Vraag nr. 524 van 22 april 2005
van de heer JAN LAURYS
Vossenpopulatie – Stand van zaken
Geregeld worden we geconfronteerd met nieuws-berichten over een vossenplaag, met aanzienlijke schade voorde pluimveehouders.
Ook nu weer wordt de streek van Werchter en Begijnendijk geplaagd door vossen.
Aangezien vossen slechts van begin september tot eind januari bestreden mogen worden, hebben de pluimveehouders daar in de huidige periode geen boodschap aan. Bovendien mag dit slechts overdag gebeuren, terwijl de vossen vooral 's nachts jagen. Dat zorgt dus onmiskenbaar voor problemen. 1. Hoe is de vossenpopulatie de voorbije vijfjaar
geëvolueerd? Kan men een toename vaststel-len?
2. Welke maatregelen zijn er genomen om de vos-senpopulatie beperkt te houden?
Antwoord
1. Vossen zijn in Vlaanderen, net als in de ons omringende landen, sinds het eind van de jaren '80 overal opmerkelijk toegenomen, zowel in areaal (herkolonisatie westelijk Vlaanderen) als in dichtheid (oostelijk Vlaanderen). Met deze evolutie volgt Vlaanderen een trend die in geheel West-Europa wordt vastgesteld.
Ter beoordeling van de situatie aangaande de gestelde vraag zijn twee bronnen van informatie beschikbaar: een voor Vlaanderen vossengun-stig onderzoeksgebied waar het IBW langlo-pend populatieonderzoek van de vos verricht, en jachtstatistieken met betrekking tot geheel Vlaanderen.
Betrouwbare monitoring van een 'moeilijke soort’ als de vos (verborgen, nachtelijke leef-wijze) steunt op een noodzakelijke combinatie van diverse intensieve technieken. De basisme-thode is het opvolgen van de jaarlijkse nest-dichtheid, als maat voor het aantal territoria. Aanvullingen en verdere interpretatie wordt
bekomen via het merken van vossenwelpen (onderzoek naar overleving en dispersie), het uitrusten van volwassen dieren met radiozen-ders (onderzoek naar terreingebruik van indivi-duele dieren), spotlichttellingen (nachttelling), en autopsies op vossenkadavers afkomstig uit geheel Vlaanderen voor de periode 1998-2001 (onderzoek naar populatieparameters, zoals worpgrootte en leeftijdsverdeling).
Door het IBW wordt de vossenpopulatie aldus intensief gemonitord in een onderzoeksgebied in de Vlaamse-Ardennenregio. Dit onder-zoeksgebied heeft een representatief grote oppervlakte (100 km2 + randzone van 44 km2)
en wordt gekenmerkt door een biotooptype dat gunstig is voor de vos. Op schaal van (het kleine) Vlaanderen zijn in principe geen grote verschillen te verwachten in regio's met ver-gelijkbaar landschapstype. Of het verschil na meer dan 15 jaar in uitgangssituatie - al dan niet gelegen in de herkolonisatie-regio - voor een bijzonder 'mobiele en 'dynamische' soort als de vos nog een wezenlijke rol van betekenis speelt, is erg onwaarschijnlijk.
Verder zijn voor de vos sinds een aantal jaren ook voor gans Vlaanderen jachtstatistieken - afschotcijfers en aantallen bezette burchten - voorhanden.
Jachtstatistieken worden in Vlaanderen nog maar sinds enkele jaren ingezameld en kampen voorlopig met een aantal methodologische en interpretatieve moeilijkheden, door gebrek aan standaardisatie. De waarde van jachtstatistie-ken groeit dan ook met toenemende tijdsperi-ode waarover zij worden verzameld.
gerappor-teerde cijfers wel goed overeen met deze voor geheel Vlaanderen.
Jachtstatistieken kunnen, over langere termijn, ongetwijfeld wel globale trends documenteren - gedetailleerde informatie en/of evoluties op kor-tere termijn zijn daarentegen enkel via intensief gestandaardiseerd onderzoek te bekomen. Trends op korte termijn afleiden, is derhalve
een delicate zaak, in het bijzonder in de opstart-fase.
Om tegemoet te komen aan het roven van kleinvee, is het realiseren van een ruimtelijke scheiding tussen natuur (vossenleefgebied) en menselijke bewoning overigens geen realisti-sche optie. Overlap in leefgebied' blijft immers onvermijdelijk gezien, enerzijds, de uitgestrekte lintbebouwing en verspreide landelijke bebou-wing in Vlaanderen, en, anderzijds, de ruime actieradius van individuele vossen. Wegens het uitgesproken voedselopportunistisch gedrag van de soort (eten wat makkelijkst te vinden is) blijft het risico op 'ongewenst bezoek' onverkort bestaan, ongeacht het aantal dieren per territo-rium.
2. Krachtens het huidige jachtopeningsbesluit (BVR 18 juli 2003) kan de vos bejaagd wor-den van 1 september tot en met 15 januari. Bestrijding is het ganse jaar mogelijk onder de voorwaarden van artikel 22 van het jachtde-creet.
Één van die voorwaarden is dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat en dat de bestrijding vooraf wordt gemeld bij de provin-ciale diensten van de afdeling Bos & Groen. Het probleem met pluimveeschade door vos is dat er in veel gevallen wel degelijk een alternatief voor bestrijding bestaat, nl. ervoor zorgen dat het pluimvee afdoende wordt beschermd door in een degelijke omheining en een slotvast nachthok te investeren. Niet elke pluimveehouder is daartoe echter bereid en in een aantal gevallen kunnen die kosten al te hoog oplopen, bv. wanneer een grote tuin volledig omheind moet worden. Richtlijnen om pluimvee op een afdoende manier te bescher-men zijn terug te vinden op www.bosengroen.be.
In dergelijke gevallen kan de afdeling Bos & Groen bestrijding toestaan. Geval per geval dient con-creet te worden beoordeeld aan de hand van een terreincontrole.