• No results found

Hendrik Vroom: verguisde grondlegger van de maritieme schilderkunst of katalysator van onze nationale trots? Een onderzoek naar de receptie van Hendrik Vroom's werk in publicaties vanaf de zeventiende eeuw tot heden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hendrik Vroom: verguisde grondlegger van de maritieme schilderkunst of katalysator van onze nationale trots? Een onderzoek naar de receptie van Hendrik Vroom's werk in publicaties vanaf de zeventiende eeuw tot heden"

Copied!
163
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hendrik Vroom: verguisde grondlegger van de maritieme schilderkunst of katalysator van onze nationale trots?

Een onderzoek naar de receptie van Hendrik Vroom’s werk in publicaties vanaf de zeventiende eeuw tot heden

Jelte Gerard Nieuwland 0076112

jeltemail@gmail.com

Masterscriptie

Universiteit van Amsterdam, Kunstgeschiedenis (Kunst- en Cultuurwetenschappen) Onder begeleiding van dhr. dr. E.E.P. (Elmer) Kolfin

Tweede lezer: dhr. prof. dr. F. (Frans) Grijzenhout

Amsterdam, 6 juli 2020

(2)

Afbeelding op voorkant: Portret van Hendrik Cornelisz. Vroom door kunstenaar Simon Frisius, ca. 1605-1610. Uitgever: Hendrick Hondius (I). Opschriften/ merken: opschrift rechtsonder: Hh. exc. / Cum privil. monogram van Hendrik Hondius (I) opschrift onder: HENRICUS VROOM, HARLEMENSIS / PICTOR. / Vromius hic multum terris jactatus et alto: / Qui docuit vitâ multa ferenda probo. / Naufragia et Tabulas, Scopulos, cælique Ruinas / Tam bene qui potuit pingere nemo fuit. verzamelaarsmerk, verso, gestempeld: Lugt 2228. Techniek & drager: papier, kopergravure, ets. Afmetingen binnen plaatrand: 10.6 cm x 12.7 cm (breedte x hoogte) afmetingen blad: 21 cm x 13.2 cm (hoogte x breedte). Verblijfplaats en inventarisnummer: Rijksmuseum Amsterdam (Amsterdam, Nederland), inv. nr. RP-P-OB-33.331. Herkomst: onbekend. Fotoverantwoording: Rijksmuseum Amsterdam (Amsterdam, Nederland), Publiek domein, http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.124408.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding

​……….……….

1

Hoofdstuk 1: Kunstenaar Hendrik Vroom

​………. 7

Hoofdstuk 2: Ontwikkelingen in de receptie van Vroom door Karel

van Mander en andere auteurs in de zeventiende eeuw

​……….………..

10

2.1 Karel van Mander; collega, vriend en bewonderaar van Vroom………. 10

2.1.1 Karel van Manders Het schilder-boeck: waer in Voor eerst de leerlustighe Iueght den grondt der Edel Vry Schilderconst in Verscheyden deelen Wort

Voorghedraghen………. 11

2.1.2 Het leven van Henrick Cornelissen Vroom, Schilder van Haerlem volgens

Karel van Mander………... 13

2.2 Den lof van Haerlem​: Een lofdicht en twee stadsbeschrijvingen van Samuel

Ampzing, 1616, 1621 en 1628……….. 16

2.3 Huygens autobiografie: ​De vita propria, sermonum inter liberos​, 1629/31…….. 19 2.4 Harlemias​, een stadsbeschrijving door Schrevelius, 1648………. 22 2.5 Joachim von Sandrart:​ ​Academia todesca della architectura, scultura e pittura:

Oder Teutsche Academie​,

1675………...

24

(4)

2.7

Entretiens sur les vies et sur les ouvrages des plus excellens peintres anciens

et modernes​ door André Félibien, 1685………..

29 Conclusie bij de receptie van Vroom door Karel van Mander en andere auteurs

ten tijde van de Republiek………. 31

Hoofdstuk 3: Auteurs in de achttiende eeuw en de receptie van

Vroom

​………..

33

3.1 Arnold Houbrakens ​De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders

als remedie tegen de vergetelheid, 1718-1721 ……….... 34

3.2 Jacob Campo Weyerman: ​De levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen, met een uytbreyding over de

schilder-konst der ouden​, 1729……….... 36

3.3 Pieter de la Rue, ​Geletterd Zeeland​, 1734………. 37

3.4 John Pine: ​The tapestry hangings of the House of Lords​, 1739………. 39 3.5 J.B. Descamps: ​La vie des peintres flamands, allemands et hollandois​, 1753... 40 3.6 Horace Walpole: Correspondentie over de ​Armada tapijten​ en Vroom in

Anecdotes of painting in England​, 1786………. 42

3.7 Geschichte der zeichnenden Künste von ihrer Wiederauflebung bis auf die

neuesten Zeiten​, J.D. Fiorillo, ​1798-1808………... 45 3.8 Luigi Lanzi, ​La storia pittorica della Italia inferiore​, 1792………. 47 Conclusie bij auteurs in de achttiende eeuw en de receptie van Vroom………​... 48

(5)

Hoofdstuk 4: De receptie van Vroom door auteurs ten tijde van de

negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw

​………....…………..

50

4.1 Vroom onderdeel van de vroege negentiende eeuwse Haarlemse

stedentrots………... 51

4.2 Uitbreiding van kennis over Vrooms leven en oeuvre in Künstler-lexicons en

archiefonderzoek………..………….. 53

4.3 De receptie van Vroom door kunsthistorici en historici in de eerste helft van de

twintigste eeuw………... 58

4.3.1 Voortzetting van Huygens en Lanzi’s kritieken……….... 58 4.3.2 Kunsthistorici beschouwen Vroom’s schilderijen als nationale

trots……….

60

4.3.3 Vroom als documentalist van de vrijheidsstrijd op zee………... 62 4.3.4 Vroom in de Nederlandse kunstcanon……….. 63 4.3.5 Vrooms werk als weerspiegeling van het volksbewustzijn door historici…. 67 Conclusie bij de receptie van Vroom door kunsthistorici en historici in de eerste

helft van de twintigste eeuw……….. 70

4.4 Studies naar Vrooms wandtapijten………. 71

4.4.1 Kennis over de Zeeuwse tapijten in de eerste helft van de negentiende

eeuw………. 72

4.4.2 Een ommekeer in de waardering van de Zeeuwse tapijten midden

(6)

4.4.3 Kunsthistorisch onderzoek bevestigt Vrooms succes met nieuwe

inzichten………... 76

Conclusie bij de receptie van Vroom door auteurs ten tijde van de negentiende

en eerste helft van de twintigste eeuw……….... 79

Hoofdstuk 5: De receptie van Vroom door auteurs vanaf de tweede

helft van de twintigste eeuw tot heden

​………....………..

80

5.1 Voortzetting van de vooroorlogse

denkbeelden……….

80

5.2 Vrooms reputatie als documentalist verder ontkracht………...

82

5.3 Uitbreiding kennis van Vrooms leven & werk………. 83

5.4 Herwaardering van Vrooms stijl in de jaren ‘60 en ‘70………...……….. 86

5.5 Vrooms eerste monografie in 1983: ​Visions of the Sea: Hendrick C. Vroom and the origins of Dutch marine painting​……….... 88

5.6 Herwaardering na Vrooms eerste monografie……….……….. 91

5.6.1 Vrooms herwaardering dringt door in de Nederlandse kunstcanon………. 91 5.6.2 Toevoegingen op Russells visie van Vroom als creatieve vernieuwer en

beïnvloeder……….. 92

5.6.3 Toename van kunsthistorische belangstelling vanuit het buitenland……... 94

(7)

5.7.1 Voortzetting vooroorlogse waardering van de Zeeuwse tapijten…………. 96 5.7.2 De vernietigde Armada tapijten blijvend herinnerd………. 98

5.7.3 Herwaardering in stijl………... 100

5.7.4 ​Veelheid van betekenissen………. 102

Conclusie bij de receptie van Vroom door auteurs vanaf de tweede helft van

de twintigste eeuw tot heden………... 103

Eindconclusie

​………....

105

Bijlage:

Geraadpleegde literatuur

Afbeeldingen

(8)

Inleiding

De nationale schatkamer

Op 13 april 2013, na een renovatie van tien jaar, opende de toenmalige koningin Beatrix het Rijksmuseum in Amsterdam voor het publiek. Vandaag de dag geldt het 1

Rijksmuseum als best bezochte museum van Nederland. Volgens 2 ​Activiteitenplan 2017-2020​ profileert het museum zich als nationale schatkamer en het collectief geheugen voor Nederlandse kunst en geschiedenis. In 2015 is het Rijksmuseum 3

verkozen tot European Museum of the Year. Volgens de jury tonen de vernieuwde historische museumzalen de diversiteit en diepgang van de museumcollectie. Deze 4 vernieuwde opstelling vertelt de geschiedenis van Nederland vanaf de Middeleeuwen tot heden. Aan de hand van ruim 8000 authentieke historische en kunsthistorische objecten, verdeeld over tachtig zalen, is een gemengde opstelling gecreëerd die samen voor verduidelijking en contextualisering moeten zorgen bij het publiek. 5

De zeventiende-eeuwse collectie is te zien op de tweede verdieping. Dit is de belangrijkste verdieping omdat de zalen geflankeerd worden door de eregalerij die uitkijkt op de ​Nachtwacht​ van Rembrandt van Rijn (1606-1669). Twee schilderijen van 6

1 Koninklijk Huis, “Prinses Beatrix,” geraadpleegd op 28 februari 2019,

https://www.koninklijkhuis.nl/leden-koninklijk-huis/prinses-beatrix. Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix was 33 jaar Koningin der Nederlanden, van 1980 tot 2013. Op 30 april 2013 werd Prinses Beatrix opgevolgd door haar oudste zoon Willem-Alexander.

2 Volkskrant, “Rijksmuseum weer best bezochte museum van Nederland: 2,3 miljoen bezoekers,” geraadpleegd op 28 februari 2019,

https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/rijksmuseum-weer-best-bezochte-museum-van-nederland-2-3-mil joen-bezoekers~b0f99567/. Het museum is het gehele jaar open en trekt zo’n 2,3 miljoen bezoekers in per jaar.

