• No results found

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Boek. Serie 2. Jaargang 28 · dbnl"

Copied!
375
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28. Martinus Nijhoff, Den Haag 1944-1946

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_boe031194401_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

1

[Het Boek, jaargang 1944-1946]

Jodocus Hondius en de drukker van de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605

I. Inleiding

In een opmerkelijk artikel is onlangs onze bibliografische kennis betreffende het 16e eeuwsche Nederlandsche boek, verschenen nà 1540, vergeleken met een kaart van Afrika van honderd jaar geleen: de kusten zijn goed bekend, evenals de monden der rivieren en hun benedenloop, maar in het binnenland zijn nog veel witte plekken1). Hetzelfde geldt evenwel voor onze kennis betreffende het 17e eeuwsche

Nederlandsche boek; ook hier heeft de onderzoeker te worstelen met talrijke schijnbaar onoplosbare raadsels, immers de pogingen om ons op dit gebied op een dwaalspoor te leiden zijn sinds de 16e eeuw eer toe- dan afgenomen. Ook in de 17e eeuw wemelde het van anonieme drukken en van valsche en fictieve drukkersadressen.

In het onderstaande zullen wij een poging wagen een raadsel tot oplossing te brengen, dat als zoodanig in de litteratuur zelfs nog nimmer aan de orde is gesteld:

wie nl. de drukker is geweest van de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605 en van de atlassen van Mercator van 1606/08, uitgegeven door Jodocus Hondius en Cornelis Claesz., welke werken in bijzondere mate tot den roem van Amsterdam op de toenmalige internationale boekenmarkt hebben bijgedragen.

Tevens zullen wij trachten te bewijzen, dat de methode van typenonderzoek, die voor de incunabelen en postincunabelen zulke voortreffelijke en welhaast onfeilbare resultaten oplevert, doch voor de verdere 16e eeuw weinig houvast biedt2), toch zelfs voor de 17e eeuw - mits men de hulp inroept van historische gegevens - niet geheel te verwaarloozen is.

1) H. de La Fontaine Verwey, Opmerkingen over de Nederlandsche bibliographie der 16e eeuw na 1540, in: Bibliotheekleven, jg. XXVIII (1943), blz. 4.

2) Ald. blz. 9.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(3)

Afb. 1. Titelblad der Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605, gegraveerd door Jodocus Hondius.

(4)

3

II. De koperen platen van Mercator's atlassen

Gerhard Mercator, de beroemde cartograaf, die in 1594 te Duisburg overleed, heeft tijdens zijn leven een tweetal door hemzelf in koper gegraveerde atlassen uitgegeven:

a) Tabulae geographicae Cl. Ptolemaei ad mentem autoris restitutae et emendatae (Coloniae Agrippinae 1578), later vermeerderd met den Latijnschen tekst van Ptolemaeus en uitgegeven onder den titel Cl. Ptolemaei Alexandrini Geographiae libri octo (Coloniae Agrippinae 1584);b) een atlas van de toenmalige wereld, waarvan in 1585 een eerste deel en in 1589 een tweede deel verscheen. Na Mercator's dood verscheen in 1595 van laatstgenoemd werk een derde deel; de drie deelen te zamen werden in 1602 te Dusseldorf herdrukt op kosten van de erfgenamen van Mercator.

Nu leest men in de raadsprotocollen van Duisburg dd. 18 Maart 1604 het volgende:

‘Auf Anhalten Tylmann de Neuville und Gerhard Mercatoris als Vormündern Rumold Mercatoris S[el]. nachgelassener unmündiger Kinder ist van einem Ehrb. Rat bewilligt und zugelassen, dass es besser und nützer sei den Kindern dann gelassen, dass sotanige Kupferplatten den Kindern verkauft werden; dann dieselben also zu verkaufen befohlen; hat also Gerhard Mercator dieselben vor 2000 Daler an sich genommen’1). Hieruit blijkt, dat Gerhard Mercator Jr., een kleinzoon van den beroemden cartograaf, de koperen platen der kaarten uit den onverdeelden boedel in Maart 1604 heeft gekocht voor 2000 daalders.

Bekend is, dat Jodocus Hondius, een Vlaming, die in 1584 naar Londen was uitgeweken en sinds 1593 hier te lande woonachtig was, kort na Maart 1604 in het bezit geraakte van de koperen platen van Mercator, die hij kocht ‘ingenti aere’, d.i.

voor een belanrijke som, zooals hij ons uitdrukkelijk mededeelt in het op 28 Februari 1605 gedateerde voorwoord zijner Ptolemaeus-uitgave. Tot dusverre is echter niet verklaard hoe het contact tusschen den te Duisburg wonenden Gerhard Mercator Jr. en Jodocus Hondius, wiens bedrijf te Amsterdam gevestigd was, is tot stand gekomen. Deze kwestie is niet onbelangrijk, immers het gevolg van genoemden aankoop was, dat Jodocus Hondius, die tot 1604 slechts bekend was als

stempelsnijder, graveur (cartograaf) en vervaardiger van

1) Zie J. van Raemdonck, Gerard Mercator (St. Nicolas 1869), blz. 187, en H. Averdunck und J. Müller-Reinhard, Gerard Mercator und die Geographen unter seinen Nachkommen (1914), blz. 93 (Erg. Heft Nr. 182 van Petermann's Mitteilungen).

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(5)

globen en zeevaartkundige instrumenten, na genoemd jaar onder de uitgevers van den eersten rang geteld moet worden.

Te Duisburg is de koop dan ook waarschijnlijk niet tot stand gekomen. De door Gerhard Mercator nagelaten boeken en blijkbaar ook de door zijn kleinzoon gekochte gegraveerde platen werden in 1604 naar Leiden overgebracht om daar in het openbaar verkocht te worden: in genoemd jaar is aldaar nl. uitgegeven een door den boekverkooper Thomas Basson opgemaakte ‘Catalogus librorum bibliothecae clarissimi doctissimique viri, piae memoriae Gerardi Mercatoris etc. Catalogue van de boecken der gheleerden ende wijtberoemden wereldt-beschrijver Gerardi Mercatoris’ (Lugduni Bat. ex officina Thomae Basson 1604), waarvan echter een exemplaar niet te vinden is1); de auctie had plaats op 12 Juli 1604 ten huize van den Leidschen boekverkooper Jean Le Maire.

Men kan veronderstellen, dat Jodocus Hondius op de veiling de koperen platen der atlassen van Mercator heeft verworven, maar aannemelijker lijkt het, dat de koop reeds vroeger uit de hand heeft plaatsgevonden, toen de nalatenschap van Mercator naar Leiden was overgebracht, dus ongeveer in April 1604. De

Ptolemaeus-uitgaaf was nl. reeds einde Februari 1605 gereed en in verband met de groote moeilijkheden en bezwaren aan de uitgaaf verbonden, moet men den tijd van voorbereiding wel zoo groot mogelijk nemen.

Jodocus Hondius was te Leiden geen onbekende. In Maart 1601 had hij aan de Leidsche Universiteits-Bibliotheek een hemel- en een aardglobe geschonken2), terwijl hij in 1602 zelfs met zijn geheele huisgezin naar de Sleutelstad was verhuisd en zich aldaar op 5 Augustus van genoemd jaar als student in de wiskunde had la-

1) Deze catalogus was nog aan Van Raemdonck en Averdunck onbekend, maar wordt vermeld door F. van Ortroy in zijn Bibliographie mercatorienne (Revue des bibliothèques, dl. 25/26, blz. 135), helaas zonder vindplaats. Aangezien Van Ortroy inmiddels overleden is, was het tot dusverre onmogelijk de vindplaats op te sporen. De boekenveiling-Mercator is een der eersten, die te Leiden werd gehouden; zij wordt noch vermeld bij H.O. Lange (De hollandske bogauktioner i deres første halve aarhundrede, in: Nordisk tidskrift för bok- och biblioteksväsen, I, 1914, blz. 133-148), noch bij J.H. Kernkamp (De bibliotheek van den koopman Dan. van der Meulen onder den hamer, in: Opstellen aangeboden aan G.A. Evers, 1940, blz. 186-203).

2) Zie Catalogus principum, civitatum et singulariorum, qui donatione vel inter vivos vel mortis causa, bibliothecam publicam, in Academia Lugduno-Batava institutam, liberaliter ditarunt (Lugduni Bat. 1597 etc.), blz. L2 vo. De samensteller van den catalogus, de bibliothecaris Paullus Merula, noemt Hondius een ‘insignis mathematicus’.

(6)

*2

Afb. 2. Portret van Jodocus Hondius (voorkomend in de latere uitgaven van Mercator's atlassen). Wellicht gegraveerd door Jodocus Hondius of zijn dochter Elisabeth Hondius.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(7)

ten inschrijven1). Te Leiden had hij ook de vriendschap genoten van Petrus Bertius, hoogleeraar in de zedekunde, onderregent van het Staten-College en

aardrijkskundige van beteekenis2). Deze hoogleeraar was blijkbaar een verwant van zijn vrouw Colette van den Keere3).

III. De Ptolemaeus-uitgaaf van Hondius en Cornelis Claesz.

Het is vermoedelijk op aanraden van Petrus Bertius geweest, dat Hondius de koperen platen uit Mercator's nalatenschap heeft aangekocht. En onmiddellijk nadat Hondius de platen in zijn bezit had gekregen, toog hij aan het werk. Bertius adviseerde hem niet alleen de Latijnsche vertaling, maar ook den origineelen Griekschen tekst van Ptolemaeus in het licht te geven, een onderneming waaraan tot dusverre alleen Erasmus zich had gewaagd4). Beide teksten liet Hondius zorgvuldig voor den druk gereedmaken door zijn zwager Petrus Montanus, conrector van de Latijnsche school aan de Nieuwe Zijde te Amsterdam, die de beide door Erasmus verzorgde uitgaven tot voorbeeld nam en bovendien in margine de moderne geografische benamingen naast die van Ptolemaeus plaatste. Zelf nam Hondius het afdrukken van Mercator's kaartenschat voor zijn rekening en associeerde zich voor het zakelijk gedeelte met den bekenden Amsterdamschen uitgever Cornelis Claesz. Aldus verscheen einde Februari 1605: ‘Claudii Ptolemaei Alexandrini Geographiae libri octo graeco-latini.

