• No results found

Verhalende structuurkenmerken in verschillende soorten nieuwsgenres en kranten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verhalende structuurkenmerken in verschillende soorten nieuwsgenres en kranten"

Copied!
197
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verhalende structuurkenmerken in

verschillende soorten nieuwsgenres en kranten

Masterscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen (Communicatiekunde)

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Letteren

Auteur Laurien Gortmaker S3268276 Scriptiebegeleider dr. N.M. Stukker Tweede lezer prof. dr. G. Redeker Plaats en datum Groningen, 24 oktober 2018

(2)

Samenvatting

In de Nederlandse journalistiek komen kenmerken van de verhalende journalistiek steeds vaker voor. Bij de verhalende journalistiek worden kenmerken van storytelling die normaal geassocieerd worden met fictie, toegepast in non-fictie. De verhalende journalistiek Het kent een persoonlijkere manier van schrijven, in tegenstelling tot de traditionele journalistiek. Ook is de scheiding van feiten en meningen minder aanwezig. De verhalende journalistiek bestaat uit verschillende tekstuele

kenmerken en/of technieken, bijvoorbeeld beschrijvingen en structuurkenmerken. De verwachting die ten grondslag lag aan dit onderzoek was dat een verhalende structuur wellicht per nieuwsgenre en type krant verschillend kan zijn. Omdat hierover nog weinig bekend is, lag de focus in dit

onderzoek daarom op een specifieke categorie verteltechnieken, namelijk structuurkenmerken in twee nieuwsgenres en twee krantentitels.

In de literatuur wordt vaak gesteld dat vooral in een genre als de reportage verhalende journalistieke kenmerken zouden voorkomen. Wanneer wordt gekeken naar omschrijvingen van genres, dan wordt echter duidelijk dat nieuwsverhalen ook aan de omschrijving van een verhaal voldoen. In de

literatuur is echter nog weinig bekend over de verhalende journalistiek in nieuwsverhalen. Omdat de literatuur zich voornamelijk op genres als reportages en sfeerverhalen richt, is het beeld vrij

eenzijdig. Wellicht worden in nieuwsverhalen ook verhalende journalistieke structuurkenmerken toegepast, maar op een andere manier, die past bij de kenmerken van dit genre. Elk genre heeft immers zijn eigen kenmerken. In dit onderzoek is daarom onderzocht hoe de verhalende structuur eruitziet in een reportage en een nieuwsverhaal en welke mogelijke variaties hierbij te

onderscheiden zijn. Daarnaast is er ook nog weinig bekend over eventuele verschillen tussen kranten wat betreft verhalende structuren. Verwacht werd dat populaire kranten dit meer zouden toepassen dan kwaliteitskranten, vanwege de merkidentiteiten. In het onderzoek is daarom ook gekeken naar verschillen tussen een kwaliteitskrant en een populaire krant. Als kwaliteitskrant is de Volkskrant onderzocht en als populaire krant de Telegraaf. Om de generaliseerbaarheid van het onderzoek te vergroten, zijn tevens twee onderwerpen onderzocht.

Om dit te onderzoeken is een kwalitatief tekstanalytisch corpusonderzoek uitgevoerd. In totaal zijn veertig nieuwsteksten met twee verschillende onderwerpen geanalyseerd, waarbij is gekeken naar verschillende variabelen omtrent een verhalende structuur. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er inderdaad verschillen tussen genres, kranten en onderwerp bestaan wat betreft verhalende structuurkenmerken. Ondanks dat in de literatuur vaak genres als reportages en sfeerverhalen genoemd worden als genres die verhalende journalistieke kenmerken toepassen, wordt dit ook toegepast in de nieuwsverhalen, zij het in mindere mate en op andere manieren. Typerend is zelfs dat de omgekeerde piramidestructuur, iets wat traditioneel gezien kenmerkend is voor nieuwsverhalen, in geen van beide genres zelfstandig voorkwam, maar enkel in combinatie met een chronologische presentatie. Wat betreft het type krant, blijkt dat zowel de Volkskrant als de Telegraaf verhalende structuurkenmerken toepassen. Wel verschillen de kranten in hoe zij de structuurkenmerken toepassen. De verwachting dat de Telegraaf dit meer zou toepassen, is in dit onderzoek dus niet geheel uitgekomen. Tot slot blijkt dat onderwerp in sommige gevallen van invloed is op het gebruik van verhalende structuurkenmerken. Bij bijna elk onderdeel waar in dit onderzoek naar is gekeken zijn (enkele) verschillen aangetroffen tussen de onderwerpen.

(3)

Voorwoord

Na mijn hbo-studie Human Resource Management aan de Hanzehogeschool heb ik ervoor gekozen om mij door middel van een pre-master en master Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen te verbreden. De keuze voor deze studie is wellicht niet de meest voor de hand liggende na mijn hbo-studie, maar ik heb deze studie met veel plezier gevolgd. Ik zie het als een waardevolle aanvulling op mijn hbo-studie en heb er veel nieuwe kennis door opgedaan. Deze masterscriptie heb ik geschreven als onderdeel van de track Communicatiekunde en hiermee sluit ik mijn master af. In mijn scriptie heb ik onderzoek gedaan naar verhalende structuren in twee verschillende nieuwsgenres en twee verschillende kranten. De geanalyseerde nieuwsteksten gingen over twee verschillende onderwerpen. Tijdens de master heb ik onder meer het vak Taal- en Tekstoptimalisatie gevolgd, waarbij ik nieuwsteksten heb geanalyseerd op het aspect citaatvormen en bijwoorden. Het analyseren van nieuwsteksten was iets wat ik erg interessant vond, waardoor ik ervoor heb gekozen om in mijn masterscriptie ook nieuwsteksten te analyseren, maar dan op het gebied van verhalende structuurkenmerken.

Ik wil graag mijn scriptiebegeleidster, Ninke Stukker, bedanken voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van mijn scriptie. De feedback die ik kreeg was altijd erg nuttig en ook de spreekuren heb ik als prettig ervaren en gaven mij vaak nieuwe inzichten.

Daarnaast wil ik graag mijn familie en vrienden bedanken voor de steun en het vertrouwen die ik heb gekregen tijdens mijn scriptieproces.

Laurien Gortmaker

(4)

Inhoud

1. Inleiding 1

2. Literatuur 3

2.1 Traditionele journalistiek versus verhalende journalistiek 3

2.1.1 Traditionele journalistiek 3

2.1.2 Verhalende journalistiek 4

2.2 Verhalende structuur 6

2.2.1 Structuur in de narratologie 6

2.2.2 Structuur in de verhalende journalistiek 8

2.3 Onderzoeksvraag 12 3. Methode 13 3.1 Soort onderzoek 13 3.2 Materiaal 13 3.2.1 Nieuwsgenres 13 3.2.2 Kranten 14 3.2.3 Onderwerp nieuwsteksten 14 3.2.4 Aantal nieuwsteksten 14 3.3 Analyse 15 3.4 Statistische analyse 19 4. Resultaten 20

4.1 Vergelijking tussen genres 20

4.1.1 Structuuronderdelen Bell 20

4.1.2 Chronologie versus omgekeerde piramidestructuur 23

4.1.3 Onderbrekingen chronologie 24

4.1.4 Spanningsboog 26

4.1.5 Tempo 27

4.2 Vergelijking tussen kranten 28

4.2.1 Structuuronderdelen Bell 28

4.2.2 Chronologie versus omgekeerde piramidestructuur 29

4.2.3 Onderbrekingen chronologie 30

4.2.4 Spanningsboog 31

4.2.5 Tempo 31

4.3 Vergelijking tussen onderwerpen 32

4.3.1 Structuuronderdelen Bell 32

4.3.2 Chronologie versus omgekeerde piramidestructuur 33

4.3.3 Onderbrekingen chronologie 35

4.3.4 Spanningsboog 36

(5)

5. Conclusie en discussie 38

5.1 Conclusie 38

5.1.1 Vergelijking tussen genres 38

5.1.2 Vergelijking tussen kranten 40

5.1.3 Vergelijking tussen onderwerpen 41

5.2 Discussie 42

Literatuurlijst 44

(6)

1

1. Inleiding

De journalistiek in Nederland verandert. De laatste jaren is de verhalende journalistiek namelijk steeds meer een opmars aan het maken (Groot Kormelink & Costera Meijer, 2015). De verhalende journalistiek kan volgens Van Krieken (2016) gezien worden als een genre waarbij technieken van

storytelling die normaal geassocieerd worden met fictie, toegepast worden in non-fictie (p.6). Een

verhaal kan omschreven worden als “de representatie in een medium van een reeks samenhangende gebeurtenissen waarbij de menselijke ervaring centraal staat” (Rigney, 2006, p. 160). De verhalende journalistiek kent een persoonlijkere manier van schrijven, in tegenstelling tot de traditionele journalistiek die juist gedepersonaliseerd is (Harbers & Broersma, 2014; Kussendrager & Van der Lugt, 2007). En waar in de traditionele journalistiek objectiviteit het uitgangspunt is, is in de

verhalende journalistiek de scheiding van feiten en meningen minder aanwezig (Harbers & Broersma, 2014). De verhalende journalistiek omvat verschillende tekstuele kenmerken, zoals beschrijvingen en structuurkenmerken. Dit onderzoek kijkt specifiek naar structuurkenmerken. De verwachting is namelijk dat de verhalende structuur wellicht verschillend kan zijn per verhalend nieuwsgenre of type krant. Kenmerken van een verhalende structuur zijn bijvoorbeeld chronologie en doorbrekingen daarvan, zoals flashbacks en flashforwards. In de volgende hoofdstukken wordt hier dieper op ingegaan.