3 Het Rijksmuseum, ​Activiteitenplan Rijksmuseum: subsidie-aanvraag 2017-2020, opgehaald van https://www.rijksmuseum.nl/nl/downloads/b0a9ddf1-1acb-494a-9c9e-90b91b5db01b/Activiteitenplan_Rijk smuseum2017-2020.pdf.

4 Volkskrant, “Rijksmuseum is Europees museum van het jaar,” geraadpleegd op 28 februari 2019,

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/rijksmuseum-is-europees-museum-van-het-jaar~bf40ee2c/. 5 Het Rijksmuseum, ​Activiteitenplan Rijksmuseum.

6​Michael Hall, “Dutch courage,” ​Apollo 177 (2013): 76, opgehaald van

http://proxy.uba.uva.nl:2048/docview/1327300487?accountid=14615. ​De bedoeling was om chronologisch op iedere verdieping een eeuw tentoon te stellen, maar dat is niet helemaal gelukt. Toenmalig directeur Wim Pijbes (1961) accepteerde het cliché dat de Gouden Eeuw de sterkste eeuw was van de natie, waardoor de zeventiende eeuwse collectie nu te zien is op de tweede verdieping.

(9)

Hendrik Vroom (1562/63-1640) zijn opgenomen op deze etage. ​Gevecht tussen Hollandse en Spaanse schepen op het Haarlemmermeer​ (Fig. 1) maakt onderdeel uit van zaal 2.1 (Fig. 2). Deze zaal bestaat voor de helft uit het thema ‘De geboorte van de Republiek’. Aan de hand van vooral schilderijen, kanonnen en wapens ontdekken bezoekers een van de gewelddadigste en meest chaotische periode in de Nederlandse geschiedenis: vrijheidsoorlog, geloofsstrijd en strijd om het behoud van de eigen macht voeren de boventoon. Het schilderij van Vroom toont het moedige verzet van

opstandelingen om het Haarlemmermeer, een belangrijke aanvoerroute voor de stad, te heroveren op de Spanjaarden. Vrooms andere schilderij hangt in zaal 2.9 (Fig. 4), die 7 ‘Nederland overzee’ als thema heeft. Aan de hand van schilderijen, topografische kaarten, handelsproducten, scheepsuitrustingen en schaalmodellen wordt het verhaal verteld van kooplieden die zich verenigden in de VOC en WIC en handel dreven in West-Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en Azië. Vrooms ​De terugkomst in Amsterdam van de tweede expeditie naar Oost-Indië ​(Fig. 3) is een verbeelding van de eerste stap naar het succes van de VOC. De Nederlanders bereikten voor het eerst de

Indonesische archipel en keerden terug met volgeladen schepen.

De bovenstaande schilderijen passen binnen de nationaal georiënteerde

presentatie-formule van het Rijksmuseum. Het vertelt aan de hand van oorlogvoerende schepen of een groots uiteengezet feestelijk onthaal hoe heldhaftig en succesvol

Nederlanders in de zeventiende eeuw zijn geweest. De aandacht voor details zoals vlaggen, kanonnen en scheepslui maken het geheel nog realistischer en

geloofwaardiger. Het past helemaal bij het cliché dat de Gouden Eeuw de sterkste eeuw was van de natie.8​Na het bestuderen van deze werken in de vernieuwde context

van het Rijksmuseum, als nationale schatkamer en collectief geheugen van Nederland, vroeg ik mij af of deze werken altijd al voor deze doeleinden zijn gebruikt. Waarschijnlijk hing Vroom’s werk in de zeventiende eeuw aan de wanden van stadhuizen en

VOC-Kamers. Is deze veronderstelling juist? En wat is er tussentijds met de schilderijen

7 Inleidende tentoonstellingstekst van zaal 2.1., vaste tentoonstelling ​De 17de eeuw (1600-1700), Rijksmuseum Amsterdam (Amsterdam, Nederland), geraadpleegd op 2 maart, 2019.

(10)

gebeurd? Zijn ze in de vergetelheid geraakt maar in de negentiende eeuw met de opkomst van nationale musea weer afgestoft? Hoe waardeerden kunstcritici het werk van Vroom in de zeventiende eeuw en daarna? Deze vragen brachten mij tot de start van dit onderzoek.

Structuur: probleem- en doelstelling en methodologie

Deze Masterscriptie staat in het teken van schilder, tekenaar en tapijtontwerper Hendrik Vroom. De hoofdvraag van dit onderzoek is: ​Welke ontwikkeling heeft de receptie van Hendrik Vroom’s werk doorgemaakt in publicaties vanaf de zeventiende eeuw tot heden?​ Om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen bestaat deze zoektocht uit een literatuuronderzoek in zowel primaire als secundaire bronnen die een waardeoordeel over Vrooms werk bevatten. Na een korte introductie van de kunstenaar in het eerste hoofdstuk zijn de bevindingen uitgewerkt in hoofdstuk twee tot en met vijf. De

kunstgeschiedenis in de zeventiende en grotendeels achttiende eeuw bestond nog niet uit wetenschappelijke professionals, maar uit mensen die dicht bij de schilderspraktijk stonden zoals dichters en kunstenaars zelf. Volgens cultuurfilosoof Dedalo Carasso 9 (1940-1995) en de hedendaagse kunsthistorici Frans Grijzenhout en Henk van Veen is de basis voor de Nederlandse kunsthistorische geschiedschrijving gelegd door Karel van Mander (1548-1606) met ​Het schilder-boeck​. Tegelijkertijd is Van Mander de 10 grondlegger voor de beschrijving van Vroom’s leven en werk en vormt daardoor een geschikt beginpunt van het literatuuronderzoek in het tweede hoofdstuk over de waarderingsgeschiedenis van auteurs in de zeventiende eeuw.11 ​Het derde hoofdstuk

bestaat uit een onderzoek naar auteurs in de achttiende eeuw. Hollandse

9​Frans Grijzenhout en Henk van Veen, et al., red, ​De Gouden Eeuw in Perspectief: Het Beeld Van De

Nederlandse Zeventiende-eeuwse Schilderkunst in Later Tijd​ (Nijmegen: SUN, 1992), 24. 10 Dedalo Carasso, “Houbrakens Groote Schouburgh,” in ​In de ban van het beeld: Opstellen over

geschiedenis en kunst​, red. Carry van Lakerveld, et al., Amsterdamse Historische Reeks Grote Serie deel 24 (Hilversum: Verloren, 1998) 111. ​Grijzenhout, et al., red, ​De Gouden Eeuw in Perspectief,​ 22. ​Karel van Mander, ​Het schilder-boeck,​ Haarlem: Paschier van Wesbusch, 1604.​Facsimile van de eerste uitgave (Utrecht: Davaco Publishers, 1969) beschikbaar online,

https://www.dbnl.org/tekst/mand001schi01_01/mand001schi01_01.pdf. 11 Van Mander, ​Het schilder-boeck, 287r-288v. Zie hoofdstuk 2.

(11)

achttiende-eeuwers waren van mening dat hun eeuw in allerlei opzichten sterk achterbleef bij de Gouden Eeuw, zowel economisch als cultureel. Keken auteurs uit deze periode ook op tegen Vrooms schilderijen? Het vierde hoofdstuk bevat de receptie ten tijde van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. Vooral het realisme is voor negentiende eeuwers een belangrijk kenmerk voor waardering van de Hollandse zeventiende eeuwse schilderkunst. Was het werk van Vroom volgens auteurs

realistisch genoeg? Pas in de laatste kwart van de negentiende eeuw werd het kunsthistorisch onderzoek in Nederland geprofessionaliseerd door onderzoekers als Abraham Bredius en Cornelis Hofstede de Groot. Zij verzamelden een grote

hoeveelheid aan informatie van vergeten zeventiende eeuwse schilders. Dit leidde tot 12 canonvorming rond kunstenaars als Frans Hals, Rembrandt, Jan Steen en Johannes Vermeer die de kern van de canon vormen zijn alle andere kunstenaars gegroepeerd. Minder belangrijke kunstenaars worden tezamen beknopt beschreven. Op welke plaats staat Vroom? Het laatste hoofdstuk behandelt de periode vanaf 1945 wanneer er een duidelijke verbreding aan te wijzen is in visies van kunsthistorici. Dit heeft een

herwaardering van bepaalde groepen kunstwerken of schilders tot gevolg, wat direct invloed heeft op een breder publiek in musea. Hoe waardeerden hedendaagse 13

kunsthistorici Vrooms werk?

Na een afsluitende conclusie, waarbij een balans opgemaakt wordt uit de bevindingen van de voorgaande hoofdstukken, volgt een bijlage met afbeeldingen en een literatuurlijst van geraadpleegde literatuur per hoofdstuk.

De actuele relevantie van dit kunsthistorisch onderzoek

Margarita Russell (1920-2005) schreef in 1983 een uitvoerige biografie over Vroom. Hierin ligt de nadruk op de herkomst van Nederlandse marine schilderkunst waarbij Vroom een sleutelrol vervult. Vroom’s populariteit in de zeventiende eeuw beschrijft ze ook, waarbij vooral wordt ingegaan op volgers en concurrenten. Het onderzoeken van waarderingsgeschiedenis na de zeventiende eeuw kan fungeren als toevoeging op het 12​Grijzenhout, et al., red, ​De Gouden Eeuw in Perspectief, 256.

(12)

uitgebreide werk van Russell. 14

Daarnaast is juist in deze tijd, een tijd waarin een nieuw soort nationalisme zich ontwikkelt, een onderzoek naar de receptie van Vroom zinvol. De Nederlandse regering probeert de Nederlandse identiteit te sturen door het bezoek aan het Rijksmuseum voor basisschool leerlingen actief te bevorderen. Een bezoek leert deze leerlingen de 15 geschiedenis van Nederland, met als hoogtepunt de zeventiende eeuw. Het

Rijksmuseum, inclusief de twee schilderijen van Vroom, levert zo een actieve bijdrage aan het collectief geheugen van Nederland.

