• No results found

Corporate Governance: „Boardbusyness‟ Afstudeerscriptie master opleiding Accountancy & Controlling Rijksuniversiteit Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Corporate Governance: „Boardbusyness‟ Afstudeerscriptie master opleiding Accountancy & Controlling Rijksuniversiteit Groningen"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

„Boardbusyness‟

Afstudeerscriptie master opleiding Accountancy & Controlling

(2)

II

Auteur: Gerd-Jan van Dijken Studentnummer: S1713701

Documentsoort: Scriptie

Datum: Juli 2009

Onderwijsinstelling Rijksuniversiteit Groningen

Begeleiders: Eerste lezer Tweede lezer

dr. R.B.H. Hooghiemstra Nettelbosje 2 9747 AE Groningen WSN 813 r.b.h.hooghiemstra@rug.nl dr. T.A. Marra Nettelbosje 2 9747 AE Groningen WSN 812 t.a.marra@rug.nl

(3)

III

VOORWOORD

Voor u ligt mijn scriptie welke het afsluitende onderdeel vormt van de master opleiding accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. In juli 2008 ben ik gestart met de eerste voorbereidingen, namelijk het vinden van een onderwerp. In samenspraak met mijn begeleider, de heer Hooghiemstra, ben ik tot een concreet onderwerp gekomen op het gebied van Corporate Governance.

Het schrijven van de scriptie ging helaas minder vlot dan ik aanvankelijk had ingeschat doordat de combinatie van werk/studie zijn tol eist. Ondanks dat werd ik door de heer Hooghiemstra gemotiveerd om mijn scriptie zo goed en zo tijdig mogelijk af te ronden. Door middel van het literatuuronderzoek kreeg ik meer kennis op het gebied van

Corporate Governance en de toegevoegde waarde van de Raad van Commissarissen. Het feit dat Corporate Governance een veelbesproken onderwerp is blijkt wel uit de

beschikbare boeken, tijdschriften, artikelen, websites enzovoorts. Hier kon ik dus ruimschoots gebruik van maken. De inventarisatie had als gevolg dat er ongeveer 125 jaarverslagen moesten worden geraadpleegd. Voor het ene bedrijf was dit gemakkelijker dan voor het andere bedrijf wat zich vooral uitte in de tijd. Vervolgens konden de resultaten worden verwerkt en konden er op basis van de vooraf geformuleerde verwachtingen en de resultaten van het onderzoek conclusies worden getrokken.

Ik kijk terug op een leerzame periode. Zoals gezegd een interessant onderwerp waarin ik mij verder verdiept heb. De ontwikkelingen op het gebied van Corporate Governance zullen verder gaan en deze zal ik zeker met interesse blijven volgen.

Via deze weg wil ik de heer Hooghiemstra als begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen danken voor de goede begeleiding.

Enschede, juli 2009 Gerd-Jan van Dijken

(4)

IV

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD ... III INHOUDSOPGAVE ... IV

HOOFDSTUK 1 INLEIDING ... 2

1.1. Aanleiding van het onderzoek ... 2

1.2. Probleemstelling en deelvragen ... 4

1.3. Relevantie van het onderzoek ... 4

1.4. Structuur en opbouw ... 5

HOOFDSTUK 2 LITERATUUR ... 7

2.1. Raad van Commissarissen ... 7

2.1.1. Waarom een Raad van Commissarissen? ... 7

2.1.2. Taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Commissarissen ... 8

2.1.3. De toegevoegde waarde en afbakening van het onderzoek ... 10

2.2. De Code Tabaksblat ... 10

2.2.1. Inleiding bepaling III.3.4 ... 11

2.2.2. Inleiding bepaling II.1.7 ... 11

2.2.3. Waarom bepaling III.3.4 en II.1.7? ... 11

2.3. Het begrip busyness ... 14

2.4. Het begrip ondernemingsprestaties ... 15

2.5. Relatie tussen „boardbusyness‟ en ondernemingsprestatie ... 15

2.5.1. Voorafgaande onderzoeken en literatuur ... 16

2.5.2. Reputatie (+) ... 16

2.5.3. „Busyness‟ (-) ... 17

2.6. Het formuleren van de hypothesen ... 17

2.6.1. Negatieve relatie ... 18

2.6.2. Positieve relatie ... 19

HOOFDSTUK 3 ONDERZOEKSOPZET ... 20

3.1. Het selecteren van de ondernemingen ... 20

3.2. Soorten nevenfuncties en weegfactoren nader toegelicht ... 21

3.3. Dataverzameling met betrekking tot Busyness ... 22

3.3.1. Beschrijving van busyness in dit onderzoek ... 23

3.3.2. Beschrijving van busyness volgens andere onderzoeken ... 24

3.4. Regressieanalyse ... 24 3.4.1. Boardmeetings ... 25 3.4.2. Ondernemingsgrootte ... 25 3.4.3. Boardsize ... 25 3.5. Ondernemingsprestaties ... 26 3.6. Significantie ... 26 HOOFDSTUK 4 RESULTATEN ... 27 4.1. Beschrijvende Statistiek ... 27

(5)

V 4.1.1. Ondernemingsgrootte ... 27 4.1.2. Busyness ... 27 4.1.3. Boardsize en boardmeetings ... 28 4.1.4. Return on assets ... 28 4.1.5. Market to Book ... 29

4.2. Vergelijkbaarheid van meerdere variabelen ... 29

4.3. Toetsing hypothesen ... 30

4.3.1. Univariate analyses ... 31

4.3.2. Multivariate analyses ... 32

4.3.3. Market to Book ratio ... 33

HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES ... 34

5.1. Inleiding ... 34

5.2. Gevolgen van de onderzoeksresultaten ... 35

5.3. Beleidsconsequenties ... 36

5.4. Beperkingen van het onderzoek ... 36

5.5. Vervolgonderzoek ... 38 HOOFDSTUK 6 LITERATUURLIJST ... 39 HOOFDSTUK 7 BIJLAGEN ... 42 7.1. Bijlage I ... 42 7.2. Bijlage II ... 44 7.3. Bijlage III ... 45

(6)

2

HOOFDSTUK 1

INLEIDING

1.1. Aanleiding van het onderzoek

In de afgelopen jaren zijn al vele onderzoeken de revue gepasseerd waarbij de aanleiding veelal de boekhoudschandalen van de afgelopen jaren bij onder andere Parmalat, Enron en Ahold waren.

De reden voor de vele scripties op dit gebied is de enorme impact die de fraudes hebben gehad over de gehele wereld en het feit dat het bedrijfsleven zware schade is toegebracht door de fraudes. Om dit in de toekomst te voorkomen werden na de fraudes in tal van landen regels en codes opgesteld betreffende Corporate Governance. In Nederland resulteerde dit in de Nederlandse Corporate Governance Code, ook wel de Code Tabaksblat genoemd.

Sinds 1 oktober 2004 is de code wettelijk verankerd in het Nederlands rechtssysteem. Deze wettelijke verankering, het van kracht zijn van de diverse Corporate Governance codes en het feit dat ondernemingen moeten rapporteren over de naleving van de in de codes opgenomen bepalingen heeft als gevolg dat naleving van de bepalingen uit deze Corporate Governance codes te toetsen is.

Onder andere Franses & Non (2007) hebben eerderonderzoek gedaan naar een relatie tussen boardbusyness1 en ondernemingsprestaties. Ditonderzoek was echter beperkt

1

Boardbusyness is een term welke in voorgaande onderzoeken gehanteerd is (bijvoorbeeld: Franses en Non, 2007 en Fich & Shivdasani, 2006). Met de term wordt de „bezigheid‟ van leden van raden van commissarissen bedoeld. Bezigheden kunnen onder andere worden uitgedrukt in aantal nevenfuncties naast de hoofdtaak, aantal vergaderingen etc. Hoe meer nevenfuncties, vergaderingen e.d. een commissaris als verplichting heeft hoe hoger de „busyness‟ van die persoon is. De boardbusyness betreft de totale hoeveelheid „bezigheid‟ van de totale Raad van Commissarissen. Boardbusyness en busyness zijn twee termen die deze scriptie worden gehanteerd.

(7)

3

doordat, voor wat betreft de onderzoeksperiode, in het onderzoek niet „algemeen bekend‟2 was welke nevenfuncties leden van de Raad van Commissarissen bekleedden. Hierdoor moesten de onderzoekers vertrouwen op een database van een „gelimiteerd‟3 aantal bedrijven en konden alleen de „onderlinge‟ nevenfuncties uit de database worden gefilterd. Aangezien de code Tabaksblat de nevenfunctie-vermelding (ook voor wat betreft buitenlandse nevenfuncties en niet beursgenoteerde nevenfuncties) verplicht heeft gesteld is tegenwoordig veel nauwkeuriger te bepalen hoeveel en welke nevenfuncties de leden van de Raad van Commissarissen naast hun hoofdfunctie hebben. Hierdoor is het onderzoek van Franses en Non (2007) nauwkeuriger uit te voeren, omdat alle

nevenfuncties, die de „busyness‟ van een lid van de Raad van Commissarissen bepalen, in het onderzoek kunnen worden meegenomen.

Het onderzoek naar boardbusyness beperkt zich niet alleen tot voornoemd Nederlands onderzoek. Ook in het buitenland zijn diverse onderzoeken verricht naar Boardbusyness. Mizruchi & Stearns (1994) vinden naar aanleiding van hun onderzoek met betrekking tot boardbusyness en bedrijfsprestaties een positieve relatie en concluderen dat dit wordt veroorzaakt vanwege het feit dat „Interlocks‟4 een manier zijn voor bedrijven om elkaar te volgen en te checken. In tegenstelling tot deze positieve relatie vinden Fich & Shivdasani (2006) naar aanleiding van hun onderzoek een negatieve relatie tussen boardbusyness en bedrijfsprestaties. Zij concluderen dat dit wordt veroorzaakt doordat meerdere

directorships een last zijn voor de leden van de Raad van Commissarissen en dat ze zich daardoor minder kunnen focussen op één bedrijf. Ook andere onderzoeken, waar in het literatuurgedeelte nader op ingegaan zal worden, hanteren verschillende definities van busyness en komen daarom tot verschillende onderzoeksresultaten en trekken daardoor verschillende conclusies.

