelijk dat de nieuwsverhalen door flashbacks minder chronologie toepassen en hierdoor minder verhalend zijn. Dit pas bij de kenmerken van een nieuwsverhaal, dat bijvoorbeeld vanaf de lead wordt opgebouwd en ‘oprolbaar is’ en geen

chronologische structuur kent (Blanken & De Jong, 2014). Deze resultaten van de flashbacks en het parallel verhaal stroken dan met de bewering dat reportages sterk en nieuwsverhalen zwak

verhalend zijn.

In de literatuur werd duidelijk dat het gebruik van flashbacks in verhalen tot negatieve effecten bij de lezer leidt (Ohtsuka & Brewer, 1992; De Graaf & Hustinx, 2011). Het is daarom opvallend dat dit element wel vaak werd aangetroffen in de nieuwsteksten. Ook is het opvallend dat de cliffhanger nauwelijks tot niet voorkomt, ondanks dat het een techniek is die in veel literatuur over verhalen en de verhalende journalistiek wordt besproken (Asbreuk & De Moor, 2013; Blanken & De Jong, 2014, Van Boven & Dorleijn, 2013).

Wat betreft de spanningsboog is een interessante conclusie dat de expositie niet vaak zelfstandig lijkt voor te komen, maar vaak is verweven in de complicatie. Dit betekent dat de aspecten van de

expositie, de hoofdpersoon, de plek en het moment, niet apart in een episode werden genoemd, maar in dezelfde episode als die waarin de hoofdpersoon tegen een probleem aanloopt, oftewel de expositie, voorkomt. Daarnaast waren de ontwikkelingen dermate groter dan de overige onderdelen van de spanningsboog, waardoor complete spanningsbogen in de nieuwsteksten niet vaak voor lijken te komen.

40 Ten slotte kan geconcludeerd worden dat nieuwsverhalen en reportages ook van elkaar verschillen in tempo en/of versnellen en vertragen. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat het tempo van de

reportages lager ligt dan het tempo van de nieuwsverhalen.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat reportages inderdaad meer gebruik maken van verhalende elementen: ze gebruiken vaker verteltechnieken en er wordt ook meer tekst aan besteed dan in nieuwsverhalen. Dit komt overeen met de aanname dat er verschillen bestaan in de mate waarin nieuwsgenres verhalend zijn. In de nieuwsverhalen zijn echter wel degelijk kenmerken van verhalende structuren te ontdekken, maar minder dan in de reportages. Ondanks dat in de literatuur dus vaak genres als reportages en sfeerverhalen genoemd worden, is het niet zo dat een genre als het nieuwsverhaal dit niet doet, het komt alleen minder vaak of op een andere manier voor. 5.1.2 Vergelijking tussen kranten

Een andere conclusie die kan worden getrokken is dat er tussen verschillende soorten kranten, in dit geval de Telegraaf en de Volkskrant, ook verschillen optreden in het toepassen van verhalende journalistieke structuurkenmerken. Zo is er een significant verschil gevonden tussen de Telegraaf en de Volkskrant bij de structuuronderdelen van Bell (1998). Opvallend is dat de story propers qua percentages het grootste lijken bij de Telegraaf. Wat betreft absolute aantallen verschillen de kranten echter niet van elkaar in het aantal woorden van de story propers. De onderdelen

background en commentary tonen echter wel verschillen tussen de kranten. Bij deze onderdelen is

het de Volkskrant die hogere percentages heeft dan de Telegraaf. Doordat deze onderdelen bij de Volkskrant meer aanwezig zijn dan bij de Telegraaf, is hiervan het gevolg dat het percentage van de

story propers van de Volkskrant lager is, ondanks dat deze in absolute waarden niet verschillen van

de Telegraaf. De Telegraaf is hier dus niet verhalender dan de Volkskrant, omdat de story propers bij beide kranten van dezelfde grootte zijn.

Ook blijken de kranten van elkaar te verschillen als het gaat om chronologie en/of de omgekeerde piramidestructuur. Zo komt bij de Telegraaf in beide genres, maar vooral bij de nieuwsverhalen, aanzienlijk vaker de omgekeerde piramidestructuur in combinatie met enkele chronologische episodes voor dan bij de Volkskrant. Daarentegen bevat de Volkskrant in beide genres juist vaker (bijna) volledige chronologie. Dit is een opvallend verschijnsel. De verwachting was namelijk dat de populaire krant, de Telegraaf, meer verhalende structuurkenmerken zou toepassen en daarmee sterk verhalend zou zijn, omdat dit kan zorgen voor een meer persoonlijke betrekking bij het nieuws en meer spanning. De resultaten van het onderzoek laten op dit vlak dus iets anders zien.