Hiertegenover staan de felle openbare discussies in Nederland over kwesties betreffende het koloniale verleden zoals de buste van Johan Maurits, het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen en de zwarte pieten bij de sinterklaasviering. Dit lijken tekenen te zijn van een identiteitscrisis waar Nederland momenteel mee te maken heeft. De kunstgeschiedenis lijkt ook in een crisis terecht te zijn gekomen. 16

Kunsthistorici zijn op zoek naar een nieuwe manier om de geschiedenis van de kunst te reconstrueren, omdat de westers georiënteerde canon, bedacht door de ‘koloniale witte man’, niet langer houdbaar blijkt. Grote musea herschrijven inmiddels de 17

kunstgeschiedenis. Regelmatig staan er solotentoonstellingen van niet-westerse kunstenaars op het programma. Dit staat in contrast met het Rijksmuseum dat zich vasthoudt aan de Nederlandse identiteit uit de zeventiende eeuw, behorend tot de westerse canon. 18

14​Margarita Russell, ​Visions of the Sea: Hendrick C. Vroom and the origins of Dutch Marine Painting, publicatie van de Sir Thomas Browne Institute New Series, No. 2 (Leiden: Leiden University Press, 1983). 15 Rijksoverheid, ​Vertrouwen in de toekomst: Regeerakkoord 2017–2021, 10 oktober 2017, opgehaald van

https://www.kabinetsformatie2017.nl/binaries/kabinetsformatie/documenten/publicaties/2017/10/10/regeer akkoord-vertrouwen-in-de-toekomst/Regeerakkoord+2017-2021.pdf.

16​Lukas van den Berge, "Dealing with Ambiguity: Johan Maurits, Black Pete and the the Crisis of Dutch Identity," ​Netherlands Journal of Legal Philosophy​ 47 (2018): 3-12. ​Westfries Museum, “De zaak Coen,” geraadpleegd op 25 mei 2020, ​https://wfm.nl/coen.

17 Griselda Pollock, ​Differencing the Canon: Feminism and the Writing of Art’s Histories (Londen en New York: Routledge, 1999), 3-6.

18 Tentoonstellingen van het Rijksmuseum zijn vooral gewijd aan westerse kunstenaars. Niet-westerse kunstenaars komen soms aan bod en staan altijd in relatie tot het koloniale verleden van Nederland. Zie Rijksmuseum Amsterdam, “Tentoonstellingen - voorbij,” geraadpleegd op 25 mei 2020,

(13)

Door de waardering van Vroom’s grootse schilderijen met imposante

oorlogsschepen en Oost-Indiëvaarders te onderzoeken vanaf de zeventiende eeuw tot heden, wil ik achterhalen of Vroom’s schilderijen continue zijn gewaardeerd als

nationale pronkstukken. Om hier een duidelijk antwoord op te krijgen onderzoek ik de waarderingsgeschiedenis in de literatuur over de zeventiende-eeuwse schilder Vroom om zo belangrijke keerpunten in de Nederlandse cultuurgeschiedenis te kunnen markeren.

(14)

Hoofdstuk 1: Kunstenaar Hendrik Vroom

Hendrik Vroom (Haarlem 1562/63 - Haarlem 1640)

Naamvarianten: Hendrik Cornelisz. Vroom/ Hendrick Vroom/ Hendrick

Cornelisz. Vroom

Schilder, tekenaar en tapijtontwerper Hendrick Cornelisz Vroom werd in Haarlem in 1562 of 1563 geboren. Het belangrijkste bewijs hiervoor is een akte, gedateerd 1 augustus 1608, waarin hij zichzelf ongeveer vijfenveertig jaar oud noemt. Vroom 19

groeide op in een artistieke familie van beeldhouwers en pottenbakkers. Hij is vernoemd naar zijn grootvader Hendrick Cornelisz (de) Vroom, die in 1547 geregistreerd stond als zoon van een gildelid, waarschijnlijk beeldhouwer. Vroom is de zoon van beeldhouwer en pottenbakker ​Cornelis Hendricksen Vroom (gestorven 1573) en Cornelia Lourensdr. (gestorven 1573). In 1590 huwde de kunstenaar in Haarlem met Joosje Cornelisdr. Gans (ca. 1568-1643). Samen kregen ze drie zonen en een dochter: ​Cornelis

Hendriksz. Vroom (ca. 1592-1661), Frederick Hendriksz. Vroom (1600-1667) en de jong gestorven Jacob Hendriksz. Vroom (geboren 1601). Het is aannemelijk dat Vroom zijn hele leven katholiek was. 20

Vrooms artistieke carrière

Het eerste deel van Vrooms artistieke carrière staat beschreven in Karel van Mander’s Het schilder-boeck ​uit 1604. Na het overlijden van zijn vader zou Vroom, volgens Van 21

Mander, op jonge leeftijd te werk gesteld zijn als decorateur van keramische

voorwerpen door zijn stiefvader. Dit motiveerde hem om meer uitdaging te zoeken door 19​Painting in Haarlem, 1500-1850: the Collection of the Frans Hals Museum, Neeltje Köhler, P. Biesboer en Jennifer Kilian (Gent: Ludion, 2006), 332 en 335. Catalogus Frans Hals Museum.

20 Hard bewijs hiervoor is er niet, maar hij heeft in Rome wel een kardinaal gediend, voor jesuiten gewerkt en tijdens zijn reizen volgens Van Mander in vele kloosters verbleven. ​Painting in Haarlem, ​333.

21 Karel van Mander, ​Het schilder-boeck, Haarlem: Paschier van Wesbusch, 1604.Facsimile van de eerste uitgave (Utrecht: Davaco Publishers, 1969) beschikbaar online,

(15)

jarenlang op reis te gaan en verschillende steden te bezoeken in Holland, Vlaanderen, Spanje en Italië. Dit is uitvoerig beschreven door Van Mander en moet voor 1590 zijn geweest. Vroom verbleef in Florence, Rome, Venetië, Milaan, Genua en Turijn. 22

Tenminste twee jaar werkte Vroom als hofschilder voor kardinaal Ferdinando de 'Medici (1549-1609) in Rome, die een bepalende factor lijkt te zijn geweest voor Vroom’s

interesse in schepen en de marine. Op zijn tweede reis naar Spanje leedt hij 23

schipbreuk bij Portugal en keerde terug naar Haarlem waar hij zichzelf ging toeleggen op het ontwerpen van scheepstaferelen voor wandtapijten, glas-in-lood ramen en het schilderen van schepen.

Zijn reputatie als deskundig schilder van schepen moet in 1592 ingeburgerd zijn geweest omdat hij toen zijn eerste grote opdracht van François Spiering ontving voor het ontwerpen van een tapijtenreeks met als onderwerp de invasie van de Spaanse Armada in 1588. In de periode 1591-1604 bestelde de Staten van Zeeland zes tapijten 24

waarvan vijf ontwerpen zijn toegeschreven aan Vroom (Fig. 5 t/m 10). Vanaf dat 25

moment verliep Vrooms carrière voorspoedig. Voor Vrooms schilderijen werd goed betaald, wat hem deed besluiten te stoppen met het ontwerpen van tapijt. Zijn succesvolle artistieke carrière zorgde ervoor dat hij vrijgesteld werd van militaire verplichtingen en administratieve taken. 26

Vroom is de grondlegger van het Hollandse marine genre. Op zijn schilderijen staan portretten van imposante oorlogsschepen of Oost-Indiëvaarders in situaties zoals zeeslagen (Fig. 1, 11 t/m 14 en 25), intochten (Fig. 3, 15, 16, 28 en 29), strand- (Fig. 17

22 Zie hoofdstuk 2 en Margarita Russell, "Vroom family." ​Grove Art Online, geraadpleegd 3 maart 2019, http://www.oxfordartonline.com/groveart/view/10.1093/gao/9781884446054.001.0001/oao-978188444605 4-e-7000090252.

23​Margarita Russell, ​Visions of the Sea: Hendrick C. Vroom and the origins of Dutch Marine Painting, publicatie van de Sir Thomas Browne Institute New Series, No. 2 (Leiden: Leiden University Press, 1983) 91.

24 De tapijten zijn door de brand in het House of Lords in 1834 verloren gegaan, maar er zijn wel gravures van John Pine bewaard gebleven die ze heeft vastgelegd (Fig. 33 t/m 42).

25 Deze wandtapijten de ​Zeeuwse tapijten genoemd worden bevinden zich in de collectie van het Zeeuws Museum (Middelburg, Nederland). Zie bijlage: figuur 5 t/m 10.

26 Op 7 februari 1594 werd Vroom door de stad Haarlem vrijgesteld van militaire verplichtingen vanwege zijn uitblinkende verbeelding van schepen; ‘In regardt van zijne singuliere conste int afcontrefeyten ende schilderen van diversen Navalen, daer inne hij boven anderen excelerende is’. In 1596 werd Vrooms vrijgesteld van administratieve taken bij het St. Lukasgilde. ​Painting in Haarlem, 333-334.

(16)

en 18) en havengezichten (Fig. 19 en 20), of vechtend om te overleven in een razende storm (Fig. 26 en 27). De werken van Vroom zijn meestal in opdracht gemaakt.

Ondersteund gedurende zijn lange carrière door stadsbesturen, de Admiraliteit, de Verenigde Oost-Indische Compagnie en andere personen die betrokken zijn bij de scheepvaart, portretteerde Vroom bijna elke kuststad in Noord-Nederland en vele kleine en grote marine-opdrachten. Vroom wordt ook gezien als pionier in het afbeelden van 27

nauwgezette observaties van water, wolken en weersomstandigheden, waarvoor

collega en vriend Karel van Mander (1548-1606) hem prees. Nederlandse 17de-eeuwse landschapsschilderkunst vindt zijn oorsprong in Vroom’s realistische weergave van schepen, overtuigend in de wind bewegend met wolken die in dezelfde richting

afdrijven. In de eerste plaats zijn de werken van Vroom spectaculair, maar daarnaast 28

zijn er veel interessante details te ontdekken die de beschouwer stuk voor stuk nauwkeurig kan bekijken. Zijn schilderijen zijn vandaag de dag daarom aantrekkelijk voor een breed publiek en hangen in diverse musea in Nederland, maar ook in andere Europese landen. Het Rijksmuseum te Amsterdam en het National Maritime Museum 29

in Greenwich bezitten de grootste verzameling. Het Zeeuws Museum in Middelburg bezit, op één uitzondering na, alle door Vroom ontworpen nog bestaande tapijten. 30

27​Russell, ​Visions of the Sea, 92. 28 Margarita Russell, "Vroom family."