Latinè primùm

1) ‘5 Aug. 1602 Jodocus Hondius, Flander Wackenus natus annos XXXVII, studiosus artium mathematicarum, inde huysinge van Hoogeveen.Huyshouden’ (Album Studiosorum Leiden).

In de zgn. Pedelsrollen van 1603 en 1604 komt Jodocus Hondius' naam niet voor, zoodat hij blijkbaar in 1603 wederom naar Amsterdam is verhuisd en inderdaad werd op 28 Aug. 1603 zijn dochtertje Pierijntje in de Oude Kerk te Amsterdam gedoopt, waarbij zijn zwager Petrus Montanus getuige was (Kleerkooper-Van Stockum, De boekhandel te Amsterdam, 1914/16, blz. 1202). Hondius' verblijf te Leiden is tot dusverre onopgemerkt gebleven.

2) Vgl. b.v. het opschrift ‘P. Bertio auctore amico suo colendo celavit J. Hondius’ op een kaart in P. Bertii Tabularum geographicarum contractarum libri quinque (Amstelodami apud Cornelium Nicolai 1602).

3) Colette van den Keere was een dochter van Hendrik van den Keere of Henri Dutour, lettergieter te Gent. Diens weduwe was hertrouwd met Jan Jansz. Bert; bovendien trouwde Pieter van den Keere, een broeder van Colette, in 1599 te Amsterdam met Anna Bert, uit Gent afkomstig.

Zie Kleerkooper-Van Stockum, blz. 1201.

4) De uitgave van Erasmus verscheen te Bazel in 1533, herdrukt te Parijs in 1546, zie A.E.

Nordenskiöld, Facsimile-atlas (Stockholm 1889), blz. 22, 25.

(8)

6

recogniti et emendati, cum tabulis geographicis ad mentem auctoris restitutis per Gerardum Mercatorem: iam verò ad graeca et latina exemplaria à Petro Montano iterum recognita, et pluribus locis castigati. Adjecta insuper ab eodem nomina recentia et aequipollentia ex variis auctoribus veteribus et recentioribus magna cura collecta, in gratiam et usum geographiae studiosorum’. Het adres luidt op sommige exemplaren: ‘Jodocus Hondius excudit sibi et Cornelio Nicolai, in cujus officina prostant, Francofurti, Amsterodami 1605’1), bij andere: ‘Jodocus Hondius excudit sibi et Cornelio Nicolai, in cujus officina prostant, Francofurti 1605’2), bij wederom andere: ‘Sumptibus Cornelij Nicolai et Judoci Hondij Amsterodami Anno D. 1605’3). Hieruit blijkt, dat het boek te Amsterdam te koop was, maar ook te Frankfort, waar Cornelis Claesz. in verband met de jaarlijksche mis een filiaal had4). Op de

voorjaarsmis van 1605 is het dus te Frankfort voor het eerst aan de bezoekers ten verkoop aangeboden.

IV. Waar is de Ptolemaeus-uitgave gedrukt?

Is nu deze Ptolemaeus-uitgave te Amsterdam gedrukt? Het is merkwaardig, dat nòch Burger, de uitnemende kenner van de Amsterdamsche typografie, nòch Wieder, voor wien de Nederlandsche cartografie nauwelijks nog geheimen in haar schoot verborg, deze vraag ooit gesteld, laat staan beantwoord hebben. Toch is de zaak zeer belangrijk, immersvóór 1605 is nog nimmer een Grieksch werk te Amsterdam gedrukt en dit werk was een op hoog wetenschappelijk peil staande uitgaaf, waaraan Mercator zelf (die geen Grieksch kende) zich nooit heeft gewaagd. Gelukt het ons te bewijzen, dat de Ptolemaeus-uitgave van een Amsterdamsche pers afkomstig is, dan is tevens bewezen, dat de betrokken drukker aan de spits stond van de toenmalige Amsterdamsche drukkers. Er kan in dat geval niet genoeg den nadruk op worden gelegd welk een wetenschappelijk evenement deze uitgaaf voor Amsterdam beteekende en hoe daardoor een nieuwe periode werd ingeluid.

1) Exemplaren in de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam, de Bibliothèque Nationale te Parijs en de Library of Congress te Washington.

2) Van Raemdonck, blz. 253.

3) Ald., blz. 161.

4) In de Frankforter Miscatalogi komt de naam van Jodocus Hondius eerst sinds 1606 voor.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(9)

De 18e eeuwsche schrijver Raidelius, de eenige die - naar kon worden nagegaan - de kwestie aanroert, vond het vanzelf sprekend, dat de Ptolemaeus-uitgaaf te Amsterdam was gedrukt. Deze zegt1): ‘Praeter has binas editiones Graecas (nl. van Erasmus van 1533 en 1546) non alia mihi occupit. Seculo tamen ineunti XVII. textus Graecis typis rursus fuit mandatus, addita simul versione latina. Mira est apud scriptores, in alleganda hac editione diversitas: alii eam Francofurti 1605 in fol.

excusam esse dicunt, nonnulli Amstelodami eodem anno prodiise putant. Sed una eademque est editio, et Amstelodamensis, et Francofurtana. Judocus enim Hondius et Cornelius Nicolai, quorum sumtibus ista prodiit,in officina cujusdam

Amstelodamensis typographi, textum Graecum pariter ac Latinum, imprimi curarunt;

eumque cum tabulis a Gerardo Mercatori in aes incisis, Francofurti, in qua tunc urbe celeberrimum erat bibliopolarum emporium, vendiderunt. Cognoscere id licet ex titulo, quem duplicem huic editione praefigi curarunt: in uno sic legitur...., in altero....

Ex qua duplici subscriptione colligo, Jodocum Hondium cum Cornelio Nicolai publicam habuisse officinam, et Francofurti et Amsterodami’.

Inderdaad moet het werk wel te Amsterdam gedrukt zijn, immers een dergelijke uitgaaf vereischt een nauwe samenwerking tusschen schrijver (bewerker), graveur en drukker, die onmogelijk is, wanneer de drukproeven telkens van de eene stad naar de andere moeten worden gezonden. De kaarten van Mercator b.v. zijn aan de achterzijde bedrukt, zoodat er voortdurend overleg moet zijn geweest tusschen den drukker en Hondius, welke laatste een werkzaam aandeel aan de uitgaaf heeft gehad. Ook de verzorging van den Griekschen tekst eischte aanhoudend contact tusschen Petrus Montanus en den typografischen verzorger van het geheel. Een argument voor onze stelling is ook te vinden in het feit, dat de herdruk van de Ptolemaeus-uitgaaf, in 1618/19 verschenen onder den titel ‘Theatrum geographiae’, hoewel uitgegeven door Jodocus Hondius Jr., gedrukt werd door Isaac Elsevierte Leiden. Deze herdruk was nl. bezorgd door den aldaar woonachtigen Petrus Bertius, terwijl de 21 à 22-jarigen Jodocus Hondius Jr., die alleen den naam gemeen had met zijn beroemden vader, slechts als uitgever op het titelblad genoemd wordt.

1) Georg. Mart. Raidelius, Commentatio critico-literaria de Claudii Ptolemaei Geographia, cujusque codicibus tam manu-scriptis quam typis impressis (Norimbergae 1737), blz. 35/35 (ex. in de K.B. te 's-Gravenhage).

(10)

8

Wij nemen derhalve als het meest waarschijnlijke aan, dat Amsterdam en niet b.v.

Leiden of Frankfort, de plaats is geweest, waar de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605 is gedrukt.

V. Wie heeft de Ptolemaeus-uitgaaf gedrukt?

Komen nu hetzij Cornelis Claesz., hetzij Jodocus Hondius zelf als drukker van het werk in aanmerking?

Cornelis Claesz. was toenmaals de voornaamste uitgever te Amsterdam. Hij legde zich vooral toe op de uitgaaf van Hollandsche zeevaartkundige werken,

reisbeschrijvingen, rekenboeken, almanakken e.d. populaire werken, die den bewoners van Amsterdam belang inboezemden. Slechts éénmaal, nl. in 1591, had hij zich gewaagd aan de uitgaaf van een klassiek schrijver, nl. aan een schooleditie van eenige brieven van Cicero. Het schijnt, dat hij als drukker en uitgever begonnen is, maar zijn drukkerij is zeker - als hij die inderdaad steeds heeft aangehouden - nooit van heel groote beteekenis geweest1). Hij liet veel bij anderen in en buiten Amsterdam drukken en nam vooral aan veel groote uitgaven deel op de toenmaals zeer gebruikelijke wijze van associatie. Zoo was het ook hier: hij heeft in associatie met Jodocus Hondius de uitgave van Ptolemaeus bezorgd. Cornelis Claesz. komt dus als drukker niet in aanmerking; bovendien kende hij geen Grieksch. De uitgaaf had slechts zijn zakelijke belangstelling.