2 Met „niet algemeen bekend‟ wordt bedoeld dat de nevenfuncties van de boardleden in de

onderzoeksperiode nog niet in de jaarrekeningen behoefte te worden opgenomen, sinds 1 oktober 2004 is dit conform bepaling III.1.3 in de code Tabaksblat verplicht gesteld.

3 Met gelimiteerd aantal wordt hierbij vooral gedoeld op het feit dat de database bij het onderzoek van

Franses en Non uit Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen bestond. Hierdoor zijn commissariaten bij buitenlandse bedrijven en niet beursgenoteerde bedrijven niet meegenomen.

4 Een commissaris is interlocked wanneer een inside officer van bedrijf A bij bedrijf B in de Raad van

(8)

4

Het feit dat de Code Tabaksblat de nevenfunctievermelding sinds 2004 verplicht heeft gesteld en het dat vele onderzoeken op dit gebied tot vele verschillende conclusies heeft geleidt is voor mij de aanleiding geweest om een onderzoek te doen naar de relatie tussen boardbusyness en bedrijfsprestaties.

1.2. Probleemstelling en deelvragen

Uit de aanleiding van het onderzoek kan de volgende probleemstelling worden geformuleerd:

Wat zijn de gevolgen voor de bedrijfsprestaties van ondernemingen naar mate de leden van de Raad van Commissarissen meer nevenfuncties bekleden?

Om antwoord te kunnen geven op deze probleemstelling zijn er een aantal deelvragen geformuleerd:

 Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Commissarissen binnen Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen?

 Wanneer is een lid van de Raad van Commissarissen „busy‟?

 Waarom is „busyness‟ bij leden van Raad van Commissarissen van invloed op de bedrijfsprestaties van een onderneming?

 Wat is een betrouwbare maatstaf voor bedrijfsprestaties? 1.3. Relevantie van het onderzoek

Middels de uitkomsten van dit onderzoek kan, binnen de Nederlandse context, worden aangetoond of het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Commissarissen al dan niet invloed heeft op de prestaties van een onderneming.

Bedrijven met commissarissen kunnen naar aanleiding van onder andere dit onderzoek concluderen of het zinvol is om voor de aanstelling van nieuwe leden van de Raad van Commissarissen de keuze te hebben om wel of niet een limiet in te stellen voor wat betreft het aantal te bekleden nevenfuncties omdat dit een positief of negatief effect zal kunnen hebben op de bedrijfsresultaten. Het empirisch onderzoek zal aan deze keuze kunnen bijdragen omdat het onderzoek bestaat uit het verzamelen en verwerken van gegevens. Aan de hand van de verwerkte gegevens is vast te stellen of, en zo ja in welke mate, een positief dan wel negatief verband bestaat tussen de bedrijfsprestaties en de busyness van de leden van de Raad van Commissarissen.

Tevens kan de lezer van de jaarrekening baat hebben bij dit onderzoek. Afhankelijk van de conclusie naar aanleiding van het onderzoek kan de lezer van de jaarrekening voor zichzelf afwegen of hij/zij het positief dan wel negatief vindt dat leden van de Raad van Commissarissen een bepaalde hoeveelheid aan nevenfuncties hebben.

(9)

5

De verplichtstelling van de opname van nevenfuncties in de jaarverslagen heeft ook zijn doorwerking in de relevantie omdat voorgaande vergelijkbare onderzoeken een bereik hadden van vóór 2004. Dit betekent dat zij voor het vaststellen van de nevenfuncties gebruik moesten maken van een gelimiteerde database. Bijvoorbeeld Franses en Non (2007); zij hebben gebruik gemaakt van een database van 101 Nederlandse bedrijven en konden voor het bepalen van de nevenfuncties alleen putten uit dezegelimiteerde bron waardoor bijvoorbeeld nevenfuncties in niet beursgenoteerde ondernemingen of

buitenlandse ondernemingen niet meegenomen werden. Mijn onderzoek zal zich richten op gegevens na 2004 waardoor er een volledigere lijst zal ontstaan met betrekking tot nevenfuncties, omdat ook nevenfuncties in buitenlandse en niet-beursgenoteerde ondernemingen meegenomen zullen worden in het onderzoek. Het onderzoek zal hierdoor dus nauwkeuriger kunnen zijn dan voorgaande onderzoeken.

Monks en Minow (1996) hebben gevonden dat een Raad van Commissarissen gemiddeld zeven vergaderingen per jaar hebben bij een bepaald bedrijf. Naarmate leden van de Raad van Commissarissen in meerdere commissariaten plaatsnemen hebben zij een steeds drukkere agenda. Onderzoeken van Harris en Shimizu (2004) tonen aan de er een verband is tussen de bedrijfsprestaties en de bovengenoemde vorm van boardbusyness. Daarnaast tonen onderzoeken van Ferris et al. (2002) en Fich & Shivdasani (2004) aan dat er een relatie bestaat tussen ondernemingsprestaties en boardbusyness. Echter, al deze onderzoeken betreffen onderzoeken die afkomstig zijn uit de Verenigde Staten. Een gevolg hiervan is dat de onderzoeken vooral gericht zijn op bedrijven uit Angelsaksische landen. Dit houdt in dat voor wat betreft de onderzoeken veelal bedrijven zijn

meegenomen die een one-tier structuur hebben. De bedrijven die in dit onderzoek onderzocht worden betreffen Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De Nederlandse ondernemingen worden gekenmerkt door een two-tier structuur. Het is interessant en relevant om in mijn onderzoek eventuele verschillen aan te tonen ten opzichte van de Amerikaanse studies.

1.4. Structuur en opbouw

Hoofdstuk 2 betreft het literatuurgedeelte van deze scriptie. In paragraaf 2.1.1 wordt een korte uitleg gegeven over de functie van de Raad van Commissarissen om vervolgens naar aanleiding van die functie, en op basis van reeds bestaande literatuur aan te tonen dat de Raad van Commissarissen een belangrijke functie heeft binnen een bedrijf. Dit is voor dit onderzoek van belang, alvorens in paragraaf 2.1.2 antwoord te geven op de vraag wáárom een Raad van Commissarissen impact zou kunnen hebben op de

bedrijfsprestaties van een onderneming. De, voor mijn onderzoek belangrijkste, variabele die ik daarbij hanteer is de „boardbusyness‟, maar ook andere variabelen, namelijk het aantal vergaderingen, ondernemingsgrootte en boardsize zal in het onderzoek

meegenomen worden om de uiteindelijke conclusie van mijn onderzoek te verstevigen. In paragraaf 2.2 zal ik tevens kort de Code Tabaksblat toelichten en met name ingaan op bepalingen welke betrekking hebben op boardbusyness, aantal vergaderingen en aantal nevenfuncties bij beursvennootschappen.

(10)

6

In paragraaf 2.3 en 2.4 zal ik de begrippen busyness en ondernemingsprestaties nader toelichten.

In paragraaf 2.5 en 2.6 worden, naar aanleiding van de besproken literatuur, de hypothesen opgesteld en nader toegelicht.

Hoofdstuk 3 behandelt de opzet van het onderzoek. Hierin wordt aandacht besteed aan de afbakening van de verschillende soorten nevenfuncties en de verhoudingen onderling. Tevens wordt uitgelegd hoe de relatie tussen het aantal nevenfuncties en bedrijfsprestaties wordt gemeten. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk uitgelegd hoe het gemiddelde aantal nevenfuncties van de totale Raad van Commissarissen per bedrijf tot stand komt. Verder wordt uitgelegd hoe de selectie is bepaald om het onderzoek goed en betrouwbaar te maken.

In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek behandeld, hierbij worden de hypothesen getoetst.

Tot slot worden in hoofdstuk 5 conclusies getrokken op basis van de resultaten van het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt tevens reflectie gegeven op het onderzoek en worden enkele mogelijkheden voor een vervolgonderzoek vermeld.

(11)

7

HOOFDSTUK 2

LITERATUUR

2.1. Raad van Commissarissen

2.1.1. Waarom een Raad van Commissarissen?

De raad van Commissarissen is ontstaan doordat er behoefte was aan een toezichthoudende macht bij bedrijven waar een scheiding was tussen leiding en

eigendom, namelijk de Raad van Bestuur (leiding) en de aandeelhouders (eigendom). Met de komst van aandelen en aandeelhouders ontstond namelijk het zogenaamde agency probleem. Dit houdt in dat de dagelijkse leiding van een onderneming in handen is van een bestuur terwijl de eigendom van de onderneming in handen is van de aandeelhouders, wat kan zorgen voor conflicterende belangen (Fama, 1980).

De aandeelhouder (eigenaar) heeft als primaire doelstelling het behalen van maximale ondernemingswaarde terwijl de Raad van Bestuur (dagelijkse leidinggevenden) ook vele persoonlijke doelstellingen kunnen hebben in het kader van zelfverrijking op korte termijn.Wanneer dit laatste het geval is zal volgens Jensen en Meckling (1976) geen maximale ondernemingswaarde behaald kunnen worden.

Dit probleem van conflicterende belangen is, zoals gezegd, een belangrijke reden voor de komst van de Raad van Commissarissen. Een belangrijke taak van de Raad van

Commissarissen is namelijk het toezicht houden op de dagelijkse leiding ten behoeve van de aandeelhouders (Fama 1980 en Jensen en Meckling 1976).

Binnen dat kader van de agencytheorie wordt beargumenteerd dat de Raad van

Commissarissen is ontstaan om er zorg voor te dragen dat de Raad van Bestuur handelt in het beste voordeel voor de aandeelhouders. Dit houdt in dat de Raad van Commissarissen er op toe dient te zien dat de Raad van Bestuur het bedrijf bestuurt teneinde de

continuïteit te waarborgen en teneinde aandeelhouderswaarde te creëren (Scott 2006). Een middel om dit te bereiken is om een beloningsstructuur op te zetten voor de Raad van Bestuur waardoor zij gemotiveerd wordt om te handelen naar de wensen van de

aandeelhouder. Hierbij valt te denken aan een goede afweging tussen lange en korte termijn beloning en vaste en variabele beloning. Een van de belangrijkste taken van een Raad van Commissarissen is om de beloningsstructuur zo optimaal mogelijk te maken.

