Vraag nr. 96 van 30 maart 2000
van de heer JOHAN MALCORPS
Tandbederf bij kinderen – Oorzaken en preventie Het tandbederf van vaste tanden bij kinderen ligt zorgwekkend hoog. Op de leeftijd van zeven jaar heeft één op zeven kinderen last van tandbederf, op de leeftijd van negen jaar al één op drie. D a t blijkt uit een recente studie van de Katholieke Universiteit Leuven. Opvallend is dat er regionale verschillen zijn : het tandbederf bij Limburgse kin-deren ligt 2,5 keer hoger dan bij kinkin-deren uit We s t-V l a a n d e r e n . Toch blijkt uit hetzelfde onder-zoek dat Limburgse kinderen hun tanden beter poetsen en ook vaker naar de tandarts gaan. Een mogelijke verklaring zou volgens de onder-zoekers liggen in de hogere concentratie aan fluori-de in het We s t-Vlaamse leidingwater. In het advies van de federale Hoge Gezondheidsraad van 6 april 1995 over de fluorproblematiek, gaat men inder-daad uit van verschillen in fluorgehalten in leiding-water van 0,1 tot 1,8 ppm (mg/l). De norm in het drinkwaterbesluit is naargelang de temperatuur 0,7 tot 1,5 mg/l.
Toch is de verwijzing naar fluor als verklaring wel-licht onvoldoende. Want uit hetzelfde onderzoek blijkt dat Limburgse kinderen die wel extra fluor kregen, toch nog vaker last hadden van tandbederf. Maar de verwijzing naar fluor roept wel nieuwe vragen op. In het voornoemd fluorideadvies van de Hoge Gezondheidsraad waarschuwt men immers voor een systematische fluoridering van water. Zeker rekening houdende met het feit dat veel kin-deren rechtstreeks fluor krijgen toegediend via tandpasta of tabletjes. Als een hogere fluorconcen-tratie al enig effect zou hebben, dan is er allicht te weinig zicht op negatieve bijwerkingen.
Een andere mogelijke verklaring die door sommi-gen naar voren wordt geschoven, is de consumptie van suikerhoudende frisdranken op school. N a a r verluidt zouden op Limburgse scholen veel meer dan elders, dergelijke frisdranken worden ver-s p r e i d . Het iver-s bekend dat de combinatie van zuur en suiker, eigen aan dit soort frisdranken, e e n ideale voedingsbodem vormt voor bacteriën en ca-riës.
Of deze hypothese steekhoudend is, weet ik niet. Maar dit kan wel snel worden nagegaan.
Vandaar volgende vragen aan de minister.
1. Is er effectief een verschil in de concentraties aan fluoride in leidingwater naargelang de streek in V l a a n d e r e n , of naargelang de drinkwa-termaatschappij ?
Kan de minister die meedelen ? Worden de in het drinkwaterbesluit van 15 maart 1989 toege-laten concentraties ergens overschreden ? Is er bij de gemeten concentraties een mogelijk effect op de gezondheid ?
Wordt daarbij rekening gehouden met de direc-te toediening van fluor in tabletvorm of via tandpasta aan kinderen ?
Of is, o m g e k e e r d , het verstrekken van fluorta-bletten nog aan te raden als de concentraties in leidingwater of gebotteld water al te hoog lig-gen ?
2. Zijn er gegevens beschikbaar over de consump-tie van frisdranken bij kinderen van het basison-d e r w i j s, geografisch opgesplitst ? Zo ja, kan basison-de minister die meedelen ?
Blijkt uit deze cijfers een mogelijke correlatie met de geografische verscheidenheid inzake tandbederf ?
Als deze gegevens niet voorhanden zijn, is het dan niet wenselijk onderzoek te doen naar de consumptie van frisdranken op scholen, p e r s t r e e k , om na te gaan of hier een mogelijk ver-band bestaat ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan me-vrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmi-lieu en Landbouw en mevrouw Mieke Vo g e l s, Vlaams minister van We l z i j n , Gezondheid en Gelijke Kansen.
Antwoord
Noch mijn administratie, noch de Gemeenschaps-inspectie beschikken over gegevens m.b. t . de con-sumptie van frisdranken bij kinderen van het basis-onderwijs.