29 Musea met werk van Vroom: Rijksmuseum Amsterdam (Amsterdam, Nederland), Amsterdam Museum (Amsterdam, Nederland), Scheepvaartmuseum Amsterdam (Amsterdam, Nederland), Westfries Museum (Hoorn, Nederland), Rijksmuseum Twenthe (Enschede, Nederland), Stedelijk Museum Het Prinsenhof (Delft, Nederland), Frans Halsmuseum (Haarlem, Nederland), Stedelijk Museum Alkmaar (Alkmaar, Nederland), Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum (Innsbruck, Oostenrijk), Kunstmuseum Basel (Basel, Zwitserland), Galleria Palatina (Florence, Italië), National Maritime Museum (Greenwich, Engeland), Helsingør Bymuseum (Helsingør, Denemarken), Staatsgalerie im neuen Schloss Schleißheim

(Oberschleißheim, Duitsland), Gemäldegalerie, Staatliche Museen zu Berlin, (Berlijn, Duitsland), Museo del Prado (Madrid, Spanje).

30 Uitzondering is ​The last fight of the Revenge uit een franse privécollectie. ​Hesther van den Donk, “Een Middelburgs Tapijt Aan de Vergetelheid Ontrukt: The Last Fight of the Revenge, 1598.” ​Oud Holland -

(17)

Hoofdstuk 2: Ontwikkelingen in de receptie van Vroom

door Karel van Mander en andere auteurs in de

zeventiende eeuw

Na een korte inleiding over Van Manders leven en werk zal de inhoud van ​Het

schilder-boeck​ worden uiteengezet, met het accent op de beschrijvingen over Vroom. 31

Vervolgens zal ik Van Manders tekst vergelijken met andere auteurs die Vroom bespreken in hun kunstenaarsbiografieën en stadsbeschrijvingen. Een overzicht van alle bestudeerde auteurs is opgenomen in de bijlage, waaronder ook auteurs die niks over Vroom hebben geschreven.

2.1. Karel van Mander; collega, vriend en bewonderaar van Vroom

De kunstgeschiedenis in de zeventiende en grotendeels achttiende eeuw bestond nog niet uit wetenschappelijke professionals, maar uit mensen die dicht bij de

schilderspraktijk stonden zoals Karel van Mander (1548-1606). Deze Vlaamse kunstenaar deed zijn inspiratie voor schilderen en schrijven op in Italië. Hoewel Van Mander schilder en tekenaar was, werd hij vooral bekend als de auteur van ​Het

schilder-boeck. ​In 1548 werd Van Mander geboren in het Vlaamse Meulebeke waar hij zich toelegde op het schrijven van toneelstukken en poëzie. Van 1573 tot 1577 verbleef hij in Italië en maakte kennis met de Italiaanse architectuur, beeldhouwkunst en

schilderkunst. In Florence ontmoette hij Giorgio Vasari (1511-74), waarvan zijn biografie over kunstenaars ​Le Vite ​later als voorbeeld zou dienen voor Van Manders

Schilder-boeck​. Na opdrachten uit te hebben gevoerd in Bazel, Krems en Wenen 32

31 Karel van Mander, ​Het schilder-boeck, Haarlem: Paschier van Wesbusch, 1604.Facsimile van de eerste uitgave (Utrecht: Davaco Publishers, 1969) beschikbaar online,

https://www.dbnl.org/tekst/mand001schi01_01/mand001schi01_01.pdf.

32 Hessel Miedema, "De Ontwikkeling Van De Kunsttheorie in De Hollandse Gouden Eeuw II. Karel Van Mander," ​Oud Holland 126, no. 1​ (2013): 17-30. ​Zie ook Giorgio Vasari, ​Le vite de più eccellenti architetti,

pittori et scultori italiani, da Cimabue insino a’tempi nostri , descritte in lingua toscana, da Giorgio Vasari, [...] Con una sua utile [...] introduzzione a le arti loro​ (Firenze: L. Torrentino, 1550),

(18)

keerde hij terug naar Meulebeke. Omdat Van Mander en zijn gezin mennonieten waren, in Nederland doopsgezinden genoemd, ontvluchtte ze de Zuidelijke Nederlanden en kwamen terecht in Haarlem. In 1584 werd Van Mander lid van het Haarlemse

Sint-Lucasgilde. In 1603 trok Van Mander zich terug in huis Zevenbergen te

Heemskerk, waar hij ​Het ​schilder-boeck​ ​schreef. Kort daarna, in 1606, overleed hij als arme man in Amsterdam. 33

2.1.1 Karel van Manders

​Het schilder-boeck: waer in Voor eerst de

leerlustighe Iueght den grondt der Edel Vry Schilderconst in

Verscheyden deelen Wort Voorghedraghen

De eerste zin op de titelpagina maakt al direct duidelijk met welk doel Van Mander ​Het schilder-boeck​ schreef: voor de​ leerlustighe Iueght,​ ofwel leergierige jeugd. Hij heeft echter nooit geweten hoe zijn lezerskring in de loop der eeuwen is uitgebreid. De eerste editie verscheen in 1604. De tweede druk, met een toegevoegde anonieme biografie over Van Mander zelf, verscheen in 1618. Het boek bestaat uit zes delen en verschaft kunsthistorici informatie over het dagelijks leven en de werkzaamheden van schilders in de vijftiende en zestiende eeuw, alsmede hun positie op de kunstmarkt. Het eerste deel, Den Grondt der Edel vrij Schilder-const​, behandelt de praktijk en de theorie van de schilderkunst. Het is een poging om de superioriteit van de ‘vrije en nobele

schilderkunst’ te vestigen boven de ambachten. Hierna volgen drie delen met levensbeschrijvingen van schilders tussen 1420 en 1600: beroemde classicistische Italiaanse, Nederlandse en Hoogduitse schilders. Het vijfde deel geeft uitleg over symboliek van de ​Metamorphosen​ van de Romeinse dichter Ovidius (43 v.Chr. - 16 na Chr.). Sinds ongeveer 1450 vormden deze, op de bijbel na, de belangrijkste bron van onderwerpen voor de schilderkunst in Italië. In het laatste deel voorzag Van Manders zijn lezers iconografische richtlijnen, vooral op basis van de Italiaanse auteur Cesare

33 E. K. J. Reznicek, en M. J. T. M. Stompé, "Mander, van family," ​Grove Art Online (2003), geraadpleegd op 22 maart 2019,

https://www.oxfordartonline.com/groveart/view/10.1093/gao/9781884446054.001.0001/oao-97818844460 54-e-7000053701.

(19)

Ripa (1560-1622) die het succesvolle boek ​Iconologia​ schreef. ​Het schilder-boeck 34

bleef in de zeventiende eeuw en daarna succesvol om de samenhangende informatie over kunstschilderes, opdrachtgevers, achtergronden en betekenissen van schilderijen. De vele vertalingen en heruitgaven bewijzen het grote belang die kunsthistorici aan Van Manders werk hechten. Hij schreef het boek om schilders te onderwijzen in alle 35

aspecten van de schilderkunst om zo de status van kunstschilders te verhogen. In de eerste zin van de beschrijving over het leven van de Nederlandse kunstschilder Cornelis Engebrechtsz. (1462-1527) valt op te maken dat Van Mander Nederlandse schilders pas ging waarderen na hun kennismaking met de klassieke oudheid via de Italiaanse renaissance. De Nederlandse schilders die in 36 ​Het Schilder-boeck​ staan

beschreven zijn daarom allemaal beïnvloed door de Italiaanse kunst uit die tijd. De hoogste waardering had Van Mander voor Hendrick Goltzius (1558-1617) waar hij de langste levensbeschrijving over op papier zette. Hij roemde hem om zijn Italiaanse schilderstijl en vergeleek hem met Michelangelo (1475-1564). Voor Van Mander moet 37

het een enorme opgave zijn geweest om alle informatie te verzamelen voor zijn boek. Naast de verblijfplaatsen van schilderijen, raadpleegde Van Mander grafschriften van schilders en registers van schildersgilden. Ook richtte hij zich persoonlijk of per brief tot kunstenaars, of diens familie en nabestaanden. In het algemeen oordeelt Van Mander zeer positief over Nederlandse schilders, ook al kent hij sommige besproken

kunstwerken nauwelijks. Kritiek op schilderijen komt maar zelden voor, alsook de kritiek op de levenswijze van bepaalde kunstenaars. 38

34 Cesare Ripa, en Giovanni Zaratino Castellini, ​Iconologia di Cesare Ripa [...]: divisa in tre libri, ne i quali

si esprimono varie imagini di virtù, vitij, affetti, passioni humane, arti, discipline, humori, elementi, corpi celesti [...] ​(Venetia: Cristoforo Tomasini 1645).

https://books.google.nl/books?id=ocsQcOQLh5MC&pg=PP5&num=100&hl=nl&source=gbs_selected_pag es&cad=3#v=thumbnail&q&f=false.

35​Karel van Mander, ​Het schilderboek: het leven van de doorluchtige Nederlandse en Hoogduitse

schilders in de vijftiende en zestiende eeuw​, red. en vertaald door J.L. de Jong, E.A. de Jong-Crane, en G.S. Overdiep (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1995),​ 10.

36Van Mander, ​Het schilder-boeck, 210r.

37 Italiaans kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni (1475-1564), beter bekend onder alleen zijn voornaam Michelangelo.

38

Voorbeeld van een negatief oordeel is bijvoorbeeld de verhandeling over de drankzuchtige Brabantse schilder Frans Floris de Vriendt (1519/20 – 70). Van Mander, ​Het schilder-boeck​, 240r.