(12)

8

2.1.2. Taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Commissarissen

Beursgenoteerde bedrijven in Nederland worden gekenmerkt door een two-tier structuur5. Dit houdt in dat er een strikte scheiding is tussen de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen. Verder is er in deze bedrijven nog een ondernemingsraad en een AvA aanwezig (Adams 2003).

“Volgens de wet en volgens de Nederlandse Corporate Governance Code heeft de Raad van Commissarissen de taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en staat het bestuur met raad ter zijde. De Raad van Commissarissen richt zich bij de

vervulling van zijn taak op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van bij de

vennootschap betrokkenen af. De Raad van Commissarissen is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren.” (De Nederlandse Corporate Governance Code; Commissie Corporate Governance, 9 december 2003).

Zoals Adams (2003) al aangeeft in zijn onderzoek - en zoals uit de hierboven genoemde definitie volgens de Nederlandse Corporate Governance Code blijkt - is het moeilijk om kort, bondig en duidelijk aan te geven wat een takenpakket is voor de Raad van

Commissarissen in het algemeen.

De hoofdtaken, volgens onderzoeken van Adams (2003) en Hillman en Dalziel (2003), zijn: toezicht houden, de belangen van aandeelhouders representeren en strategische vraagstukken.

Tevens concludeert Adams (2003) dat het werk van de verschillende commissies binnen de Raad van Commissarissen de dagelijkse activiteiten van de Raad van Commissarissen goed weergeeft omdat zij heeft geconstateerd dat de commissies door de jaren heen redelijk stabiel zijn. De conclusie wordt bevestigd door interviews van Lorsch en

5 Veruit de meeste in Nederland beursgenoteerde bedrijven hebben een two tier structuur, enkele bedrijven,

(13)

9

MacIver (1989) waarbij de leden van Raad van Commissarissen aangeven dat het werk van de Raad van Commissarissen gedaan wordt binnen de verschillende commissies en nagenoeg niet door de gehele Raad van Commissarissen. De belangrijkste subcommissies binnen de Raad van Commissarissen zijn:

- De auditcommissie;

- De benoemingscommissie; - De remuneratiecommissie;

Verder zijn er bij een groot aantal bedrijven ook nog de volgende commissies: - Risk commissie;

- Corporate Governance commissie; - Strategiecommissie.

Dat de subcommissies de kernactiviteiten goed weergeven wordt bevestigd door een onderzoek van Maassen et al. (2007). In hun onderzoek wordt namelijk aangegeven dat belangrijke taken van de Raad van Commissarissen onder andere bestaan uit supervisie houden op de Raad van Bestuur en daarbij het handelen in de beste interesse voor de aandeelhouders, wat vooral betrekking heeft op de auditcommissie en de Corporate Governance commissie. Meer specifiek wordt er tevens verwezen naar het feit dat de Raad van Commissarissen een belangrijk intern controlemechanisme is voor de

aandeelhouders waarbij door Daily et al (2003) vooral wordt gerefereerd aan het feit dat de Raad van Commissarissen de bestuurders kunnen aandragen, nomineren en van de nominatielijst kunnen verwijderen, wat betrekking heeft op de benoemingscommissie. Maassen et al (2007) maken in hun onderzoek onderscheid tussen interne en externe taken. De eerste twee hierboven genoemde taken, namelijk het toezicht houden en de belangen van de aandeelhouders representeren, hebben vooral betrekking op interne taken. Een onderdeel van de „strategie taak‟ is onder andere het adviseren van de Raad van Bestuur door de vele jaren kennis en ervaring die veelal aanwezig is bij leden van de Raad van Commissarissen en de door Maassen et al (2007) genoemde Resource

Depedency Theory. De Resource Dependency Theory betreft het feit dat leden van de Raad van Commissarissen gebruik maken van hun veelal uitgebreid netwerk om

belangrijke zaken gedaan te krijgen; dit is volgens Maassen et al een externe taak van de Raad van Commissarissen.

Het onderzoek van Maassen et al (2007) heeft aangetoond dat de verhouding in het takenpakket in de laatste jaren is verschoven van externe taken naar interne taken. Dit houdt in dat er in de laatste jaren relatief meer aandacht is besteedt aan taken als toezicht houden en advies geven in plaats van contacten opbouwen en onderhouden ten behoeve van het bedrijf.

(14)

10

2.1.3. De toegevoegde waarde en afbakening van het onderzoek

Uit het onderzoek van Adams (2003) blijkt dat leden van de Raad van Commissarissen haar taken zeer serieus nemen. Tevens blijkt uit paragraaf 2.1.1 dat een Raad van

Commissarissen een zeer belangrijke schakel is tussen de aandeelhouders en de Raad van Bestuur. Als laatste blijkt uit paragraaf 2.1.2 dat de Raad van Commissarissen zeer belangrijke taken heeft binnen een onderneming en dat de beslissingen welke zij neemt, invloed kan hebben op het reilen en zeilen van de gehele onderneming.

Gezien de invloed van de Raad van Commissarissen en de hoeveelheid taken en

verantwoordelijkheden, is het interessant om te onderzoeken in welk opzicht de leden van de Raad van Commissarissen invloed kunnen hebben op een onderneming. Voor mijn onderzoek is daarbij de busyness van leden van de Raad van Commissarissen als

uitgangspunt genomen. De busyness wordt door een aantal factoren bepaald. De factoren die in dit onderzoek gebruikt zullen worden, worden in paragraaf 2.2 aan de hand van een aantal bepalingen uit de Code Tabaksblat nader toegelicht. Vervolgens zal in paragraaf 2.3 op basis van voorgaande onderzoeken vanuit verschillende standpunten worden gekeken naar de relatie tussen ondernemingsprestaties en de busyness van de leden van de Raad van Commissarissen.

2.2. De Code Tabaksblat

“De code Tabaksblat werd op 9 december 2003 gepresenteerd door de commissie Tabaksblat. De code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland en waarvan aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot de officiële notering van een van overheidswege erkende effectenbeurs.

De code bevat zowel principes als concrete bepalingen die de bij een vennootschap betrokken personen (onder andere bestuurders en commissarissen) en partijen (onder andere institutionele beleggers) tegenover elkaar in acht zouden moeten nemen. De principes kunnen worden opgevat als de moderne, en inmiddels breed gedragen, algemene opvattingen over goede Corporate Governance. De vennootschap vermeldt elk jaar in haar jaarverslag op welke wijze zij de principes van de code in het afgelopen boekjaar heeft toegepast.” (http://www.corpgov.nl/Corporate_Governance_Code)

Aangezien eerdere onderzoeken al hebben aangetoond dat er een relatie is tussen de mate van compliance aan codes en ondernemingsprestaties (in de vorm van

aandeelhouderswaarde) (o.a. Goncharov et al, 2006) en ik voor wat betreft mijn onderzoek probeer aan te tonen dat er een relatie bestaat tussen busyness en

ondernemingsprestaties, zal ik in dit onderzoek nader ingaan op één specifiek onderwerp van de Code Tabaksblat, namelijk de bepalingen die een relatie hebben met de busyness. De betreffende bepalingen die van invloed zijn op mijn onderzoek worden in de volgende paragrafen nader toegelicht. Tevens zijn de volgende paragrafen bedoeld om het begrip busyness al deels af te bakenen aangezien de bepalingen allen betrekking hebben op

(15)

11

busyness en de Code Tabaksblat met behulp van de bepalingen de busyness van de leden van de Raad van Commissarissen binnen bepaalde grenzen probeert te houden.

2.2.1. Inleiding bepaling III.3.4

De duidelijke en transparante kijk op Raden van Commissarissen heeft in de Code Tabaksblat niet alleen haar uitwerking met betrekking tot de achtergrond en het functioneren van de personen. Bepaling III.3.4 is daar een goed voorbeeld van. De bepaling doet namelijk een concrete uitspraak over het aantal te houden nevenfuncties. De bepaling is als volgt:

„Het aantal commissariaten van één persoon bij Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen is zodanig beperkt dat een goede taakvulling is gewaarborgd en bedraagt niet meer dan vijf, waarbij het voorzitterschap van een Raad van

Commissarissen dubbel telt‟ (De Nederlandse Corporate Governance Code; Commissie Corporate Governance, 9 december 2003).

2.2.2. Inleiding bepaling II.1.7

Ook bepaling II.1.7 doet, evenals bepaling III.3.4, een uitspraak over een gelimiteerd aantal nevenfuncties, namelijk:

„Een bestuurder houdt niet meer dan twee commissariaten bij beursgenoteerde

vennootschappen. Een bestuurder is geen voorzitter van de Raad van Commissarissen van een beursgenoteerde vennootschap. Commissariaten bij groepsmaatschappijen van de “eigen” vennootschap worden niet meegeteld. De aanvaarding door een bestuurder van een commissariaat bij een beursgenoteerde vennootschap behoeft de goedkeuring van de Raad van Commissarissen. Andere belangrijke nevenfuncties worden aan de Raad van Commissarissen gemeld‟ (De Nederlandse Corporate Governance Code; Commissie Corporate Governance, 9 december 2003). De bepaling doet uitspraak over zowel het aantal nevenfuncties als het soort nevenfuncties.

2.2.3. Waarom bepaling III.3.4 en II.1.7?

In hoofdstuk 1.1 is al uitgelegd dat de Nederlandse Corporate Governance code is ingesteld naar aanleiding van de fraudes en het tumult die deze fraudes teweeg heeft gebracht in de afgelopen jaren. Een onderdeel hiervan is dus door de commissie geuit in de vorm van de bepalingen III.3.4 en II.1.7 omdat de commissie het zinvol heeft geacht om persoonlijke informatie van de leden van Raad van Commissarissen te laten

(16)

12

vermelden in de jaarverslagen. De commissie heeft de bepalingen in het leven geroepen om de lezer van de jaarrekeningen inzicht en transparantie te geven met betrekking tot wie de leden van de Raad van Commissarissen zijn en wat ze doen.