Voor elk genre gelden specifieke criteria (Asbreuk & De Moor, 2013). Kortgezegd is een journalistiek genre een vorm waarin een bepaald soort informatie het beste past. Afhankelijk van het doel van de schrijver, zoals informeren of een mening geven, past het ene genre daar beter bij dan het andere genre (Asbreuk & De Moor, 2013). Biber & Conrad (2009) geven aan dat bij de onderscheiding van genres, de focus ligt op de conventionele structuren van een tekst en dat elk genre uit de volgende situationele factoren bestaat: deelnemers, de relatie tussen de deelnemers, het medium, de

productieomstandigheden, de setting, de communicatieve doelen en het onderwerp. Omdat genres dus elk hun eigen kenmerken hebben en van elkaar verschillen, is de verwachting dat er verschillen zijn tussen genres in het toepassen van een verhalende structuur, omdat schrijvers zich aanpassen aan het genre dat zij schrijven.

Verschillende bronnen geven aan dat vooral in een genre als de reportage de verhalende

journalistieke kenmerken terug te vinden zijn, zoals dus de structuurkenmerken. Een reportage kan omschreven worden als “het journalistiek verslag van een oor-, oog- en reukgetuige over een duidelijk omschreven en afgebakend onderwerp” (Kussendrager & Van der Lugt, 2007, p. 304). Een genre als een nieuwsverhaal voldoet echter ook aan de beschrijvingen van een verhaal zoals

beschreven door Rigney (2006). Kussendrager & Van der Lugt (2007) beschrijven een nieuwsverhaal als “een actueel verhaal van circa honderd tikregels, samengesteld aan de hand van meer bronnen” (p. 232). Een nieuwsverhaal is vaak zakelijk en is objectief. Tevens bevatten nieuwsverhalen

bijvoorbeeld de vijf w’s en één h (Kussendrager & Van der Lugt, 2007). De vijf w’s en één h staan voor wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Ook in nieuwsverhalen is dus sprake van gebeurtenissen waarbij de menselijke ervaring centraal staat. Dit genre is qua omschrijving weliswaar anders dan een reportage, maar ook een nieuwsverhaal bevat dus kenmerken die met verhalende teksten worden geassocieerd. De literatuur over de verhalende journalistiek richt zich echter vooral op genres als reportages. Hierdoor is het beeld over de verhalende journalistiek eenzijdig en is er weinig bekend over de verhalende journalistiek in andere verhalende genres, zoals nieuwsverhalen. Wellicht is het zo dat in de nieuwsverhalen ook verhalende kenmerken worden toegepast, maar bijvoorbeeld op

(7)

2 een andere manier dan in een reportage. Het nieuwsverhaal voldoet immers aan de omschrijving van een verhaal, maar omdat het een ander genre is dan de reportage zouden deze genres ook van elkaar kunnen verschillen in het toepassen van een verhalende structuur. Het doel van dit onderzoek is dan ook om te onderzoeken hoe de verhalende structuur eruit ziet in een reportage en een

nieuwsverhaal en welke mogelijke varianten van de verhalende journalistiek te onderscheiden zijn. Een reportage krijgt in dit onderzoek de naam ‘sterk verhalend’ genre en een nieuwsverhaal ‘zwak verhalend’ genre. De reden hiervoor is dat de reportage bekend staat als genre waarin verhalende technieken gebruikt worden en het daardoor als ‘sterk verhalend’ kan worden gezien. Over

verhalende technieken in nieuwsverhalen is nog weinig bekend en dit genre wordt daardoor nog niet gezien wordt als genre waarin dit veel wordt gebruikt, waardoor dit als ‘zwak verhalend’ kan worden beschouwd.

Daarnaast is er ook weinig bekend over eventuele verschillen tussen kranten wat betreft verhalende kenmerken. De verwachting is dat in populaire kranten meer gebruik wordt gemaakt van de

verhalende journalistiek, dan in kwaliteitskranten, vanwege de merkidentiteiten van kranten. Zo zijn kwaliteitskranten vaak zakelijker dan populaire kranten, die dicht bij de lezer willen staan en vaak persoonlijker zijn in hun berichten. Populaire kranten kunnen door het toepassen van verhalende structuurkenmerken er wellicht voor zorgen dat lezers meer persoonlijk bij het nieuws worden betrokken. Daarom zal ook dit aspect onderzocht worden.

Om tot meer inzichten te kunnen komen over bovenstaand thema, is de volgende onderzoeksvraag tot stand gekomen die tijdens dit onderzoek centraal staat:

"In hoeverre verschillen reportages en nieuwsverhalen in kwaliteitskranten en populaire kranten van elkaar in het gebruik van verhalende structuurkenmerken?”

In het hoofdstuk hierna wordt relevante literatuur voor het onderzoek besproken. Hoofdstuk 3 gaat daarna verder met de methode van het onderzoek en behandelt hierbij het analyseschema.

Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek besproken in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 sluit af met een conclusie en discussie.

(8)

3

2. Literatuur

In dit hoofdstuk wordt literatuur besproken die relevant is voor het onderzoek. Naast deze literatuurbespreking eindigt het hoofdstuk met de centrale onderzoeksvraag.

2.1 Traditionele journalistiek versus verhalende journalistiek

2.1.1 Traditionele journalistiek

Traditioneel gezien is een belangrijk uitgangspunt in de journalistiek dat journalisten objectief zijn en de waarheid en feiten presenteren (Sanders, 2009). Omdat het echter niet mogelijk is om honderd procent objectief te zijn, wordt hier ook wel gesproken over een ritueel, oftewel the ritual of

objectivity (Tuchman, 1972). Het betekent dat journalisten proberen om zo objectief mogelijk te zijn

in hun werk. Volgens de traditionele journalistiek hoort een journalist afstand te bewaren tot het nieuws en hoort de journalistiek waarheidsgetrouw, accuraat, oprecht, onafhankelijk en onpartijdig te zijn (Kussendrager en Van der Lugt, 2007; Wilkins & Brennen, 2004). Om dit te bewerkstelligen, verifiëren journalisten bijvoorbeeld informatie van meerdere, onafhankelijke bronnen, worden beide partijen gehoord bij tegengestelde opvattingen en krijgen bronnen de mogelijkheid om te reageren op beschuldigingen (Ward, 2004). Het resultaat hiervan is een tekst dat de sociale realiteit

waarheidsgetrouw presenteert (Harbers & Broersma, 2014). Ondanks deze manieren waarop

journalisten trachten een objectief beeld van een gebeurtenis te geven, zijn lezers volgens Harbers & Broersma (2014) vaak niet goed in staat om erachter te komen of de inhoud van een nieuwstekst waar is en of de feiten kloppen. Veel mensen hebben namelijk de neiging om artikelen te geloven, zolang ze overeenkomen met de bekende tekstuele conventies van een nieuwstekst, lijken te passen bij bestaande kennis en culturele frames en afkomstig zijn van mediabedrijven en journalisten die ze kennen en vertrouwen (Harbers & Broersma, 2014). Belangrijke tekstuele conventies van een traditionele, objectieve nieuwstekst zijn onder meer de scheiding van feiten en meningen, het gebruik van citaten en een gedepersonaliseerde schrijfstijl.

Traditionele nieuwsteksten bestaan uit verschillende onderdelen. Bell (1998) beschrijft de

structuuronderdelen van nieuwsteksten. Hij geeft aan dat deze normaal gesproken uit de volgende onderdelen bestaan:

Attribution: waar komt het verhaal vandaan?

Abstract: leadzin en intro van het verhaal. De lead bevat de centrale gebeurtenis van het

verhaal

Story proper: het daadwerkelijke verhaal

Background: gebeurtenissen voorafgaand aan de centrale gebeurtenis

Commentary: observaties van de journalist of nieuwsactor, het beoordelen en commentaar

geven op de gebeurtenis

Follow-up: gericht op de toekomst, gebeurtenissen die na de hoofdgebeurtenis plaatsvinden

Bovenstaand model is afgeleid van het model van Labov (1972) dat verschillende onderdelen van een verhaal onderscheidt. Bell (1998) geeft aan dat het verhaal zelf, de story proper, uit meerdere

episodes bestaat, die weer bestaan uit verschillende events. Events beschrijven actoren en acties, gewoonlijk met plaats- en tijdaanduiding. Episodes zijn clusters van events die een gezamenlijke locatie of groep van nieuwsactoren delen. In het model is daarnaast te zien dat nieuwsteksten, naast

(9)

4 de story proper, ook nog uit andere onderdelen bestaan die niet tot het daadwerkelijke verhaal behoren. Het model van Bell (1998) wordt in dit onderzoek gebruikt om de structuur van de

nieuwsteksten in zijn algemeenheid in kaart te brengen. In het volgende hoofdstuk wordt hier dieper op ingegaan.