Jodocus Hondius was een geheel ander man. Hij was wetenschappelijk gevormd en had zich volgens zijn zwager Petrus Montanus - die ons nauwkeurig omtrent zijn kundigheden inlicht - in zijn jeugd o.a. toegelegd op Latijn, Grieksch, wiskunde en aardrijkskunde2). Maar drukker was hij niet en wanneer hij in 1597 een boekje vertaalt van Rob. Hues (‘Tractaet ofte handelinge van het gebruyck der hemelsche en de aertsche globe’), dan wordt hiervan op het titelblad Cornelis Claesz. als de drukker aangegeven. Ook komt zijn naam niet voor onder de poorters van Amsterdam, omdat het door hem uitgeoefende beroep blijkbaar een vrij beroep was3).

1) Zie C.P. Burger Jr. in den Catalogus der historische tentoonstelling Amsterdam (1925), blz.

83.

2) Zie de biografie van Jodocus Hondius door Petrus Montanus, o.a. te vinden in de Latijnsche uitgaaf van den Hondius-atlas van 1630.

3) Na Januari 1605 is er een hiaat in het Amsterdamsche Poorterboek (Gem. Archief aldaar) tot 1636, doch dit hiaat wordt aangevuld door de poorterinschrijvingen in de Rapiamussen en de Registers van Thesaurieren. Het gildeboek der Amsterdamsche boekverkoopers enz.

(eveneens ald.) begint eerst in 1618 en geeft dus geen uitkomst; in dien tijd vormden de boekverkoopers trouwens nog geen afzonderlijk gilde te Amsterdam, doch zij moesten lid worden van het St. Lucasgilde, zie J.T. Bodel Nijenhuis, De wetgeving op drukpers en boekhandel (1892), blz. 289.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(11)

Nu Cornelis Claesz. en Jodocus Hondius zijn uitgeschakeld, moeten wij zoeken naar een drukker, die te Amsterdam in den loop van 1604 in staat is geweest een Grieksch werk ter perse te leggen, naar een geleerden drukker dus in den trant der Raphelengii te Leiden of van Aegidius Radaeus te Franeker. Deze drukker moet dan voor het eerst in 1604 zijn opgetreden of zich in genoemd jaar te Amsterdam hebben gevestigd.

Om met succes een onderzoek in te stellen naar den naam van dezen

geheimzinnigen drukker, dienen wij de toestanden op uitgevers- en drukkersgebied te Amsterdam in het begin van de 17e eeuw onder de loup te nemen.

Zooals wij reeds mededeelden, was Cornelis Claesz. toenmaals de voornaamste uitgever te Amsterdam. Van den uitgever, die in beteekenis te Amsterdam op Cornelis Claesz. volgde, nl. Laurens Jacobsz., is het bekend dat hij geen eigen drukkerij bezat; deze legde zich vooral toe op bijbeluitgaven, maar stierf reeds in 1603. Andere uitgevers en drukkers aldaar in de eerste jaren van de 17e eeuw waren: Zacharias Heyns, Jan Commelin, Barent Adriaensz., Nicolaas Biestkens, Jan Evertsz.

Cloppenburch, Harmen Jansz. Muller, Herman Allertsz., Willem Jansz. van Campen, Willem Jansz. Buys en Desiderius de La Tombe. Bovendien woonden er nog enkele minder bekenden, die zich er veelal echter eerst kort tevoren hadden gevestigd1). De later door zijn nieuwstijdingen zoo bekende Broer Jansz. had zoo juist zijn domicilie gekozen ‘buyten Corsgens Poort in de Nieu-stadt’. Ook de globe- en kaartenmaker Willem Jansz. Blaeu (overigens een concurrent van Hondius) was als uitgever en drukker eerst in zijn opkomst: sinds 1602 gaf hij prenten uit2)en drukte in 1605 zijn eerste boek, nl. ‘Spieghel der schrijfkonste’ van Jan van den Velde.

Van al deze genoemde personen zouden alleen Zacharias Heyns

1) Zooals: Jean de L'Escluse (een Brownist, als drukker genoemd 1600-1609, zie Nieuw Ned.

Biogr. Woordenboek, dl. VIII, kol. 1043), Ambrosius Jansz. (genoemd 1604, 1607), Jan Gerritsz. (genoemd 1602, 1614), Jan Batman (genoemd 1602), Willem de Swart of de Swerte (genoemd 1603), Ewout Cornelisz. Muller, Jan Willemsz., Claes Jacobsz. Paets, Claes Gerritsz., Egbert Adriaensz., Aert Henricx, Pieter Geevaerts, Hendrik Moody (genoemd 1602).

2) Zie Wieder, Monumenta cartographica, dl. III (1929), blz. 66.

(12)

10

en Jan Commelin onder de ‘wetenschappelijke uitgevers’ te rangschikken zijn.

Zacharias Heyns, die bij Plantijn te Antwerpen zijn opleiding had genoten, heeft eenige Latijnsche werken ter perse doen leggen: in 1594 en 1595 een tweetal boekjes van Eilhardus Lubinus, in 1595 een wetenschappelijk verzorgde uitgaaf van Persius, in 1600 misschien zelfs een viertalig woordenboek, ‘Dictionarium tetraglosson’, in het Latijn, Grieksch, Fransch en Nederlandsch1). Heyns is dan ook de eerste Amsterdammer, wiens naam in de Frankforter miscatalogi voorkomt. Hij had echter geen eigen drukkerij: hij liet te Haarlem, Utrecht, Leiden en elders drukken. Zoo legde hij in 1604 een vertaling van een werk van Jovius ter perse bij den drukker Nicolaas Biestkens te Amsterdam. In 1605 is Heyns echter van Amsterdam naar Zwolle verhuisd.

Jan Commelin was deelgenoot in de beroemde Officina Commeliniana te Heidelberg, die na 1605 echter sterk achteruit ging. Sporadisch komen uitgaven van Commelin voor met zijn adres te Amsterdam; in ieder geval had hij aldaar geen eigen drukkerij2).

De beide genoemde wetenschappelijke uitgevers waren dus geen drukkers, terwijl onder de overige uitgevers en drukkers geen personen voorkomen van

wetenschappelijke ontwikkeling.

Moeten wij dus in de opgeworpen kwestie een non liquet uitspreken? Dit zou inderdaad het geval moeten zijn, ware het niet dat ons sinds kort een Amsterdamsche drukker is bekend geworden, die aan de beide genoemde kwaliteiten voldoet: Jan Theunisz., die èn als de eerste geleerde drukker te Amterdam mag gelden, èn zich aldaar juist in 1604 vestigde3).

VI. Jan Theunisz. als boekdrukker

Jan Theunisz. was in 1569 te Alkmaar uit eenvoudige Doopsgezinde ouders geboren.

Eerst op ongeveer 20-jarigen leeftijd kreeg hij liefhebberij in de studie van het Latijn, waarin hij zich onder leiding van Ludolphus Potterus, den rector van de Latijnsche

1) Van dit laatste werk is geen exemplaar bekend. Burger, die echter zelf twijfelt of het een uitgaaf van Zacharias Heyns is geweest, kwam door de Frankforter miscatalogi op het spoor van den titel ervan, zie Het Boek, dl. XXVIII (1935/36), blz. 181.

2) Zie voor Zacharias Heyns en Jan Commelin: Moes-Burger, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers, dl. IV (1915), blz. 163 en 247. Ondanks de onderzoekingen van Burger is Jan Commelin echter een eenigszins wazige figuur gebleven.

3) Zie het artikel van schrijver dezes in het Jaarboek Amstelodanum, dl. XXV (1928), blz. 28-123, aangevuld in Het Boek, dl. XVII (1928), blz. 301 e.v.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(13)

School te Alkmaar, bekwaamde. Hij bezocht daarna korten tijd de Latijnsche School te Leiden en liet zich aldaar op 16 Febr. 1593 als student in de letteren inschrijven.

Hij woonde toen ten huize van Rudolphus Snellius, hoogleeraar in de wiskunde en kenner van het Hebreeuwsch, die vele studenten als kostgangers hield. Volgens de zgn. Pedelsrol komt hij in 1594 voor als woonachtig ten huize van zekeren Lambert Laurensz. Aan de Universiteit maakte hij ijverig studie van het Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch.

Omstreeks 1595 werd hij corrector bij den academiedrukker Franciscus

Raphelengius, die tevens hoogleeraar in het Hebreeuwsch was en kenner van het Arabisch1). Juist in dien tijd had Raphelengius zich verschillende Oostersche lettertypen, waaronder Samaritaansche, Syrische, Ethiopische en met name ook Arabische, voor zijn drukkerij aangeschaft, en wel omdat Scaliger hem verzocht had een nieuwe uitgave van zijn beroemd werk ‘De emendatione temporum’ - waarin verschillende passages in genoemde talen voorkomen - ter perse te leggen. Blijkbaar heeft de aanschaffing van deze lettertypen Jan Theunisz. er toe gebracht om onder leiding van zijn patroon ook het Arabisch en zelfs het Ethiopisch2)binnen den kring zijner belangstelling te trekken. En evenals Raphelengius indertijd ten huize van zijn schoonvader Christoffel Plantijn de beroemde ‘Biblia polyglotta’ heeft

gecorrigeerd, zoo zal Jan Theunisz. bij de correctie hebben geholpen van het hiervoren genoemde werk van Scaliger. Overigens was Raphelengius na den dood van zijn vrouw in 1594 door een beroerte, die hem getroffen had3), weinig meer tot werken in staat, zoodat de zorg voor de drukkerij in die jaren grootendeels op zijn zoons - die de Oostersche talen echter niet machtig waren - en op zijn corrector neerkwam; Scaliger's werk kwam zelfs eerst in 1598, een jaar na Raphelengius' dood, gereed.

1) ‘Olim serviens Raphelengio’ schrijft Erpenius omtrent Jan Theunisz. aan Casaubonus op 13 Juli 1612, zie Is. Casaubonus, Epistulae. Cur. Theod. Jans. ab Almeloveen (1709), blz. 666.

