• No results found

Casestudie: de gevolgen en waarden van de klanten van galerie with tsjalling

In document Kunst om mee te leven (pagina 86-91)

§11.1 Methode

Ter ondersteuning van de resultaten uit het literatuuronderzoek is ook hier gebruik gemaakt van galerie with tjalling als casestudie, met als doel de gevonden gepercipieerde gevolgen en waarden uit de theorie te toetsen aan de praktijk. Hiervoor zijn vijf half-gestructureerde diepte-interviews afgenomen met verschillende klanten van galerie with tsjalling, die één of meerdere werken hebben aangeschaft via de galerie. De topiclist voor deze interviews is te vinden in bijlage 3. De relevante fragmenten uit de transcripten en de samenvattingen per respondent zijn te vinden in bijlage 4 tot en met 8. Onderstaande tabel laat een overzicht zien van de respondenten en hun belangrijkste kenmerken.

Respondent Leeftijd Soort koper* Aantal werken in bezit** Verzameljaren**

R1 >50 Verzamelaar >30 >5

R2 35-50 Frequent koper <30 <5

R3 >50 Frequent koper NB >5

R4 <35 Incidenteel koper <30 <5

R5 35-50 Frequent koper <30 >5

Tabel 5. Overzicht respondenten *Invulling door respondent zelf

**”Een verzamelaar is een meer dan regelmatige koper die vooral kunstwerken van na 1960 bezit, die tenminste vijf jaar achtereen kunst heeft gekocht en minimaal dertig unica in bezit heeft”. (Steenbergen 10).

De interviews zijn getranscribeerd en vervolgens gefragmenteerd. Deze fragmenten zijn voorzien van codes die aan de bestaande theorie gerelateerd kunnen worden. De sortering van de codes vond plaats op basis van de drie momenten binnen de kunstconsumptie – de ontmoeting met kunst, de aankoop en het bezit- en is onderverdeeld in attributen, gevolgen en waarden.

Op basis van deze gegevens is in §11.2 een overzicht gegeven van de gevonden resultaten en de aansluiting bij de theorie uit hoofdstuk 10. Het totale overzicht van gepercipieerde gevolgen en waarden van de particuliere koper geeft antwoord op deelvraag 2: Welke gevolgen en waarden wenst de particuliere koper van hedendaagse beeldende kunst met zijn aankoop te realiseren?

§11.2 Resultaten

§11.2.1 De ontmoeting

Zoals in §10.4.1 duidelijk wordt doen kunstbezoekers en kunstkopers in eerste instantie soortgelijke ervaringen op die gerelateerd zijn aan de intrinsieke eigenschappen van kunstproducten. Alle respondenten geven aan dat zij een galerie niet bezoeken met het doel een kunstwerk aan te gaan schaffen. Zij komen in eerste plaats voor de esthetische ervaring, die mogelijkerwijs kan leiden tot een aankoop. Het opdoen van een artistieke ervaring wordt omschreven als een ‘klik’ en ‘ervoor vallen’

(respondent 1) en ook wel als ‘verliefdheid’ of ‘aantrekkingskracht’ (respondent 3, 5), ‘er ingezogen worden’ (respondent 2, 4, 5). In alle gevallen is er sprake van een direct en sterke emotionele reactie op een uniek werk. Dit resulteert bij de meeste respondenten in een gevoel van hebzucht of in de drang tot bezitten, waarna praktische overwegingen een rol gaan spelen. Mogelijk spelen deze praktische overwegingen, met name formaat en daarmee samenhangend de prijs, echter wel een rol in de ontvankelijkheid voor een artistieke ervaring.

