JURISPRUDENTIE
Dezerubrieksignaleertenbehandeltdehelang-rijkstejmispmdenHe op or-gebied. De rubriek
WordtbeurtefingsgeschrevendoormrAdriaan
Dorresteijn (ondememingsrecht) enmrCuus
Üeerma van Voss (sociaal recht).
Treuzelen metinstellen or
^ndernemer wordt veroordeeld tot instelling van
ondernemingsraad voor een bepaalde
da-, omdat hij de beslissing telkens voor zieh uit
s
chuift.
(Kantongerecht
Steen-Mjk,27februaril991,
**raktijkgids nummer
3451, artikel 2 WOR)
^e Industriebond FNV ver-rucht de kantonrechter om ftet bedrijf Dijka SteenwijkteerPüchten een onderne-"Üngsraad in te stellen. Dijka
erweerde zieh met twee ar-j=Ulnenten. De
Industrie-ond zou niet ontvankelijk •]n omdat hij geenbemidde-.lIM5 had gevraagd van de
be-riJfscommissie. Hetver-°ek zou ook prematuur zijn, u er geen termijnen waren ^steld. Het bedrijf steldebe-^8 te zijn met bestudering, j. l e'd, zorgvuldigheid, in-i ^atin-ieenconsultatin-ierond
?l °pstellen van het voorlo-, l8e reglement, hetgeen tijd M>st
v e ^antonrechter achtte het r*eer dat de bedrijfscom-Sc,Ss*e moest worden inge-^J^akeld in strijd met de goe-Sc, r°uw, nu deze al inge-fe ^keld was geweest en Ww ^e r u'm e tijd geleden Oß ^kkelijk had gewezen steli V e rPn c n t i ngt o t n e t i n" ^. en van een onderne-6r Ssraad. Daamaast was
8een reden tot
bemidde-ling, omdat de verplichting door Dijka reeds geruime tijd geleden was erkend en zij had toegezegd daarmee aan de gang te gaan.
Voor zover er reeds sprake was van een geschil, was het volgens de kantonrechter meer hierover, dat Dijka op-nieuw het ondernemings-raadswiel wenste uit te vin-den, terwijl het rad en de spa-ken reeds in coneept aanwe-zig waren. Dijka toonde zieh naar de mening van de In-dustriebond FNV niet be-paald voortvarend bij de as-semblage. De kantonrechter meende dat, voorzover dit een concreet geschil mag worden genoemd, het op de weg van Dijka had gelegen dit aan de bedrijfscommissie voor te leggen.
Het verzoek was evenmin prematuur, nu vaststond dat Dijka reeds geruime tijd haar verplichtingen niet nakwam. Uit de stukken bleek over-duidelijkheid dat enige doortastendheid afwezig was. De kantonrechter merkt daarbij op dat het in-stellen van een onderne-mingsraad geen juridisch-technisch hoogstandje is, waarover een voortvarend opererend bedrijf bijna drie
jaar zou moeten doen. Bo-vendien was er wel degelijk een termijn gesteld en had de procedure dus vermeden kunnen worden. De kanton-rechter wees dan ook het ver-zoek toe, waarbij het bedrijf een maand (tot 1 april aan-staande) werd gegund om daaraan te voldoen. Daarna gold een dwangsom van / 1000,-per dag dat Dijka in gebreke bleef om aan de uit-spraak te voldoen. Dijka werd verder veroordeeld tot betaling van de proceskos-ten.
Commentaar
De wet verplicht de onderne-mer wel tot instelling van een ondernemingsraad, maarver-bindt daargeen duidelijke ter-mijn aan. Uit deze uitspraak valt afte leiden hoe iets te doen valt aan mogelijke vertra-gingstaktieken van de onder-nemer. De vakbond ofafzon-derlijke werknemers kunnen eersteen termijn stellen waar-binnen deondernemeraan de eisen moet voldoen. Daarna kunnen zij de algemene ge-schillenregeling van artikel36
WOR volgen: het vragen aan de bedrijfscommissie om
be-middeling en advies en daar-na zonodig inschakelen van de kantonrechter.
In dit geval was de bedrijfs-commissie al eerder
betrok-ken geweest, maar was haar niet met zoveel woorden om bemiddeling en advies ge-vraagd in het kader van de al-gemene geschillenregeling. In hetalgemeen is het verstandi-ger datweite doen. De redene-ring waarmee de kantonrech-ter deze omstandigheidaeeep-teert getuigt van de nodige flexibiliteit die ik weljuist
acht, maar die wellicht niet el-ke kantonrechter zal opbren-gen. Daarbijpast het argu-ment van de kantonrechter dat de ondernemer zieh zelf maar tot de bedrijfscommissie had moeten wenden mijns in-ziens niet in het systeem van de wet.
Guus Heerma van Voss