Ook bij de onderbrekingen van de chronologie verschillen de kranten van elkaar. Dit is het geval bij de flashbacks en de parallelle verhalen, wat resulteerde in marginale significantie. Flashbacks komen in beide genres vaker voor bij de Telegraaf dan bij de Volkskrant, terwijl parallelle verhalen juist vaker aanwezig zijn in de Volkskrant. De kranten verschillen dus in welke onderbrekingen zij het vaakst toepassen. Typerend is dat ook hier de cliffhanger weer nauwelijks werd aangetroffen.

Onderbrekingen van de chronologie komen in beide kranten dus voor, zij het ene onderdeel vaker voorkomt bij de Telegraaf en het andere bij de Volkskrant. De verwachting dat de Telegraaf meer verhalende structuurkenmerken zou laten zien, komt hier dan ook wederom niet helemaal uit. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat bij beide kranten alle onderdelen van de spanningsboog voorkomen, maar dat de kranten van elkaar verschillen als het gaat om de omvang van deze

41 onderdelen. Deze verschillen zijn het grootst bij de onderdelen complicatie en ontwikkeling.

Complicaties en ontwikkelingen komen in de nieuwsverhalen vaker voor in de Volkskrant en in de reportages juist in de Telegraaf. Ook zijn de ontwikkelingen bij beide kranten het meest aanwezig en zijn andere onderdelen minder vaak aanwezig, waardoor bij beide kranten weinig sprake lijkt te zijn van complete spanningsbogen.

Terwijl de genres van elkaar verschilden in tempo, is dit tussen de kranten niet het geval. Het tempo ligt in beide kranten op hetzelfde niveau.

Zoals in de paragraaf hiervoor duidelijk werd, verschillen de genres van elkaar in het gebruik van verhalende structuurkenmerken. In deze paragraaf wordt echter duidelijk dat ook de kranten, de Volkskrant en de Telegraaf, verschillende resultaten laten zien. Ondanks dat de kranten echter verschillende resultaten laten zien, zijn er in beide kranten wel degelijk verschillen zichtbaar in de genres. Zo hebben de reportages in beide kranten bijvoorbeeld grotere story propers, meer chronologie en meer parallelle verhalen. Nieuwsverhalen hebben daarentegen in beide kranten vaker naast chronologie ook nog een omgekeerde piramidestructuur en meer flashbacks. Wat betreft de kranten kan samenvattend geconcludeerd worden dat zowel de Telegraaf als de Volkskrant verhalende journalistieke structuurkenmerken toepassen. Flashbacks komen bijvoorbeeld vaker voor bij de Telegraaf, maar parallelle verhalen vaker bij de Volkskrant. Ook laat de Volkskrant vaker volledige chronologie zien en is de omgekeerde piramidestructuur vaker bij de Telegraaf aanwezig. De verwachting dat de Telegraaf in het geheel meer verhalende structuurkenmerken zou toepassen, is in dit onderzoek niet uitgekomen. Het blijkt namelijk dat de Volkskrant deze kenmerken ook toepast in hun nieuwsteksten, waardoor niet eenduidig te zeggen valt dat de ene krant sterk en de andere krant zwak verhalend is.

5.1.3 Vergelijking tussen onderwerpen

Op basis van dit onderzoek kan daarnaast geconcludeerd worden dat onderwerp in sommige

gevallen van invloed is op het gebruik van de verhalende structuurkenmerken. Bij bijna elk onderdeel waarnaar is gekeken zijn (enkele) verschillen aangetroffen tussen de onderwerpen. De ene keer heeft het onderwerp natuurrampen een hoger percentage en de andere keer het onderwerp terrorisme. Dit loopt per categorie erg uiteen. Wat betreft doorbrekingen van de chronologie heeft bij de nieuwsverhalen van de Telegraaf het onderwerp terrorisme bij de flashbacks bijvoorbeeld een hoger percentage en bij de Volkskrant het onderwerp natuurrampen. Bij de parallelle verhalen in de nieuwsverhalen hebben beide kranten het hoogste percentage bij het onderwerp natuurrampen. Bij de reportages hebben beide kranten bij de flashbacks het hoogste percentage bij het onderwerp natuurrampen en bij het parallel verhaal bij het onderwerp terrorisme. Onderwerp is dus van invloed op het gebruik van verhalende structuurkenmerken. Het is echter niet zo dat deze structuurkenmerken bij het ene onderwerp bijvoorbeeld niet voorkomen en bij het andere