De bepalingen sluiten aan op de vele onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd. Deze onderzoeken bestonden veelal uit het zoeken naar correlaties tussen kenmerken van leden van de Raad van Commissarissen en de ondernemingsprestaties.

Er zijn positieve relaties gevonden door onder andere Dooley (1969), Meeusen en Cuyvers (1985) en Davis (1991). Zij hebben in hun onderzoeken geconcludeerd dat een hogere mate van Interlocks resulteren in een betere manier om andere bedrijven te volgen en te checken en dat Interlocks onderlinge uitwisseling van kennis en informatie

verzorgen.

Echter, er zijn ook onderzoeken uitgevoerd waarbij een negatieve relatie is gevonden. Zo hebben Franses en Non (2007) een kleine negatieve relatie gevonden tussen het aantal Interlocks en de ondernemingsprestaties, zij hebben dus als onderzoeksresultaat dat hoe meer Interlocks er zijn in een bepaald bedrijf hoe slechter de ondernemingsprestaties zijn. In een ander onderzoek is geconcludeerd dat meerdere nevenfuncties bij een en dezelfde commissaris een last op zijn/haar schouders is en dat hij/zij zich dan minder goed kan inzetten voor het betreffende bedrijf (Fich en Shivdasani 2004).

Veel conclusies van deze onderzoeken zijn tegenstrijdig. De onderzoeken vinden echter wel correlaties wat impliceert dat Raden van Commissarissen wel van invloed zouden kunnen zijn de prestaties van de ondernemingen. Deze invloed geeft de commissie Tabaksblat voldoende indicatie om in haar bepalingen op te nemen, dat informatie betreffende de hoofdfunctie en de nevenfuncties met betrekking tot de leden van de Raad van Commissarissen eenduidig en transparant dient te worden opgenomen in de

jaarverslagen waardoor de lezer van de jaarverslagen voor zichzelf kan afwegen of de leden van de Raad van Commissarissen al dan niet van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het betreffende bedrijf.

Een belangrijk aspect is tevens de vele beschuldigingen die er bestaan met betrekking tot vriendjespolitiek. Franses en Non (2007) geven de vriendjespolitiek als een verklaring voor hun geconcludeerde negatieve correlatie tussen ondernemingsprestaties en

Interlocks. De verklaring voor de negatieve correlatie die hierbij wordt gegeven is het feit dat de „upper-class‟ van de commissarissen in Nederland veel persoonlijke en zakelijke relaties met elkaar onderling heeft. Volgens Franses en Non (2007) is het bewezen dat diversiteit in Raden van Commissarissen een positief effect heeft op de

ondernemingsprestaties en dat het daarom beter zou zijn als de „upper-class‟ zich meer mengt met de leden van de Raad van Commissarissen die niet tot de „upper-class‟ behoren.

Ook dit geeft indicaties waarom de commissie het principe met betrekking tot de

kennisgeving van persoonlijke informatie zoals nevenfuncties e.d. heeft opgenomen in de Nederlandse Corporate Governance Code. Het geeft de lezer van de jaarrekening

namelijk de mogelijkheid zich te verdiepen in de achtergrond, kennis en nevenfuncties van de leden van de Raad van Commissarissen.

(17)

13

Ten behoeve van het busyness onderzoek zijn de bepalingen II.1.7 en III.3.4 nader toegelicht omdat deze bepalingen nader ingaan op het vraagstuk welke nevenfuncties een lid van de Raad van Commissarissen kan/mag hebben en ingaan op het aantal

nevenfuncties wat een lid van de Raad van Commissarissen kan/mag hebben.

Met de uitspraak dat een lid van de Raad van Commissarissen niet meer nevenfuncties mag hebben dan zodat de goede taakvulling nog gewaarborgd blijft én dat dit er niet meer dan vijf mogen zijn impliceert de commissie dat wanneer een lid van de Raad van

Commissarissen meer dan vijf commissies zou hebben bij beursgenoteerde vennootschappen dat hij/zij de goede taakvulling niet meer kan waarborgen.

In aanvulling op de voorgaande besproken bepalingen doet de Code Tabaksblat met bepaling II.1.7 uitspraak over het aantal nevenfuncties én de soort nevenfuncties die een bestuurder cq. lid van een Raad van Commissarissen mag hebben. Met deze bepaling impliceert ook de Code Tabaksblat dat slechts een beperkt aantal nevenfuncties ten goede kan komen voor de bedrijven waar de commissaris en/of bestuurder werkzaam is. De bepalingen zijn van belang voor dit onderzoek aangezien ze afbakenen hoeveel

nevenfuncties en welke soorten nevenfuncties geoorloofd zijn voor de leden van de Raad van Commissarissen.

Ook in andere landen wordt de opname van de bepalingen ondersteund door commissies en onderzoeken welke in de loop van de tijd uitspraken hebben gedaan naar aantallen en soorten nevenfuncties van leden van Raad van Commissarissen. De onderzoeken

concluderen veelal dat een lid van de Raad van Commissarissen beperkte cognitieve vermogens heeft. Zo vindt “The Council of Institutional Investors” (1998) dat een lid van de Raad van Commissarissen met een fulltime job niet meer dan twee directorships moet hebben. De „National Association of Corporate Directors‟ (1996) vindt dat een lid van de Raad van Commissarissen met een fulltime baan niet meer dan drie of vier directorships moet hebben.

Een onderzoek, uitgevoerd door Korn/Ferry International (1998), naar commissarissen bij bedrijven uit de Fortune 500 concludeert dat te veel vergaderingen van Raad van

Commissarissen een te grote last op de schouders van de leden plaatst. Ook dit onderzoek concludeert dat leden van de Raad van Commissarissen beperkte cognitieve vermogens hebben, waarmee de uitspraak van de Commissie Tabaksblat wordt ondersteund.

Als laatste voorbeeld wordt in deze paragraaf het Italiaanse onderzoek van Di Pietra et al (2008) genoemd. Zij vinden namelijk, in tegenstelling tot het hierboven genoemde argument) een positieve relatie tussen busyness en bedrijfsprestaties. Het argument wat zij hierbij aanvoeren is dat dit een verband houdt met de goede reputatie die leden van de Raad van Commissarissen hebben en naarmate zijn drukker en „gewilder‟ zijn, dat dit een positief effect kan hebben op het bedrijf waar hij/zij werkzaam voor is.

(18)

14

2.3. Het begrip busyness

Het begrip busyness wordt in dit onderzoek gedefinieerd op basis van de beschreven bepalingen en op basis van voorgaande onderzoeken.

In voorgaande onderzoeken naar de busyness bij leden van de Raad van Commissarissen zijn de belangrijkste criteria veelal het soort nevenfunctie geweest en de aantallen

nevenfuncties.

Ferris et al (2003) verantwoorden in hun onderzoek de busyness hypothese als volgt: commissarissen die in meerdere boards zitten „oververplicht‟ deze commissarissen, waardoor ze zo druk worden dat ze niet meer adequaat kunnen monitoren. Di Pietra et al (2008) bepalen voor hun onderzoek de busyness als volgt: de commissariaten bovenop die van het betreffende bedrijf van alle commissarissen gedeeld door het totale aantal commissarissen. Bijvoorbeeld wanneer zes van de acht commissarissen tien extra commissariaten (de overige twee hebben dan geen commissariaten) hebben dan is het kengetal 10/8 = 1,25. Dus, hoe meer nevenfuncties, hoe hoger het kengetal. Fich en Shivdasani (2006) noemen een board „busy‟ wanneer 50% of meer van de

commissarissen 3 of meer nevenfuncties heeft.

Op basis van de beschreven voorgaande onderzoeken en bepalingen in de Code

Tabaksblat blijkt dat de mate van busyness wordt veroorzaakt door de soort en het aantal hoofd- en nevenfuncties van een lid van de Raad van Commissarissen.

Wanneer een onderscheid in soorten nevenfuncties wordt gemaakt wordt vooral gedacht aan verschillen in voorzitterschappen en overige functies binnen de Raad van

Commissarissen (bepaling III.1.3). Tevens wordt een onderscheid gemaakt in functies bij beursgenoteerde ondernemingen en functies bij niet beursgenoteerde ondernemingen (vooral bepaling II.1.7 maar ook bepaling III.3.4).

Dat het aantal nevenfuncties van belang is blijkt vooral uit bepaling III.3.4. De bepaling geeft namelijk aan dat het aantal nevenfuncties niet meer mag zijn dan tot op het punt waarop het lid van de Raad van Commissarissen zijn/haar goede taakvulling niet meer kan waarborgen. De bepaling geeft tevens als toevoeging dat het aantal nevenfuncties niet meer dan vijf mogen zijn bij beursgenoteerde vennootschappen.

Aangezien alle omschrijvingen van busyness gerelateerd zijn aan het aantal externe commissariaten zal ik hiervan voor mijn onderzoek ook gebruik maken. Echter, omdat de Code Tabaksblat ook onderscheid maakt in soorten nevenfuncties (al dan niet

voorzitterschap, al dan niet bij een beurs of niet-beursgenoteerde onderneming etc.) zal ik in mijn onderzoek ook rekening houden met het soort nevenfunctie. Busyness wordt in dit onderzoek dus gedefinieerd als: het aantal en het soort nevenfuncties dat een lid van de Raad van Commissarissen naast zijn hoofdfunctie uitoefent.