2) Jan Theunisz.' kennis van het Ethiopisch blijkt uit een hs., dat tot dusverre op naam van Dionysius Vossius stond en vroeger omschreven werd als ‘Aethiopica quaedam’; het berust thans als bruikleen van de Remonstrantsche Kerk te Amsterdam in de Universiteits-Bibliotheek aldaar en is in den Catalogus der hss. [van de] Bibl. der Universiteit van Amsterdam, VII (1923), no. 714, volkomen onvindbaar gemaakt onder den titel: Dion. Vossius, Aanteekeningen van verschillenden aard (Afd. Varia).

3) Hij leed aan een breuk, een verlamming aan de rechterhand en een oogkwaal, zooals hij 1 April 1595 aan Lipsius schreef, zie Sylloge epistularum, coll. et dig. P. Burmannus, dl. I (1727), blz. 197.

(14)

12

Na een reis door Frankrijk en een vrij kort verblijf in zijn geboortestad Alkmaar, vestigde Jan Theunisz. zich in de tweede helft van 1598 wederom te Leiden, waar hij 28 Mei 1599 als burger werd ingeschreven1)en zich door zelfstudie ten huize der Raphelengii verder in het Arabisch bekwaamde; zijn vrouw hield in dien tijd

(1598-1601) studenten als kostgangers. In 1600 vestigde hij zelf een drukkerij te Leiden aan of bij de Vischbrug. Oogenschijnlijk was zijn drukkersbedrijf aldaar niet van grooten omvang, omdat de bewaard gebleven persproducten, die zijn naam dragen, van weinig beteekenis zijn. Wanneer men echter verneemt, dat hij in 1602 moeite deed om lidmaat te worden van de Leidsche Universiteit, vermoedelijk met de bedoeling naar het ambt van academiedrukker te solliciteeren2), dan moet men wel aannemen, dat hij met Leidsche uitgevers in verbinding stond en voor dezen wetenschappelijke werken heeft gedrukt. Wat hiervan zij, op 4 Mei 1604 werd hij na betaling van de somma vanf 8. - poorter van Amsterdam. Men kan zijn verhuizing van Leiden naar Amsterdam omstreeks Maart of April 1604 stellen, omdat nog een pamflet uit 1604 bekend is, dat zijn Leidsch adres vertoont3). Bij de verkrijging van het poorterrecht moest hij, tegen zijn Doopsgezinde overtuiging in, den eed afleggen, doch het was blijkbaar noodzakelijk dat hij onmiddellijk na zijn vestiging te Amsterdam zijn bedrijf in werking stelde en dat was slechts mogelijk nadat hij eerst het

poorterrecht had gekocht en daarna lid van het St. Lucasgilde was geworden. Te Amsterdam stak Jan Theunisz. door zijn kennis van

1) Hij geeft dan op van beroep garentwijnder te zijn; een zijner getuigen was de drukker Jan Paets Jacobsz.

2) ‘Opte requeste daerbij Jan Antonisz. boucvercoper versocht om te mogen werden lithmaet deser academie stont geapostuleert, Burgemeesters hebben den toonder in desen zijn jegenwoordige versouc om merckelicke redenen hem in dezen bewegende ontseyt ende ontseggen mits desen. Aldus gedaen opten XXIX Augusti XVICII’ (Burgemeestersdagboek van Leiden B, fo. XIX). De academie-drukker Christoffel Raphelengius was 17 Dec. 1600 gestorven; diens broeder Franciscus Jr. werd evenwel niet als opvolger benoemd, omdat hij Katholiek was. Vermoedelijk had Jan Theunisz., hoewel hij het vak bij de Raphelengii had geleerd, geen kans, omdat hij tot de Doopsgezinden behoorde. Eerst 8 Sept. 1602 werd Jan Paets Jacobsz. voor genoemd ambt aangewezen.

3) ‘Sekere geschiedenisse en nieuwe tijdinghe belangende Oosteynde’ (Prijscatalogus no. 412 van Mart. Nijhoff te 's-Gravenhage, Febr. 1916, no. 258). De tegenwoordige vindplaats van dit unicum is ook aan de firma Nijhoff onbekend. In den Utrechtschen pamflettencatalogus van J.F. van Someren, dl. II (1922), no. 517, wordt nog het pamflet ‘Copye van eenen brief gheschreven van Meester T.M. van Zalisburg’ met Jan Theunisz.' Leidsch adres in 1604 gedateerd, doch dit kan reeds in Dec. 1603 van zijn pers gekomen zijn.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(15)

het Latijn, Grieksch, Hebreeuwsch, Arabisch en Ethiopisch alle aldaar wonende drukkers en uitgevers de loef af. Hoe merkwaardig zijn kennis voor dien tijd was, moge blijken uit het feit, dat hij de eerste Noord-Nederlander is geweest, die zich op het Arabisch en Ethiopisch heeft toegelegd.

Wij hebben hier dus een drukker, die aan alle gestelde eischen voldoet. Bekend is thans, dat Jan Theunisz. - zonder dat zulks uit het titelblad blijkt - in 1605 en volgende jaren een aantal strijdschriften van den Engelschen theoloog Hugh Broughton, gedeeltelijk met Hebreeuwsche typen heeft gedrukt1), zoodat hij als de eerste drukker van Hebreeuwsche geschriften te Amsterdam beschouwd moet worden. Van den eersten Hebreeuwschen tot den eersten Griekschen druk te Amsterdam il n'y a qu'un pas: waarom zou dus Jan Theunisz. - die blijkbaar als drukker geheel op den achtergrond wenschte te blijven - niet de drukker van de Ptolemaeus-uitgave van 1605 zijn geweest?

Hierboven releveerden wij reeds Hondius' tijdelijk verblijf te Leiden omstreeks 1602. De vraag rijst of Jan Theunisz. hem daar misschien gekend heeft. Kunnen wij dit bewijzen, dan zal het reeds gemakkelijker vallen een samenwerking van Hondius en Jan Theunisz. ten aanzien der Ptolemaeus-uitgave aan te nemen.

VII. Hondius als stempelsnijder en Jan Theunisz. als lettergieter te Leiden 1602/03

In de reeds genoemde biografie van Hondius lezen wij het volgende: ‘erat a juventute artis sculpendi archetypos ad typographiam necessarios peritissimus, in qua tunc temporis eos progressus fecerat, ut praecipue ad tempus hanc artem profiteretur:

in qua etiam addiscenda nullo praeceptore usus fuerat, quod rarum est, atque, ut ego quidem censeo, sine exemplo’2). Hondius was

1) Broughton's strijdschriften met Hebreeuwsche lettertypen worden opgesomd door L. Hirschel in het Jaarboek Amstelodamum, dl. XXXI (1934), blz. 65 e.v.

2) In de Fransche uitgaaf luidt deze zin als volgt: ‘Il fut aussi à son adolescence fort expert en la science de bien tailler des poinçons ou archetypes, servant à l'imprimerie, en laquelle science il fust hors tels advancemens, qu'il en fist pour un temps sa principale profession:

estant mesmes pervenu en cognoissance de ciste science sans l'ayde de maistre, chose treds-rare à mon advis sans exemple’. Latere woordenboekschrijvers, zooals Dan. van Hoogstraaten in zijn Groot alg. hist., geogr., genealogisch en oordeelkundig woordenboek, IV (1733), blz. 255, maken hiervan dat Hondius een bekwaam lettergieter was en

Wauwermans, die veelal zonder bronvermelding een uitvoerige biografie van Hondius samenstelde (verschenen in het Bulletin de la Société royale de géographie d'Anvers, XIX, 1895, blz. 402), weet zelfs mede te deelen, dat Hondius in zijn jongelingsjaren ‘fut admis dans l'important atelier de taille de caractères de Henri van den Keere, qui approvisionnait alors de caractères typographiques toutes les imprimeries des Pays-Bas, et acquit une grande habileté dans cet art très productif’. J.W. Enschedé, die wel Van Hoogstraaten, doch niet de oorspronkelijke biografie van Hondius raadpleegde, verwierp terecht het gecombineerde beroep van graveur en lettergieter, dat Hondius zou hebben uitgeoefend (zie Jaarboek Amstelodamum, VI, 1908, blz. 168) en noemt dan ook Hondius niet in zijn werk ‘De boekletter in de Nederlanden’ (1902). Evenmin kent Ch. Enschedé in zijn werk ‘Fonderies de caractères’

(1908) Hondius als lettergieter.

(16)

14

dus een zeer bekwaam stempelsnijder, die deze kunst zichzelf had eigen gemaakt.

Zelfs kan hij beschouwd worden als de eerste stempelsnijder, die zich in de 16e eeuw in de Noordelijke Nederlanden vestigde. Immers stempelsnijders vonden toentertijde hier te lande geen emplooi, omdat er in de Noordelijke Nederlanden geen lettergieterijen bestonden, zoodat de hier gevestigde drukkers genoodzaakt waren hun materiaal uit de Zuidelijke Nederlanden of zelfs uit Frankrijk te betrekken1). Zoo voorzag de in zijn tijd zeer bekende Hendrik van den Keere te Gent (op wiens atelier Hondius volgens Wauwermans gewerkt zou hebben en met wiens dochter hij is getrouwd) alle drukkers in de Nederlanden van letters; na diens dood in 1580 vestigde zich zijn leerling Thomas de Vechter te Antwerpen, waar ook Amatus en Hendrik de Gruytter tegen het einde van de 16e eeuw als lettergieters gevestigd waren. Hoewel Hondius dus het vak van stempelsnijden kende, is het zeer de vraag of hij het na zijn vestiging te Amsterdam in 1593 met succes beoefend heeft.

