Vraag nr. 289 van 15 april 1997
van de heer JOHAN MALCORPS
Verkeerslichtenbeïnvloeding – Stand van zaken Verkeerslichtenbeïnvloeding is een belangrijke hefboom om een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer te verzekeren en de concurren-tieslag met de auto aan te gaan.
1. Op hoeveel en op welke plaatsen in Vlaanderen zijn reeds vormen van verkeerslichten beïnvloe-ding operationeel ?
2. Op welke plaatsen worden reeds investeringen gedaan en zal het systeem binnenkort worden ingevoerd ?
3. Is het juist dat op bepaalde plaatsen, zoals in A n t w e r p e n , al investeringen voor lichtenbeïn-vloeding werden gedaan, maar dat het systeem nog altijd niet wordt gebruikt ? Wat is dan het beletsel ? En meer in het algemeen : zijn er hin-derpalen – los van de investeringskosten – die de snelle invoering van dit systeem in de weg staan ?
Antwoord
1. De overgrote meerderheid van de verkeerslich-ten in Vlaanderen functioneert nu reeds ver-keersafhankelijk, dit wil zeggen dat de duur van de groentijd voor elke richting wordt aangepast aan het ogenblikkelijk verkeersaanbod ; h e t openbaar vervoer, al dan niet gemengd met het a u t o v e r k e e r, profiteert natuurlijk ook van de vlottere verkeersafwikkeling gegenereerd door deze intelligente regelinstallaties.
Op assen die veelvuldig door het openbaar ver-voer worden gebruikt, zijn nu reeds bijkomende maatregelen getroffen om het openbaar vervoer extra te bevoordeligen ; via selectieve detectie van het openbaar vervoer krijgt de tram of bus of sneller groen of meer groen,zodat zijn opont-houd aan de lichten wordt geminimaliseerd. Plaatsen in Vlaanderen waar reeds vormen van v e r k e e r s l i chtenbeïnvloeding operationeel zijn (selectieve beïnvloeding)
– De kusttram beschikt reeds sedert ongeveer 10 jaar over een quasi absolute voorrang ter hoogte van de meeste kruispunten uitgerust met een driekleurige signalisatie.
– Op het traject Oostende-Knokke zijn er 23 kruispunten, waarvan er 19 vandaag werken met beïnvloeding. Van de 4 andere zijn er 3 met een speciale situatie ter hoogte van bruggen en op het vierde zijn er werken in uitvoering.
– Op het traject Oostende-De Panne zijn er 21 k r u i s p u n t e n , waarvan er 20 werken met beïnvloeding.
– In de Antwerpse agglomeratie zijn er 12 kruispunten uitgerust met een beïnvloeding. Op alle kruispunten gebeurt dit via groen-verlenging op de hoofdrichting of via ver-sneld afkappen van de dwarsrichting. Boven-dien is er op 8 kruispunten ook nog in een tweede doorgangsfase voorzien.
Daarbuiten zijn nog 9 kruispunten uitgerust met een conflictvrije linksafregeling, zodanig dat de rechtdoorgaande tram niet wordt opgehouden door de linksafslaande auto's. Losstaand van de lichtenbeïnvloeding maakt de Vlaamse Vervoermaatschappij (VVM) reeds sedert meer dan 8 jaar gebruik van selectieve lussen voor het aansturen van de wissels.
– In Gent zijn er 6 kruispunten uitgerust met een voorrangsregeling. Naast het verlengen van de hoofdrichting en afkappen van de dwarsrichting werken er ook 4 kruispunten met meerdere fasen.
– In Brugge zijn er 3 kruispunten uitgerust met een beïnvloeding door de bus.
De maatregelen bestaan uit verlengen van het groen van de hoofdrichting of het afkap-pen van de dwarsrichting.
– In de provincies Vlaams-Brabant en Lim-burg is er telkens één kruispunt (Grimber-gen en Riemst) waar er voorzien is in een aparte fase voor de bus.
2. B i n n e n k o r t , dit wil zeggen vóór eind '98, z a l selectieve bevoordeling van het openbaar ver-voer worden ingever-voerd op een 500-tal kruispun-ten (± 100 per Vlaamse provincie). De eerste bijkomende kruispunten zullen worden aange-past in september-oktober '97 ; voorrang wordt gegeven aan drukke openbare vervoerassen in Brugge, Gent, Deinze, Antwerpen,Leuven,Has-selt en andere. Voor 60 kruispunten is de studie reeds beëindigd.
3. De geïnstalleerde systemen voor bevoordeling van het openbaar vervoer worden ook in A n t-w e r p e n , na de volledige installatie ervan, onmiddellijk in gebruik genomen ; verder moet worden opgemerkt dat het uitrusten van ± 500 kruispunten met beïnvloeding op ± 2 jaar tijd als "snel" kan worden beschouwd, r e k e n i n g houdend met de nodige studies en uitvoering op het terrein ; sneller is materieel zo goed als onmogelijk.