In dit onderzoek worden de aantallen en de soorten nevenfuncties onderbouwd door de Code Tabaksblat en de voorgaande onderzoeken. In paragraaf 3.2 is aan de hand hiervan de busyness onderbouwd met behulp van verschillende weegfactoren per soort

(19)

15

2.4. Het begrip ondernemingsprestaties

Erdient een goed compromis te komen tussen betrouwbare resultaten en realistische resultaten (respectievelijk accounting based en market based). Om meer zekerheid te krijgen ten behoeve van een betrouwbaar en realistisch onderzoeksresultaat is besloten om van beide één te nemen, namelijk de Return on Assets (ROA) en de Market to Book ratio. Ook Ferris et al. (2003) heeft in zijn onderzoek gekozen voor een dergelijke systematiek, ook omdat hij vooral accounting based resultaten heeft gebruikt, omdat managers (en directors) meer geneigd zijn te reageren op accounting based resultaten dan op market based resultaten.

Als realistische maatstaf voor de ondernemingsprestatie is de market to book ratio genomen. Dit betreft de marktwaarde per aandeel gedeeld door de boekwaarde per aandeel. Echter, het nadeel van de market to book ratio is dat deze maatstaf veelal genomen wordt om groeimogelijkheden te meten (Fich & Shivdasani, 2004 en Ferris et al, 2003). Omdat deze groeimogelijkheden een ongewenste invloed kunnen hebben op de resultaten (Fich & Shivdasani, 2004) is besloten om naast de market based maatstaf ook een accounting based maatstaf te selecteren als afhankelijke variabele.

De accounting based maatstaf is de ROA. Deze is gekozen om, omdat dit onderzoek slechts een jaar aan data beslaat, zoveel mogelijk de incidentele resultaten te mitigeren en om de invloed van ondernemingsgrootte, ondanks dat de ondernemingsgrootte ook een controlevariabele is, zoveel mogelijk te mitigeren.

In paragraaf 3.5 is nader toegelicht hoe de ratio‟s zijn berekend.

2.5. Relatie tussen ‘boardbusyness’ en ondernemingsprestatie

Dat de Raad van Commissarissen een bepaalde invloed uitoefent op de

ondernemingsprestaties blijkt uit paragraaf 2.1. Echter, waarom dit het geval is en dat de invloed afhankelijk is van bepaalde factoren heeft meerdere oorzaken. De voor dit onderzoek belangrijkste factoren en oorzaken zijn met name toegelicht aan de hand van de bepalingen uit de code Tabaksblat, namelijk:

- Busyness; het aantal nevenfuncties dat een lid van de Raad van Commissarissen heeft naast zijn hoofdfunctie bij een bepaald bedrijf (bepaling III.1.3 en bepaling III.3.4);

- Aantal commissariaten bij beursgenoteerde ondernemingen in combinatie met een bestuursfunctie (bepaling II.1.7).

Ook is het aantal vergaderingen per bedrijf waaraan de leden van de Raad van

Commissarissen worden geacht deel te nemen van invloed op de busyness van een lid van de Raad van Commissarissen, daarom wordt ook de vergaderfrequentie gezien als

(20)

16

een oorzaak voor de relatie tussen boardbusyness en ondernemingsprestaties (Harris en Shimizu, 2004)

Er zijn al vele onderzoeken geweest die de relatie tussen bedrijfsprestaties en de

bovenstaand genoemde factoren met betrekking tot busyness van leden van de Raad van Commissarissen hebben onderzocht. Hieruit zijn vele verschillende uitkomsten naar voren gekomen en aan de hand van die uitkomsten zijn vele verschillende oorzaken geconcludeerd. Om, ten behoeve van de op te stellen hypothesen, inzicht te krijgen in de voorgaande onderzoeken en de verschillende inzichten die de onderzoeken hebben gecreëerd is in de volgende paragraaf een overzicht gegeven van de belangrijkste onderzoeken met aanverwante conclusies.

2.5.1. Voorafgaande onderzoeken en literatuur

Uit de voorgaande paragrafen blijkt vooral dat er in voorgaande onderzoeken veelal gerefereerd is naar een oorzaak voor zowel een positieve relatie tussen boardbusyness en ondernemingsprestaties als een negatieve relatie tussen boardbusyness en

ondernemingsprestaties. Wanneer empirisch onderzoek uitwijst dat er een positieve relatie is dan wordt meestal als belangrijkste argument aangevoerd dat dit te maken heeft met goede reputatie die de commissarissen hebben en dat ze druk zijn doordat ze zoveel contacten hebben te onderhouden. Wanneer empirisch onderzoek uitwijst dat er een negatieve relatie is dan wordt meestal als belangrijkste argument aangevoerd dat ook leden van de Raad van Commissarissen mensen zijn die te maken hebben met beperkte cognitieve vermogens. In de twee paragrafen hierna zullen beide argumenten nader verklaard worden.

2.5.2. Reputatie (+)

Literatuur van een aantal jaren geleden beargumenteert dat de busyness een sterke samenhang heeft met een goede reputatie van de commissarissen. Zo beargumenteren Fama en Jensen (1983) dat de markt met betrekking tot commissariaten functioneert als een belangrijke bron van kennis en het ontwikkelen van een reputatie op het gebied van monitoring skills. Mace (1986) beargumenteert in zijn onderzoek dat nevenfuncties van commissarissen (outside directorships) worden beschouwd als waardevol voor de CEO en CFO omdat zij de CEO en CFO prestige, „zichtbaarheid‟ en commerciële contacten kunnen bezorgen. Empirische resultaten ondersteunen de voorgenoemde argumenten. Gilson (1990) toont aan dat „outside directorships‟ positief gerelateerd zijn aan de bedrijfsprestaties van financieel noodlijdende bedrijven.

Voorgaande conclusies en argumenten worden tevens ondersteund door het onderzoek van Ferris et al (2002). Zij concluderen naar aanleiding van hun empirisch onderzoek dat het aantal vergaderingen/afspraken van leden van de Raad van Commissarissen een positief effect heeft op de bedrijfsprestaties. Zij concluderen tevens dat commissarissen niet hun verantwoordelijkheden negeren wanneer zij meerdere commissariaten bekleden.

(21)

17

De argumentatie die Ferris et al (2003) hierbij aandragen is dat commissarissen die meerdere commissariaten bekleden een grotere uit bron van kennis en ervaring kan putten. Dezelfde argumentatie heeft Di Pietra et al (2008) aangedragen in hun onderzoek naar onder andere boardbusyness. Zij vinden in hun onderzoek bij Italiaanse bedrijven namelijk ook een significante positieve relatie tussen busyness en de bedrijfsprestaties. Ook Di Pietra et al (2008) voeren als argument aan dat dit mogelijk wordt veroorzaakt door reputatie en goede contacten met andere mensen in het bedrijfsleven.

2.5.3. ‘Busyness’ (-)

In tegenstelling tot de bevindingen van deze onderzoeken zijn er meer recente

onderzoeken die de vraag hebben gesteld of het wel wijs is om „te‟ veel commissariaten te bekleden. Als voorbeeld hebben Fich en Shivdasani (2006) een relatie aangetoond tussen bedrijfsprestaties en een meervoud van commissariaten bij commissarissen. Zij tonen in hun onderzoek aan dat bedrijven met „drukke‟ commissarissen slechter presteren dan bedrijven waarvan de commissarissen minder druk zijn.

Jiraporn en Singh (2008) concluderen naar aanleiding van hun onderzoek dat, hoe meer nevenfuncties een commissaris heeft, hoe minder commissies hij/zij binnen de Raad van Commissarissen bekleedt. Hiermee tonen zij aan dat drukke commissarissen toch minder tijd hebben om bepaalde taken te verrichten binnen een Raad van Commissarissen. Ook het Nederlandse onderzoek van Franses en Non (2007) is hier van belang: zij tonen in hun onderzoek aan dat Interlocks een negatief effect hebben op de (toekomstige) bedrijfsprestatie. Zij concluderen dat dit te wijten is aan onder andere het feit dat de leden van de Raad van Commissarissen het bij meerdere Interlocks te druk krijgen.

Uit de voorgaande onderzoeken blijkt dat er argumenten zijn voor zowel het vinden van een positieve relatie als voor het vinden van een negatieve relatie tussen bedrijfsprestaties en boardbusyness. Een veelgebruikte verklaring voor de positief gevonden verklaring is het feit dat leden, die deelnemen in meerdere boards, ook meer voordeel hebben in de zin van „resource dependency‟ (Hillman en Dalziel, 2003). Hiermee wordt bedoeld dat zij een uitgebreid netwerk hebben waarmee ze vele voordelen kunnen behalen in de zin van reputatie en bekendheid en hulp krijgen van kennissen. Waar een negatieve relatie is gevonden wordt bij de meeste onderzoeken geconcludeerd dat dit komt doordat ook leden van Raden van Commissarissen beperkte cognitieve vermogens hebben en wanneer zij teveel nevenfuncties hebben dat zij het dan simpelweg te druk hebben.

2.6. Het formuleren van de hypothesen

Op basis van uitkomsten van voorgaande onderzoeken en de wet- en regelgeving in zowel de Verenigde Staten als Nederland is gebleken dat een tweetal, zeer tegenstrijdige, argumenten de boventoon voeren. Dit betreft het argument betreffende „beperkte

(22)

18

wordt voor onderzoeken waar een positieve relatie bestaat tussen boardbusyness en bedrijfsprestaties veelal als argument aangevoerd dat dit wordt veroorzaakt door de goede reputatie die leden hebben (ze zijn echter wel druk doordat ze populair zijn). Bij een negatieve relatie wordt vaak geconcludeerd dat dit wordt veroorzaakt doordat de leden beperkte cognitieve vermogens hebben. Ook de Code Tabaksblat heeft zicht geuit, vooral door een limiet te stellen aan het aantal nevenfuncties. Aangezien er een zeer grote

diversiteit aan resultaten is gebleken in de onderzoeken van de afgelopen jaren, is voor dit onderzoek besloten om de hypotheses op te stellen waarbij onderzocht wordt op zowel een positieve relatie als een negatieve relatie. In de onderstaande twee paragrafen wordt zowel de positieve relatie als de negatieve relatie beargumenteerd en zal voor beiden een hypothese worden opgesteld ten behoeve van het onderzoek.