Lettergieters aan wie hij zijn materiaal kon leveren waren er hier te lande niet.

Dit veranderde echter in 1603. Sinds dit jaar noemt Jan Theu-

1) Ch. Enschedé deelt in zijn ‘Fonderies de caractères, blz. 23, mede, dat de drukker Albert Hendricksz. (1570 te Delft, 1580 te 's-Gravenhage, † 1613) in het bezit was van de 15e eeuwsche matrijzen van Henric de Lettersnider, en noemt verder blz. 57 nog één lettergieter, die in de 16e eeuw hier te lande als zoodanig gevestigd was, nl. Gabriel Guyot, gevestigd te Middelburg 1580/81, vgl. het Nieuwsblad voor den boekhandel, XXXIX (1872), no. 97, blz.

496, waar men de volgende aanhaling vindt uit het Register ten Rade van Middelburg dd. 9 Jan. 1580 fo. 402 vo. (voormalig Gemeente-Archief Middelburg): “Geleyn Jolyt, b[urgemeeste]r, Jan Vaillant, schepen, Simon Willemsz. van Rome, raedt, mitten pensionaris Mr. Willem Roelsius, sijn gecommitteert bij Weth. en Raed om te treden in coitatie met Gabriel Guyot lettergieter ende drucker ende hem aenhoiren op wat conditien hij soude mogen geadmitteert worden om alle zijn bibliothece ende winckel op te zetten en te brengen”. Dat Guyot zich inderdaad te Middelburg heeft gevestigd, blijkt uit een drukje, dat Enschedé van hem citeert, nl. Placaet van de Gen. Staten 's lants en de Graeffelijkheit van Zeelandt’, met het adres:

Middelburch bij Gabriel Guyot drucker ende lettergieter 1581 (ex. in de Kon. Bibl. te 's-Gravenhage). Meer is van dezen lettergieter, die vermoedelijk een zoon was van den Parijschen lettergieter François Guyot (werkzaam voor Plantijn 1558-79), niet bekend.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(17)

nisz. zich plotseling op zijn uitgaven ‘lettergieter’, het eerst op het reeds genoemde pamflet ‘Copye van eenen brief, gheschreven van Meester T.M. van Zalisburg’, dat op zijn vroegst in December 1603 van Jan Theunisz.' pers is gekomen. Jan Theunisz.

is dus de eerste 17e eeuwsche Noord-Nederlandsche lettergieter geweest. Waar en bij wien hij zich in het lettergieten heeft bekwaamd, is onbekend; wij weten trouwens van zijn geheele lettergietersbedrijf weinig af1). Slechts is ons bekend, dat hij materiaal heeft gekocht van de erven van den zoo juist genoemden Antwerpschen lettergieter Thomas de Vechter; dit blijkt uit de volgende schuldbekentenis, te vinden in het Amsterdamsche Register van Schepenkennissen2): ‘Compareerde voor schepenen [van Amsterdam] Jan Thonisz. boeckdrucker ende bekende deuchdelijck schuldich te wesen Jan de Vrijer woon[ende] tot Leyden als voocht vande onmondige kinderen van Thomas de Vechter lettergieter ten behouve van de selve kinderen de somme van vijftich gulden overde coop van seeckere matricen bij hem comparant vande wed[uw]e van[de] voorn[oemde] Thomas de Vechter te dancke ontfangen, belovende de selve somme te betaelen over ses maenden nae date deses enz.

Actum den 21e December 1604’2).

De door ons gestelde vraag, kan echter thans gemakkelijk beantwoord worden:

de eenige stempelsnijder en de eenige lettergieter hier te lande, die beiden in 1602/03 te Leiden woonachtig waren,kunnen geen onbekenden voor elkander geweest zijn!

Zelfs is het niet onwaarschijnlijk dat de een voor den ander heeft gewerkt en dat Jan Theunisz. door Jodocus Hondius gegraveerde letters heeft gegoten.

Wanneer wij het bovenstaande beschouwen, vragen wij ons onwillekeurig af of het toeval kan zijn, dat juist in denzelfden tijd waarin de aankoop van de koperen platen van Mercator door Hondius plaats vindt, de verhuizing valt van Jan Theunisz.

naar Amsterdam (circa April 1604). Zou er tusschen beide gebeurtenissen geen verband bestaan hebben?

Inderdaad, het heeft er alle schijn van dat Hondius, die Jan Theunisz. blijkbaar als een goed vakman kende, laatstgenoemde

1) J.W. Enschedé constateert in ‘De boekletter in de Nederlanden’, blz. 8/9, dat Gabriel Guyot en Jan Theunisz. lettergieters en boekdrukkers waren, derhalve niet tevens graveurs; dezelfde schrijver klaagt in het Jaarboek Amstelodamum, dl. VI, blz. 151, erover dat de berichten omtrent Jan Theunisz. als lettergieter zoo schaarsch zijn, dat de weetgierigheid vooralsnog niet nader bevredigd kan worden.

2) Dl. X, fo. 25 vo(Gem. Archief Amsterdam).

2) Dl. X, fo. 25 vo(Gem. Archief Amsterdam).

(18)

16

Afb. 3. Titelblad van het eerste boekje, waarop Jan Theunisz. als lettergieter voorkomt (ex.

in de Univ. Bibl. te Utrecht).

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(19)

naar Amsterdam heeft laten komen om hem te helpen bij de publicatie van Mercator's materiaal, aangezien te Amsterdam geen drukker voorhanden was, die in staat was dit moeilijke werk op zich te nemen.

VIII. Het Grieksche lettertype der Ptolemaeus-uitgaaf

Uit het bovenstaande blijkt, dat het zeer aannemelijk is om Jan Theunisz. te beschouwen als de tot nu toe onbekende drukker der Ptolemaeus-uitgave van 1605, welk werk in dat geval kan gelden als de eerste Grieksche druk te Amsterdam verschenen.

Het veronderstelde samentreffen van den stempelsnijder Hondius en den lettergieter Jan Theunisz. bij de totstandkoming van deze uitgaaf heeft tot gevolg, dat wij met meer dan gewone belangstelling de typografische verzorging ervan onder de loup nemen. Zouden beiden niet de gelegenheid hebben aangegrepen om hun artistieke en technische bekwaamheden uit te buiten? En gedachtig aan de woorden waarmede Scholderer zijn in 1927 verschenen werk ‘Greek printing types’ begint: ‘The history of Greek types is remarkably easy to follow along in maines outlines’, besteden wij in het bijzonder aandacht aan de in de

Ptolemaeus-uitgaaf voorkomende Grieksche lettertypen. Het type is zeer sierlijk en gemakkelijk leesbaar, niet groot, doch ook niet te klein; het sluit ten nauwste aan bij de beroemde ‘Grec du Roi’, op last van den Franschen koning Frans I gesneden door Claude Garamond, welk type twee eeuwen lang de West-Europeesche lettersnijders in zijn ban gevangen heeft gehouden1).

Onze verwachtingen worden echter teleurgesteld, immers, hoewel het Grieksche lettertype der Ptolemaeus-uitgaaf niet voorkomt in drukken van vóór 1605, die bij Scholderer zijn afgebeeld, en evenmin in uitgaven van Raphelengius te Leiden en Radaeus te Franeker, die vóór genoemd jaar het licht zagen2), is toch het

1) Scholderer, Greek printing types, blz. 11: ‘The succes of the French Royal Greek was immediate, its triumph led to the very undesirable consequence that the development of Greek printing was virtually arrested for quite two hundred years’. Een fraai voorbeeld van de Grec du Roi vindt men in het Grieksche Nieuwe Testament, gedrukt bij Robert Estienne te Parijs in 1550 (Scholderer, pl. 29, 30).

2) O.a. werden geraadpleegd: Jos. Scaliger, Opus de emendatione temporum (Lugduni Bat. ex officina Plantiniana Francisci Raphelengii 1598), Hugo Grotius, Syntagma Arateorum opus (Ex officina Plantiniana apud Christophorum Raphelengium 1600), Hesiodi Quae extant, opera Dan. Heinsii (Ex officina Plantiniana 1603), Paull. Merula, Cosmographiae generalis libri tres (Ex officina Plantiniana Raphelengii 1605) Van Radaeus' uitgaven werd o.a. nagezien:

Liber Hasmonaeorum J. Drusii (Franekerae exc. Aegidius Radaeus 1600). In al deze drukken komen ten minste een vijftal verschillende Grieksche lettertypen voor, die totaal verschillen van de typen der Ptolemaeus-uitgaaf.

(20)

18

type bij andere drukkers vóór 1605 wel aan te wijzen. Zoo treft men b.v. in den

‘Thesaurus utriusque linguae, hoc est Philoxeni aliorumque veterum authorum glossaria latino-graeca et graeco-

Afb. 4. Grieksche lettertypen voorkomende in de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgaaf van 1605.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(21)

latina’, in 1600 door den lateren academie-drukker Jan Paets Jacobsz. gedrukt, een drietal verschillende Grieksche typen aan, w.o. op enkele bladzijden het type der Ptolemaeus-uitgaaf.

Afb. 5. Grieksche lettertypen voorkomend in de Thesaurus utriusque linguae, gedrukt bij Jan Paets Jacobsz. te Leiden in 1600.