2.1.2 Verhalende journalistiek

De laatste jaren is de verhalende journalistiek in opkomst in Nederland (Groot Kormelink & Costera Meijer, 2015). Knobloch, Patzig, Mende & Hastall (2004) stellen dat dit komt door de concurrentie tussen media en door de druk die journalisten voelen om de aandacht van de lezer te trekken. Daarnaast wordt in de praktijk en wetenschap vaak gesproken over teruglopende lezersaantallen waar kranten tegenwoordig mee kampen (Shim, 2014, in Van Krieken & Sanders, 2017). Met het schrijven van verhalen zouden journalisten de betrokkenheid van de lezer kunnen vergroten. Woodside (2010) geeft namelijk aan dat verhalen nuttig zijn, omdat ze herkenbare elementen kunnen bevatten die bewustzijn, begrip en empathie teweegbrengen bij de lezers. Voorbeelden van dergelijke elementen die hiervoor kunnen zorgen zijn bepaalde locaties, acties en houdingen in het verhaal. Lezers kunnen deze elementen vervolgens koppelen aan eerdere, vergelijkbare ervaringen uit het geheugen. Hoe meer herkenbare elementen een verhaal bevat, hoe meer vergelijkbare ervaringen uit het geheugen kunnen worden opgehaald. Tevens kan het lezen van verhalen leiden voor transportatie (Green & Brock, 2000). Dit kan omschreven worden als “a convergent process,

where all mental systems and capacities become focused on events occurring in the narrative” (Green

& Brock, 2000, p. 701). Kortgezegd draait het er dus om dat je als lezer compleet opgaat in het verhaal en de wereld om je heen lijkt te vergeten.

Er bestaan verschillende omschrijvingen van de verhalende journalistiek. Zo zou het als een globaal genre beschouwd kunnen worden, zoals Van Krieken doet. Van Krieken (2016) beschrijft verhalende journalistiek als een genre waarbij technieken van storytelling die normaal geassocieerd worden met fictie, toegepast worden in non-fictie (p. 6). Kramer (1995) beschrijft verhalende journalistiek als “the

sort of nonfiction in which arts of style and narrative construction long associated with fiction help pierce to the quick of what’s happening– the essence of journalism” (p. 21). Blanken & De Jong (2014)

definiëren het als verhalen die afwijken van wat de journalist normaal gesproken schrijft doordat ze ‘verhalend’ zijn. Ook ‘verhalen’ kennen verschillende omschrijvingen. Zo wordt het door Rigney (2006) omschreven als “de representatie in een medium van een reeks samenhangende gebeurtenissen waarbij de menselijke ervaring centraal staat” (p. 160). Labov (in Page, 2014) beschrijft een verhaal als “one method of recapitulating past experience by matching a verbal

sequence of clauses to the sequence of events which (it is inferred) actually occurred” (p. 441). Deze

definitie voegt toe dat een verhaal verteld dient te worden in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvonden. Naast een omschrijving van een verhaal bracht Labov (1972) ook de elementen van verhalen in kaart. Volgens hem bestaan verhalen uit een abstract, orientation, complicating action,

evaluation, result en coda (p. 359). Page (2014) kwam tot de conclusie dat deze elementen op

verschillende manieren kunnen voorkomen in verhalen. De volgorde kan verschillen, maar ook bleek dat niet alle verhalen deze elementen (in dezelfde hoeveelheid) bevatten. Wat betreft de

omschrijving wordt in dit onderzoek als definitie van de verhalende journalistiek die van Van Krieken (2016) als uitgangspunt genomen. Daarnaast wordt voor de omschrijving van een verhaal de ruimere definitie van Rigney (2006) gehanteerd.

(10)

5 Wanneer een vergelijking wordt gemaakt tussen de verhalende en de traditionele journalistiek komen meerdere verschillen naar voren. Zo presenteren journalisten die een verhalende stijl

toepassen de sociale realiteit door een filter van persoonlijke ervaringen en morele oordeelsvorming (Harbers & Broersma, 2014). De voorafgaande kennis, ervaringen, waarden en overtuigingen vormen het referentiekader van de journalist. Hierdoor ontstaat een gepersonaliseerde schrijfstijl. Dit is afwijkend van de traditionele journalistiek die, zoals eerder werd besproken, gedepersonaliseerd hoort te zijn en waarbij de journalist tevens afstand hoort te bewaren tot het nieuws (Harbers & Broersma, 2014, Kussendrager & Van der Lugt, 2007). Hierop aansluitend is in de verhalende journalistiek de scheiding van feiten en meningen minder aanwezig, terwijl dat in de traditionele journalistiek juist belangrijk is, omdat objectiviteit daar het uitgangspunt is (Harbers & Broersma, 2014). Verhalen zijn volgens de verhalende journalistiek vaak vanuit een eerste persoon perspectief geschreven, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van de schrijver (Harbers & Broersma, 2014). Op deze manier kan de schrijver bijvoorbeeld meningen verwerken in zijn tekst.

Wat betreft het vertellen van een journalistiek verhaal bestaan verschillende technieken. Zo maken Asbreuk & De Moor (2013) onderscheid tussen drie technieken: beschrijven, mensen opvoeren en spanning aanbrengen. Met beschrijven wordt alles wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt bedoeld. Hierbij komen bijvoorbeeld veel details kijken en worden zaken ‘laten zien’ in plaats van enkel benoemd. Mensen opvoeren heeft te maken met of mensen oppervlakkig of volledig worden beschreven, hoe ze tot leven komen en de gebruikte vertelperspectieven. Spanning aanbrengen heeft te maken met de structuur van een tekst. Ook Blanken & De Jong (2014) noemen verschillende aspecten waaraan je de verhalende journalistiek kunt herkennen, zoals de sfeertekening, filmische details, de opbouw in scenes, dialogen, monologen, chronologie en de illusie dat je het verhaal meebeleeft via de hoofdpersoon. Van Krieken (2016) heeft daarnaast veel onderzoek gedaan naar vertelperspectieven en structuur in journalistieke teksten. Deze verschillende kenmerken kunnen onder de drie technieken worden geschaard die Asbreuk & De Moor (2013) benoemen. Er lijken dus veel gelijkenissen te zijn tussen de verschillende theorieën over verhalende journalistieke

kenmerken. Daarnaast worden ook in de narratologie verschillende aspecten genoemd van verhalen. Rigney (2006) maakt bijvoorbeeld onderscheid in de beschrijving van personages, motieven,

verteltechnieken, tijd, focalisatie en de weergave van taaluitingen van personages. Van Boven & Dorleijn (2013) bespreken technieken als tijd, motieven, verteltechnieken en de beschrijving van personages. Ook deze twee theorieën kennen veel overlap met elkaar. Opvallend is daarnaast dat beide ook motieven benoemen, iets wat niet genoemd wordt in de theorie over de verhalende journalistiek. De andere technieken uit de narratologie komen echter wel overeen met de eerder genoemde technieken uit de verhalende journalistiek, weliswaar wordt soms gebruikgemaakt van andere termen.

In dit onderzoek ligt de focus op de structuur van verhalen. Verwacht wordt namelijk dat de

verhalende structuur wellicht verschillend is per verhalend nieuwsgenre of type krant, waardoor het interessant is om dit te onderzoeken. Deze verwachting is er, omdat nieuwsgenres erg van elkaar kunnen verschillen qua omschrijving en kenmerken en er daarnaast verschillende soorten kranten bestaan die zich bijvoorbeeld op verschillende doelgroepen richten en verschillende doelen kennen. Dit zal later uitgebreider aan bod komen.

Bij structuur horen zaken als de opbouw van een tekst; wanneer wordt wat verteld. Brewer & Lichtenstein (1981, 1982) maken hierbij onderscheid tussen event structure en discourse structure in

(11)

6 verhalen. De event structure gaat over de werkelijkheid van de gebeurtenissen; de chronologische volgorde waarin gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Discourse structure gaat daarentegen over hoe een verhaal wordt verteld; in welke volgorde gebeurtenissen beschreven worden. Ook Van Boven & Dorleijn (2013) maken ditzelfde onderscheid, maar spreken in plaats van event structure van fabel en in plaats van discourse structure van sujet.

2.2 Verhalende structuur

De theorieën over de narratologie en de verhalende journalistiek beschrijven verschillende kenmerken van structuur. Dit is precies wat je zou verwachten op basis van de aannames in dit onderzoek: verhalende journalistiek kun je opvatten als een overkoepelend genre, waarbinnen de hier onderzochte reportages en nieuwsverhalen als subgenres kunnen worden gezien. Het ligt voor de hand dat journalisten vorm en gebruik van verteltechnieken aanpassen aan de situationele context van de journalistiek, zoals in de inleiding al werd besproken (Biber & Conrad, 2009). Om inzicht te krijgen in de eventuele genrespecifieke kenmerken van de journalistiek worden opvattingen van de verhalende structuur, zoals beschreven in de algemene narratologie en de verhalende journalistiek hieronder apart besproken.

2.2.1 Structuur in de narratologie

Chronologische structuur

Rigney (2006) geeft aan dat in veel verhalen geen verschil is tussen de volgorde waarin

gebeurtenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en de volgorde waarin ze in de tekst worden beschreven. Er is dan sprake van een chronologische structuur. Ook Van Boven & Dorleijn (2013) bespreken deze structuur, maar noemen het ab ovo. Daarentegen beweren zowel Rigney (2006) als Van Boven & Dorleijn (2013) dat verhalen lang niet altijd in het begin van de gebeurtenissen

beginnen, maar ook geregeld in het midden, ook wel in medias res genoemd. De schrijver geeft hierbij later pas aan welke gebeurtenissen eraan vooraf gingen, waardoor de chronologie wordt doorbroken. In de literatuur zijn dus dezelfde soort opvattingen te lezen over chronologie. Wat betreft de effecten van een chronologische structuur stellen De Graaf & Hustinx (2011) dat een verhaal met een chronologische structuur tot meer transportatie en tot meer emotionele reacties leidt dan een structuur, waarbij de uitkomst van het verhaal al meteen na de initiating event volgt. Ondanks dat de theorie dus aangeeft dat verhalen lang niet altijd chronologisch (en) vanaf het begin beginnen, lijkt deze structuur wel effectief te zijn.