2.6.1. Negatieve relatie

Op basis van de, in de inleiding geformuleerde probleemstelling en de inbedding in de literatuur kan de volgende hypothese worden geformuleerd:

1a: Er bestaat een negatieve relatie tussen boardbusyness en ondernemingsprestaties.

De hypothese die een negatieve relatie impliceert kan worden gesteld vanwege de onderzoeken van onder andere Fich et al (2006), Franses en Non (2007) en van Ees et al (2003) en omdat de Code Tabaksblat, maar ook de Amerikaanse wet en regelgeving het aantal nevenfuncties limiteert (omdat zij vinden dat een mens beperkte cognitieve vermogens heeft).

Ik ga in dit onderzoek dus onderzoeken of er een negatieve correlatie bestaat tussen bedrijfsprestatie en boardbusyness.

Een andere onderbouwing waarom ik voor de negatieve relatie gekozen is het feit dat ik niet specifiek data heb verzameld met betrekking tot Interlocks (waarbij tevens kan worden gekeken naar resource dependency) maar ik heb vooral gekeken naar het aantal en de soort nevenfuncties van de leden van de Raad van Commissarissen per bedrijf (op individueel niveau en niet in samenhang met andere bedrijven). Mijn onderbouwing met betrekking tot aantal en soort heeft betrekking op de cognitieve vermogens van een lid van de Raad van Commissarissen en niet op de resource dependency. Aangezien mijn onderzoek zich toespitst op aantal en soort nevenfunctie en het verband met de busyness van het lid van de Raad van Commissarissen heb ik gekozen om voor mijn hypothese uit te gaan voor negatief verband aangezien de voorgaande onderzoeken waarbij een

negatieve relatie is aangetoond tussen busyness en bedrijfsprestaties vaak als oorzaak hiervan de beperkte cognitieve vermogens van de leden van de Raad van Commissarissen hebben aangegeven.

(23)

19

2.6.2. Positieve relatie

Aangezien er tevens vele onderzoeken zijn geweest die een positieve relatie hebben gevonden tussen de boardbusyness en de bedrijfsprestaties zal de tweede hypothese als volgt zijn:

1b: Er bestaat een positieve relatie tussen boardbusyness en ondernemingsprestaties.

De onderbouwing voor deze hypothese is het feit dat voorgaande onderzoeken (bijvoorbeeld Ferris et al. 2003 en Di Pietra et al. 2008) een positieve relatie hebben gevonden tussen boardbusyness en bedrijfsprestaties en ze daarbij als argument hebben aangevoerd dat dit onder andere wordt veroorzaakt doordat de „drukke‟ personen een uitgebreid sociaal netwerk hebben.

(24)

20

HOOFDSTUK 3

ONDERZOEKSOPZET

3.1. Het selecteren van de ondernemingen

Rekening houdend met de omvang van de scriptie is besloten om voor het onderzoek de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen te nemen welke ultimo 2007 genoteerd zijn aan de AEX, AMX, ASCX en de lokale markt. De keuze voor de selectie van de 126 meest verhandelde aandelen van de ondernemingen is gemaakt omdat dit naar mijn mening betrouwbare resultaten zal opleveren bij het uitvoeren van een statistisch

onderzoek. De 126 beursgenoteerde ondernemingen rapporteren in hun jaarverslag over de gegevens van de commissarissen en het soort en aantal, dat de commissarissen vervullen. Dit leidt tot betrouwbare uitkomsten met betrekking tot de inventarisatie. Daarnaast zijn de ondernemingen, bij een selectie van de 126 beursgenoteerde bedrijven, die wat betreft hun grootte en structuur (veelal two-tier) goed vergelijkbaar met elkaar. Dit leidt tot betrouwbare uitkomsten met betrekking tot de conclusie inzake een mogelijk verband tussen het aantal nevenfuncties van commissarissen en de bedrijfsprestaties van ondernemingen. De lijst met de geselecteerde ondernemingen is opgenomen in bijlage I. Omdat van een aantal bedrijven in de selectie niet de benodigde of onvoldoende

betrouwbare gegevens beschikbaar waren, zijn deze bedrijven uit de selectie gefilterd6. Zestien bedrijven zijn uit de selectie gehaald waardoor een selectie van 110 bedrijven overblijft.

6

De volgende bedrijven zijn wegens gebrek aan data niet meegenomen in het onderzoek: Alanheri NV, Koninklijke Begeman Groep NV, Beurs Rotterdam NV en AND NV, DVRG NV, EXACT Holding Nv, Fortis NV, Imeko NV, Jacob Sprey NV, Koninklijke Numico NV, Octoplus NV, Stork NV, Viba NV, Arcelor Mittal en Rodamco NV.

(25)

21

3.2. Soorten nevenfuncties en weegfactoren nader toegelicht

Ten behoeve van de gehanteerde begrippen om het begrip busyness te bepalen zijn de hieronder genoemde begrippen als volgt te omschrijvingen:

NEDName: De achternaam en initialen van de betreffende commissaris bij het betreffende bedrijf.

NEDList: Het totale aantal commissariaten dat de betreffende persoon vervult bij een beursgenoteerde onderneming.

ChrmList: Het aantal voorzitterschappen van raden van commissarissen dat de persoon vervult bij beursgenoteerde bedrijven.

ExecList: Deze heeft de waarde „1‟ wanneer de betreffende persoon een uitvoerende bestuursfunctie uitoefent bij een beursgenoteerde onderneming (een functie welke nagenoeg fulltime uitgeoefend zou moeten worden.

ExecOther: Deze heeft de waarde „1‟ wanneer de betreffende persoon een uitvoerende bestuursfunctie uitoefent bij een niet-beursgenoteerde onderneming (een functie welke nagenoeg fulltime uitgeoefend zou moeten worden.

NedOther: Het aantal toezichthoudende functies bij niet beursgenoteerde ondernemingen.

BoardMeet: Het aantal vergaderingen (door Raad van Commissarissen) welke in het jaar 2007 zijn gehouden bij het betreffende bedrijf.

Bovenstaande gegevens betreffen de gegevens met betrekking tot nevenfuncties welke voor dit onderzoek van belang zijn geacht. Er is bewust onderscheid gemaakt in een aantal factoren, omdat de onderscheiden factoren verschillende weegfactoren mee krijgen in het onderzoek.

Het eerste onderscheid is tussen uitvoerende functies en niet-uitvoerende functies. Dit onderscheid wordt gemaakt en belangrijk geacht omdat een uitvoerende functie veel meer tijd in beslag neemt op een individu en dus zwaarder mee zal moeten wegen dan een niet-uitvoerende functie.

Een ander onderscheid dat gemaakt wordt heeft betrekking op de niet uitvoerende nevenfuncties en betreft het onderscheid dat gemaakt wordt tussen beursgenoteerde ondernemingen en niet beursgenoteerde ondernemingen. Verondersteld wordt dat een commissariaat bij een beursgenoteerde onderneming gemiddeld genomen meer tijd in beslag neemt dan een commissariaat bij een niet beursgenoteerde onderneming. Dit vanwege de maatschappelijke verantwoordelijkheid die een commissariaat bij een

beursgenoteerde onderneming met zich mee brengt en het feit dat gemiddeld genomen de beursgenoteerde ondernemingen groter zijn dan de niet beursgenoteerde ondernemingen. Hieronder is onderbouwd toegelicht welk soort nevenfunctie welke weegfactor mee krijgt ten behoeve van het onderzoek:

(26)

22

NEDList Aangezien dit een commissariaat bij een beursgenoteerde onderneming betreft krijgt deze als weegfactor 1,5 mee omdat verondersteld mag worden dat de gemiddelde beursgenoteerde onderneming groter is dan de gemiddelde niet beursgenoteerde onderneming. Derhalve kan

verondersteld worden dat een commissariaat als deze meer tijd in beslag neemt dan een commissariaat bij een niet beursgenoteerde onderneming. ChrmList Er mag worden verondersteld dat een voorzitterschap aanzienlijk meer

tijd in beslag neemt, daarom is deze functie apart vermeldt en wordt deze 1 keer meegenomen waardoor een voorzitterschap in totaal de waarde 2,5 krijgt. De onderbouwing welke hieraan ten grondslag ligt is afkomstig uit de Code III.3.4. Deze Code geeft aan dat een commissaris een gelimiteerd aantal nevenfuncties mag hebben (maximaal 5) waarbij een voorzitterschap, net als in dit onderzoek, dubbel telt.

ExecList De Nederlandse Commissie Corporate Governance is van mening dat een commissaris niet meer dan vijf nevenfuncties mag hebben (Code III.3.4). Tevens zegt Code II.1.7 dat een bestuurder niet meer dan twee commissariaten mag vervullen bij beursgenoteerde ondernemingen. Ik veronderstel dat ze hiermee doelen op de beschikbare tijd van een commissaris en dat hij/zij bij vijf commissariaten in principe voltijd zou werken én het feit dat een bestuurder met twee nevenfuncties aan zijn maximale capaciteit zit. Daarom is besloten dat deze functie weegfactor 6 mee krijgt omdat dit een compromis betreft tussen de maximale vijf commissariaten en de maximale twee commissariaten naast een uitvoerende functie.

ExecOther De Nederlandse Commissie Corporate Governance is van mening dat een commissaris niet meer dan vijf nevenfuncties mag hebben. Ik veronderstel dat ze hiermee doelen op beschikbare tijd van een

commissaris en dat hij/zij bij vijf commissariaten in principe voltijd zou werken, daarom krijgt een uitvoerende functie (een voltijd functie) de weegfactor vijf mee, ongeacht of het een beursgenoteerde onderneming betreft of niet aangezien een voltijd functie beide een volledige baan betreft.