onderwerp wel, er is alleen verschil in aantallen. De eerdere genoemde conclusies van dit onderzoek worden daarom niet in twijfel gebracht.

42

5.2 Discussie

Ondanks het feit dat dit onderzoek nieuwe inzichten heeft gebracht over de verhalende journalistiek, kent het onderzoek ook inhoudelijke discussiepunten.

In het analyseschema zijn operationalisaties en definities gebruikt die afkomstig zijn uit de literatuur. Tijdens het analyseren van de nieuwsteksten werd echter duidelijk dat er elementen werden

aangetroffen die niet direct onder één van de categorieën vielen, maar hier wel raakvlakken mee hadden. Dit was het geval bij de structuuronderdelen commentary en background van Bell (1998) en bij het parallel verhaal, zoals uitgebreid is beschreven in het vorige hoofdstuk. Het is niet zo dat de definities van deze categorieën in de praktijk niet werkten, maar de analyses maakten duidelijk dat de omschrijvingen hiervan uitgebreider kunnen, omdat de nieuwsteksten soms net iets andere dingen laten zien. In dit onderzoek zijn daarom de operationalisaties uit de literatuur bij deze drie categorieën uitgebreid. Deze uitbreidingen zijn in het vorige hoofdstuk besproken. Het voordeel hiervan was dat dus meer zaken geïdentificeerd konden worden als verhalende structuurelementen waar in dit onderzoek naar werd gekeken. Het gevolg was daarentegen ook dat op sommige vlakken dus is afgeweken van de huidige operationalisaties en definities die uit de literatuur afkomstig waren. Een ander opvallend verschijnsel is dat het in de nieuwsteksten vaak voorkwam dat bij de

onderdelen van de spanningsboog de expositie verweven was in de complicatie. In de literatuur wordt dit als twee verschillende onderdelen beschreven, maar in de praktijk blijkt dus dat dit vaak als één geheel voorkomt. Het is interessant om dit verschijnsel verder onder de loep te nemen, omdat in dit onderzoek theorie en praktijk dus niet altijd met elkaar overeenkwamen. Vervolgonderzoek zou moeten onderwijzen of dit verschijnsel vaker voorkomt.

In het onderzoek is tevens naar voren gekomen dat de Telegraaf, als populaire krant, en de

Volkskrant, als kwaliteitskrant, beide gebruikmaken van verhalende structuurkenmerken, weliswaar verschillen de kranten wel van elkaar in het gebruik ervan. Dit zijn interessante bevindingen, omdat juist werd verwacht dat de Telegraaf sterk en de Volkskrant zwak verhalend zou zijn. Omdat in dit onderzoek slechts één populaire krant en één kwaliteitskrant is onderzocht is het echter lastig om deze resultaten te generaliseren naar andere soortgelijke kranten. Vervolgonderzoek zou daarom moeten uitwijzen hoe de resultaten zijn bij andere kranten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een vergelijking tussen het Algemeen Dagblad en NRC of zelfs aan vergelijkingen waarbij

meerdere kwaliteitskranten en populaire kranten onderzocht worden.

In dit onderzoek is daarnaast naar voren gekomen dat onderwerp van invloed is op het toepassen van de verhalende journalistieke structuurkenmerken. In dit onderzoek zijn nieuwsteksten met twee onderwerpen onderzocht, onderwerpen waarvan werd verwacht dat ze verhalende

structuurkenmerken zouden bevatten. De reden voor het onderzoeken van twee onderwerpen was om uit te sluiten dat het onderwerp van de nieuwsteksten het beeld zou vertekenen. Omdat onderwerp dus inderdaad een rol blijkt te spelen, is het aan te raden hier verder onderzoek naar te doen en ook andere soort onderwerpen te onderzoeken. Bij de onderwerpen uit dit onderzoek werd verwacht verhalende structuurkenmerken aan te treffen, omdat lezers bijvoorbeeld de behoefte kunnen hebben om dergelijke gebeurtenissen te kunnen begrijpen en mee te kunnen leven met slachtoffers. Wellicht dat ‘luchtigere’ onderwerpen andere resultaten laten zien, dan onderwerpen als natuurrampen of terroristische aanslagen uit dit onderzoek.

