JURISPRUDENTIE
Dezerubrieksignaleertenbehandeltdebelang-rijkstejurisprudentie op or-gebied. De rubriek
wordtbeurtelingsgeschreven doormrAdriaan
Dorresteijn (ondernemingsrecht)
en
mr Guus
Heerma van Voss (sociaal recht).
Ontslag or-voorzitterZurek
ontbinding merk ik nog op dat de hoogste sociale verzeke-ringsrechter (de Centrale Raad van Beroep) vorig jaar heeft uitgemaakt dat deze niet in mindering kan worden ge-bracht op de WW-uitkering.
Guus Heerma van Voss
Commentaar
Deze uitspraak demonstreert nog eens hoe moeilijk het is om aan te tonen dat een verband bestaat tussen or-lidmaat-schap en ontslag. De wettelij-ke bepaling beoogt bescher-ming te bieden, maardat kan pas als er voldoende materiaal op tafel kan worden gelegd. Dit is niet zozeer een bezwaar tegen de wettelijke regeling, als wel een probleem dat moei-lijk door een wet te ondervan-gen is. Wel kan een en ander sterk afhangen van de kan-tonrechter. In deze zaak is zijn oordeel niet erg inhoudelijk gemotiveerd. Dat hetgaat om onderwerpen die wel vaker ter discussie staan in het overleg tussen or en directie zegt nog niets over de vraag hoe de dis-cussie in dit geval is verlopen. Het is echter een nadeel van de ontbindingsprocedure, dat hoger beroep niet mogelijk is, waardoor het oordeel van de kantonrechter niet nog eens ter discussie kan staan. Van de uitspraak valt verder te le-ren dat het bij opheffing van functies gevaarlijk is andere arbeid te weigeren. Dit levert een argument op voor de werk-gever dat hij van goede bedoe-lingen heeft blijk gegeven. Wat betreft de vergoeding bij
De geschilderde conflicten betreffen normale onder-werpen van discussie tussen or en directie. Het merendeel van de kwesties was inmid-dels met instemming van de or afgedaan. Van het kunst-matig opheffen van de func-tie was niet gebleken. Ook het verwerpen van de voor-gestelde andere functie wees hierop. De beslissing het draaiwerk uit te besteden was niet ongemotiveerd en onzorgvuldig genomen. Een passende andere functie was niet langer voorhanden. Daarom werd de arbeids-overeenkomst ontbonden. Gezien de leeftijd van Zurek (40 jaar), de duur van zijn dienstverband (13 jaar) en zijn salaris werd een vergoe-ding van
f
50.000 toege-kend.dank afgenomen. Volgens Zurek had de directie zich re-gelmatig negatief over hem uitgelaten.
De rechter was echter van oordeel dat een verband tus-sen or-lidmaatschap en de verzochte ontbinding niet aannemelijk was geworden.
Het verband tussen het verzoek tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst en het
lidmaat-schap van de ondernemingsraad is niet
aange-toond.
Kantongerecht
Maastricht 29 oktober
1992, artikel 21
WOR,
1639
BW)
Stanislas Zurek is sinds 1979 werkzaam bij Bates Cepro bv te Maastricht als draaier. Sinds 1984 is bij lid van de ondernemingsraad en vanaf 1986treedt hij op als voorzit-ter. In 1992 besloot Bates Cepro bv zijn functie te laten vervallen. Vervolgens werd Zurek een functie aangebo-den (en de daartoe benodig-de omscholing aangebobenodig-den) als onderhoudsmonteur vorkheftrucks. Van dit aan-bod zag hij af, waarna hij zich ziek meldde.
In de ontbindingsprocedure stelde Zurek dat er een rela-tie bestaat tussen zijn or-lid-maatschap en het ontbin-dingsverzoek. Sinds januari 1991 waren er tot op heden diverse conflicten geweest tussen de or en de directeur van Bates Cepro. Meestal was Zurek als zegsman voor de or opgetreden en dit was hem door de directie niet in
32