(20)

2.1.2

​Het leven van Henrick Cornelissen Vroom, Schilder van Haerlem

volgens Karel van Mander

Het vierde deel van ​Het schilder-boeck ​bevat de namen van bijna 200 Nederlandse schilders actief vóór 1604. Hiervan beslaat de beschrijving over Vroom iets meer dan twee bladzijden. Een groot gedeelte bevat details over Vrooms beginjaren, de periode 39

voordat Van Mander in Haarlem werkzaam was. De vriendschappelijke relatie heeft mogelijk een positieve invloed gehad op Vrooms biografie. Van Mander en Vroom waren bevriende collega’s, waardoor de schrijver veel informatie direct van Vroom moet hebben vernomen. Na een korte moralistische opmerking over opvoeding beschrijft hij 40

Vrooms moeilijke jeugd, veroorzaakt door de hardheid van zijn stiefvader. Dit was de oorzaak van Vroom’s vroege vertrek uit het ouderlijk huis. Daarna behandelt Van Mander het artistieke talent van Vrooms vader, opa en oom, wat de schilders eigen talent verklaart. Een groot gedeelte van ​Het leven van Henrick Cornelissen Vroom, Schilder van Haerlem​ beschrijft het vele reizen van Vroom. Na wat steden te hebben bezocht in de Nederlanden stapte Vroom op een schip naar Spanje. Vandaar ging de reis verder naar Rome, waar hij bij een Spaanse Kanunnik inwoonde en enkele opdrachten uitvoerde. Vervolgens trad Vroom voor tenminste twee jaar in dienst als schilder bij kardinaal Ferdinando de 'Medici (1549-1609). Hier kreeg hij veel bezoek van de Zuid-Nederlandse landschapsschilder Paul Bril (1554-1626), die hem onderwijs gaf. Vroom reisde verder naar Venetië, Milaan, Genua en Arbizziolo waar hij zijn geld verdiende met het beschilderen van porselein. Een spannende anekdote is zijn tocht over de bergen richting het Franse Lyon. Deze reis was levensgevaarlijk, Vroom viel bijna van een steile rots. Hij bleef nog net met zijn broek hangen. De auteur beschrijft verder dat nabij Lyon Vroom in dienst trad voor de heer Monsieur Bottoin. Deze gaf de opdracht om doeken met krijgsdaden van zijn voorouders te schilderen, compleet met galeien, schepen, ruiters en voetvolk. Hierna reisde Vroom via Parijs naar Haarlem. Opvallend in Van Manders beschrijvingen is dat er geen data genoemd worden. Ook 39 Van Mander, ​Het schilder-boeck, 287r - 288v.

40​Margarita Russell, ​Visions of the Sea: Hendrick C. Vroom and the Origins of Dutch Marine Painting (Leiden: E.J. Brill en Leiden University Press, 1983)​, 91.

(21)

lijkt Vroom zonder problemen op iedere plek van zijn reis inkomsten te hebben gehad, vaak zelfs bij vooraanstaande figuren. 41

De meest heroïsche anekdote beschrijft Vroom’s reis naar Spanje, enige tijd later. Door een storm moest hij, samen met de bemanning, het schip verlaten en bereikte met een sloep de rotsachtige Berlenga-eilanden voor de kust van Portugal. Daar verbleven ze drie dagen zonder eten en drinken, totdat ze gered werden door een schip van monniken. Dankzij Vrooms meegebrachte religieuze schilderijen werden de schipbreukelingen aangezien voor christenen in plaats van Engelse piraten. Zonder Vrooms vroomheid hadden de Hollandse scheepslieden de reis niet overleefd. Ook was het Vroom die het initiatief nam om, eenmaal aan het vasteland van Portugal, God te danken in een kerk. Van Mander bewijst met de schipbreuk dat Vroom niet alleen held was, maar ook een een groot kunstenaar. De aangespoelde paneeltjes van Vroom stonden namelijk te pronken in het huis van de bestuurder of gouverneur. Daarna lijkt Vroom een goddelijke ingeving te hebben gehad. Van Mander schrijft dat Vroom vanaf Setúbal kon meevaren op een schip met Roel Jansen naar Holland, maar een vreemd voorgevoel weerhield hem ervan en hij stapte weer van boord. Schippers verklaarde Vroom voor gek, maar het schip moest voorbij Texel varen en verging op de Sont. 42

Uiteindelijk kwam Vroom weer thuis in Haarlem, waar hij op aanraden van de plaatselijke schilders steeds meer schilderijen maakte met schepen als onderwerp. Omdat in Holland de scheepvaart bloeide werd hij als schilder steeds meer

gewaardeerd. Volgens ​Het​ ​schilder-boeck​ was het Van Mander zelf die de eerste belangrijke grote opdracht voor Vroom regelde. De Antwerpse tapijtwever François Spiering (1550-1630) had een opdracht aangenomen van de Engelse admiraal Lord Charles Howard om de strijd tussen de Engelse en Spaanse vloot in 1588 vast te

leggen. Hij vroeg Van Mander om het ontwerp te maken. Deze vond zichzelf niet kundig genoeg en gaf de opdracht door aan Vroom. Vroom voer op een keer van Zandvoort naar Engeland om bij Howard kenbaar te maken dat hij de ontwerpen had vervaardigd. 41 Uitzondering is de stad Genua en Arbizziolo, maar Van Mander geeft als reden op dat het brood erg duur was, wat kan betekenen dat de steden het economisch slecht hadden.

(22)

Hiervoor schonk Howard hem honderd gulden. Van Mander prijst de vele details van een groot schilderij die Vroom maakte bij thuiskomst in Haarlem, met als onderwerp de zevende dag van de strijd van de Engelsen met de Spaanse vloot. Zijne Excellentie 43

graaf Maurits en admiraal Justinus bewonderde het doek. Van Mander geeft vervolgens een uiteenzetting van het vele geld dat Vroom ontving door de verkoop van zijn

gravures die hij aanbood aan Hollandse steden en de heren Staten. Volgens Van Mander is Vroom erg vaardig in het schilderen van schepen en verbetert zichzelf iedere dag. Omdat hij veel produceert levert dit hem enorm veel geld op. Als besluit looft Van Mander Vroom als uitstekend meester, niet alleen in het bezit van kennis over schepen, touwen en tuigage, windstreken en zeilen, maar ook zeer kundig in het vormgeven van alle bijkomende zaken zoals landschappen, luchten, wateren, steden en dorpen. 44

Echter, de schrijver vermeldt niet dat Vroom ook in Delft heeft gewoond, waar hij hoogstwaarschijnlijk in de leer ging bij een onbekende schilder. Dit was in de periode voor hij te werk werd gesteld door zijn stiefvader. Ook lijkt kardinaal De ‘Medici een 45

bepalende factor te zijn geweest voor Vroom’s interesse in marine schilderkunst, wat Van Mander achterwege laat. In 46 ​Het schilder-boeck ​legt Van Mander juist meer de

nadruk op het onderwijs door de Zuid-Nederlandse schilder Bril dat Vroom heeft gevormd. 47

Van Mander schetst in iets meer dan twee bladzijden een zeer positief beeld van de ontwikkeling van de carrière van Vroom. Van Mander zet​ ​Vroom neer als

avontuurlijke succesvolle schildersheld. Vroom kreeg op zijn reis door Europa

opdrachten bij vooraanstaande mensen, redde dankzij zijn kunst de bemanningsleden na een schipbreuk en ontwikkelde bij terugkomst in Haarlem een nieuw genre. Voor zijn werk werd veel geld betaald en hij zag Vroom als een uitstekend meester door zijn

43Mogelijk is dit ​Zevende dag van de zeeslag met de Armada, 7 augustus 1588, zie fig. 11 in de bijlage.

44 Van Mander, ​Het schilder-boeck, 288r-288v. 45​Russell, ​Visions of the Sea, 94.

46 Kardinaal De ‘Medici stond bekend om zijn klassieke kunst verzameling in Villa Medici in Rome, waar ook Vroom verbleef. Maar zijn belangstelling voor scheepvaart, zoals de uitbreiding van de Toscaanse vloot, was nog groter. Hierdoor was De ‘Medici een groot liefhebber van decoratieve panoramische cartografie. ​Ibid.​, 94.

(23)

kennis over de scheepvaart en het naturalistisch weergeven van landschappen en stadsgezichten. Zullen latere auteurs deze lovende woorden hebben overgenomen?

2.2

​Den lof van Haerlem

: Een lofdicht en twee stadsbeschrijvingen

van Samuel Ampzing, 1616, 1621 en 1628

De Haarlemse predikant Samuel Ampzing (1590-1632) heeft in drie verschillende werken geschreven over Vroom. Tijdens zijn jeugd vertrok zijn vader naar het buitenland en liet hem achter, samen met zijn moeder en zes andere kinderen. De Haarlemse overheid zorgde ervoor dat hij op een Latijnse school geplaatst werd en kon studeren in Leiden. Ampzing schreef in 1616 tijdens zijn studententijd een anoniem lofdicht getiteld ​Den lof van Haerlem​. Het werd in hetzelfde jaar uitgegeven maar is 48

daarna nog twee keer (1621 en 1628) bewerkt en heruitgegeven in de vorm van een stadsbeschrijving. 49

Den lof van Haerlem​ bestaat uit tweeëntwintig pagina’s. Antieke goden worden aangeroepen bij het beschrijven van de stad en het Haarlemse landschap is een soort Arcadia, bevolkt door nimfen en faunen. De goden eren de Haarlemse geschiedenis, 50

geleerden, schrijvers, schilders, boekdrukkunst, kenau, bierbrouwers, bestuurders en religie. Bij de dichtregels over schilders noemt de schrijver naast Vroom enkel Hendrick Goltzius (1558-1617) en Cornelis Cornelisz. van Haarlem (1562-1638). Goltzius krijgt

48​Samuel Ampzing,​ Den lof van Haerlem (Haerlem, 1616).

49​Samuel Ampzing, ​Het lof der stadt Haerlem in Hollandt, (Haerlem, 1621). ​Samuel Ampzing,

Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland: In rijm bearbeyd: ende met veele oude ende nieuwe stucken buyten dicht uyt verscheyde kronyken, handvesten, brieven, memorien ofte geheugenissen ende diergelyke schriften verklaerd ende bevestigd. Door Samvel Ampzing [...] Mitsgaders Petri Scriverii Lavrekranz voor Lavrens Koster van Haerlem, eerste vinder vande boek-drvckerye […]​ (Haerlem, A. Rooman, 1628).

