Vraag nr. 346 van 26 mei 1997
van de heer JOHAN MALCORPS
Vliegveldeiland voor Zeebrugge – Projectonderzoek Enkele maanden geleden werd aan het Wa t e r-bouwkundig Laboratorium in Borgerhout de opdracht gegeven tot het maken van een simulatie-studie op basis van een mathematisch model voor de aanleg van een kunstmatig eiland in zee, v l a k naast de vaarroute naar de haven van Zeebrugge op de Ribzand, om er een nieuw vliegveld op aan te leggen. Dit in navolging van het scenario voor de Nederlandse kust ter ontlasting van de luchthaven van Schiphol.
1. Door wie werd deze opdracht gegeven ? Door wie wordt zij gefinancierd ?
Wat is de kostprijs, de uitvoeringstermijn en de uitvoeringsgrootte ervan ?
2. Gaat de minister akkoord met het principe door het onderzoek gesteld ?
Welke van zijn diensten werden bij het onder-zoek betrokken ? Op welke wijze en op welke data ?
Welke adviezen werden er door de betrokken diensten gegeven ?
3. Werd voor dit project in een milieueffectrap-portering voorzien ?
Welke zijn de mogelijke gevolgen voor de Bel-gische visserij en voor de veiligheid op de vaar-route ?
4. Maakt dit project deel uit van internationale of Europese opties ?
Zo ja, welke opties ? Wa n n e e r, waar en door wie werden ze afgesproken ?
5. Werd deze problematiek reeds besproken op het Coördinatiecomité voor het Internationaal Milieubeleid (CCIM) ?
Zo ja, wanneer ? Met welke eventuele beleids-opties ?
6. Bestaat er een verband met de genoemde Nederlandse studie ?
Zo ja, op welke wijze en wanneer is dit tot stand gekomen ?
Antwoord
In de aanhef van de vraag van de Vlaamse volks-vertegenwoordiger wordt gesteld dat aan het Waterbouwkundig Laboratorium opdracht werd gegeven om een simulatiestudie op basis van een wiskundig model uit te voeren over de aanleg van een eiland voor de kust van Zeebrugge. Dit is ech-ter geenszins het geval. Aan het Wa t e r b o u w k u n d i g Laboratorium werd door de directeur-generaal van de admıinistratie Waterwegen en Zeewezen enkel om een eerste advies gevraagd over dit groots opgevatte project.
Het genoemde project is opgemaakt door NBM-A m s t e l l a n d , Infrastructuur en Milieu B V, D e l f t , N e d e r l a n d , door de ondernemingen Jan De Nul N V, Aalst en door Van Waesberghe B V, c o n s u l-tants for urban and regional development, B r e d a , N e d e r l a n d , die op eigen initiatief een document “scenario voor een duurzame oplossing in de Rijn-S c h e l d e - d e l t a ” hebben opgemaakt. In dit werk wordt de kostprijs op 1,8 miljard gulden geschat. Het project getuigt van enig voorbarig optimisme, als men leest dat een eiland voor Zeebrugge als positief punt heeft: “ontsluiting met het vasteland gemakkelijk te realiseren via dam”, waarbij deze dam meteen een afsluiting van 6 km vormt voor de g e t i j s t r o m i n g. Zich baserend op de ervaring opge-daan bij de onderzoekingen inzake de uitbouw van de voorhaven van Zeebrugge heeft het Wa t e r-bouwkundig Laboratorium in een nota de mening vertolkt dat zulke grote ingreep in de monding van de Schelde verregaande gevolgen zal hebben. Met name de scheepvaart in het Scheur (naar A n t-werpen) en naar Zeebrugge zal in het gedrang komen door de hoge stroomsnelheden, de erosie voor het eiland en de te verwachten aanzanding van de Pas van het Zand. Voor de kust van Knok-ke-Heist en van Blankenberge-Wenduine worden aanzienlijke aanslibbingen verwacht.
De grootte van de ingreep laat vermoeden dat het stelsel van geulen en banken in de omgeving van Zeebrugge grondig zal veranderen. Daarbij zullen miljoenen kubieke meter bodemmateriaal worden verplaatst.
Het project waarvan hier sprake is dermate onre-alistisch in zijn huidige opzet dat een verregaande studie voorbarig zou zijn.