Vraag nr. 55 van 11 januari 2000
van de heer JOHAN MALCORPS Woonboten – Ruimtelijke inpassing
In de gemeente Schoten is discussie ontstaan over de vergunningen aangevraagd voor woonboten ge-legen op het Kanaal Dessel-S c h o t e n . De gemeente eist het recht op om minimale esthetische criteria op te leggen aan deze (permanent aangemeerde) w o o n b o t e n , overeenkomstig de normen die men ook kan stellen voor woningen in het kader van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening. D a a r b i j vraagt de gemeente dat woonboten het algemene uitzicht van een boot behouden (en er niet gaan uitzien als drijvende campings) en dat woonboten steeds op eigen kracht kunnen vertrekken, wat in-houdt dat er een motor en stuurinrichting aanwezig moeten zijn en dat deze bedrijfsklaar moeten wor-den gehouwor-den.
Redelijke eisen vergelijkbaar met de normen die in het kader van een "goede ruimtelijke ordening" worden opgelegd aan het bouwen van huizen en vaste inrichtingen en het plaatsen van woonwa-g e n s. Woonboten vallen echter blijkbaar woonwa-geheel buiten de ruimtelijke regelgeving. Geen enkele voorwaarde inzake esthetiek of ruimtelijke inpas-sing kan hun worden opgelegd. Er gelden enkel een aantal technische voorwaarden door middel van de meetbrief (een federale bevoegdheid). Vo o r de rest beslist de beheerder van de waterweg blijk-baar autonoom, in dit geval de Dienst voor de S c h e e p v a a r t . Nochtans bevinden woonboten zich dikwijls temidden van woon- of natuurgebieden. Waarom zijn op (permanent aangemeerde) wooboten vergelijkbare ruimtelijke vergunningen, i n-clusief "bouwkundige verordeningen", niet van toepassing ?
Werd dit al onderzocht of werden hierrond reeds initiatieven genomen ?
Als blijkt dat bepaalde woonboten niet aan ruimte-lijke of esthetische criteria voldoen, hoe wordt dan verder werk gemaakt van een sociaal aanvaardbare oplossing ?
Antwoord
Het lijkt nuttig vooreerst de stedenbouwkundige vergunningplicht te behandelen.
Artikel 99 van het decreet van 18 mei 1999 hou-dende de organisatie van de ruimtelijke ordening bepaalt onder andere :
"§ 1. Niemand mag zonder voorafgaande steden-bouwkundige vergunning :
1° b o u w e n , op een grond één of meer vaste inrich-tingen plaatsen, een bestaande vaste inrichting of bestaand bouwwerk afbreken, h e r b o u w e n , verbouwen of uitbreiden, met uitzondering van instandhoudings- of onderhoudswerken ; (...)
5° een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten voor :
a) het opslaan van gebruikte of afgedankte voer-t u i g e n , van allerhande mavoer-terieel of afval ; b) het parkeren van voertuigen, wagens of
aan-hangwagens ;
c) het plaatsen van een of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen woden gebruikt, zoals woonwagens, k a m p e e r-wagens, afgedankte voertuigen, tenten ; d) het plaatsen van één of meer verplaatsbare
inrichtingen of rollend materieel die hoofd-zakelijk voor publicitaire doeleinden worden gebruikt ;
(...)
Onder bouwen en plaatsen van vaste inrichtin-g e n , zoals bedoeld in het eerste lid, 1° wordt verstaan het oprichten van een gebouw of een constructie of het plaatsen van een inrichting, zelfs uit niet-duurzame materialen, in de grond i n g e b o u w d , aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, e n bestemd om ter plaatse te blijven staan, ook al kan het ook uit elkaar worden genomen, v e r-plaatst of is het volledig ondergronds. Dit be-helst ook het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een vaste inrichting of constructie ontstaat, en het aanbrengen van ver-hardingen.
(...)"
stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk is. Hierdoor ontsnappen zij grotendeels aan de ste-denbouwkundige regelgeving. Een gemeente zou er kunnen voor opteren om het langere tijd aanme-ren van een woonboot te onderwerpen aan de ver-gunningplicht (via een gemeentelijke bouwveror-d e n i n g ) , maar mij zijn geen voorbeelbouwveror-den in bouwveror-die zin bekend.