Doorbreken chronologische structuur

Hierboven werd al kort gesproken over de doorbreking van de chronologie. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn om de spanning in een verhaal te verhogen. Er bestaan verschillende technieken om de chronologie te doorbreken, zoals flashbacks, flashforwards, cliffhangers en simultaneïsme.

Genette (in Toolan, 2001) noemt deze afwijkingen van de chronologische structuur ‘anachronies’.

Flashback

Rigney (2006) geeft aan dat verhalen geregeld sprongen in de tijd bevatten, bijvoorbeeld door middel van flashbacks. Een flashback wordt door Genette analepsis genoemd (in Rigney, 2006). In dit

onderzoek wordt echter de term flashback gebruikt. Bij een flashback wordt teruggegaan in de tijd, iets wat eerder heeft plaatsgevonden wordt chronologisch gezien pas later verteld (Genette, in Toolan, 2001). Toolan (2001) geeft aan dat een flashback homodiegetic of heterodiegetic kan zijn,

(12)

7 afhangende van het feit of de flashback informatie geeft over hetzelfde personage, event of dezelfde verhaallijn als in de voorafgaande tekst of over andere personages, events of verhaallijnen. Typerend is echter dat andere bronnen deze twee vormen niet noemen. Anders dan Rigney en Genette

spreken Van Boven & Dorleijn (2013) van retroversies. Een flashback omschrijven zij als een specifiekere vorm van een retroversie, namelijk als iets van vroeger wat opnieuw wordt gezien of beleefd door een personage in de tekst. Zij voegen als enige dus een extra categorie toe, wat Rigney en Genette niet doen. De literatuur lijkt op het gebied van flashbacks dus niet overal hetzelfde te zijn. Het is lastig om hier een verklaring voor te geven, wellicht dat de verschillende theorieën een andere invalshoek innemen wat betreft flashbacks. Tevens is de theorie van Van Boven & Dorleijn (2013) van recentere datum, wellicht dat zij daardoor tot nieuwe inzichten zijn gekomen die voorheen nog niet bestonden.

Ondanks het feit dat de flashback een veelvoorkomend begrip is in de literatuur over verhalende structuren zijn de effecten ervan niet geheel positief. Ohtsuka & Brewer (1992) kwamen in hun onderzoek namelijk tot de conclusie dat een verhalende structuur met flashbacks voor een lagere begrijpelijkheid zorgde onder proefpersonen dan een chronologische structuur zonder afwijkingen. Ook De Graaf & Hustinx (2011) vonden in hun onderzoek geen positieve effecten van het gebruik van

flashbacks. Op basis van een uitgevoerd experiment stellen zij dat een tekst met een structuur,

waarbij de initiating event meteen gevolgd wordt door de outcome, waarna informatie volgt in de vorm van flashbacks tot een mindere mate van transportatie en minder emoties leidt dan een chronologische structuur. Tevens zouden de proefpersonen die de tekst in chronologische volgorde lazen meer overtuigingen hebben die overeenkwamen met het verhaal dan de proefpersonen die de versie met flashbacks lazen. Gezien deze negatieve effecten van verschillende studies is het

interessant om te onderzoeken hoe vaak flashbacks daadwerkelijk voorkomen in nieuwsteksten.

Flashforward

Een flashforward is het tegenovergestelde van een flashback. Hierbij wordt juist een vooruitblik in de toekomst gegeven. Een gebeurtenis die chronologisch gezien later plaatsvindt, wordt al eerder in het verhaal verteld (Genette, in Toolan, 2001). Een flashforward wordt door Genette (in Rigney, 2006)

prolepsis genoemd, maar dit onderzoek houdt de term flashforward aan. Ook bij flashforwards wordt

enkel door Toolan (2001) onderscheid gemaakt tussen homodiegetic en heterodiegetic

flashforwards. Afwijkend is daarnaast de omschrijving van Van Boven & Dorleijn (2013). Zij spreken

niet van flashforwards, maar van anticipaties. Dit wordt omschreven als een vooruitwijzing om de spanning op te wekken, waarbij het doel is dat de lezer verder wil lezen. Net als bij de flashbacks geeft de literatuur ook bij flashforwards dus geen eenzijdig beeld. De verschillen komen bij beide echter wel uit dezelfde hoek, waarbij Toolan (2001) als enige de twee vormen bespreekt en Van Boven & Dorleijn (2013) dermate afwijken van de andere beschrijvingen.

Weinig studies keken tot nu toe naar de effecten van flashforwards. Ohtsuka & Brewer (1992) onderzochten dit echter wel en concludeerden dat het begrip bij proefpersonen die een tekst lazen met een structuur die flashforwards bevatte significant lager was dan bij bijvoorbeeld proefpersonen die een chronologische tekst lazen of een structuur die flashbacks bevatte. De structuur met

flashforwards kwam in dit onderzoek als minst begrijpelijk naar voren. Ook het gebruik van flashforwards laat dus, net als het gebruik van flashbacks, negatieve effecten zien. Dit is typerend

gezien het feit dat het in veel theorieën terugkomt. Wellicht dat deze technieken door lezers als verwarrend worden gezien.

(13)

8

Cliffhanger & simultaneïsme

Naast de bovengenoemde onderbrekingen van de chronologie beschrijven Van Boven & Dorleijn (2013) als enige nog twee andere technieken. De eerste techniek betreft de cliffhanger, waarbij informatie wordt opgeschort, waardoor je als lezer langer moet wachten op bepaalde informatie uit het verhaal (Van Boven & Dorleijn, 2013). Een cliffhanger kan hierdoor de spanning in een verhaal verhogen. Ook over de effecten van cliffhangers in verhalen is echter nog weinig bekend. De andere techniek betreft simultaneïsme. Dit houdt in dat zaken die op dezelfde tijd speelden, na elkaar worden verteld, vanuit een andere visie of andere plaats (Van Boven & Dorleijn, 2013). Het is typerend dat andere theorieën over de verhalende structuur deze begrippen niet beschrijven. Wellicht heeft dit weer te maken met het feit dat deze theorie recenter is en daardoor nieuwe elementen kan hebben toegevoegd.

Versnellen en vertragen

Naast het doorbreken van de chronologie beweert Rigney (2006) dat verhalen vaak een bepaald ritme hebben, waarbij tijdsversnellingen en tijdsvertragingen een rol spelen. Bij een tijdsvertraging wordt langer stil gestaan bij een handeling en bij een tijdsversnelling wordt iets juist kort besproken (Rigney, 2006; Van Boven & Dorleijn, 2013). Deze definities komen overeen met die van Chatman en Lubbock (in Toolan, 2001). Een tijdsvertraging wordt door Chatman stretch genoemd en omschreven als het geven van een uitgebreide beschrijving van een relatief korte gebeurtenis. Lubbock (in Toolan, 2001) beschrijft een tijdsversnelling als het geven van een relatief korte beschrijving van de

belangrijkste kenmerken van een gebeurtenis, door hem summary genoemd. Tijdsversnellingen zijn met name gebruikelijk bij belangrijke passages in verhalen en kunnen bijvoorbeeld de spanning verhogen (Toolan, 2001; Van Boven & Dorleijn, 2013). Schrijvers zouden er echter ook juist bewust voor kunnen kiezen om hiervan af te wijken. Tijdsversnellingen liggen daarentegen vooral juist voor de hand bij minder belangrijke passages in verhalen (Toolan, 2001; Van Boven & Dorleijn, 2013). De literatuur op dit gebied beschrijft dus dezelfde aspecten. Wellicht dat latere theorieën de

voorgaande theorieën als leidraad gebruikten. Over de effecten ervan is echter weinig bekend. 2.2.2 Structuur in de verhalende journalistiek

Het vorige hoofdstuk beschreef de structuurkenmerken uit de narratologie. Dit hoofdstuk behandelt de structuurkenmerken uit de verhalende journalistiek.

Chronologische structuur

Net als in de narratologie, wordt ook in de theorie over de verhalende journalistiek als belangrijk kenmerk de chronologische structuur genoemd, ook wel canonical order genoemd (Bell, 1995). Zo beweren Blanken & De Jong (2014) dat de chronologie één van de meest zichtbare verschillen is tussen verhalende en traditionele nieuwsteksten. Zij geven echter ook aan dat niet alle journalistieke verhalen bij het begin beginnen, maar ook geregeld in het midden van alle gebeurtenissen. Ook Asbreuk & De Moor (2013) en Bell (1998) geven aan dat veel verhalende nieuwsteksten beginnen bij het begin en eindigen bij het einde, maar dat hier ook vaak veranderingen in worden aangebracht om verhalen bijvoorbeeld spannender te maken. Deze beweringen zijn vergelijkbaar met de

literatuur uit de narratologie, waarin ook werd aangegeven dat verhalen geregeld in het midden van de gebeurtennissen beginnen, in plaats van geheel chronologisch zijn (Van Boven & Dorleijn, 2013; Rigney, 2006). De chronologische structuur van verhalen en de verhalende journalistiek staat in contrast met de structuur van nieuwsteksten volgens de traditionele journalistiek. Traditionele nieuwsteksten worden namelijk vanaf de lead opgebouwd volgens het model van de omgekeerde

(14)

9 piramide (Blanken & De Jong, 2014). Dit houdt in dat naarmate het bericht vordert, de nieuwswaarde afneemt. Het belangrijkste staat aan het begin van het bericht en het bericht is op deze manier ‘oprolbaar’.