Wel is opmerkelijk, dat het type na 1605 te Leiden veel algemeener werd. Zoo drukte Isaac Elsevier te Leiden, die als eerste zijner familie een drukkerij exploiteerde1)en in 1616 daarvoor het materiaal aankocht2), sinds 1617 zijn uitgaven van Grieksche schrijvers met hetzelfde type: de Opera van Constantinus Porphyrogenetus (1617), de heruitgaaf van Ptolemaeus (1618/19) enz. Ook Jan Paets Jacobsz. maakte later veel meer gebruik van dit type, b.v. in zijn uitgaaf der ‘Dissertationes XLI graece’

van Maximus Tyrius (1607) en in zijn uitgaaf van Hesiodus (1613), evenzoo Andries Cloucq te Leiden b.v. in Grotius' Poemata (1617). Verder treft men de letter der Ptolemaeus-uitgaaf o.a. aan in een Grieksch lof-

1) Alph. Willems, Les Elsevier (1880), Introduction, blz. XLII.

2) Het Boek, XXV (1938/39), blz. 240.

(22)

20

dicht, te vinden voor in Jac. Duym's ‘Gedenck-boeck’, in 1606 te Leiden gedrukt bij Hendrick van Haestens, en in latere uitgaven van dezen drukker. In de tweede helft van de 17e eeuw is het type zelfs algemeen verspreid over de Noordelijke

Nederlanden: men ontmoet het in uitgaven van drukkers, die in verschillende steden van ons land gevestigd zijn. Ook in de 18e eeuw blijft het type bestaan; men vindt het dan in Engeland, immers Scholderer geeft het facsimile van een pagina uit Bentley's uitgaaf van Callimachus uit 17411), dat hetzelfde type vertoont, echter met veel minder ligaturen. Bekend is, dat de Engelsche drukkers uit de 17e en 18e eeuw hun materiaal dikwijls uit Holland betrokken.

Onwillekeurig vragen wij ons thans af, of de mogelijkheid opengelaten moet worden, dat de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605 te Leiden is gedrukt, b.v. bij Jan Paets Jacobsz. of Hendrick van Haestens. Mogelijk is dit wel, maar de waarschijnlijkheid ervan is uiterst gering, zoowel in verband met de boven ontwikkelde argumenten als met hetgeen nog zal volgen. Geheel moet echter de veronderstelling verworpen worden, dat Hondius de ontwerper en Jan Theunisz. de gieter is geweest van het Grieksche lettertype. Wel schijnt men dit te kunnen aannemen van de Hebreeuwsche typen, die gebruikt zijn voor de hierboven genoemde strijdschriften van Broughton2). Dit kan worden opgemaakt uit de overeenkomst van de Hebreeuwsche letters, door Hondius gegraveerd voor zijn in 1594 verschenen ‘Theatrum artus scribendi’3)en de lettertypen der Broughton-drukjes.

In ieder geval was de Ptolemaeus-uitgaaf van 1605 voor dien tijd en voor ons land een typografisch meesterwerk en wij sluiten ons gaarne aan bij het oordeel van Berghman, die de Ptolemaeus-uitgaaf van 1618/19 noemt ‘le chef d'oeuvre typographique d'Isaac Elsevier qui durant les neuf ans de sa carrière n'a rien produit d'aussi beau ni d'aussi somptueux’4). Aangezien beide uitgaven uit typografisch oogpunt gelijk zijn, houdt deze loftuiting ook een eeresaluut in voor Hondius en zijn drukker!

1) Ald. blz. 12 en pl. 44.

2) Vgl. Hirschel in Het Boek, XVII (1928), blz. 199 e.v.

3) Burger heeft in de Frankforter miscatalogi gevonden, dat het ‘Theatrum artis scribendi’ door Raphelengius te Leiden in den handel werd gebracht, zie Het Boek, XXVIII (1935/36), blz.

185.

4) G. Berghman, Catalogue raisonné des impressions Elzeviriennes de la Bibliothèque Royale de Stockholm (1911), blz. 210, no. 448.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(23)

Afb. 6. Grieksche letters, door Jodocus Hondius gegraveerd voor zijn ‘Theatrum artis scribendi’ (1594).

IX. Relaties tusschen Hondius, Montanus, Jan Theunisz., sladus en Broughton. Een tweede Grieksche druk te Amsterdam verschenen Wij komen nu tot de volgende onderstelde constellatie ten aanzien van de editie van Ptolemaeus in 1605: Petrus Bertius was - zooals voldoende uit de voorrede blijkt - de auctor intellectualis, Cornelis Claesz. de uitgever, die financieel in de uitgaaf geïnteresseerd was, Jodocus Hondius de mede-uitgever, de graveur van het titelblad1)en degeen die voor het afdrukken van de 27 kaarten van Mercator heeft gezorgd, Petrus Montanus de bewerker van den tekst en ten slotte Jan Theunisz. de drukker. Zelfs kan men gemakkelijk concludeeren tot een

vriendschapsband tusschen Hodius, den cartograaf, Montanus, den latinist en graecus en Jan Theunisz., den linguist2), de drie geleerden die de meeste arbeid aan de

1) Het titelblad is door Hondius gegraveerd naar dat van de vroegere uitgaaf van den Latijnschen tekst van Ptolemaeus door Mercator.

2) Bij Jan Theunisz.' komst te Amsterdam waren er te Amsterdam vrijwel geen linguisten te vinden. Als Hebraici zijn slechts bekend Sladus, waarover in den tekst nog nader wordt gesproken, diens vijand Henry Ainsworth, voorganger der Brownisten, die in zeer bekrompen omstandigheden leefde, doch wiens groote kennis van het Hebreeuwsch tot ver over de grenzen bekend was, en Wernerus Helmichius, Calvinistisch predikant, die eens is aangezocht voor een Leidsch professoraat.

(24)

22

uitgaaf hebben besteed, alle drie zeer energieke menschen, die - elk op zijn terrein - blaakten van ijver om de wetenschap te dienen. Bij dit trio vrienden kunnen wij nog een vierde voegen, nl. den Engelschman Matthew Slade of Mattheus Sladus, een vriend van Jan Theunisz.1), Hebraicus van groote bekendheid met belangstelling voor het Arabisch en het Syrisch, eerst ouderling bij de Brownisten, na zijn bekeering tot het Calvinisme in 1598 conrector daarna rector van de Latijnsche School aan de Oude Zijde. Sladus, die - naar men aanneemt - ook de librye in de Nieuwe Kerk op den Dam beheerde2), heeft een exemplaar der Ptolemaeus-uitgaaf voor deze bibliotheek aangeschaft3): de titel ervan komt in den eersten catalogus der librye van 1612 reeds voor. En nog steeds berust het betrokken exemplaar in de

Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek. Thans zijn ook exemplaren van het werk in de bibliotheken van Leiden en Utrecht aanwezig.

De bovenstaande hypothese omtrent een nauwe relatie tusschen Jodocus Hondius, Jan Theunisz. en Mattheus Sladus wordt op bijzonder merkwaardige wijze bevestigd door het optreden van den Engelschman Hugh Broughton te Amsterdam.

Hugh Broughton was een Engelsch theoloog, tevens een ervaren kenner van het Hebreeuwsch, die zich vooral had toegelegd op de bekeering van de Joden tot het Christendom. Toen hij gehoord had, dat zich te Amsterdam vele Joodsche families hadden neer-

1) Dat Sladus en Jan Theunisz. vrienden waren blijkt onder meer uit een exemplaar van de

‘Grammatica arabica dicta Caphiah auctore filio Alhagiabi’ (Romae 1592), waarin Sladus eigenhandig schreef ‘Sum Matthaei Sladi J. f. 1602, qui me Bibliothecae Amstelodamensi d.d. 1612’ en dat randglossen vertoont van de hand van Jan Theunisz. De beide geleerden bestudeerden dus samen het Arabisch. Het boek berust thans in de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam en komt reeds voor in den oudsten catalogus van 1612.

2) H.C. Rogge in zijn ‘Geschiedenis der Stedelijke boekerij van Amsterdam’ (1882), blz. 6 en C.P. Burger Jr. in het ‘Gedenkboek van het Athenaeum en de Universiteit van Amsterdam’

(1932), blz. 370, nemen dit aan op grond van een terloopsche mededeeling van Scriverius aan Rutgersius, in 1618 gepubliceerd in de ‘Variarum lectionum libri six’, blz. 510, van laatstgenoemde. Een afdoend bewijs is dit volstrekt niet. Wel werden blijkens de betrokken inscripties in 1612 door Sladus een drietal boeken aan de bibliotheek geschonken. Nimmer verklaard is echter waarom de eerste catalogus der bibliotheek in 1612 te Leiden bij Hendrick van Haestens is gedrukt, terwijl Sladus in hetzelfde jaar een boek bij Jodocus Hondius Jr. te Amsterdam liet verschijnen. In 1612 was juist Sladus' vriend Jan Theunisz. werkzaam als lector in het Arabisch te Leiden.

3) Hondius heeft ook een exemplaar gedediceerd aan Burgemeesteren die hem 15 rosenobels schonken (1606), zie Oud-Holland, 1906, blz. 111.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(25)

gezet, Marranen, die zich sinds 1602 meer en meer tot het Jodendom wendden, had hij zijn schreden naar deze stad gericht, waar hij in 1605 (mogelijk reeds einde 1604) aankwam. Hij werd er onmiddellijk bevriend met zijn landgenoot Sladus, die in hetzelfde jaar 1605 bij overheid en kerkeraad zeer groote moeite heeft gedaan om in zijn woonplaats een Engelsche gemeente te stichten op Gereformeerden grondslag met Broughton als predikant. Dit plan is echter mislukt1).