P.C. Molhuysen et al., red., ​Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek: deel 1​ (Leiden: A.W Sijthoff, 1911), 118,119.

50​Stedentrots & stedenpracht: kunstenaarsvermeldingen in stadsbeschrijvingen van Noord-Nederlandse steden 1600-1850, “Analyse van de stadsbeschrijvingen van Amsterdam en Haarlem,” geraadpleegd op 20 mei 2019,

http://stedentrots.rkdmonographs.nl/3.-de-stadsbeschrijvingen-bevindingen-van-het-onderzoek/i.-3.3-anal yse-van-de-stadsbeschrijvingen-van-amsterdam-en-haarlem​.

(24)

de meeste lof. De Griekse schilder Apelles (4e eeuw v.Chr.) buigt voor hem en Goltzius overtreft de Romeinse en Griekse kunstenaars. 51

Ampzing roemt in twee korte dichtregels Vroom:

… en ghy O! Stoute Vroom

Stelt vroom en levendich de Scheepjes op den stroom. 52

Met de bijnaam ‘stoute’ stelt hij dat Vroom gedurfd en kundig is in zijn vak. In de 53

tweede regel staat ‘vroom’, wat te vertalen is naar godvruchtig of oprecht. ‘Levendich’ betekent levensecht. Volgens Ampzing is Vroom een kundige schilder die vlijtig schepen op een levensechte wijze verbeeldt. 54

Het anonieme werk uit 1621 ​Het lof der stadt Haerlem​ is ook van zijn hand en bestaat uit negenendertig pagina’s. De klassieke goden ontbreken, omdat Ampzing, inmiddels gereformeerde predikant, het zich niet kon veroorloven om over heidense

51 Ampzing, Den lof van Hearlem, fol. Ciii. 52​Ibid.​, fol. Ciii.

53 Betekenis: veel aandurvend en vermogend in kunst of wetenschap; een hooge vlucht nemend. Men neemt tegenwoordig algemeen aan dat stout van Germaanschen oorsprong is, dat het ”ablautend” staat naast stelt en dat men voor de beteekenis moet uitgaan van een begrip als ”stijf overeind staande”. Instituut voor de Nederlandse taal, “STOUTɪɪ,” geraadpleegd op 21 mei 2019,

http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M066875&lemmodern=stout&domein=0&c onc=true.

54 Instituut voor de Nederlandse taal, “VROMEɪ,” geraadpleegd op 21 mei 2019,

http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=MNW&id=69292&lemmodern=vroom&domein=0&co nc=true​. Instituut voor de Nederlandse taal, “LEVENDICH,” geraadpleegd op 21 mei 2019,

http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=MNW&id=25898&lemmodern=levendig&domein=0&c onc=true​.

(25)

klassieke goden te schrijven. In het lofdicht komen vierentwintig kunstenaars voor. 55 56

Over Vroom schrijft hij:

Leeft Vroom, uytstekend’ Geest! Twee allerstoutse handen Die nu de Wereldt heeft; wat Room oock tegen-keft,

Ia yder in het uw’ een yder over-treft. 57

Wederom schrijft Ampzing hier vol lof over Vroom. De eerste regel komt overeen met de essentie van de dichtregels uit 1616. De tweede regel heeft betrekking op de classicistische kunst: Rome als topos voor de klassieke bakermat van de kunsten, dat tevergeefs protesteert tegen de lof van Vroom die niet te overtreffen is.

De laatste versie verschijnt in 1628 onder de titel ​Beschryving ende lof der stad Haerlem​. De vijfentachtig kunstenaarsbeschrijvingen bestaan uit korte lofdichten, afgewisseld met geciteerde teksten van kunstenaarsbiografieën van andere auteurs​. Vrooms leven en werk beslaat twee pagina’s. In het voorafgaande gedicht noemt

Ampzing hem een ​vermaerd​ oftewel beroemd zeeschilder. De tekst die volgt zijn citaten

55​Stedentrots & stedenpracht: kunstenaarsvermeldingen in stadsbeschrijvingen van Noord-Nederlandse steden 1600-1850, “Analyse van de stadsbeschrijvingen van Amsterdam en Haarlem,” geraadpleegd op 20 mei 2019,

http://stedentrots.rkdmonographs.nl/3.-de-stadsbeschrijvingen-bevindingen-van-het-onderzoek/i.-3.3-anal yse-van-de-stadsbeschrijvingen-van-amsterdam-en-haarlem​.

56​De drieëntwintig kunstenaars naast Vroom zijn: ​Bouckhorst, Jan Philipsz van​; glasschilder en

prentkunstenaar (Haarlem ca 1588 – 1612/31)​, ​Bray, Salomon de​; schilder en architect (Amsterdam 1597 – Haarlem 1664)​, ​Campen, Jacob van;​ schilder en architect (Haarlem 1595 – Amersfoort 1657)​,

Cornelisz. van Haarlem, Cornelis​; schilder (Haarlem 1562 – 1638), ​Cussens, Cornelis​; glasschilder (? ? - ? 1618), ​Dyck, Floris van​; schilder (Delft ca 1575 – Haarlem 1651)​, ​Goltzius, Hendrick​, schilder en graveur (Bracht (Venlo) 1558 – Haarlem 1617)​, ​Grebber, Frans Pietersz. de​; schilder (Haarlem ca 1573 – 1649)​, ​Guldewagen, Jan Jacobsz.​; schilder (Haarlem ? – ? in of vóór 1641)​, ​Hals, Dirck​; schilder

(Haarlem 1591 – 1656)​, ​Hals, Frans (I)​; schilder (Antwerpen 1582/83 – Haarlem 1666), ​Heemskerck, Maarten van​ schilder (Heemskerk 1498 – Haarlem 1574), ​Mander, Karel van (I)​; schilder en

kunstenaarsbiograaf (Meulebeke 1548 – Amsterdam 1606), ​Matham, Jacob​; prentkunstenaar en tekenaar (Haarlem 1571 – 1631), ​Molijn, Pieter de​; schilder (Londen 1595 – Haarlem 1661), ​Mostaert, Jan​; schilder (Haarlem ca 1475 - ? 1552/53), ​Pot, Hendrick; ​schilder (Amsterdam 1580/81 – 1657), Saenredam, Jan​; prentkunstenaar (Zaandam (Zaanstad) 1565 – Assendelft (Zaanstad) 1607), ​Scorel, Jan van​; schilder (Schoorl 1495 – Utrecht 1562), ​Velde, Jan van de (II);​ schilder en prentkunstenaar (Delft/Rotterdam 1593 – Enkhuizen 1641)​, ​Verbeeck, Cornelis​; schilder (Haarlem ca 1590 – 1637/57)​, Vroom, Cornelis Hendrikz.​; schilder (Haarlem 1590/92 – 1661)​, ​Wieringen, Cornelis Claesz. van;​ schilder (Haarlem 1575/77 – 1633).

(26)

uit Van Manders ​Schilder-boeck​ over Vrooms leven en werk. Ampzing besluit de tekst met een eigen toevoeging: In de eetzaal van het Prinsenhof in Haarlem hangt een schilderij van Vroom met een storm, volgens kenners zeer meesterlijk geschilderd. 58

In de Haarlemse stadsbeschrijvingen van Ampzing wordt bevestigd dat Vroom beroemd was in zijn tijd. Naarmate Ampzings tekst groeit, breidt ook de informatie over Vroom uit. Vrooms faam berust op zijn vermogen als maritiem schilder. Dat zijn werk in het Prinsenhof hangt bevestigt ook Vrooms status als belangrijke schilder van Haarlem. Het stadsbestuur waardeert zijn werk en gebruikt het als uiting van stedentrots.

2.3 Huygens autobiografie:

​De vita propria, sermonum inter liberos

,

1629/31

Alhoewel de autobiografie ​Mijn Jeugd​ van Constantijn Huygens (1596-1687) pas in 1897 beschikbaar kwam voor een breed publiek, lijkt het mij zinvol om de inhoud ervan te onderzoeken. Tussen 1629 en 1631 schreef Huygens dit werk waarin hij ook zijn 59

ideeën over kunst en schilders uit zijn tijd bespreekt, waaronder Vroom. Ook al kan ​Mijn Jeugd​ pas invloed hebben gehad op de waardering van Vroom vanaf 1897, het schetst wel een beeld over de waardering van Vroom tijdens zijn leven in Haarlem. 60

Huygens staat bekend als een hoveling uit de Hollandse Gouden Eeuw. Hij was diplomaat (in Venetië en Londen), schrijver, beschermheer en verzamelaar. In 1625 werd Huygens secretaris van stadhouder Frederik Hendrik van Oranje Nassau (regerend 1625-47). Na de dood van Frederik Hendrik continueerde Huygens zijn functie onder stadhouder Willem II (regerend 1647-50) en later zijn weduwe Amalia van Solms. Als secretaris kwam Huygens in contact met talloze mensen uit nationale en internationale hogere kringen. De duizenden bewaarde brieven, tienduizenden regels poëzie, twee autobiografieën en een dagboek vormen een uitgebreide bron van 58 Ampzing, ​Beschryving ende lof der stad Haerlem, 368-370.

59​Constantijn Huygens, C.L. Heesakkers en Maria A. Schenkeveld-van der Dussen, ​Mijn jeugd (Amsterdam: Querido, 1987).

