Vraag nr. 140 van 17 maart 2000
van de heer JOHAN MALCORPS Campina Vosselaar – Bodemonderzoek
In Vosselaar worden een nieuw woonerf met 22 ge-zinswoningen en een speelterrein gepland op de site van het vroegere bedrijf Campina BVBA . O p deze site was een kachelgieterij actief van 1940 tot 1 9 5 7 ; nadien werden er kachelonderdelen vernik-keld en kachelplaten geëmailleerd.
Uit een oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er een reeks van bodemsaneringsnormen is over-s c h r e d e n , meer bepaald voor één PAK (polycy c l i-sche aromatii-sche koolwaterstof) en voor drie zware metalen (nikkel, z i n k , c h r o o m ) . Vooral in het grondwater zijn de overschrijdingen reëel (4,7 maal boven de norm voor zink en 7,25 maal boven de norm voor nikkel). In de bodem werden ook hoge arseenconcentraties teruggevonden, boven de sa-neringsnorm voor landbouwgebied, maar onder de norm voor bestemmingstype woonzone.
Volgens het beoordelingsschema van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest ( OVAM) was voor deze site sprake van een "ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging". Volgens de bodemsaneringsdeskundige echter niet, ervan uitgaande dat het freatisch grondwater (met te hoge concentraties aan zink en nikkel) "nage-noeg niet gebruikt wordt voor drinkwatercon-sumptie in de gemeente, enkel voor irrigatiedoel-e i n d irrigatiedoel-e n " . Daarbij birrigatiedoel-eroirrigatiedoel-ept mirrigatiedoel-en zich op irrigatiedoel-eirrigatiedoel-en mondirrigatiedoel-e- monde-linge mededeling van de gemeentelijke milieuamb-t e n a a r. Uimilieuamb-teindelijk werd dimilieuamb-t laamilieuamb-tsmilieuamb-te oordeel ge-v o l g d . Een beschrijge-vend bodemonderzoek werd niet nodig geacht.
Gezien de activiteiten die vroeger op het terrein p l a a t s v o n d e n , meer bepaald de opslag van moge-lijk vervuilende stoffen op sommige delen van het t e r r e i n , blijft er nochtans enige ongerustheid nu heel deze zone tot woonzone zou worden omge-v o r m d . Het is natuurlijk omge-van belang nieuwe proble-men naar het model van de Lievenswijk (Kapellen) of de Kouterwijk (St-Amands) te voorkomen. 1. De vraag blijft of in deze omstandigheden geen
bijkomend onderzoek nodig is. Bovendien blijft het onduidelijk of er nu al dan niet moet wor-den gesaneerd, alvorens de werkzaamhewor-den voor de bouw van de nieuwe woningen aanvat-t e n . Bij de gemeenaanvat-te en bij OVAM worden aanvat- ter-zake tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Kan de minister terzake verduidelijking bren-gen ?
Werd de OVAM door de gemeente op de hoog-te gebracht van de verkavelingsplannen ? 2. En met betrekking tot de procedure : is het
regel dat in dit soort van discussiegevallen het beoordelingsschema van OVAM uiteindelijk niet wordt gevolgd ?
Is het niet nodig de afweging "ernstige aanwij-zing voor ernstige bedreiging" meer te objective-ren ? Hoever staat het met de studies terzake ?
Antwoord
1. De OVAM vindt het niet noodzakelijk dat er een bijkomend bodemonderzoek wordt uitge-voerd op het terrein van de site van het vroege-re bedrijf Campina BVBA . Het oriëntevroege-rend bo-demonderzoek dat op 4 december 1998 door de erkende bodemsaneringsdeskundige Geolab werd opgemaakt in opdracht van Campina B V BA , werd door de OVAM conform ver-klaard.
In dit bodemonderzoek werd een overschrijding van de bodemsaneringsnorm voor nikkel, z i n k en chroom in het grondwater en voor benzo(a)-pyreen in de bodem vastgesteld. De analysere-sultaten werden algemeen getoetst aan de bo-demsaneringsnormen voor het bestemmings-type III, namelijk woonzone. Volgens het beoor-delingsschema van de OVAM was er voor deze site sprake van een ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging. De erkende bodemsane-ringsdeskundige geeft in een gemotiveerd be-sluit aan dat er echter voor dit specifieke geval geen sprake is van een ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging. De OVAM kan op basis van de analyseresultaten en de risico-eva-luatie in het rapport van het bodemonderzoek het besluit van de erkende bodemsaneringsdes-kundige volgen.
Er is geen beschrijvend bodemonderzoek nood-z a k e l i j k . Er dient bijgevolg niet te worden gesa-neerd alvorens de werkzaamheden voor de bouw van de nieuwe woningen kunnen aanvan-gen.
aan-leiding van de vraag van de Vlaamse volksverte-genwoordiger.
2. Een oriënterend bodemonderzoek dient te wor-den uitgevoerd door een erkende bodemsane-r i n g s d e s k u n d i g e. De deskundige dient hiebodemsane-rbij de richtlijnen te volgen voor de uitvoering van het oriënterend bodemonderzoek zoals opgenomen in de "Standaardprocedure voor oriënterende bodemonderzoeken" die sedert februari 1997 van kracht zijn geworden.
Indien uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor een ernstige bedreiging, dient men in het geval van een historische bodemverontreiniging over te gaan tot een beschrijvend bodemonderzoek. Van het beoordelingskader m.b. t . de ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging voor historische bodemverontreiniging kan echter worden afgeweken indien uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat op basis van het vol-gens de standaardprocedure uitgevoerde bo-demonderzoek reeds een meer nauwkeurige be-rekening van het risico mogelijk is. Dit dient voldoende te worden gemotiveerd door de er-kende bodemsaneringsdeskundige. Een afwij-king van het beoordelingsschema wordt meer-maals toegepast.