Vraag nr. 165 van 22 april 2005
van de heer JAN PEUMANS
Gewestelijke ontvangers – Statuut
Ten gevolge van de Lambermontakkoorden werd de bevoegdheid over de gouverneurs, de arrondis-sementscommissarissen en de gewestelijke ontvan-gers met ingang van 1 januari 2002 overgedragen aan de gewesten.
Het statuut van de gewestelijke ontvangers werd pas op 11 juni 2004 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Er werd geopteerd voor een statuut sui generis.
Anderzijds lezen we in de nota terzake aan de Vlaamse Regering dat er gestreefd is naar een zo groot mogelijk parallellisme met het Vlaams Personeelsstatuut. In het statuut van de gewestelij-ke ontvangers zijn dan ook een aantal bepalingen van het Vlaams Personeelsstatuut overgenomen. In het algemeen hadden en hebben de gewestelijke ontvangers heel wat bedenkingen bij hun nieuwe statuut en bij de uitvoering ervan op het terrein, niet het minst omdat zij de indruk hebben dat hun financiële rechten geschaad werden.
Zo werd onder meer een forfaitaire verblijfsver-goeding, die de gewestelijke ontvangers sinds 1973 genoten, geschrapt ondanks de stelling in de nota aan de Vlaamse Regering waarin staat dat "…dit besluit de bestaande salarisschalen, toelagen en vergoedingen behoudt…". In een aantal brieven stelt de minister wel dat het wegvallen van deze vergoeding gecompenseerd zou worden door een vorm van maaltijdvergoeding, zoals in het Vlaams Personeelsstatuut. In de praktijk bedraagt deze "compensatie" voor de meeste gewestelijke ontvan-gers echter nul euro.
Een aantal Limburgse gewestelijke ontvangers geniet een minder gunstige anciënniteitsregeling dan hun collega's in andere provincies, ondanks de ambitie van de Vlaamse Regering om een een-heidsstatuut op te stellen.
Er blijkt op dit moment ook nogal wat onduide-lijkheid te bestaan over de toekenning en uitbeta-ling van verplaatsingsonkosten.
Bovendien opteert de Vlaamse Regering er nu blijkbaar voor om gewestelijke ontvangers die het ambt verlaten niet te vervangen, waardoor de dienstverlening aan de lokale besturen in het gedrang dreigt te komen, ondanks de brief van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden van 31 juli 2003 aan een aantal ongeruste besturen, waarin de minister stelt dat het niet zijn bedoeling is om het aantal functies van gewestelijke ontvan-ger te verminderen.
De opmerkingen, verzuchtingen en voorstellen van de federatie van Vlaamse Gewestelijke Ontvangers werden reeds via diverse kanalen aan het kabinet van de bevoegde minister bezorgd. Blijkbaar werd hier tot op vandaag nog geen rekening mee gehou-den.
Ondertussen heeft een aantal gewestelijke ontvan-gers beslist om de Vlaamse Regering te dagvaarden teneinde hun rechten te doen gelden.
1. Zijn er plannen om op korte termijn aanpas-singen door te voeren aan het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststel-ling van het statuut van de gewestelijke ontvan-gers?
Zo ja, wordt daarbij rekening gehouden met de verzuchtingen van de gewestelijke ontvangers en in welke mate?
2. Is er een bijzondere reden waarom de gewestelijke ontvangers ten gevolge van de Lambertmontakkoorden financieel moeten inleveren, terwijl bijvoorbeeld de gouverneurs en de arrondissementscommissarissen er finan-cieel gevoelig op vooruit gaan?
Op welke wijze zorgt de minister ervoor dat ook de financiële rechten van de gewestelijke ont-vangers gevrijwaard blijven?
3. Is er een bijzondere reden waarom de minister de voorheen bestaande geldelijke discrimina-tie van een beperkt aantal, vooral Limburgse, gewestelijke ontvangers in stand houdt na de invoering van het nieuwe statuut voor de gewes-telijke ontvangers?
overheids-diensten in aanmerking genomen worden bij de berekening van hun wedde, waardoor er einde-lijk geeinde-lijkheid komt tussen de Limburgse en de overige gewestelijk ontvangers?
4. Hoe wordt een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de lokale besturen gewaarborgd op het moment dat een aantal gewestelijke ontvangers definitief de dienst zal verlaten?
Antwoord
1. Er is momenteel een evaluatie van het sta-tuut van de gewestelijke ontvangers opgestart. Indien uit die evaluatie blijkt dat er aanpassin-gen aan het statuut zich opdrinaanpassin-gen, zal ik een dossier aan de Vlaamse regering voorleggen. Zoals u wellicht weet, zijn eventuele wijzigingen
aan het statuut van de gewestelijke ontvangers slechts mogelijk na onderhandelingen in sec-torcomité XVIII. Overeenkomstig de syndicale wetgeving vertegenwoordigen de representatieve vakorganisaties in dit comité de belangen van alle personeelsleden, dus ook van de geweste-lijke ontvangers. Bij eventuele wijzigingen moet de overheid zich vooral laten leiden door het algemeen belang; er kan dan worden overwo-gen in te gaan op de verzuchtinoverwo-gen van de per-soneelsleden indien deze te verzoenen zijn met het algemeen belang.
2. Het besluit van de Vlaamse regering van 11 juni 2004 waarborgt het geldelijk statuut dat de gewestelijke ontvangers op regelmatige wijze verworven hadden. De verschillende gouver-neurs hadden verschillende geldelijke statuten voor de gewestelijke ontvangers opgemaakt. De wettelijke basis voor deze statuten ontbrak
ech-ter. De forfaitaire vergoeding diende om werke-lijk gemaakte kosten te dekken. Uit de aard van de vraag blijkt dat deze vergoeding door u ten onrechte als een extra-salaris beschouwd wordt. In dat geval zijn immers sociale bijdragen en belastingen op deze inkomsten verschuldigd. Ik acht het billijk dat de gewestelijke ontvangers
verblijfsvergoedingen ontvangen op dezelfde wijze als de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap. Als minister bevoegd voor binnenlands bestuur is het niet alleen mijn taak te waken over een correcte vergoeding van de gewestelijke ontvangers maar ook over een correcte behandeling van de lokale besturen. Zij betalen immers uiteindelijk de factuur van de kosten inzake de gewestelijke ontvangers. 3. Artikel 135 van het besluit van de Vlaamse
regering van 11 juni 2004 bepaalt dat de gewes-telijke ontvangers de geldelijke anciënniteit die zij verworven hadden kunnen behouden. De bedoeling van dit artikel was geldelijk verlies te vermijden. Ook was het de bedoeling door dit statuut geen nieuwe rechten te verlenen. Ik wens om die redenen het statuut op dat punt dan ook niet aan te pasjsen.