Een der belangrijkste wapens uit het arsenaal van den Engelschen theoloog bij zijn bekeeringspogingen was een (vermoedelijk vervalschte) brief van zekeren Abraham Ruben, een rabbijn die te Konstantinopel woonachtig zou zijn, met het antwoord daarop door Broughton. Jan Theunisz., de eenige onder de

Amsterdamsche drukkers die Hebreeuwsch kende, heeft den brief en het antwoord van Broughton in 1606 in 3000 exemplaren op zijn persen gedrukt2)en het antwoord in het Nederlandsch vertaald3). Dezelfde drukker heeft - zooals wij reeds

mededeelden - nog talrijke bekeeringsgeschriftjes van Broughton uit 1605 en volgende jaren in het Hebreeuwsch, Latijn en Engelsch gedrukt. Maar ook Hondius is in deze zaak gemengd geweest. Broughton had Hondius reeds in Londen leeren kennen: laatstgenoemde had voor Broughton's in 1588 verschenen werk ‘Concent of Scriptures’ en diens in 1592 verschenen werk ‘Moyses sight of Mount Sinai’ eenige (zeer middelmatige) gravures vervaardigd. En in Amsterdam voldeed Hondius aan Broughton's verzoek om voor den brief van Abraham Ruben en het antwoord van Broughton eenige prenten en een kaart te graveeren. De Grieksche vertaling van het antwoord van Broughton4), dat eveneens in 1606 verscheen, ver-

1) Zie J.G. de Hoop Scheffer, De Brownisten te Amsterdam, in: Verslagen en mededeelingen der Kon. Academie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 2e reeks, X (1881), blz. 275, 276.

2) Jan Theunisz. zegt zelf in een hs. uit 1610 ‘.... adeo ut transtulerim quaedam ex lingua hebraica in linguam vernaculam et ipsemet prelo laborando excuderim tum textum tum translationem’

(Het Boek, 1928, blz. 302, 310). Te midden van een vloed van hypothesen is dit een veilige baken in zee. Merkwaardig is het dat een exemplaar van dit Hebreeuwsche boekje werd aangeschaft voor de Amsterdamsche librye (het komt voor in den catalogus van 1612), waar het als een dun kwarto deeltje zeer moet hebben gedetoneerd tusschen de zware folianten.

3) Antwoort op een Hebreeuschen brief van een Jode enz. Uytten Hebreeusche... tale overgheset door Jan Theunissen. Amstelredam [1606].

4) Μεταφρασις πονηματιου ἐϰδοϑεντος ἑβραιϊστι, Ιουδαιων χαριν, γλιχιομενων ἐξηγησεως της ἡμετερας παιδειας; ἑλληνιζομενη δια του συγραφεως τω Συριαϰων αὐτοῦ (Ἀμστελδαμῳ 1606).

Misschien wordt op den titel gedoeld op de Hebreeuwsche bewerking, omdat in het Grieksch onder Syrië ook Palestina verstaan werd of omdat de Hebreeuwsche bewerking ‘Parsjégen nisjtawan’ eigenlijk Arameesch is.

(26)

24

toont zelfs het volgende drukkersadres: ‘ἐτυπώϑη ἐν Ἀμστελδάμῳ, διὰ Ἰωδώχου τοῦ Ὁνδιου’. Hirschel is door dit adres geheel op een dwaalspoor gebracht en heeft niet alleen dit werkje, maar aanvankelijk ook alle Hebreeuwsche werkjes van Broughton uit de jaren 1605/08 aan de pers van Hondius toegeschreven1). Zooals wij echter reeds zagen, was Hondius volstrekt geen drukker en kende bovendien geen Hebreeuwsch; ook de Grieksche vertaling moet dus van de pers van Jan Theunisz.

afkomstig zijn, te meer daarde laatste bladzijden ervan tallooze woorden in Hebreeuwsche lettertypen bevatten en wel in dezelfde typen die ook in de andere Hebreeuwsche werkjes van Broughton zijn gebruikt2). Bovendien vertoont het exemplaar der Grieksche vertaling en het exemplaar van het Hebreeuwsche origineel (‘Parsjégen nisjtawan’) in de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek hetzelfde watermerk!

En wanneer men nu ziet, dat de Grieksche lettertypen gebruikt voor de Grieksche vertaling van het antwoord van Broughton en voor de Grieksche Ptolemaeus-uitgave geheel identiek zijn, dan is dit een reden te meer om te veronderstellen, dat beide uitgaven persproducten zijn van Jan Theunisz.

Bij deze twee Grieksche drukken, verschenen respectievelijk in 1605 en 1606, is nog een derde te voegen, die in laatstgenoemd jaar het licht zag. Burger vond nl.

in den najaarscatalogus van de Frankforter mis van 1606 o.a. den volgenden titel vermeld: ‘Eicones Hebraice explicatae Danielis et Apocalypseωs etc.opus idem Graecum: itidem Latinum cum praefatione mendacia temporum et Pseudochroismos taxante etc. autore Hugone Broughtono, [Amsteldami] apud Commelin’, die niet van elders bekend is3). Hieruit blijkt, dat Broughton nog een verhandeling heeft geschre-

1) Zie Het Boek, 1928, blz. 199 e.v., waar ook het titelblad van de Grieksche vertaling in facsimile wordt gereproduceerd (ex. in de U.B. te Amsterdam), vgl. Het Boek, 1928, blz. 301 e.v.

2) Dat er in het Grieksch staat: ‘gedrukt te Amsterdam door of vanwege Jodocus Hondius’ bewijst niets. Immers in 1605 liet Broughton reeds twee werkjes drukken, nl. ‘Familia Davidis’ en ‘The family of David’, met adres ‘Impressit Amsteldami.... Zacharias Heynsius’ en ‘Printed at Amsterdam.... by Zacharias Heyns’. Zacharias Heyns had echter geen drukkerij en kende geen Hebreeuwsch; beide boekjes zijn bij Jan Theunisz. gedrukt.

3) Zie Het Boek, 1935/36, blz. 183. Burger somt in totaal zeven titels op, waarvan de 2e en 3e niet van elders bekend zijn. Als plaats van uitgave wordt bij de 1e en 2e Amsterdam genoemd.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(27)

ven bij vermoedelijk door Hondius gegraveerde prenten van Daniel en de Openbaring en dat dit werkje ook in het Grieksch en Latijn is vertaald.

Afb. 7. Grieksche en Hebreeuwsche lettertypen voorkomend in Broughton's Grieksche vertaling van het antwoord aan Abraham Ruten, gedrukt bij Jan Theunisz. te Amsterdam (ex. in U.-B. te Amsterdam).

De firma, die de boekjes op de markt bracht, was de beroemde Officina Commeliniana te Heidelberg. Zooals wij

(28)

26

reeds mededeelden had een der firmanten der Officina, nl. Jan Commelin, een filiaal te Amsterdam, doch deze kan moeilijk in aanmerking komen voor drukker der Broughton-boekjes.

Het is wel merkwaardig dat wij niet minder dan drie Grieksche drukken te Amsterdam kunnen aanwijzen, die vrijwel onmiddellijk nadat Jan Theunisz. zich te Amsterdam had gevestigd, het licht zagen. Heeft hij het bestaan om als het ware de traditie der Raphelengius-drukkerij van Leiden naar Amsterdam te verplaatsen en moet hij beschouwd worden als de drukker die het wetenschappelijke boek te Amsterdam heeft geïntroduceerd?

X. De woonplaats van Hondius en Jan Theunisz.

De Ptolemaeus-uitgave schijnt Hondius geen windeieren te hebben gelegd. Hij was althans in staat op 31 December 1605 van den Amsterdamschen raad en

oud-schepen Claes Symonsz. van Heemskerck een huis te koopen in de

Kalverstraat1). Zijn buren waren aan de Zuidzijde de erfgenamen van Mary Jacob Dobbenszoonsdr., aan de Noordzijde eertijds Machtelt Pietersdr., weduwe van den lakenkooper Pieter Huybertsz., in 1605 de mandenmaker Thonis Jansz.; het huis liep aan de achterzijde door tot het Roodeleeuwsteegje, thans Kromelleboogsteeg.

Daaruit kunnen wij concludeeren, dat Hondius' huis, waar ‘de Wackere Hont’ uithing2), lag in de Kalverstraat aan de Oostzijde vlak bij den Dam. Onbekend is of Hondius reeds sinds 1593 in dit huis heeft gewoond. Hondius' adres vindt men het eerst vermeld op den titel van Pontanus' ‘Rerum et urbis Amstelodamensium historia’:

Amstelodami sub cane vigilanti excudit Judocus Hondius An.D. 16113).

Jan Theunisz. woonde in 1605 volgens het door hem gedrukte boekje ‘Antwoort ende verclaringhe wt die Heylighe Schriftuere aengetogen van een liefhebber der Vlaemscher ghemeenten op een gedruckt boecxken der presentatie ofte uytbiedinge tot vereeniginge van die Hoochduytsche, Vriesche, Waterlandtsche bevredichde Broederschap enz. Door C[laes] G[anglofsz].’ over Jans

1) Register der kwijtscheldingen no. 26 oud, fo. 297 vo. (Gem. Archief Amsterdam).

2) ‘In den wackeren hont’ of ‘sub cani vigilanti’, naar zijn naam en zijn geboorteplaats Wacken bij Gent.

3) A.C. Kruseman, Aanteekeningen betreffende den boekhandel van Nederland (1893), blz.

509, noemt Jod. de Hondt reeds in 1610 als woonachtig ‘in den wackeren Hondt’.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(29)

Kerck, d.i. tegenover de Zuiderkerk, vermoedelijk op de hoek van de tegenwoordige Zanddwarsstraat en Onkelboerensteeg. Volgens de kaart van Pieter Bast, aanwezig in het Gemeente-Archief te Amsterdam (1606/07) stonden toenmaals alleen op deze plek tegenover de Zuiderkerk eenige huizen. Uit het feit, dat Jan Theunisz. bij zijn vestiging te Amsterdam een woning aan den rand van de stad koos, volgt wel dat het zijn bedoeling geweest is drukkerswerk te verrichten ten behoeve van Amsterdamsche uitgevers, immers was het zijn voornemen geweest een winstgevend uitgevers- en boekverkoopersbedrijf te stichten, dan zou hij wel een woning hebben gezocht in het centrum van de stad.