NedOther Commissariaten bij niet beursgenoteerde ondernemingen krijgen de weegfactor 1 mee, voor uitleg zie NEDList

3.3. Dataverzameling met betrekking tot Busyness

Voor wat betreft het bepalen van de nevenfuncties van de leden van raden van commissarissen is besloten om alleen de nevenfuncties te selecteren welke zijn opgenomen in de jaarverslagen. De voornaamste reden hiervoor is het feit dat de aanleiding van dit onderzoek is, dat dit het enige onderzoek is met betrekking tot nevenfuncties waarbij gebruik wordt gemaakt van jaarverslagen. Tevens omdat dit een transparant en eenduidig beeld geeft van de nevenfuncties van de leden van de Raad van Commissarissen. De Code Tabaksblat zegt immers dat van elke commissaris de

(27)

23

hoofdfunctie vermeldt dient te worden en de nevenfuncties voor zover deze relevant zijn voor de vervulling van de taak als commissaris.

Conform het derde rapport over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, dat dateert van december 2007, is de naleving van de gehele Code gedurende 2006 95% en is de naleving redelijk stabiel aangezien het gedurende 2005 96% betrof.

Uitgaande van een even goede naleving van Principe III.1.3 en III.3.4 is de verwachting dat veruit de meeste jaarverslagen ultimo 2007 aan deze verwachting zullen voldoen en dat daardoor alle nevenfuncties en hoofdfuncties juist en volledig worden opgenomen in het jaarverslag.

3.3.1. Beschrijving van busyness in dit onderzoek

Busyness wordt in dit onderzoek gedefinieerd als: het aantal en soort nevenfuncties dat een lid van de Raad van Commissarissen naast zijn hoofdfunctie uitoefent. Hoe de definitie haar uitwerking heeft in dit verslag is toegelicht aan de hand van onderstaand voorbeeld.

ABN Amro Holding N.V. heeft tien commissarissen zoals hieronder in een tabel is weergegeven. De uitsplitsing is gemaakt ten behoeve van de weegfactoren die iedere soort nevenfunctie meekrijgt.

NEDName NEDList ChrmList ExecList ExecOther NEDOther

Arthur Martinez 5 1 0 0 0

A.A. Olijslager 4 1 0 0 12

Jean-Paul Votron 2 0 1 0 1

Sir Fred Goodwin 1 0 0 0 2

Juan Rodriguez–Inciarte 1 0 1 0 1

Ana Maria Llopis Rivas 2 0 0 0 3

R.F. van den Bergh 3 0 0 0 5

A. Ruys 2 0 0 0 6

G.J. Kramer 2 0 0 0 11

Mw. T.A. Maas-de Brouwer 1 0 0 0 10

Voor bijvoorbeeld A.A. Olijslager komt het totaal aantal nevenfuncties uit op: 4 * 1,5 + 1 * 1 + 0 * 6 + 0 * 5 + 12 * 1 = 19 nevenfunctie-eenheden.

Wanneer ik dit voor ieder lid van de Raad van Commissarissen bij ABN doe ontstaat de volgende tabel:

(28)

24 Nevenfunctie NEDName eenheden Arthur Martinez 6 A.A. Olijslager 19 Jean-Paul Votron 7

Sir Fred Goodwin 3

Juan Rodriguez–Inciarte 6 Ana Maria Llopis Rivas 5

R.F. van den Bergh 8

A. Ruys 8

G.J. Kramer 13

Mw. T.A. Maas-de Brouwer 11

TOTAAL 86

Dit betekent dat er bij ABN in totaal 86 nevenfunctie-eenheden zijn op 10

commissarissen. Dit betekent dat er gemiddeld per commissaris 8,6 nevenfuncties worden uitgeoefend, waarbij rekening gehouden wordt met de weegfactoren zoals beschreven in paragraaf 3.2.1.

3.3.2. Beschrijving van busyness volgens andere onderzoeken

Er zal een regressieanalyse uitgevoerd worden op de gegevens die zijn verzameld op basis van het hierboven beschreven model. Ter verificatie van het begrip en om extra zekerheid te verkrijgen over de juistheid van het gehanteerde model, is besloten om als alternatieve regressieanalyse de begripsomschrijving van busyness van Fich en

Shivdasani (2006) te hanteren. Fich en Shivdasani (2006) geven de volgende omschrijving aan busyness:

Fich en Shivdasani (2006) noemen een board „busy‟ wanneer 50% of meer van de

commissarissen 3 of meer nevenfuncties heeft. Hierbij wordt een drukke raad met een „1‟ aangeduid en een niet-drukke raad met een „0‟.

3.4. Regressieanalyse

De (meervoudige)regressieanalyse meet het causale verband tussen één afhankelijke variabele en één of meerdere onafhankelijke (controle) variabelen, waarbij de relatie in een lineaire vergelijking uitgedrukt kan worden. Lineaire vergelijkingen hebben een coëfficiënt die sterkte en de richting van het verband aangeeft, vergelijkbaar met de correlatiecoëfficiënt. De (meervoudige)regressieanalyse geeft onder meer inzicht in de relatieve invloed van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabelen. Tevens geeft het inzicht in de mate waarin de variantie van de afhankelijke variabelen verkaard kan worden vanuit de onafhankelijke variabelen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende vergelijking:

(29)

25

Bedrijfsprestaties= α + β1 * Aantal nevenfuncties + β2 * Aantal Board Meetings + β3 *

Ondernemingsgrootte + β4 * Boardsize + U.

De controlevariabelen zullen in verschillende combinaties worden afgewisseld met de onafhankelijke variabele „aantal nevenfuncties‟.

3.4.1. Boardmeetings

Als eerste controlevariabele is besloten om het aantal vergaderingen mee te nemen in het onderzoek. Omdat een deel van de busyness wordt bepaald door het aantal afspraken, dat een commissaris heeft en het feit dat dit gevolgen kan hebben voor zijn/haar cognitieve vermogens is het interessant om als controlevariabele het aantal vergaderingen waaraan een Raad van Commissarissen lid zou moeten deelnemen te relateren aan de

ondernemingsprestaties. Het aantal vergaderingen per commissaris betreft het aantal vergaderingen dat is gehouden in het bedrijf (of de bedrijven) waar de commissaris in de raad zit in één fiscaal jaar.

3.4.2. Ondernemingsgrootte

Om eventuele neveneffecten op de relatie tussen boardbusyness en

ondernemingsprestaties zoveel mogelijk te elimineren is de ondernemingsgrootte als tweede controlevariabelen genomen. Omdat dit onderzoek zich slechts richt op een relatie tussen boardbusyness en ondernemingsprestaties, is het doel van deze controlevariabele om de eventuele effecten met betrekking tot de ondernemingsgrootte eruit te filteren. De ondernemingsgrootte is meegenomen als controlevariabele, omdat het zeer waarschijnlijk is dat hoe groter een onderneming is, hoe meer sturing en leiding een bedrijf nodig heeft, aangezien er meer taken te vergeven zijn (Ferris et al., 2003). Voor wat betreft de

ondernemingsgrootte is gebruik gemaakt van een logaritme van de omzet. Dit omdat er, gezien de grote verschillen in ondernemingsgrootte anders geen goed vergelijk gemaakt kan worden. Door de LOG te gebruiken worden de getallen beter vergelijkbaar. De toetsing in hoofdstuk 4 zal zowel met als zonder deze controlevariabele plaatsvinden.

3.4.3. Boardsize

Eerdere onderzoeken tonen aan, dat het aantal leden in een Raad van Commissarissen van invloed is op de ondernemingsprestaties. O.a. Yermack (1996) en Eisenberg et al. (1998) hebben in hun onderzoek aangetoond dat er een negatieve relatie bestaat tussen boardsize en ondernemingsprestaties (dus: hoe groter de board, hoe minder de

ondernemingsprestaties). Om deze reden zal de derde en laatste controlevariabele in dit onderzoek de boardsize zijn.

(30)

26

3.5. Ondernemingsprestaties

Als ondernemingsprestaties zijn de Market to Book ratio en de ROA genomen als afhankelijke variabele. Beide maatstaven zullen worden gehanteerd in het onderzoek en eventuele verschillen in resultaten door de twee verschillende maatstaven zullen worden verklaard.

De Market to Book ratio is de marktwaarde per aandeel gedeeld door de boekwaarde per aandeel. Dit betekent, dat hoe hoger het kengetal is, hoe „beter‟ het bedrijf presteert in de ogen van de market based accounting maatstaven.

De ROA is de brutowinst gedeeld door het totale vermogen en dit vervolgens vermenigvuldigd met 100%. Dit betekent, dat naarmate de brutowinst hoger is, het kengetal groter wordt en dat het bedrijf relatief gezien beter presteert. Tevens betekent het, dat wanneer het vermogen stijgt het kengetal lager is en dat het bedrijf relatief gezien „slechter‟ presteert.

3.6. Significantie

Voor de regressieanalyse hanteer ik het statistische begrip significantie. Significantie houdt in dat met een bepaalde zekerheid uitgesloten kan worden dat een gevonden relatie op toeval berust. In dit onderzoek wordt een significantie van 5% (Sig. < 0,05)

aangehouden, hetgeen gebruikelijk is. Dit houdt in dat met een zekerheid van 95% kan worden geconcludeerd dat een gevonden relatie niet op toeval berust. Voor de relaties met een Sig. > 0,05 wordt gesteld dat er geen samenhang of relatie aanwezig is.

(31)

27

HOOFDSTUK 4

RESULTATEN

4.1. Beschrijvende Statistiek 4.1.1. Ondernemingsgrootte Descriptive Statistics 110 480 76586000 3698448 9966346,284 110 Omzet Valid N (listwise)

N Minimum Maximum Mean St d. Dev iation

De 110 geselecteerde bedrijven zijn bedrijven die beursgenoteerd zijn. Het zijn met name bedrijven met noteringen in 2007 aan de AEX, AMX, ASCX en de lokale markt.

Gemiddeld hebben de 110 bedrijven een omzet van € 3.698 miljoen. Vanwege de grote verschillen in de omzetten van de bedrijven is er, ten behoeve van het onderzoek, de LOG genomen van de omzet, teneinde de bedrijven beter vergelijkbaar te maken.