60​F.R.E. Blom, ​Constantijn Huygens. Mijn leven verteld aan mijn kinderen: in twee boeken: ingeleid,

(27)

informatie over zijn leven en zeventiende-eeuwse sociale netwerken. Huygens was een goed opgeleid en ontwikkeld man: hij sprak zes talen en was zowel muzikant,

componist als een dichter. Uit de primaire bronnen, die in 2010 door Inge Broekman 61

zorgvuldig zijn onderzocht, blijkt dat Huygens een uitstekend kunstkenner was en op niveau over kunst kon praten. 62

De autobiografie ​Mijn jeugd​ had als functie om de opvoeding en carrière van Huygens als ideale hoveling te delen met zijn nageslacht. Door deze kennis had hij een hoge positie verworven en zijn eigen kinderen gaf hij zo tips. Zijn kennis over de

kunsten was puur functioneel en hoorde bij zijn positie als hoveling. De contemporaine 63

schilderkunst vergeleek hij met teksten uit de klassieke oudheid, waarbij Plinius’

Naturalis historia zijn belangrijkste inspiratiebron was. Toen Huygens zijn werk schreef, was hij net aangesteld als lid van de Nassause Domeinraad en stond hij op het punt om te worden aangesteld als volwaardig secretaris. 64

Het derde deel in de autobiografie is een bespreking van contemporaine schilders en heeft als doel om aan te tonen dat Huygens uitstekend kan converseren over kunst. Huygens geeft een oordeel over schilders met wie hij een zeer nauwe 65

vriendschap heeft. Hij bespreekt schilders niet apart, maar vooral ten opzichte van elkaar. Huygens heeft een voorkeur voor schilders uit de Noordelijke Nederlanden. 66

Vroom wordt samen met Hendrik Goltzius (1558-1617), Cornelis Cornelisz. van Haarlem en Jan Porcellis (1584-1632) beschreven waarbij hij de nadruk legt op het

61 Huygens vertaalde de gedichten van de Engelsman John Donne naar het Nederlands en kreeg tekenlessen van Hendrik Hondius I. ​Marieke W. Bouman en J. F. Heijbroek, “Huygens,” ​Grove Art Online (1996), http://www.oxfordartonline.com/subscriber/article/grove/art/T039629.

62 Huygens bezat zowel de kennis van de praktijk al de theorie van het schilderen. Hij wist veel over contemporaine schilders en ook ​Het schilder-boeck ​van Van Mander had hij bestudeerd. Een bewijs hiervoor is de manier waarop hij vol lof over Rubens, Rembrandt en Jan Lievens schreef. Huygens legde geen kunstverzameling aan met belangrijke meesters en had geen invloed als secretaris op het artistieke beleid aan het hof waar hij werkte. ​Bouman, “Huygens,” ​Grove Art Online​.

63​Inge Broekman, “Constantijn Huygens, de kunst en het hof” (proefschrift, Universiteit van Amsterdam, 2010), 233.

64 Het enige originele exemplaar van Mijn jeugd wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het gaat om een handgeschreven kladversie in het Latijn, met wijzigingen en aantekeningen in de marge die Huygens ook zelf heeft aangebracht. Broekman, “​Constantijn Huygens,” ​238-239.

65

Ibid.​, 228.

66 Huygens is van mening dat het onderhouden van vriendschappen met schilders erg belangrijk is voor een hoveling. De Zuid-Nederlandse kunstenaars staan in de marge van kladversie vermeld. ​Ibid.​, 195.

(28)

overtreffen van voorgangers. Net als Van Haarlem mag Vroom volgens Huygens dankbaar zijn dat hij niet dertig jaar later is geboren. In zijn eigen tijd was hij als maker van zeestukken beroemd, maar nu wordt hij ruim overtroffen door marineschilder Porcellis en minder bekende schilders waarvan Huygens de namen niet noemt. Dit geeft aan dat de schilderkunst van Vroom rond 1630 bij elitaire hovelingen als Huygens uit de mode was geraakt. Werken van Porcellis werden snel geproduceerd voor de vrije markt en waren bestemd voor woonkamers. Zijn schilderijen springen niet in het oog omdat er zo weinig beeldelementen en details te zien zijn. Dit staat lijnrecht tegenover de dure, in opdracht vervaardigde werken van Vroom met veel schepen en

spectaculaire details. 67

Volgens Eric Jan Sluijter was Porcellis vanaf het begin van zijn carrière al

populair bij kunstkenners. Zelfs Rembrandt en Rubens bezaten zijn schilderijen. Anders dan bij Vroom veranderde Porcellis het gezichtspunt van de toeschouwer tot op

dezelfde hoogte als de bemanning op de afgebeelde schepen, of nog iets lager. Hierdoor voelde de beschouwer zich meer betrokken bij het afgebeelde tafereel. Ook beperkte Porcellis zijn kleurenscala en suggereerde een enorme diepte in zijn

schilderijen, wat zorgde voor nieuwe natuurlijke weergave ten opzichte van de

traditionele schilderstukken van Vrooms schilderijen met een hoog standpunt en een groot kleurcontrast. Volgens Sluijter passen deze veranderingen bij een ideologie van eenvoud en soberheid van Hollanders rond 1630, waarbij de scheepvaart in verband wordt gebracht met een ingetogen uiting van welvaart. In Porcellis schilderijen zijn bemanningsleden en de schepen nederig afgebeeld ten opzichte van de door God geschonken natuur. 68

Vanwege de late publicatie voor een breed publiek heeft de tekst van Huygens pas vanaf de twintigste eeuw invloed gehad op de kunstgeschiedenis. Huygens schreef een kritische opmerking over Vroom waarin hij zijn nageslacht behoedde om zijn werk te waarderen. Zijn tekst is een breuk met Van Mander en Ampzings lofuitingen. Vrooms

67​Charles Dumas et al., red., ​Liber amicorum Marijke de Kinkelder: collegiale bijdragen over

landschappen, marines en architectuur ​(Zwolle: Waanders, 2013), ​343. 68​Dumas et al., red., ​Liber amicorum Marijke de Kinkelder, 344-355.

(29)

schilderijen zijn rond 1630 uit de mode zijn geraakt bij de hoveling omdat het werk van Porcellis beter aansloot bij een ideologie van eenvoud en soberheid.

2.4

​Harlemias

, een stadsbeschrijving door Schrevelius, 1648

Terwijl Ampzing Van Manders ​Schilderboeck​ letterlijk citeert, parafraseert Theodorus Schrevelius (1572-1649) Van Mander. In de stadsbeschrijving ​Harlemias​ schrijft hij vol lof over Vroom. 69

Schrevelius studeerde in Leiden drie jaar theologie waarna hij in 1592 preceptor werd aan de Triviale School van Leiden. In 1593 werd hij gepromoveerd tot tweede ondermeester. Hij vervolgde zijn carrière in Haarlem als conrector (vanaf 1603 of 1604) en later als rector (1607) van de Haarlemse Latijnse School. In 1607 is hij gekozen tot vroedschap van Haarlem maar door de wetsverzetting van prins Maurits werd

Schrevelius in 1618 uit zijn ambt gezet. Zijn carrière nam een dramatische wending toen hij op verdenking van onzuiverheid in de leer in 1620 als rector ontslagen werd en Haarlem moest verlaten. Na 1642 keerde hij terug naar Haarlem waar hij begon aan een stadsbeschrijving over Haarlem. Schrevelius overleed in 1649. Zijn oeuvre bestaat uit poëzie, schoolgrammatica, werken over de lijdzaamheid, het schoolwezen en een stadsgeschiedenis. 70

Schrevelius schrijft eenendertig pagina’s over drieënzeventig beroemde

kunstenaars. Vrooms biografie bestaat uit iets meer dan twee bladzijden, wat veel is 71

69 Theodorus Schrevelius, ​Theod. Schrevelii. Harlemias, ofte, om beter te seggen, de eerste stichtinghe

der stadt Haerlem, het toe-nemen en vergrootinge der selfden, hare seltsame fortuyn en avontuer in vrede, in oorlogh, belegeringe …​ (Haarlem, 1648).​, 386-389.

70Digitaal Wetenschapshistorisch Centrum, “Schrevelius, Theodorus (1572-1649),” geraadpleegd op 24

mei 2019, https://www.dwc.knaw.nl/schrevelius-theodorus-1572-1649/.

71 Kunstenaars die Schrevelius noemt: ​Aertz., Rijckaert​; schilder (Wijk aan Zee (Beverwijk) 1482 – Antwerpen 1577), Beeldsnijder, Jacob de​; beeldsnijder (? ? – ? ?), ​Bleker, Gerrit Claesz​; schilder (Haarlem ca 1593 – 1656), ​Bles, Herri met de​; schilder (Dinant ca 1510 – Antwerpen 1533/66), ​Bollongier, Hans​; schilder (Haarlem 1598/1602 –

1672/75), ​Bosch, Jheronimus​; schilder (? ca 1450 – Den Bosch 1516), ​Bouckhorst, Jan Philipsz van​; glasschilder en prentkunstenaar (Haarlem ca 1588 – 1612/31), ​Bray, Salomon de​; schilder en architect (Amsterdam 1597 – Haarlem 1664), ​Campen, Jacob van;​ schilder en architect (Haarlem 1595 – Amersfoort 1657), ​Claesz., Andries​; beeldhouwer (? ? – ? ?), ​Claesz. genaamd Suyker, Reyer​; schilder (? ca 1590/1600 - ? 1653/55), ​Claeszens, Volkert​; schilder (? ? – ? ?) werkzaam in Haarlem eerste helft zestiende eeuw), ​Coignet, Gillis (I)​; schilder (Antwerpen 1542 – Hamburg 1599), ​Coornhert, Dirck Volckertsz.​; prentkunstenaar (Amsterdam 1522 – Gouda 1590), ​Cornelisz. van Haarlem, Cornelis​; schilder (Haarlem 1562 – 1638), ​Cussens, Cornelis​; glasschilder (? ? - ? 1618), ​Dyck, Floris van​; schilder (Delft ca 1575 – Haarlem 1651), ​Engelsz., Cornelis​; schilder (Gouda 1574/75 – Haarlem 1650), ​Galle,

(30)

in vergelijking met andere kunstenaars. De meeste worden in een paar zinnen tot een kwart pagina beschreven. Alleen de biografie van Jan van Scorel (1495-1562) overtreft de lengte van Vrooms biografie. Vroom is de eerste zeeschilder die de auteur noemt. Bijna alle informatie is afkomstig uit Van Manders ​Schilderboeck​. Hij noemt Vrooms familie, de reden van de schilder om te vertrekken naar het buitenland, de reizen die hij maakte en de buitenlandse opdrachtgevers. Volgens Schrevelius begint Vroom met het succesvol vervaardigen van zeeschilderstukken nadat de devotiestukken voor de Spaanse markt niet naar wens lukten. Vroom heeft zich volgens Schrevelius 72