Naar de effecten van de chronologie in de verhalende journalistiek zijn tot op heden vele studies uitgevoerd. Zo onderzochten Emde, Klimmt & Schluetz (2015) het effect van een verhalende, chronologische structuur en een omgekeerde piramidestructuur onder jongeren. Uit dit onderzoek bleek dat de verhalende teksten geen invloed hadden op de informatieverwerking in het algemeen, enkel bij jongeren die weinig achtergrondkennis bezaten. De onderzoekers schreven dit toe aan de structuur van de verhalende nieuwstekst, die minder achtergrondkennis vereiste voor het maken van een mentaal model van de inhoud van het verhaal dan de omgekeerde piramidestructuur. Wel bleek uit dit onderzoek dat één van de twee verhalende artikelen zorgde voor een sterkere emotionele en cognitieve betrokkenheid bij het nieuws dan het traditionele artikel. Als verklaring werd hiervoor gegeven dat de chronologische structuur van de verhalende teksten voor meer spanning kan zorgen dan een traditionele structuur.

Andere studies laten positievere effecten zien. De Graaf & Hustinx (2011) concludeerden bijvoorbeeld dat een tekst met een chronologische structuur tot meer transportatie en tot meer emotionele reacties leidt dan een structuur waarbij de uitkomst van het verhaal al meteen na de

initiating event volgt. Daarnaast onderzochten Van Krieken, Hoeken & Sanders (2015) het effect van

verhalende nieuwsteksten op de mate van betrokkenheid van de lezers bij het verhaal. Tijdens een experiment kregen proefpersonen een verhalende nieuwstekst te lezen of een traditionele

nieuwstekst. Het verhalende artikel was geschreven vanuit het perspectief van ooggetuigen, had een chronologische structuur en bevatte veel details. De traditionele nieuwstekst was geschreven in een omgekeerde piramidestructuur. Het onderwerp van de artikelen betrof een groot schietincident in een winkelcentrum in Nederland. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat de lezers van de verhalende nieuwstekst zich meer identificeerden met de ooggetuigen van de gebeurtenis en sterker het gevoel hadden dat ze daadwerkelijk aanwezig waren bij het schietincident dan de lezers van de traditionele nieuwstekst. Omdat dit onderzoek echter naast structuur ook naar andere verhalende elementen keek, kan niet met zekerheid gezegd worden dat dit specifiek kwam door de structuur van het verhaal.

Tot slot onderzochten Knobloch, Patzig, Mende & Hastall (2004) de effecten van twee narratieve structuren en een traditionele structuur van nieuwsteksten op spanning, nieuwsgierigheid en leesplezier. In hun onderzoek baseerden zij zich op de structural affect theory van Brewer & Lichtenstein (1982). Bij deze theorie worden verhalen onderverdeeld in de elementen initiating

event, exposition, complication, climax, en outcome. Lezers lazen tijdens een experiment een tekst

met een omgekeerde piramidestructuur, die begint met de initiating event en waarop vervolgens meteen de outcome volgt, een chronologische structuur, die begint met de initiating event en eindigt met de outcome of een reversal type structuur, die begint met de uitkomst van het verhaal en eindigt met de initiating event. Uit de resultaten bleek dat de chronologische structuur meer spanning teweegbracht dan de twee andere structuren; lezers willen bij deze structuur weten hoe het verhaal afloopt. De nieuwsgierigheid was het hoogste bij de reversal type structuur, waarbij de lezer

benieuwd is naar de aanleiding van de uitkomst van het verhaal. Zowel de chronologische structuur als de reversal type structuur zorgden voor een hogere mate van leesplezier dan de omgekeerde piramidestructuur.

(15)

10 De bovengenoemde studies laten dus veel positieve effecten zien van een chronologische structuur. Dit komt overeen met de effecten van de studies naar chronologie in de narratologie. Een

chronologische structuur blijkt dus in zowel de narratologie als verhalende journalistiek effectief te zijn. Enkel het onderzoek van Emde, Klimmt & Schluetz (2015) liet minder positieve effecten zien. Wellicht komt dit doordat de doelgroep in dit onderzoek enkel jongeren betrof en er dus verschil in leeftijd kan zijn wat betreft de effecten.

Doorbreken chronologische structuur

Ook in de literatuur over de verhalende journalistiek wordt geschreven over technieken om de chronologische structuur te doorbreken. Hierbij worden technieken besproken als flashbacks,

flashforwards, cliffhangers en een parallel verhaal. Waar in de narratologie echter meerdere bronnen

over hetzelfde onderwerp schrijven, is de literatuur van de verhalende journalistieke structuur beperkter. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de verhalende journalistiek een genre is dat in opkomst is en minder lang bestaat dan verhalen in het algemeen.

Flashback

Asbreuk & De Moor (2013) en Blanken & De Jong (2014) bespreken de flashback echter wel. Verhalende nieuwsteksten kunnen aantrekkelijker en spannender gemaakt worden door de

chronologie te doorbreken, bijvoorbeeld door middel van een flashback (Asbreuk & De Moor, 2013). Dit wordt omschreven als het stil zetten van de tijd om een terugblik te werpen op het verleden (Asbreuk & De Moor, 2013; Blanken & De Jong, 2014). In de narratologie werd dit begrip op dezelfde manier besproken, maar een verschil tussen beide is dat in de verhalende journalistiek geen

onderscheid wordt gemaakt tussen homodiegetic en hetereodiegetic flashbacks, zoals Toolan (2001) wel deed. Over het gebruik van flashbacks in journalistieke teksten zijn tot op heden nog geen studies uitgevoerd. Over de effecten ervan is dus nog weinig bekend.

Flashforward

Naast flashbacks beschrijft de literatuur over de verhalende journalistiek ook de flashforwards (Asbreuk & De Moor, 2013; Bell, 1995). Een flashforward wordt hier omschreven als het geven van een vooruitblik op de toekomst, op bijvoorbeeld de afloop van het verhaal (Asbreuk & De Moor, 2013). Dit kan voor nieuwsgierigheid bij de lezer zorgen. Blanken & De Jong (2014) hanteren een soortgelijke definitie. Ook deze omschrijvingen komen overeen met de narratologie en ook hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen homodiegetic en heterodiegetic flashforwards, zoals Toolan (2001) deed. Tevens is over de effecten van flashforwards in journalistieke teksten helaas weinig bekend.

Cliffhanger

Een andere techniek om de chronologische structuur te doorbreken betreft het gebruik van een

cliffhanger. Asbreuk & De Moor (2013) stellen dat deze techniek ook vaak in films wordt toegepast,

waarbij op het spannendste moment de film wordt stopgezet en een andere scène wordt laten zien. Het gebruik van dergelijke technieken heeft vaak als doel om de aandacht van de kijker vast te houden en om de spanning te verhogen. Blanken & De Jong (2014) beschrijven het als “het moment aan het slot van een scène waarop het verhaal even stopt, terwijl de spanning toeneemt” (p. 44). Deze omschrijvingen van een cliffhanger komen overeen met wat Van Boven & Dorleijn (2013) schrijven over cliffhangers in de narratologie. Waar Van Boven & Dorleijn (2013) in de narratologie de enigen waren die de cliffhanger bespraken, wordt deze dus ook in de literatuur over de

(16)

11 verhalende journalistiek beschreven. Over het gebruik van cliffhangers in de verhalende journalistiek en over de effecten ervan is verder ook nog weinig geschreven. Dit onderzoek zal hier dus een bijdrage aan leveren.

Parallel verhaal

Tot slot beschrijft de literatuur over de verhalende journalistiek het parallelle verhaal. Dit houdt in dat twee of meer verhalen naast elkaar worden verteld en dat er dus verhaallijnen door elkaar lopen (Asbreuk & De Moor, 2013). Het parallel verhaal is vergelijkbaar met het begrip simultaneïsme uit de narratologie (Van Boven & Dorleijn, 2013). Ook hier is dus weer overlap met de narratologie te zien. Over het parallelle verhaal is in de literatuur echter ook nog weinig geschreven, waardoor dit onderzoek hier tevens een bijdrage aan zal leveren.

Versnellen en vertragen

Wat betreft andere verhalende structuurkenmerken bespreken Asbreuk & De Moor (2013) en Blanken & De Jong (2014) het onderscheid tussen de verteltijd en de vertelde tijd. Bij verteltijd gaat het om het aantal woorden dat gebruikt wordt om een situatie of gebeurtenis over te brengen. Het heeft te maken met de tijd die lezers nodig hebben om een verhaal of een deel ervan te lezen (Asbreuk & De Moor 2013; Blanken & De Jong, 2014). De vertelde tijd heeft daarentegen te maken met de tijd waarin de situatie zich in werkelijkheid afspeelt (Asbreuk & De Moor, 2013; Blanken & De Jong, 2014). Wanneer sprake is van een lange verteltijd en een korte vertelde tijd, dan is er sprake van een tijdsvertraging. Wanneer er een korte verteltijd is en een lange vertelde tijd, dan is er sprake van een tijdsversnelling. Ditzelfde onderscheid werd ook al gemaakt in de narratologie (Rigney, 2006; Van Boven & Dorleijn, 2013; Chatman, in Toolan, 2001; Lubbock, in Toolan, 2001). Afwisseling tussen de verteltijd en de vertelde tijd, oftewel versnellen en vertragen, kan de aantrekkelijkheid van een verhaal vergroten (Asbreuk & De Moor, 2013). De literatuur over de narratologie en de verhalende journalistiek komen dus ook op dit terrein met elkaar overeen.