4.1.2. Busyness Descriptive Statistics 110 1,83 19,50 8,1433 2,46747 110 0 1 ,33 ,471 110 Busy nessI Busy nessI I Valid N (listwise)

N Minimum Maximum Mean St d. Dev iation

Zoals hierboven is te zien, is de gemiddelde busynessI 8,1 volgens het model zoals dit in paragraaf 3.3.1. is besproken. Dit houdt in dat er per lid van de RvC gemiddeld 8,1 nevenfunctie eenheden zijn in een bedrijf. Het kleinste aantal nevenfuncties wordt bekleed bij Innoconcepts N.V. De leden van deze RvC bekleden in dit bedrijf gemiddeld 1,8 nevenfuncties (rekening houdend met de weegfactoren). Het maximale aantal

nevenfunctie-eenheden is bij Euronext B.V.

Tevens blijkt dat 33% van de geselecteerde bedrijven busy is volgens de definitie van busyness zoals gesteld door Fich en Shivdasani (2006). Dit betekent dat 33% van de bedrijven een board heeft waarbij meer dan 50% van de leden meer dan drie

(32)

28 4.1.3. Boardsize en boardmeetings Descriptive Statistics 110 0 19 7,55 3,342 110 0 12 5,00 2,059 110 NoBoardMeetings Boardsize Valid N (listwise)

N Minimum Maximum Mean St d. Dev iation

De bevinding met betrekking tot het aantal boardmeetings, sluit nagenoeg aan op de bevindingen van Monks en Minow (1996). Zij vonden namelijk een gemiddeld aantal vergaderingen van zeven. Van de bedrijven in dit onderzoek is vastgesteld dat het gemiddelde aantal gehouden vergadering in FY07 op 7,55 uitkomt. Het maximaal aantal gehouden vergaderingen is negentien zoals die zijn gehouden bij Spyker Cars N.V. Het hoge aantal vergaderingen in 2007, hebben plaatsgevonden om de problemen, die in 2007 zijn ontstaan, te bespreken.

Tevens is vastgesteld dat de gemiddelde boardsize uitkomt op vijf leden van de RvC per bedrijf. Hiermee worden alle geselecteerde bedrijven bedoeld. Deze zijn afkomstig uit de AEX, AMX, ASCX en de lokale markt. Dit houdt in dat dit gemiddelde met name betrekking heeft op bedrijven met een two-tier structuur, dus scheiding tussen

uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders, waarbij in dit onderzoek de niet-uitvoerende bestuurders zijn meegenomen.

4.1.4. Return on assets Descriptive Statistics 110 -35,82 28,73 4,0351 8,91919 110 ROA Valid N (listwise)

N Minimum Maximum Mean St d. Dev iation

Zoals uit bovenstaande tabel is af te leiden, is de gemiddelde return on assets vier. Dit betekent dat er gemiddeld een positief resultaat is behaald. Tevens betekent het dat de brutowinst gemiddeld +4% is geweest in verhouding tot de totale activa. Tevens is uit de bovenstaande tabel af te lezen dat er veel afwijkingen bestaan tussen de bedrijven

(33)

29 4.1.5. Market to Book Descriptive Statistics 110 -1,36 13,38 2,5409 1,82018 110 MarketToBook Valid N (listwise)

N Minimum Maximum Mean St d. Dev iation

Uit de bovenstaande tabel is af te lezen dat de gemiddelde verhouding „marktwaarde / boekwaarde‟ van de aandelen van de geselecteerde beursgenoteerde ondernemingen 2,54 is. Dit betekent dat de marktwaarde per aandeel gemiddeld een factor 2,54 hoger ligt dan de boekwaarde. De laagste Market to Book ratio is minus 1,36. Dit betekent, dat de boekwaarde van het aandeel van het betreffende bedrijf negatief is.

4.2. Vergelijkbaarheid van meerdere variabelen

Correlati ons 1 -,122 -,058 ,215* -,137 ,130 ,103 ,274 ,012 ,077 ,087 110 110 110 110 110 110 -,122 1 ,377** ,140 ,014 ,079 ,103 ,000 ,072 ,444 ,205 110 110 110 110 110 110 -,058 ,377** 1 ,119 ,136 ,208* ,274 ,000 ,108 ,078 ,015 110 110 110 110 110 110 ,215* ,140 ,119 1 ,098 ,670** ,012 ,072 ,108 ,154 ,000 110 110 110 110 110 110 -,137 ,014 ,136 ,098 1 ,200* ,077 ,444 ,078 ,154 ,018 110 110 110 110 110 110 ,130 ,079 ,208* ,670** ,200* 1 ,087 ,205 ,015 ,000 ,018 110 110 110 110 110 110 Pearson Correlation Sig. (1-tailed) N Pearson Correlation Sig. (1-tailed) N Pearson Correlation Sig. (1-tailed) N Pearson Correlation Sig. (1-tailed) N Pearson Correlation Sig. (1-tailed) N Pearson Correlation Sig. (1-tailed) N ROA Busy nessI Busy nessII OmzetLOG NoBoardMeetings Boardsize

ROA Busy nessI Busy nessII OmzetLOG

NoBoard

Meetings Boardsize

Correlation is signif icant at the 0.05 lev el (1-tailed). *.

Correlation is signif icant at the 0.01 lev el (1-tailed). **.

Om vast te stellen of het zinvol is om een regressieanalyse uit te voeren, is het van belang dat de multicollineariteit tussen de verschillende variabelen niet te groot is. Hiermee wordt bedoeld, dat de verschillende onafhankelijke variabelen een niet al te grote samenhang met elkaar hebben, teneinde een goede regressieanalyse met meerdere onafhankelijke variabelen uit te kunnen voeren. Ondanks dat de controlevariabelen zo gekozen zijn dat ze allemaal apart van toegevoegde waarde kunnen zijn, is ter bevestiging toch de bovenstaande tabel opgenomen. Een stelregel is dat wanneer de waarden tussen de -/- 0,7 en de 0,7 blijven, dat dan de onderlinge samenhang niet te groot is om een

(34)

30

regressieanalyse uit voeren. De onderste drie betreffen de controlevariabelen. In de tabel is te zien dat er geen waarden zijn boven de 0,7 of onder de -0,7 wanneer wordt gekeken naar onderlinge relaties.

Een voorbeeld is de onderlinge relatie tussen de omzetLOG en de Boardsize. Het zou logisch kunnen zijn aan te nemen dat de relatie tussen deze twee onafhankelijk variabelen te groot is om beide mee te nemen in de regressieanalyse. Echter, uit de bovenstaande tabel blijkt dat deze onderlinge samenhang niet te groot is. Uit de tabel blijkt dat het zinvol is om de controlevariabelen apart of samen mee te nemen in de regressie om te onderzoeken of er een relatie is tussen busyness en ondernemingsprestaties in combinatie met een of meerdere controlevariabelen. De gestelde hypothesen zullen daarom in de volgende paragraaf door middel van verschillende regressieanalyses worden getoetst.

4.3. Toetsing hypothesen

Aangezien uit voorgaande onderzoeken niet eenduidig blijkt of er een positieve dan wel een negatieve relatie bestaat tussen ondernemingsprestaties en busyness, is besloten om beide hypothesen te testen. Hieronder zijn de hypothesen getest, waarbij zowel een toets is uitgevoerd tussen een afhankelijke en een onafhankelijke variabele (univariate analyse) als tussen een afhankelijke en meerdere onafhankelijke variabelen (multivariate analyse).

(35)

31 4.3.1. Univariate analyses Coeffi ci entsa 7,612 2,937 2,592 ,011 -,439 ,345 -,122 -1,272 ,206 (Constant) Busy nessI Model 1 B St d. Error Unstandardized Coef f icients Beta St andardized Coef f icients t Sig.

Dependent Variable: ROA a. Coeffi ci entsa 4,393 1,040 4,224 ,000 -1,094 1,818 -,058 -,602 ,549 (Constant) Busy nessI I Model 1 B St d. Error Unstandardized Coef f icients Beta St andardized Coef f icients t Sig.

Dependent Variable: ROA a.

De bovenstaande tabellen geven de relatie weer tussen de ondernemingsprestaties en de busynessI7 / busynessII8. Uit de tabellen blijkt in beide gevallen een negatieve relatie. Tevens blijkt dat de variantie in ROA voor respectievelijk 1,5% en 0,3% wordt verklaard door respectievelijk busynessI en busynessII (R square is respectievelijk 0,015 en 0,003). Echter, de negatieve relatie is niet statistisch significant. Hierdoor kan in beide gevallen niets worden gezegd over de relatieve invloed met betrekking tot de samenhang waardoor beide hypothesen niet aanvaard kunnen worden op basis van de univariate toets.

Aangezien de controlevariabelen zoals besproken in hoofdstuk 3 van invloed kunnen zijn

7 BusynessI is het begrip busyness zoals omschreven in paragraaf 3.3.1 8 BusynessII is het begrip busyness zoals omschreven in paragraaf 3.3.2

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek is dat “ondernemingen in financiële problemen relatief meer operationele leaseverplichtingen hebben dan

Er vindt wel een toelichting plaats waarom niet wordt voldaan aan deze bepaling, betreft namelijk bestaande afspraken vanuit een contract voordat de Code van kracht werd. Echter

Stakeholders van luchtvaartmaatschappijen kunnen door middel van mijn onderzoek een beeld vormen van de aspecten van de Audit Committee die van invloed zijn op

Ter afronding van mijn Master (MSc) Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik daarom onderzoek gedaan naar de relatie tussen organisatiegrootte en de

De positieve relatie tussen de subgroep gedwongen ontslag en de variabelen en het ontbreken van deze relatie bij de subgroep ongedwongen ontslag bevestigd dat CFO’s die

Wat zijn in het concrete geval van samenwerking tussen lagere overheden de gevolgen voor de kwaliteit en de kosten van de dienstverlening en hoe kunnen deze worden verklaard?... 1.4

De te onderzoeken governance variabele CG neemt de waarde 1 (0) aan als het aantal afwijkingen van best practices, waarover Duitse ondernemingen verplicht

Op deze manier is bij alle belanghebbenden bekend aan welke (minimale).. eisen wordt voldaan en kunnen belanghebbenden zodoende zelf bepalen welke waarde zij hechten aan naleving