43 Tevens keek dit onderzoek naar twee verschillende genres, te weten reportages en nieuwsverhalen. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat nieuwsverhalen ook wel degelijk verhalende structuurkenmerken toepassen, al wordt het in de literatuur nog niet gezien als genre waarin verhalende journalistiek wordt toegepast. Omdat dit in de praktijk wel zo blijkt te zijn, is het interessant om te onderzoeken hoe dit bij andere genres is gesteld, waarvan (nog) niet wordt aangenomen dat het dergelijke technieken gebruikt. Het strekt daarom tot aanbeveling om het onderzoek ook uit te breiden naar andere verhalende nieuwsgenres.

In dit onderzoek werden vergelijkingen gemaakt tussen genres, kranten en onderwerpen. Het onderzoek werd hierdoor erg uitgebreid, wat leidde tot veel resultaten. Omdat alle drie de aspecten invloed lijken te hebben, is het lastig om alle resultaten eenduidig te interpreteren. Het is wellicht aan te raden om in het vervolg naar minder aspecten te kijken, zodat de resultaten gemakkelijker te interpreteren zijn en er op die manier ook gemakkelijker algemene conclusies getrokken kunnen worden. In dit onderzoek zijn de verschillende vergelijkingen veelal apart van elkaar besproken. Tot slot lag in dit onderzoek de focus op verhalende structuurkenmerken. De verhalende journalistiek kent echter ook andere technieken, zoals beschrijvingen en mensen opvoeren (Asbreuk & De Moor, 2013). Omdat dit onderzoek verschillen heeft laten zien wat betreft de verhalende

structuurkenmerken tussen nieuwsgenres en kranten is het interessant om vervolgonderzoek uit te voeren waarbij juist naar de andere technieken wordt gekeken. Wellicht komen hierbij vergelijkbare of juist andere resultaten naar voren.

44

Literatuurlijst

Asbreuk, H. & Moor A. de. (2007). Basisboek journalistiek schrijven: voor krant, tijdschrift en web. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

Asbreuk, H. & Moor, A. de. (2013). Basisboek journalistiek schrijven. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Bakker, P. & Scholten, O. (2011). Communicatiekaart van Nederland. Overzicht van media en

communicatie. Amsterdam: Kluwer.

Bell, A. (1995). News Time. Time and Society, 3(4), 305-328.

Bell, A. (1998). The discourse structure of news stories. In: Bell, A. & P. Garrett (eds.) Approaches to

media discourse. Oxford, Malden: Blackwell Publishers, 64-104.

Biber, D. & Conrad, S. (2009). Register, genre, and style. Cambridge: Cambridge University Press. Blanken, H. & Jong, W. de (2014). Handboek verhalende journalistiek. Zutphen: Drukkerij Koninklijke Wöhrmann.

Boven, E. van & Dorleijn, G. (2013). Literair mechaniek. Bussum: Coutinho.

Brewer, W. F. & Lichtenstein, E. H. (1981). Event schemas, story schemas, and story grammars. In J. Long & A. Baddeley (Eds.), Attention and performance IX. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum, 363-379. Brewer, W. F. & Lichtenstein, E. H. (1982). Stories are to entertain: A structural-affect theory of stories. Journal of Pragmatics, 6, 473-486.

Broersma, M. (2007). Form, style and journalistic strategies. An introduction. In: Broersma, Marcel (Ed.), Form and Style in Journalism. European Newspapers and the Representation of News, 1880– 2005. Leuven: Paris and Dudley, ix–xxix.

Chatman, S. (1969). ‘New ways of analysing narrative structures’. Language and Style, 2, 3-36. Chatman, S. (1978). Story and Discourse: Narrative Structure in Fiction and Film. Ithaca: Cornell University Press.

Chatman, S. (1990). Coming to Terms: the Rhetoric of Narrative in Fiction and Film. Ithaca: Cornell University Press.