Spanningsboog

Zoals in het model van Bell (1998), dat eerder in dit hoofdstuk aan bod kwam, duidelijk werd, bevat de story proper het daadwerkelijke verhaal van de nieuwstekst. Wat betreft de opbouw van verhalen omschreven Blanken & De Jong (2014) de structuur van klassieke verhalen. Deze klassieke verhalen zouden uit minstens vijf scènes bestaan die door een spanningsboog bij elkaar gehouden worden:

 Expositie: je introduceert de hoofdpersoon en maakt kenbaar op welke plek en op welk moment het zich afspeelt.

 Complicatie: de hoofdpersoon loopt tegen een probleem aan  Ontwikkeling: met eigen complicatie, spanningsboog en climax  Climax: de ontknoping van het verhaal

Blanken & De Jong (2014) beweren dat het middendeel van een verhaal, de ontwikkeling, klassiek uit drie scènes bestaat, maar dat een ander aantal ook voorkomt. Vaak worden de problemen van de hoofdpersoon in elke volgende scène groter. De structuur die Blanken & De Jong (2014) beschrijven is vergelijkbaar met de structuur van Brewer & Lichtenstein (1982) uit de narratologie, eerder aan bod gekomen in dit hoofdstuk. Volgens deze structuur bestaan verhalen uit een initiating event,

exposition, complication, climax, en outcome. Ook dit model wordt in dit onderzoek gebruikt bij de

(17)

12 nieuwsteksten te analyseren. In het volgende hoofdstuk, waarin de methode van het onderzoek aan bod komt, wordt dit uitgebreider besproken.

2.3 Onderzoeksvraag

Dit hoofdstuk gaf een bespreking van verhalende structuurkenmerken. De theorie doet echter voorkomen alsof er slechts één soort verhalende journalistiek en een daarbij behorende structuur bestaat. Vaak worden in de literatuur namelijk genres als reportages en sfeerverhalen genoemd als genres waarin verhalende kenmerken voorkomen (Asbreuk & De Moor, 2013), terwijl andere genres zoals het nieuwsverhaal ook verhalende kenmerken bevatten, zoals ook duidelijk werd in de

inleiding. Doordat de literatuur zich echter vooral op genres als de reportages en sfeerverhalen focust, bestaat het risico dat er een vrij eenzijdig beeld van de verhalende journalistiek ontstaat. Dit geeft aanleiding om te onderzoeken in welke mate en op welke manier verhalende kenmerken aanwezig zijn in verschillende nieuwsgenres.

In dit onderzoek zal naar een sterk en zwak verhalend nieuwsgenre worden gekeken, omdat de verwachting is dat hiertussen verschillen optreden. Het sterk verhalende nieuwsgenre betreft de reportage en het zwak verhalende nieuwsgenre het nieuwsverhaal. Dit omdat de reportages bekend staan als genre waarin verhalende technieken worden gebruikt. Het nieuwsverhaal is gekozen, omdat er nog weinig bekend is over het toepassen van verhalende elementen in dit nieuwsgenre en omdat het nieuwsgenre (nog) niet wordt gezien als genre waarin veel verhalende technieken worden gebruikt. In het volgende hoofdstuk komen beide nieuwsgenres uitgebreider aan bod. De

verwachting is dat in de reportage, het sterk verhalende genre, meer verhalende

structuurkenmerken zullen worden waargenomen dan in het nieuwsverhaal, het zwak verhalende genre.

Naast de verschillende nieuwsgenres is er ook het verschil in kranten. Een groot onderscheid dat hierin valt te maken is het verschil tussen kwaliteitskranten en populaire kranten. Kwaliteitskranten zijn vaak zakelijker dan populaire kranten, die vaak een persoonlijkere berichtgeving kennen. “Kwaliteitskranten nemen in het algemeen wat meer afstand tot het nieuws” (Kussendrager & Van der Lugt, 2007, p. 21). Wellicht dat er hierdoor ook een verschil op te merken valt wat betreft de verhalende structuurkenmerken. De verwachting is dat in populaire kranten meer gebruik wordt gemaakt van verhalende structuurkenmerken dan in kwaliteitskranten. Dit omdat populaire kranten door het toepassen van verhalende structuurkenmerken er wellicht voor kunnen zorgen dat lezers meer persoonlijk bij het nieuws worden betrokken. Ook kan het gebruik van de verhalende structuur zorgen voor meer spanning in nieuwsteksten, wat ook een manier kan zijn om dichterbij het publiek te staan.

Hierboven werd de verwachting geschetst dat er verschillen tussen sterk en zwak verhalende genres bestaan in het toepassen van verhalende structuurkenmerken. Als sterk verhalend genre wordt de reportage geanalyseerd en als zwak verhalend genre het nieuwsverhaal. De vraag die in dit

onderzoek centraal staat, luidt:

"In hoeverre verschillen reportages en nieuwsverhalen in kwaliteitskranten en populaire kranten van elkaar in het gebruik van verhalende structuurkenmerken?”

(18)

13

3. Methode

3.1 Soort onderzoek

Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag, is een tekstanalytisch onderzoek in de vorm van een corpusanalyse uitgevoerd. Dit houdt in dat een corpus is verzameld van verschillende nieuwsteksten. Dit corpus is vervolgens door de onderzoeker zelf geanalyseerd op verschillende aspecten wat betreft de structuur van verhalen.

3.2 Materiaal

3.2.1 Nieuwsgenres

Zoals in het vorige hoofdstuk al duidelijk werd, worden in dit onderzoek reportages (sterk verhalend) en nieuwsverhalen (zwak verhalend) met elkaar vergeleken. Beide genres zullen hier beschreven worden, waardoor duidelijk zal worden waarom de reportage als sterk verhalend en het

nieuwsverhaal als zwak verhalend wordt gezien.

Een reportage wordt door Kussendrager & Van der Lugt (2007) beschreven als “het journalistiek verslag van een oor-, oog- en reukgetuige over een duidelijk omschreven en afgebakend onderwerp (p. 304). Het onderwerp wordt van verschillende kanten belicht en er wordt gebruikgemaakt van verschillende journalistieke technieken (interviews, nieuwsgaring, waarneming, research)”. Lezers van een reportage krijgen het idee dat ze er zelf bij zijn geweest. Asbreuk & De Moor (2007) voegen daaraan toe dat het gaat om personages die iets meemaken en die herkenbaar zijn voor lezers in hun ervaringen en dilemma’s. Asbreuk & De Moor (2007) geven aan dat een reportage zich kenmerkt door de volgende aspecten:

 Meerdere bronnen  Handelende mensen  Diepgang

 Een onderwerp met probleem, ontwikkeling en oplossing

Een reportage is daarnaast een genre waarin veel ruimte voor verhalende technieken is en waarin dit zelfs onmisbaar is (Asbreuk en De Moor, 2013).

Een nieuwsverhaal kan omschreven worden als “een actueel verhaal van circa honderd tikregels, samengesteld aan de hand van meer bronnen. Het is het resultaat van actieve of spontane

nieuwsgaring.” (Kussendrager en Van der Lugt, 2007, p. 232). Een nieuwsverhaal is een informatief genre waarbij de stijl zakelijk is (Asbreuk en De Moor, 2013). Enkele belangrijke kenmerken van een nieuwsverhaal die Kussendrager & Van der Lugt (2007) belichten zijn:

 Een nieuwsverhaal heeft een nieuwslead en is oprolbaar  Een nieuwsverhaal is zakelijk

 Een nieuwsverhaal bevat de vijf w’s en één h  Een nieuwsverhaal is objectief

(19)

14 Uit deze omschrijvingen van een nieuwsverhaal wordt nog niet meteen duidelijk dat dit als een verhalend nieuwsgenre kan worden gezien. De handboeken schrijven hier nog niets over. Zoals in de inleiding al werd besproken, is er echter ook bij nieuwsverhalen sprake van gebeurtenissen waarbij de menselijke ervaring centraal staat. Een nieuwsverhaal bevat dus ook kenmerken die met verhalende teksten geassocieerd kunnen worden en wordt in dit onderzoek daarom als verhalend nieuwsgenre beschouwd.

Bij het zoeken naar geschikte reportages en nieuwsverhalen als materiaal voor dit onderzoek zijn de omschrijvingen van Kussendrager en Van der Lugt (2007) en Asbreuk en De Moor (2013) gehanteerd om de nieuwsgenres te herkennen.

3.2.2 Kranten

In dit onderzoek zijn twee kranten geanalyseerd, te weten de Volkskrant en de Telegraaf. De Volkskrant kan getypeerd worden als kwaliteitskrant (Bakker & Scholten, 2011). De Telegraaf wordt gezien als populaire krant (Bakker & Scholten, 2011). De uitgeverij van de Volkskrant omschrijft de krant als “hét kwaliteitsnieuwsmerk van Nederland” (De Persgroep, 2018). Daarnaast biedt de Volkskrant “altijd en overal kwaliteitsnieuws, opinie, scherpe interviews en de mooiste fotografie” aan. Ook geeft de Volkskrant aan dat het een ideaal platform biedt voor hoogopgeleide, welstandige lezers. De Volkskrant is een kwaliteitskrant die objectief wil zijn. Zoals eerder al werd besproken nemen kwaliteitskranten in het algemeen meer afstand tot het nieuws en kennen zij een zakelijk karakter (Kussendrager & Van der Lugt, 2007, p.21). TMG, de uitgever van de Telegraaf, geeft aan dat de krant dichtbij de lezers staat en hen in duidelijke taal vertelt wat er gebeurt in hun leefwereld, in Nederland en in de rest van de wereld (TMG, 2018). Daarnaast is de Telegraaf “onafhankelijk en uitgesproken en durft het een mening te hebben”. Met deze omschrijving komt het populaire karakter van de Telegraaf naar voren, waarbij vaak een persoonlijkere berichtgeving gehanteerd wordt.