“(…)er vallen er vrij snel al een aantal af, op één of andere manier, niet omdat ze per se dan slecht zijn, maar dat ze je minder aanspreken of wat dan ook, of omdat je ze te duur vindt, of te groot.” (Respondent 3)

Alle respondenten stellen dat het opdoen van een comfortabele of artistieke ervaring essentieel is om eventueel tot aankoop over te kunnen gaan. Het opdoen van deze ervaring staat dus op de voorgrond. Hierbij is het van belang dat er een persoonlijke en unieke betekenisgeving van het werk plaatsvindt. Deze betekenisgeving gaat verder dan enkel het begrijpen van een eenduidige inhoud of thema. Er wordt naar ‘betekenis’ verwezen als een ‘onoplosbare vraag’ (respondent 2), een ‘intellectueel vraagstuk’ (respondent 3) of een ‘persoonlijk verhaal’ (respondent 4). Dit heeft een sterke emotionele reactie ten gevolg, die de respondenten allen ervaren als essentieel voor het aangaan van een relatie met het werk. Dit komt overeen met de theoretische definitie van de artistieke ervaring die in navolging van Boorsma en Van Maanen in dit onderzoek is aangehouden; het spel tussen vorm en stof, dat plaatsvindt op het niveau van de perceptie, waarbij de verbeeldingskracht ingezet wordt om de frictie op te lossen tussen deze twee elementen (§6.3) (Van Maanen).

De artistieke ervaring die de respondenten opdoen ten gevolge van de confrontatie met kunst dient om tot zelfverwezenlijking of zelfontplooiing te komen. Respondent 2 wil bijvoorbeeld een bepaalde ‘lichtvoetigheid’ in zijn leven bereiken en bewaren, waarmee bedoeld wordt dat hij wil openstaan voor andere denkwijzen. Ook voor respondent 3 geldt de wens om dingen in het leven te onderzoeken en een bepaalde mate van nieuwsgierigheid te bevredigingen en in stand te houden.

Gerelateerd aan de wens tot zelfontplooiing staat ook de liefde voor de kunst en cultuur centraal en de wens zich met kunst te omringen. De respondenten willen genieten van mooie dingen om zich heen en proberen zich op verschillende manieren met kunst en cultuur te omringen, bijvoorbeeld door zelf kunst te produceren (respondent 1,2,3,5), door werkzaam te zijn in de kunstsector (respondent 1,2), door museumbezoek (respondent 2,3,5) of door deelname aan andere kunstactiviteiten, bijvoorbeeld in de muzieksector (respondent 4).

Plezier, zelfverwezenlijking en liefde voor kunst zijn de centrale waarden die verbonden zijn aan de ontmoeting met kunst, nog voor er specifiek gekozen is voor het aankopen van kunst. Enkel de intrinsieke eigenschappen van kunstwerken zijn nog van belang, met name de semantische dimensie, esthetiek en het vernieuwende karakter van kunst.

§11.2.2 De aankoop

Zodra er een artistieke of comfortabele esthetische reactie heeft plaatsgevonden, gaan praktische overwegingen een rol spelen. De opgedane ervaring en de band die op dit moment ontstaat met het

kunstwerk resulteert in een gevoel van hebzucht (respondent 1, 3). De prijs van het werk vormt enkel een praktisch aspect in de afweging of het kunstwerk geschikt is voor aankoop. Enkel respondent 4, een startende incidentele koper, spreekt over de opwinding en de spanning die met de eerste aankoop samenhing. Hij koppelt dit gevoel direct aan de prijs van het werk en stelt ook dat de latere aankopen steeds makkelijker gingen. Deels omdat de prijs in dit geval lager was, maar ook omdat er een mentale drempel was verlaagd ten aanzien van het uitgeven van een groot bedrag (aan kunst) (respondent 4). Allen spreken ze over hun liefde voor kunst en de wens deze kunst te steunen en in stand te houden. Ook het steunen van galerie(houder) en/of kunstenaar met wie een persoonlijke band is opgebouwd wordt genoemd als gewenst gevolg. Er is dus in sterke mate sprake van filantropische motieven rondom de aankoop van kunst.