Zooals later zal blijken, zijn er aanwijzingen dat Jan Theunisz. niet lang ‘over Jans Kerck’ heeft gewoond, maar dat hij reeds in 1606 naar de Oudenbrugsteeg is verhuisd. In dit huis (thans no. 23) zou later zijn vermaard muziekhuis ‘D'Os in de Bruyloft’ gevestigd zijn.

XI. Hondius' uitgaaf van den atlas van Mercator

Hondius, die zich een voortreffelijk zakenman toonde, is na 1605 rusteloos voortgegaan met de uitgaaf van Mercator's nalatenschap. De atlas van 1602 vermeerderde hij met 36 kaarten (waarvan er 7 door hemzelf werden gegraveerd), liet de beschrijvingen van Mercator omwerken door Petrus Montanus en zond het geheel in 1606 in het licht onder den titel: ‘Gerardi Mercatoris Atlas sive

cosmographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura. Jam tandem ad finem perductus, quamplurimis aeneis tabulis Hispaniae, Africae, Asiae & Americae auctus ac illustratus a Judoco Hondio. Quibus etiam additae (praeter Mercatoris), dilucidae & accuratae omnium tabularum descriptiones novae, studio et opera Pet.

Montani’. De atlas vormt een statige foliant van 309 bladen, bevattende 143 (of 146) kaarten. Bij sommige exemplaren luidt het uitgeversadres ‘Excusum in aedibus Judoci Hondii Amsterodami 1606’, bij andere ‘excusum dispensis Cornelii Nicolai Amsterodami 1606’, terwijl bij wederom andere het eerste adres is overgeplakt door een strookje met de woorden ‘excusum impensis Cornelii Nicolai Amsterodami 1606’1). Van de dramatis personae zijn dus wederom Hondius, Cornelis Claesz. en

1) Resp. exemplaren o.a. te Londen, Madrid en Dresden, zie uitvoerig Van Raemdonck, blz.

261, en Averdunck und Müller-Reinhard, blz. 94.

(30)

28

Montanus aanwezig, maar de naam van den drukker ontbreekt, evenals bij de Ptolemaeus-uitgaaf. De beide Grieksche lofdichten, die op den titel volgen, zijn met hetzelfde lettertype gedrukt, als voor de Ptolemaeus-uitgaaf is gebruikt. Het eerste lofdicht is van de hand van den Leidschen hoogleeraar en bibliothecaris Daniel Heinsius, dien Hondius tijdens zijn verblijf te Leiden zal hebben leeren kennen en die ook de Ptolemaeus met een dergelijk vers versierde; in dit gedicht wordt de atlas uitdrukkelijk genoemd ‘labore Petri Montani, diligentia et sumptu Judoci Hondii editum’. Het tweede lofdicht, een vierregelig vers, heeft den beschrijvers van Mercator's atlassen tot dusverre onoverkomelijke moeilijkheden in den weg gelegd.

Het opschrift ervan luidt als volgt:

Ὑγωνος του Βροχϑωνου τετραστιχον Εἰς Ἀτλαντα Γηραρδου ϰαι Ὁνδιου.

Van Raemdonck, die den atlas zorgvuldig beschrijft en ook de namen der lofdichters vermeldt, slaat dit lofdicht eenvoudig over1), terwijl men bij Phillips2)en Jacobsen Jensen3)slechts melding gemaakt vindt van Grieksche verzen, zonder dat de naam van den dichter wordt aangeduid. Wij echter herkennen thans gemakkelijk den Engelschman Hugh Broughton als den vervaardiger van het lofdicht.

Het heeft er allen schijn van, dat Jan Theunisz. ook als de drukker van bovengenoemden atlas beschouwd moet worden.

Met den verkoop van den atlas, waarvan de opdracht aan de Staten en de voorrede aan den lezer 20 Maart 1606 zijn gedateerd4)ging het zeer vlot, zoodat reeds op 15 Maart 1607 geen enkel exemplaar meer voorradig was5). Daarom werd in 1607 een nieuwe uitgaaf ter perse gelegd, vermeerderd met nieuwe kaarten en beschrijvingen. Op den titel - die overigens gelijkluidend is aan die van de uitgaaf van 1606 - staat vermeld: ‘Editio secunda qua et ampliores descriptiones et novae tabulae geographicae accesserunt. Sumptibus Cornelii Nicolai et Judoci Hondii.

Amsterodami 1607’. Het exemplaar in de Universiteits-Bibliotheek te Leiden

1) Ald., blz. 261.

2) Phillips, A list of geographical atlases in the Library of Congress, dl. I (1909), no. 422.

3) In den Catalogus geographie en reizen [van de] Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam, I (1923), blz. 8.

4) Hondius ontving voor de dedicatie aan de Staten op 15 Apr. 1606 niet minder dan 700 pond, zie Navorscher, XXI (1871), blz. 513.

5) Voorwoord Atlas minor, hieronder te bespreken.

Het Boek. Serie 2. Jaargang 28

(31)

heeft als adres: ‘excusum impensis Cornelij Nicolai Amstelrodami 1607’, dat in de Library of Congress te Washington: ‘Amsterodami, excusum in aedibus Judoci Hondij, 1607’, terwijl zich in het Museum te Duisburg een exemplaar bevindt van deze uitgaaf, waarin de woorden ‘excusum in aedibus Judoci Hondii Amsterodami 1606’ overgeplakt zijn door een strookje waarop te lezen staat ‘excusum in aedibus Judoci Hondii et sumptibus Cornelii Nicolai Amstelrodami 1607’1). De voorrede ervan is gedateerd 20 Maart 1607.

In hetzelfde jaar 1607 gaf Hondius ook uit een atlas in klein formaat, in kwarto oblong, met Latijnschen tekst onder den titel: ‘Atlas minor Gerardi Mercatoris à J.

Hondio plurimis aeneis tabulis auctus atque illustratus. Amsterodami excusum in aedibus Judoci Hondii. Veneunt etiam apud Cornelium Nicolai item apud Joannem Janssonium Arnhemi’. Hiervan verscheen in 1608 een Fransche vertaling, die hetzelfde titelblad heeft als het origineel; slechts zijn de woorden ‘Gerardi Mercatoris à J. Hondio plurimis aeneis tabulis auctus atque illustratus’ overgeplakt met ‘de Guérard Mercator. Traduict de Latin en François par le Sieur de la Popelinière Gentilhomme François. Anno 1608’2). Zelfs werd deze Fransche vertaling nog in hetzelfde jaar 1608 herdrukt: ‘de nouveau revu et augmenté. Amsterodami in aedibus Judoci Hondii 1608’3).

Maar ook de groote atlas was in 1608 uitverkocht en beleefde nog in hetzelfde jaar een derden druk, die evenwel geheel gelijk is aan den tweeden en ook denzelfden titel voert; slechts heeft deze het jaartal 1608 in plaats van 1607.

Dan verschijnt in 1609 een Fransche vertaling van den grooten atlas onder den titel: ‘Gerardi Mercatoris L'Atlas, ou meditations cosmographiques de la fabricque du monde et figure d'icelvy etc. Trad. en françois par le seigneur de la P. etc.

Sumptibus ettypis aeneis Judoci Hondii, Amsterodami 1609’. Voor het eerst ontbreekt hier de naam van Cornelis Claesz., die in 1609 het tijdelijke met het eeuwige verwisselde4).

1) Averdunck und Müller-Reinhard, blz. 95.

2) Volgens het exemplaar in de Leidsche Universiteits-Bibliotheek.

3) Van Raemdonck, blz. 270. F. van Ortroy twijfelt aan het bestaan van deze uitgaaf, zie Revue des bibliothèques, 25/26 (1915/16), blz. 9.

4) Hondius trad op als voogd van de weduwe van Cornelis Claesz. bij de afwikkeling van zaken, zie J.G. van Dillen, Bronnen tot de gesch. v.h. bedrijfsleven van Amsterdam I (1929), blz.

680.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De voorbereiding en uitvoering van deze vrij ingrijpende veranderingen, waarbij natuurlijk de uitgever in aanzienlijke mate betrokken was, hebben veel tijd gekost, maar redactie

‘Ik ben van mening’ stelde Van Krimpen daar tegenover ‘dat de drukker overal in zijn drukken en boeken geweest moet zijn, maar dat hij behoort volkomen verdwenen te zijn voor hij

1 Van deze druk zijn er drie exemplaren overgebleven: één berustend te Brussel, KB, het andere in het Plantinmuseum te Antwerpen, het derde (dat we niet inzien konden) in Londen.

Hier wordt slechts één voorbeeld gegeven: in 1558, 1559 en 1560 zijn herdrukken verschenen van Dat nieuwe Testament ons liefs Heeren Jesu Christi (zonder vermelding van plaats voor

Zijn manier van laten binden en herbinden van zijn boeken in marokijn banden met opoffering van de dikwijls karakteristieke oorspronkelijke banden of met negering van het feit,

Er kwam vandaag geen post van jou, en laat dit mij een proeve wezen, dat 'k jou weer beter lieven zou, als hij die nimmer heeft te vreezen, omdat hij niet een vreemde vrouw bemint,

In zijn bemoeiingen tot restauratie van de oude orde en van de grote decadente families heeft Confucius de nieuwigheden van de juristen bestreden en met name hun nieuwe

En wat aangaat de subsidie, wegens het cesseren van het revenu der rantsoenen ten gevolge der afschaffing van de pachten in 1748, door de Staten verleend, merken wij aan, dat zij met