3.2.3 Onderwerpen nieuwsteksten

Om uit te sluiten dat het onderwerp van de nieuwsteksten het beeld vertekende, zijn nieuwsteksten met verschillende onderwerpen onderzocht. De onderwerpen van de nieuwsteksten uit het corpus betreffen terroristische aanslagen in de Westerse wereld en natuurrampen. De verwachting is dat dit onderwerpen zijn waarbij de verhalende journalistiek wordt toegepast. Dit omdat lezers bijvoorbeeld de behoefte kunnen hebben om gebeurtenissen als terroristische aanslagen en grote natuurrampen te begrijpen en de behoefte hebben om mee te kunnen leven met slachtoffers. Nieuwsteksten in een verhalende vorm helpen hier wellicht bij.

3.2.4 Aantal nieuwsteksten

In totaal zijn in dit onderzoek veertig nieuwsteksten onderzocht: tien reportages uit de Volkskrant, tien reportages uit de Telegraaf, tien nieuwsverhalen uit de Volkskrant en tien nieuwsverhalen uit de Telegraaf. Zie Tabel 1 voor een overzicht, achter de aantallen staat tussen haakjes het gemiddelde aantal woorden. De nieuwsteksten uit het onderzoek zijn allen geraadpleegd via LexisNexis.

Tabel 1 Aantal artikelen per nieuwsgenre en krant; tussen haken het gemiddelde aantal woorden per categorie

Reportage Nieuwsverhaal Totaal

De Volkskrant 10 (822) 10 (449) 20 (636)

De Telegraaf 10 (650) 10 (391) 20 (520)

(20)

15

3.3 Analyse

In het onderzoek is gekeken naar hoe beide kranten en daarbinnen de verschillende nieuwsgenres verhaalstructuren toepassen in hun artikelen. Daarnaast is ook in kaart gebracht of er verschillen zijn in de manier waarop deze structuren vorm krijgen, bijvoorbeeld deels chronologische teksten of veel of weinig vertraging en dergelijke. De analyse bestond uit verschillende stappen die hieronder worden toegelicht.

Stap 1

In stap 1 van de analyse werden de onderdelen van de nieuwsteksten in kaart gebracht. Hiervoor werd gekeken naar de onderstaande structuuronderdelen van Bell (1998). Er is gekeken in hoeverre de onderdelen voorkwamen in de tekst en naar de hoeveelheid woorden per voorkomend

onderdeel.  Attribution Abstract Story proper Background Commentary Follow-up Attribution

De attribution beschrijft waar het verhaal vandaan komt, zoals een journalist of een persbureau (Bell, 1991). Soms worden ook de plaats en de datum genoemd. De attribution wordt echter niet altijd expliciet duidelijk gemaakt. De attribution is geen onderdeel van het daadwerkelijke verhaal en is daarom geen verhalend onderdeel.

Abstract

De abstract betreft de kop, leadzin en de intro van het verhaal (Bell, 1991). De lead bevat de centrale gebeurtenis van het verhaal en soms één of twee daarop volgende gebeurtenissen. De lead bevat daarom vaak informatie over de actoren van de gebeurtenissen en de setting. Ook de abstract behoort niet tot het daadwerkelijke verhaal.

Story proper

De story proper betreft het daadwerkelijke verhaal, waarin gebeurtenissen worden beschreven door middel van episodes. Voor episodes wordt in dit onderzoek de beschrijving van Bell (1998)

aangehouden die in het vorige hoofdstuk is besproken. Omdat de story proper het daadwerkelijke verhaal betreft, is een tekst waarbij de story proper uit veel zinnen bestaat, verhalender dan een tekst waarbij de story proper uit slechts enkele zinnen bestaat.

Background

Onder background worden gebeurtenissen verstaan die plaatsvonden voorafgaand aan de centrale gebeurtenis van het verhaal (Bell, 1991). Dit zijn vaak eerdere gebeurtenissen die op dat moment ook als nieuws werden bestempeld. In de pilotstudie kwam naar voren dat volgens de definitie van Bell (1991) veel onderdelen van het verhaal als background gezien kunnen worden. Er is daarom besloten om alleen gebeurtenissen als background te identificeren die voor de gebeurtenis(sen) uit de story

proper plaatsvonden. Ook background is geen verhalend onderdeel, omdat het niet het

(21)

16

Commentary

Met commentary worden observaties van de journalist of nieuwsactoren bedoeld (Bell, 1991). Het gaat om het beoordelen en commentaar geven op de centrale gebeurtenis in de story proper. Door deze observaties kan de context van de gebeurtenis duidelijker worden. Tevens kan een commentary voorspellingen bevatten over het verloop van de gebeurtenis. Ook dit is weer een onderdeel dat niet tot het verhaal zelf behoort.

Follow-up

Follow-up is gericht op de toekomst. Het gaat hierbij om gebeurtenissen die na de centrale

gebeurtenis plaatsvinden (Bell, 1991). Het kan bijvoorbeeld een reactie zijn van andere partijen die betrokken zijn bij de gebeurtenis. Een follow-up kan een al bestaande nieuwstekst ‘updaten’. De follow-up is tot slot ook een onderdeel dat niet tot het daadwerkelijke verhaal behoort.

De bovenstaande elementen zijn per nieuwstekst in kaart gebracht. Dit is gedaan door de verschillende elementen te markeren met kleuren in de tekst. Op deze manier werd een overzichtelijk beeld geschetst van de onderdelen van de nieuwsteksten.

Stap 2

In stap 1 werd per artikel duidelijk wat het daadwerkelijke verhaal (de story proper) is van het artikel. De story propers werden vervolgens in een nieuw Word-document gezet. In stap 2 van de analyse worden de episodes in de story proper in kaart gebracht. Episodes zijn clusters van events die een gezamenlijke locatie of groep van nieuwsactoren delen (Bell, 1991). Events beschrijven actoren en acties, gewoonlijk met plaats- en tijdaanduiding (Bell, 1991). In de pilotstudie kwam naar voren dat deze beschrijving van een episode niet optimaal functioneert, gezien het feit dat er of sprake moet zijn van eenzelfde locatie of van dezelfde nieuwsactoren. Er is daarom voor gekozen om de definitie van episodes aan te passen naar: clusters van events die een gezamenlijke locatie en groep van nieuwsactoren delen. Het woord ‘of’ uit de oorspronkelijke definitie is dus aangepast naar ‘en’. De episodes zijn in dit onderzoek gemarkeerd met verschillende kleuren in de tekst. Hierdoor konden de verschillende episodes per nieuwstekst gemakkelijk worden waargenomen.

Stap 3

Wanneer de episodes in kaart waren gebracht, werd gekeken naar hoe de episodes geordend waren. Hiervoor is naar de structuur van de episodes gekeken en is in kaart gebracht in hoeverre er

verhalende structuurkenmerken aanwezig waren. De eerste voorbereidende stap betrof het reconstrueren van de event structure, de volgorde waarin de gebeurtenissen daadwerkelijk

plaatsvonden (Brewer & Lichtenstein, 1982). Voorafgaand aan elke episode werd in teksthaken het nummer genoteerd dat overeenkwam met de plaats van de episode in de event structure. Wanneer dit duidelijk was, werd gekeken naar de kenmerken hieronder.

Verhalende kenmerken

Chronologische opbouw

Een chronologische structuur houdt in dat gebeurtenissen worden weergegeven in de volgorde dat ze daadwerkelijk plaatsvonden, dus van A-Z. Dit is dus in andere woorden de event structure (Brewer & Lichtenstein, 1982). Per nieuwstekst is gekeken in hoeverre dit het geval was. Dit is gedaan door per nieuwstekst te kijken in hoeverre de discourse structure overeenkwam met de event structure.

(22)

17 Omdat chronologie een kenmerk van een verhalende structuur is, zijn teksten die veel chronologie bevatten sterk verhalend en teksten met weinig of geen chronologie zwak verhalend.

Doorbreken chronologie

Zoals in het vorige hoofdstuk al duidelijk werd, zijn er verschillende methoden die gebruikt worden om de chronologische structuur juist te doorbreken. Ook hier is in dit onderzoek naar gekeken.

Flashback

De eerste vorm van het doorbreken van de chronologische structuur waarnaar is gekeken betreft de

flashback. In dit onderzoek werd iets als flashback geïdentificeerd wanneer in een episode in de story proper werd teruggaan naar een moment eerder in de tijd. Ook hier geldt: hoe meer flashbacks, hoe

sterker verhalend een tekst is.

Flashforward

De tweede vorm van het doorbreken van de chronologie betreft het gebruik van de flashforward. In dit onderzoek werd iets als flashforward geïdentificeerd als de lezer een idee werd gegeven van hoe het verhaal afloopt, dus wanneer naar een later moment in het verhaal werd gegaan. Ook een

flashforward is een kenmerk van een verhalende structuur, waardoor een hoger aantal zorgt voor

een sterkere verhalende tekst.

