JURISPRUDENTIE
Üfzerubrieksignaleertenbehandeltdehelang-rijkstejurisprudentie op or-gebied. Derubriek
WordtbeurtelingsgeschrevendoormrAdriaan
borresteijn (ondernemingsrecht) enmrCuus
Ü Voss (sociaal recht).
Stemprocedure or-reglement
s. Rechtbank
brecht, 1 Oktober
l9
9l,artikel91id4en
χ
4 lid 2d WOR)
^e or van PTT-Post Regio L entrum heeft 25 leden,
^ 13
AbvaKabo-le-aen,9CFO-ledenen31eden
van BVPP/CRP. In verband pl^t de reorganisatie van de , *T (Post) moest de or twee
ed
e samenstelling van een
voorbereidingscom-totfssie die fungeert als voorlopige or, moet
wor-den uitgegaan van evenredige
vertegenwoordi-SU. Nu de af vaardiging is gekozen door een
rui-meerderheid en uit twee van de drie f racties
mt, is deze niet in strijd met dit uitgangspunt.
van de CFO namen aan deze stemming niet meer deel. Zij spanden vervolgens een pro-cedure aan tegen de or we-gens het niet naleven van de wet en eisten in kort geding dat de or werd veroordeeld om de door hen voorgedra-gen kandidaat alsnog als me-devertegenwoordiger aan te wijzen.
Volgens de CFO zou de stemming in strijd zijn met de geest en de strekking van de WOR en leiden tot een niet representatieve vertegen-woordiging in de commissie. De rechter overwoog dat het beginsel van evenredige ver-tegenwoordiging volgens de wet geldt bij de samenstel-ling van de (c)(g)or. Ten aan-zien van de voorbereidings-commissies is dit niet gere-geld. Volgens de rechter hangt het hier af van de om-standigheden van het geval. Maar ook wanneer de CFO-kandidaat was afgevaar-digd, was niet van volledig evenredige vertegenwoordi-ging sprake geweest. Boven-dien kon niet worden gezegd dat de andere fracties mis-bruik hadden gemaakt van hun (bijna tweederde) meer-derheidspositie.
Gezien het voorlopige ka-en aanwijzka-en die zitting
<j°iden hebben in een door jje gor PTT ingestelde
voor-^ereidingscommissie, die b°orlopig advies zou
uit-rengen aan de gor, zolang er o°8 geen or was in de nieuw
onderneming j^ Postkantoren.
e e l edenvanCFOenerzijds a n de twee andere fracties 1 d e rzijds dachten
verschil-nd over de te hanteren ^"iprocedure. De CFO dp ^n stemming waarbij
^ lWee kandidaten met de
^eeste stemmen zouden
pr
afgevaardigd. De dere fracties wilden
rdebeideplaatsen apart
men. Vervolgens
be-o t de or tot deze laatste
pr r tot deze laatste
eer.C e c'U r e· Gekozen werden
v
ft b v a K a b° -
l i d e n e e np p/CRP-lid. De leden
rakter van een beslissing in kort geding en de onzekere uitkomst van de procedure bij de kantonrechter, werd de gevraagde voorziening geweigerd.
Deze uitspraak is vooral op-merkelijk omdat het hier een intern conflict binnen deorbe-treft. Het reglement (gelijk aan het SER-voorbeeldregle-ment), noch de wet voorzagen in de oplossing van ditpro-bleem. De rech tergaatin zo 'n geval op zoek naar het sys-teem van de wet. In dit geval volgde daaruit dat hetprinci-pe van evenredige
vertegen-woordiging uitgangspunt be-hoorde te zijn. Anders dan de CFO-fractie meende, leidde dit echter niet zonder meer tot de conclusie dat de tweede ze-telnaarde tweedefractie moet gaan. Strikt genomen had de AbvaKabo met haar kleinst mogelijke meerderheid zelfs beide zetels kunnen opeisen. Nu zij dit niet heeft gedaan en samen met een andere fractie een afspraak heeft gemaakt valt daarook uitdemocratisch oogpunt niet zo veel op afte dingen, nu immers tweederde van de or achter de beide geko-zen afgevaardigden stond. Het verdient aanbevelingdeze ma terie in het reg lern entte re-gelen. Onder de huidige om-standigheden is het mogelijk dat fracties met een kleine meerderheid de verkiezing
van afgevaardigden volledig naar hun hand kunnen zetten. De uitspraak van de rechter duidt er op dat hij bereid zou zijn tot correcties Indien dit -anders dan in dit geval - zou leiden tot een zeer duidelijke onrepresentatieve vertegen-woordiging.
Hetisvrijzeldzaamdator-le-den tegen elkaarprocederen en voordeorlijkthetookgeen goede zaak. Daarom is denk-baardatmen hetsysteem van de Tweede Kamer invoert dat de zetels naar evenredigheid over de fracties worden ver-deeld en dat deze vervolgens zelf bepalen wie zij daarvoor aanwijzen. Uit een oogpunt van interne goede verhoudin-gen en optimale representati-viteit lijkt dat aan te bevelen. Anderzijds beperkt dit de mo-gelijkheidom rekeningtehou-den met de kwaliteit van kan-didaten. Dit is een moeilijke afweging van belangen, waar-in ook een reglement niet al-tijd kan voorzien en waar vooral goed overleg geboden lijkt.
Guus Heerma van Voss