‘geinsinueert’, oftewel verzekerd, in de kunst en de vriendschap van ‘de Grooten’

Aartshertog van Brabant, Prins van Oranje en de leden van de Admiraliteit. Hij heeft alle schilders in zijn eeuw op het gebied van zeeschilderen overtroffen omdat hij niet alleen

Philips​; graveur en tekenaar (Haarlem 1537 – Antwerpen 1612), ​Geertgen tot Sint Jans​; schilder (? ca 1460 - ? ca 1488) ​Gheyn, Jacob de (II)​; prentkunstenaar (Antwerpen ca 1565 – Den Haag 1629), ​Goderis, Hans​; schilder (Haarlem ca 1600 – 1638/43), ​Goltzius, Hendrick​, schilder en graveur (Bracht (Venlo) 1558 – Haarlem 1617), Grebber, Frans Pietersz. de​; schilder (Haarlem ca 1573 – 1649), ​Grebber, Maria de​; schilderes (Haarlem ca 1602 – Enkhuizen 1680) ​Grebber, Pieter Fransz. de​; schilder (Haarlem ca 1600 – 1652/53), ​Guldewagen, Jan Jacobsz.​; schilder (Haarlem ? – ? in of vóór 1641), ​Haerlem, Dirk van​; schilder (? ? – ? ?), Hals, Dirck; schilder (Haarlem 1591 – 1656), ​Hals, Frans (I)​; schilder (Antwerpen 1582/83 – Haarlem 1666), ​Heda, Willem Claesz.​; schilder (Haarlem 1594 – 1680), ​Heemskerck​, ​Maarten van​ schilder (Heemskerk 1498 – Haarlem 1574), ​Hemessen, Jan van​; schilder (Hemiksem ca 1500 – ? 1575/79), ​Holsteyn, Pieter (I)​; glasschilder (Haarlem ca 1580/90 – 1662), ​Laer, Pieter van​; schilder (Haarlem 1599 - ? 1642/54), ​Laer, Roeland van​; schilder (Haarlem 1598 – Genua 1635/40), ​Leyster, Judith​; schilderes (Haarlem 1609 – Heemstede 1660), ​Mander, Karel van (I)​; schilder en kunstenaarsbiograaf (Meulebeke 1548 – Amsterdam 1606), ​Mandijn, Jan​; schilder (Haarlem ca 1500 – Antwerpen ca 1560), ​Matham, Adriaen​; schilder en prentkunstenaar (Haarlem ca 1599 – Den Haag 1660), ​Matham, Jacob​; prentkunstenaar en tekenaar (Haarlem 1571 – 1631), ​Molenaer, Jan Miense; ​schilder (Haarlem 1609/10 – 1668), ​Molijn, Pieter de​; schilder (Londen 1595 – Haarlem 1661), ​Moro, Antonio​; schilder (Utrecht 1519 – Antwerpen 1575), ​Mostaert, Frans; schilder (Hulst 1528 - ? 1560) ​Mostaert, Gillis (I);​ schilder (Hulst 1528 – Antwerpen 1598), ​Mostaert, Jan​; schilder (Haarlem ca 1475 - ? 1552/53), ​Ouwater, Albert van​; schilder (Oudewater ca 1410 – Haarlem na 1475), ​Pietersz., Pieter (I)​; schilder (Antwerpen ca 1540-41 – Amsterdam 1603), ​Porcellis, Jan​; schilder (Gent 1583/85 –

Zoeterwoude 1632), ​Post, Pieter Jansz​; schilder en architect (Haarlem 1608 – Den Haag 1669), ​Pot, Hendrick; schilder (Amsterdam 1580/81 – 1657) ​Pourbus, Frans (I)​; schilder (Brugge 1545 – Antwerpen 1581), ​Pynas, Jacob Symonsz.​; schilder (Haarlem 1592/93 – ? ca 1650), ​Ruysdael, Salomon​; schilder (Naarden ca 1600/03 – Haarlem 1670), ​Saenredam, Jan​; prentkunstenaar (Zaandam (Zaanstad) 1565 – Assendelft (Zaanstad) 1607), ​Saenredam, Pieter Jansz.​; schilder (Assendelft (Zaanstad) 1597 – Haarlem 1665), ​Scorel, Jan van​; schilder (Schoorl 1495 – Utrecht 1562), ​Soutman, Pieter Claesz.;​ schilder (Haarlem ca 1593/1601 – 1657), ​Thibaut, Willem​; glasschrijver (Haarlem 1524 – 1597), ​Torrentius, Johannes​; schilder (Amsterdam 1589 – 1644), ​Velde, Jan van de (II);​ schilder en prentkunstenaar (Delft/Rotterdam 1593 – Enkhuizen 1641), ​Verbeeck, Cornelis​; schilder (Haarlem ca 1590 – 1637/57), ​Verspronck, Johannes Cornelisz.​; schilder (Haarlem 1600/03 - 1662), ​Vos, Johan de​; beeldhouwer (?? – ??), ​Vroom, Cornelis Hendrikz.​; schilder (Haarlem 1590/92 – 1661), ​Vroom, Frederik Hendriksz.​; schilder (Haarlem 1599/1600 – 1667), ​Vroom, Hendrik Cornelisz.;​ schilder (Haarlem 1562/63 – 1640), ​Vroom, Hendrik;​ beeldhouwer (?? – ??), ​Wet, Jacob de (I)​; schilder (Haarlem ca 1610 – 1675), ​Wieringen, Cornelis Claesz. van;​ schilder (Haarlem 1575/77 – 1633), ​Wouwerman, Jan​; schilder (Haarlem 1629 – 1666). ​Schrevelius, ​Harlemias​, 327-391. 72​Ibid.​, 388.

(31)

gedetailleerd schepen verbeeldde, maar ook een levendige weergave van de zee en kusten gaf. Schrevelius noemt nog twee opdrachtgevers van Vroom. Als eerste de heer Bardesius in Alkmaar, die in de grote zaal van zijn huis een schilderij van een zeeslag heeft hangen waar veel voor is betaald. Ten tweede een schilderij in het Prinsenhof te 73

Haarlem, dat Ampzing ook noemde. Schrevelius besluit de biografie met de opmerking dat naar de mening van schilders het schilderij in het Prinsenhof het beste werk is dat Vroom ooit heeft gemaakt. 74

De biografie die volgt geeft een korte beschrijving van zeeschilder Van

Wieringen, die volgens Schrevelius in details van schepen niet voor Vroom onderdoet. Vervolgens schrijft de auteur dat het Porcellis is geweest die Vroom en Van Wieringen naderhand de loef heeft afgestoken, naar het oordeel van alle eerbare schilders. Deze perceptieverschuiving komt sterk overeen met de mening van Huygens in de vorige paragraaf.

2.5 Joachim von Sandrart:

​ ​Academia todesca della architectura,

scultura e pittura: Oder Teutsche Academie

, 1675

Joachim von Sandrart (1606-1688) is voor kunsthistorici vooral bekend vanwege zijn kunstenaarsbiografieën in de ​Teutsche Academie der Edlen Bau- Bild- und

Mahlerey-Künste ​(hierna te noemen ​Teutsche Academie). Hij beschrijft Duitse, 75

Italiaanse en Nederlandse contemporaine kunstenaars, waaronder Vroom. Von Sandrart was een van de beroemdste Duitse schilders van zijn tijd. 76

Von Sandrart is afkomstig uit een rijke calvinistische Waalse koopmansfamilie 73 Schrevelius noemt geen titel van het schilderij. De koper betreft mogelijk Willem Bardesius (1563 - 1619), heer van Warmenhuizen, burgemeester van Amsterdam. Hij kocht in 1591 ‘t Hof van Sonoy, met een grote zaal. Leo Noordegraaf, ​Artistiek En Ambachtelijk: Architectuur, Kunsten En Nijverheid in

Alkmaar 14e-20e Eeuw,​ Alkmaarse Historische Reeks 9 (Hilversum: Verloren, 1993). 74​Schrevelius, ​Harlemias,​ 389

75​Joachim von Sandrart, ​L'Academia Todesca Della Architectura, Scultura & Pittura: Oder Teutsche

Academie Der Edlen Bau- Bild- Und Mahlerey Künste [...].​ Nürnberg: Bey Jacob von Sandrart, 1675. 76​Erna Kok, “Culturele ondernemers in de Gouden Eeuw: de artistieke en sociaal-economische strategieën van Jacob Backer, Govert Flinck, Ferdinand Bol en Joachim van Sandrart ” (proefschrift, Universiteit van Amsterdam, 2013),​ 103.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar met de bovenstaande formule kunnen bij een gegeven oppervlakte de hoogte en de breedte nauwkeuriger berekend worden.. 4p 18 Bereken met de bovenstaande formules de hoogte

De radiator bestaat uit twee rechtopstaande stalen buizen met een lengte van h cm en tien stalen dwarsbuizen die elk b cm lang zijn.. We laten de dikte van de buizen in

Nous vous félicitons pour l’achat de votre abri de jardin Universo Consumer Products.. Vous avez opté pour un produit de

Las reclamaciones sobre defectos se deben notificar dentro del plazo de 2 meses, tras la constatación del mismo, al distribuidor de Bear County, telefóni- camente o por

Een aanspraak op de afl opende garantie vervalt, indien reparaties of ingrepen worden uitgevoerd door personen die daartoe niet door Universo / Bear County gemachtigd zijn, of

(zoo wielde 't in zijn zinnen) Zie daar op eens mijn hoop vernield, Het doel, waarop ik de oogen hield, Den zegen, dien ik in zou winnen. Mijn uitzigt dwarrelt weg

Op grond van de WMK hebben sociale partners drie jaar de tijd afspraken te maken over de aanstel­ lingskeuringen. Het kabinet verwacht dat er binnen die termijn geen

Als de Antillen en Aruba politiek 100% serieus genomen willen worden, moeten zij ook 100% hun eigen verantwoordelijkheid nemen op voor Nederland belangrijke