Cliffhanger

De derde vorm betreft de cliffhanger. Een episode werd in dit onderzoek als cliffhanger

geïdentificeerd, als het verhaal op een spannend moment werd onderbroken door over te gaan op een ander aspect van het verhaal. Indien een verhaal dus veel cliffhangers bevat, zorgt dit voor een sterkere verhalende tekst.

Parallel verhaal

Tot slot werd een episode als parallel verhaal geïdentificeerd, wanneer het daadwerkelijke verhaal werd onderbroken door een geheel andere verhaallijn. Het verschil met een cliffhanger is dat bij een

cliffhanger niet per se wordt overgegaan op een geheel andere verhaallijn, maar dit bijvoorbeeld ook background informatie kan zijn of een ander aspect van het daadwerkelijke verhaal. Ook hier geldt

weer dat een tekst sterk verhalend is wanneer deze veel parallelle verhalen bevat. Spanningsboog

Naast bovenstaande elementen is in het onderzoek gekeken in hoeverre in de story propers sprake was van expositie, complicatie, ontwikkelingen en climax, afkomstig uit het model dat Blanken & De Jong (2014)/Brewer & Lichtenstein (1982) beschrijven. Deze verschillende onderdelen zijn wederom aangegeven in teksthaken voorafgaand aan de episodes, waarbij de desbetreffende naam van het onderdeel van de spanningsboog genoteerd werd. Hoe meer deze elementen aanwezig zijn in een tekst, hoe verhalender een tekst is.

Expositie

In de expositie wordt de hoofdpersoon geïntroduceerd en wordt kenbaar gemaakt op welke plek en op welk moment het verhaal zich afspeelt.

Complicatie

(23)

18

Ontwikkelingen

Het midden van het verhaal bestaat uit ontwikkelingen die elk een eigen complicatie, spanningsboog en climax kennen. De problemen uit de expositie worden vaak in elke scène groter.

Climax

De climax betreft de uiteindelijke ontknoping van het verhaal.

Niet-verhalende kenmerken

Omgekeerde piramidestructuur

In het onderzoek werden twee kranten en verhalende nieuwsgenres vergeleken op het aspect verhalende structuurkenmerken. Zoals de literatuur al aangaf, is de structuur hierbij veelal chronologisch. Omdat echter werd gekeken naar verschillende toepassingen van de verhalende structuur is ook gekeken in hoeverre de omgekeerde piramidestructuur aanwezig was in de nieuwsteksten. Zoals in het vorige hoofdstuk werd beschreven, staat bij een omgekeerde piramidestructuur de belangrijkste informatie aan het begin van het bericht en is het bericht ‘oprolbaar’ (Blanken & De Jong, 2014). Berichten beginnen met de lead die de essentie van het nieuws bevat en de alinea’s daarna bevatten een uitwerking van de lead (Kussendrager & Van der Lugt, 2007). In dit onderzoek is gekeken of in de nieuwsteksten sprake was van de omgekeerde piramidestructuur door allereerst te kijken naar wat de kern van het nieuws was; het belangrijkste nieuwsfeit. Er is vervolgens gekeken of dit belangrijkste nieuws aan het begin van de nieuwstekst stond. Daarnaast is ook gekeken of de minder belangrijke elementen onderaan de nieuwstekst stonden, zoals volgens de omgekeerde piramidestructuur zo zou meten zijn. Een omgekeerde piramidestructuur is geen kenmerk van een verhalende structuur, waardoor dit geen kenmerk is van een sterk verhalende tekst.

Stap 4

In de laatste stap van de analyse, stap 4, werd het tempo van de verhalen in kaart gebracht. Hiermee wordt bedoeld of er sprake was van een tijdsversnelling of tijdsvertraging. Het was lastig om dit op een absolute manier in kaart te brengen. Er is daarom voor gekozen om dit in kaart te brengen door te kijken naar hoe lang de episodes zijn.

Uiteindelijk werd na de volledige analyse duidelijk in hoeverre de verhalende structuurkenmerken aanwezig waren in de beide nieuwsgenres en kranten en in hoeverre de nieuwsgenres en kranten hierin van elkaar verschillen.

3.4 Statistische analyse

Na het uitvoeren van de analyses werd duidelijk hoe vaak elk element voorkwam in de

nieuwsteksten per krant en nieuwsgenre. Deze informatie is vervolgens verwerkt in overzichtelijke tabellen. De inhoud van de tabellen is statistisch geanalyseerd met de chi-kwadraattoets voor

independent samples. Er is voor deze statistische toets gekozen, omdat hiermee in kaart kan worden

gebracht of er significante verschillen zijn tussen groepen. Op deze manier werd duidelijk in hoeverre de nieuwsgenres en kranten significant van elkaar verschilden in het toepassen van verhalende structuurkenmerken.

In het onderzoek bleek dat de geanalyseerde teksten niet even lang waren, waardoor een

(24)

19 ook percentages verwerkt. Dit betreffen percentages van het aantal woorden. De percentages zijn vervolgens gebruikt bij het interpreteren van de resultaten.

Om het tempo van de verhalen in kaart te brengen, werd het aantal woorden per episode geteld. Vervolgens is dit statistisch geanalyseerd met een t-test.

(25)

20

4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Als eerste wordt een

vergelijking gemaakt tussen het zwak en sterk verhalende genre. Vervolgens wordt een vergelijking tussen de twee kranten gemaakt. Daaropvolgend volgt een bespreking van eventuele verschillen tussen de twee onderwerpen van de nieuwsteksten. Per paragraaf worden de verschillende aspecten van de analyse besproken. Een overzicht van alle geanalyseerde nieuwsteksten is te vinden in Bijlage 1.

4.1 Vergelijking tussen genres

4.1.1 Structuuronderdelen Bell

De eerste stap in het onderzoek was het analyseren van de structuuronderdelen van Bell (1998). Dit is gedaan door de woorden per onderdeel te tellen in de teksten. De resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 2. Tussen haakjes staat het gemiddelde aantal woorden per genre. Uit de chi-kwadraattoets blijkt dat er een significant verschil is tussen nieuwsverhalen en reportages (χ2 (5) = 520.0, p = 0.000). De chi-kwadraattoets geeft aan dat er verschillen zijn, maar geeft niet aan waar deze verschillen zitten. De resultaten worden hieronder kwalitatief geïnterpreteerd.

Tabel 2 Structuuronderdelen Bell: nieuwsverhalen versus reportages (aantal woorden + percentages per genre)

Nieuwsverhaal totaal (418) Reportage totaal (736) Totaal Attribution 44 (1%) 28 (<0.5%) 72 Abstract 853 (10%) 627 (4%) 1480 Story proper 4208 (50%) 8048 (55%) 12256 Background 1372 (16%) 2005 (14%) 3377 Commentary 1395 (17%) 3441(23%) 4836 Follow-up 489 (6%) 568 (4%) 1057 Totaal 8361 (100%) 14717 (100%) 23078

In Tabel 2 is te zien dat wanneer naar de percentages wordt gekeken, de grootste verschillen aanwezig zijn in de onderdelen abstract en commentary. Wanneer naar de absolute aantallen wordt gekeken, dan is echter te zien dat de genres erg van elkaar van verschillen qua aantal woorden bij de onderdelen story proper, background en commentary. Deze onderdelen bestaan bij de reportages uit een stuk meer woorden dan bij de nieuwsverhalen. De verschillen zijn in de percentages echter niet bij alle onderdelen goed terug te zien. De verschillen in percentages bij deze onderdelen zijn namelijk niet heel groot tussen de genres. Wat betreft de abstracts, zijn bij het kijken naar de absolute

waarden de verschillen ook minder groot dan de percentages doen denken. De percentages geven hier dus een vertekend beeld.

Bij abstract horen de kop, leadzin en intro van het verhaal (Bell, 1991). Hieronder staan in de vetgedrukte tekst voorbeelden van aangetroffen abstracts. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de teksten waar de voorbeelden uit afkomstig zijn, aangegeven tussen haakjes hieronder. Abstracts werden veelal op de manier zoals in voorbeeld 1 aangetroffen, met enkele keren elementen van de attribution ertussen, zoals in voorbeeld 2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierin hebben de gebruikte symbolen hun reeds eerder genoem- de betekenis.. zelfde zijde van het kristaloppervlak en bij gebruik van onge- polariseerde

‘Dat het niet goed lukt om alle functies van het platteland te verenigen komt omdat de meeste landelijk gelegen grond in privé handen is, ter- wijl die grondeigenaren wel

The primary objectives of the study are to explore selected determinants on the perceived success of small and medium-sized family-owned businesses in South

Naast aanschouwelijkheid heb ik in de transcripten gekeken naar focalisatie. Hier bespreek ik de resultaten uit het codeerschema. Paragraaf 4.3.1 heeft betrekking op ingebedde

positieve of negatieve bijklank hebben, omdat de mening van de schrijver hierin verweven kan zitten. Het kan ook zijn dat bepaalde groepen of mensen helemaal niet aan het woord

Het verhaal van ‘Nadia’ / Het verhaal van ‘Nadia’ en ‘Tyrone’, waarin wordt verteld dat ze geen boeken hebben, is representatief voor de ervaringen van de kinderen

Die voordeel wat die sisteembenadering vir die ondersoek na die werklikheidsvisie in die vier tekste ingehou bet, is dat 'n intratekstuele ondersoek van die sistemiese

Met uitzondering van stekweek 3 en 9, waarbij het gewas met 24-25 cm te kort werd, werd bij de stekweken 1 tot en met 9 de streeflengte goed gerealiseerd (25,5-27 cm), terwijl