Hoewel sociale motieven in eerste instantie weinig tot geen rol lijken te spelen, is er bij alle respondenten sprake van een persoonlijke band met galeriehouder of kunstenaar in het geval van aankoop. Een goede en persoonlijke band met de galeriehouder is geen vereiste om tot aankoop over te gaan, maar kan de drempel tot binnenstappen verlagen, en kan de ontvankelijkheid voor een artistieke ervaring vergroten, met name als het gaat om vernieuwend en innovatief werk. Informatie die op het verkeerde moment of op de verkeerde manier door de galeriehouder verstrekt wordt kan een artistieke ervaring in de weg staan of teniet doen, en daarmee een aankoop tegengaan (respondent 3, 4, 5). De open houding en (het vertrouwen in) de kennis van de galeriehouder kan de respondent meer ontvankelijk maken voor het bekijken van werk dat buiten zijn of haar kaders valt (respondent 2, 4). Hiermee voegt de galeriehouder een belangrijke waarde toe; verassing, vernieuwing en innovatie van de smaak en de verzameling van de respondent.

§11.2.3 Het bezit

Alle respondenten ervaren het opdoen van comfortabele en artistieke ervaringen, naast een esthetisch welbehagen of decoratieve waarde, als gewenste gevolgen van het bezitten van kunst. De nabijheid van kunstwerken in de huiselijke context biedt respondenten de mogelijkheid op een onbewuste manier geprikkeld te worden. Respondent 2 spreekt in die trant over een ‘actief interieur’. De kunstwerken krijgen een andere, persoonlijke betekenis toegekend in de huiselijke omgeving, anders dan in de galerie. De ontstane persoonlijke band wordt versterkt en er vindt een sterke mate van hechting aan de unieke werken plaats. De respondenten vervullen hiermee met name de wens tot zelfontplooiing en het ervaren van plezier en woongenot. Opvallend is dat hiermee een waarde wordt gerealiseerd die uniek is voor het bezitten van kunst. Hoewel het gaat om eenzelfde artistieke of comfortabele ervaring als bij het bezoeken van kunst, is de context en betekenisgeving van het werk veranderd ten opzichte van de galerie. Ook de manier van omgaan met kunst als onderdeel van het interieur en het dagelijks leven verschilt van de actieve en bewuste bezoeken aan museum of galerie.

De wens om kunstwerken te bezitten wordt door respondenten 2, 3 en 4 ook ervaren als een karaktertrek, het verzamelen zit hen in het bloed. Vaak uitte zich dit in verzamelingen als kind (respondent 3) en in het verzamelen van onder andere boeken, muziek en films (respondent 2,4). Kunstwerken worden als geschikt verzamelobject ervaren vanwege hun exclusiviteit, de prijs en de combinatie van vorm en stof.

Naast zelfontplooiing kunnen ook expressieve waarden een rol spelen. Door de vervlechting van de afzonderlijke werken met de levensloop van de koper en de verbinding van emoties rondom de aankoop met het werk, vormen de kunstwerken of de verzamelingen een zelfportret van de bezitters. Dit biedt aan de ene kant de mogelijkheid om aan het werk verbonden emoties op te roepen en een comfortabele ervaring teweeg te brengen. Aan de andere kant biedt het de mogelijkheid de unieke identiteit aan anderen te tonen.

§11.2.4 Aansluiting tussen literatuur en casestudie

De omschreven gevolgen en waarden rondom de ontmoeting met kunst in §11.2.1 komen overeen met de resultaten uit de literatuurstudie. Een comfortabele of artistieke esthetische ervaring is essentieel, en vormt de belangrijkste rode draad van ontmoeting, via aankoop naar bezit. Dit gevolg is gerelateerd aan de intrinsieke eigenschappen van kunst. De casestudie brengt aan het licht dat de artistieke ervaring een gewenst gevolg is, dat actief nagestreefd kan worden door de consument. Hoewel het moment van de ervaring met het unieke kunstwerk intuïtief ontstaat en niet bewust opgeroepen kan worden, proberen de respondenten de kans op een succesvolle artistieke ervaring te vergroten door het moment van ontvangen en de aard van informatie te beheersen. Een onbevooroordeelde blik helpt om persoonlijke betekenis aan een werk toe te kennen, wat kan bijdragen aan een comfortabele of artistieke ervaring. Respondent 2 omschrijft dit fenomeen als een intuïtieve ervaring, ingekaderd in een meer rationele wens om kunst te kopen:

“Natuurlijk, het besluit om één werk op het moment dat je in een galerie bent, dat je die dan wilt hebben, dat is een heel intuïtief en spontaan moment. Maar dat spontane, dat intuïtieve zit dan wel in een kader dat je graag kunst hebt, wat minder spontaan is, en minder intuïtief, wat gewoon een hele bewuste en doordachte wens is die je ook probeert te sturen ofzo. Maar het moment dat je in een galerie bent dan is het een onderbuikdingetje.” (respondent 2)

De gevolgen ‘verslaving’ en ‘angst voor verveling’ komen minder sterk naar voren in de casestudie. De waarde ‘liefde voor kunst’ komt in eerste instantie, met betrekking tot de ontmoeting met kunst, minder sterk naar voren. Pas later, als het gaat om kunst bezitten, spreken de respondenten over het warme hart dat ze kunst toedragen en de wens om er aandacht en zorg aan te geven. De nadruk die in de literatuurstudie gelegd wordt op de intrinsieke eigenschappen van kunst - taligheid en esthetiek- en het belang van artistieke ervaringen met als doel zelfontplooiing, wordt ondersteund door de resultaten uit de casestudie.

De aankoop van kunstwerken in de galerie is voor de meeste respondenten een praktische activiteit. Enkel respondent 4, een incidentele kunstkoper, spreekt over het ervaren van spanning rondom een aankoop, door het uitgeven van een aanzienlijk bedrag aan kunst. Mogelijk is het effect van de aankoop afhankelijk van het moment in de kunstkoop carrière van de consument. Respondent 4 ervaart een afname van spanning bij latere en goedkopere werken.

In de literatuurstudie worden filantropische gevolgen benoemd die de consument kan ervaren naar aanleiding van zijn aankoop. Door het betalen van geld voor een kunstwerk worden de galerie, de

kunstenaar en kunst in het algemeen gesteund. Dit gepercipieerde gevolg is dus gekoppeld aan het attribuut prijs. Daar tegenover staat het gepercipieerde gevolg van koopjesjagen en onderhandelen. Beide gevolgen lijken elkaar voor een groot deel uit te sluiten. Indien filantropische gevolgen wenselijk worden geacht, zullen prijsonderhandelingen en afdingen minder wenselijk zijn. Deze zijn immers niet ondersteunend voor de kunstenaar of de galerie. In deze casestudie worden enkel filantropische gevolgen aangedragen rondom de aankoop en het bezit van kunst. Het jagen op koopjes, het onderhandelen over de prijs en het ontvangen van korting zijn niet als wenselijke gevolgen naar voren gekomen, wat overeen lijkt te komen met het onderscheid dat in de literatuurstudie naar voren komt. De afwezigheid van gevolgen met betrekking tot prijs, onderhandelen en koopjes jagen is in dit kader te verklaren door de aanwezigheid van enkel filantropische motieven bij de respondenten.

De respondenten ervaren na het opdoen van een comfortabele of artistieke ervaring een sterke bezits- of koopdrang, of hebzucht. Er lijkt sprake te zijn van het willen vermijden van separatie met het werk, naar aanleiding van het ontstaan van een persoonlijke band tussen kunstwerk en toeschouwer. De resultaten uit literatuuronderzoek en casestudie met betrekking tot de aankoop komen dus grotendeels overeen.

Ook het bezitten van kunstwerken draait met name om het opdoen van comfortabele en artistieke ervaringen en het ervaren van nabijheid bij een kunstwerk waarmee een sterke en persoonlijke band is opgebouwd. De resultaten uit de literatuurstudie komen overeen met de bevindingen uit de casestudie. Opvallend is dat sociale motieven en de expressie van identiteit wel genoemd worden, maar minder belangrijk zijn dan het plezier, het woongenot en de zelfontplooiing die gerealiseerd worden door kunstbezit. Ook komen motieven met betrekking tot distinctie en sociaal onderscheid niet duidelijk naar voren. Exclusiviteit van kunstwerken is echter wel een attribuut dat sterk gewaardeerd wordt en respondenten ervaren kunstwerken, ook als er geen sprake is van een verzameling met een visie, als unieke zelfportretten van de bezitters.

H. 12 De gepercipieerde gevolgen en waarden van de particuliere

In document Kunst om mee te leven (pagina 86-91)