• No results found

Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen, met een

3.6 Horace Walpole: Correspondentie over de ​Armada tapijten ​ en Vroom in ​Anecdotes of painting in England ​ ,

Horace Walpole, vierde graaf van Orford, behoorde tot een Engelse familie van

staatslieden, beschermheren en verzamelaars. Hij was de jongste zoon van Sir Robert Walpole (1676-1745), de eerste premier van Engeland tijdens de heerschappij van George I en George II. Na zijn Grand Tour in 1741 werd Walpole parlementslid in meerdere stadsdelen van Londen, waarna hij zich vanaf 1768 volledig richtte op kunst, literatuur, architectuur en oudheden. Zonder architectuuropleiding transformeerde Walpole zijn huis, Strawberry Hill, in een neogotisch stijl. In een periode van zestig 119

jaar schreef Walpole meer dan 3000 brieven aan zijn aristocratische contacten. De correspondentie geeft historici inzicht in de politieke, sociale en culturele geschiedenis

119Andrew W. Moore en Michael McCarthy, "Walpole family," ​Grove Art Online (2003), geraadpleegd op

10 mei 2019,

https://www-oxfordartonline-com.proxy.uba.uva.nl:2443/groveart/view/10.1093/gao/9781884446054.001.0 001/oao-9781884446054-e-7000090555.

van Groot-Brittannië in de achttiende eeuw. Walpole beschouwt de ​Armada tapijten​ als krachtige nationale monumenten. 120

Op 4 oktober 1770 schreef Walpole een brief aan zijn verre familielid en

diplomaat Sir Horace Mann 1st Baronet (1706-1786). Hierin wijdt hij uit over zijn jicht en verbaasd zich over de Falklandeilanden crisis tussen Engeland en Spanje. Walpole doet de suggestie om een ‘a terrible set of hangings in the House of Lords,’ uit te lenen aan diplomaten. Het betreft hier de door Vroom ontworpen ​Armada tapijten​, waar John Pine in 1739 een boek aan wijdde. Hij acht ze afschrikwekkend genoeg om af te zien van een mogelijke oorlog en om de hele koninklijke Spaanse familie te genezen van hun passie voor tapijten. Walpole noemt hierna het nieuwe Britse schip de ​Brittannia​, dat met zijn 120 kanonnen alle buitenlandse ministers schrik aanjaagt. 121

Tussen 1762 en 1771 publiceerde Walpole de vierdelige ​Anekdotes of Painting in Engeland​, gebaseerd op zijn eigen onderzoek en veertig notitieboeken van graveur en antiquair George Vertue (1684-1756) die Walpole in 1758 van Vertue’s weduwe verwierf. Het eerste boek bevat 129 schildersbiografieën, onderverdeeld naar collecties van Engelse machthebbers. In het hoofdstuk over schilders ten tijde van koningin Elizabeth I van Engeland (1533-1603) staan veertig kunstenaars beschreven, waarvan negen schilders uitgebreider worden behandeld variërend van twee tot tien pagina’s per schilder. Bijna vier pagina’s besteedt Walpole aan Vrooms biografie, dat grotendeels ontleend is aan Sandrart en Descamps. Ook bespreekt Walpole de 122 ​Armada tapijten​.

Voor het publiek is het overduidelijk een uitmuntende prestatie, wat verdere lofredes volgens de auteur overbodig maakt. De auteur vergelijkt de ​Armada tapijten​ met de tien

120Yale University Library, “Horace Walpole’s Correspondence: Yale Edition,” geraadpleegd op 25 mei

2019, https://libsvcs-1.its.yale.edu/hwcorrespondence/.

121 Horace Walpole’s correspondentie met Sir Horace Mann op 4 oktober 1770. vol. 23, blz. 242.

Yale University Library, “Horace Walpole’s Correspondence: Yale Edition,” geraadpleegd op 25 mei 2019, https://libsvcs-1.its.yale.edu/hwcorrespondence/​.

122 De overige eenendertig kunstenaars worden in een doorlopende tekst van tweeëntwintig pagina’s genoemd. Walpole beschrijft Vrooms jeugdjaren in Haarlem en zijn reizen naar Spanje en Italië. Na Vrooms schipbreuk verdiende de kunstenaar geld voor zijn terugreis met het schilderen van zeestukken, wat volgens Walpole de oorzaak is voor zijn voorliefde voor marine landschappen. ​Horace Walpole,

Anecdotes of Painting in England: with Some Account of the Principal Artists; and Incidental Notes on Other Arts; Collected by the Late Mr. George Vertue; and Now Digested and Published from His Original MSS. by Mr. Horace Walpole [...]​ (Londen: J. Dodsley, Pall-Mall, 1786), 246 - 247.

Marlborough tapijten​ van het Blenheim Palace. Beide tapijten-series zijn volgens 123

Walpole fraai uitgevoerde monumenten die significante overwinningen op zee en over land vertonen. Ze verbeelden de verdediging van vrijheden van naties, aangevallen door de twee machtigste vorsten Philips II en Lodewijk XIV. De auteur vervolgt zijn 124

verhaal met de opmerking dat Vroom bewonderd werd door prins Maurits en rijk stierf. In de collectie van James II bevinden zich twee zeestukken en in de collectie van Sir Peter Lely een landschap, toegeschreven aan de oude Vroom. Hieruit maakt Walpole op dat Vroom een zoon had die ook schilderde, alhoewel hij geen andere bronnen kan vinden die dit bevestigen. Walpole verwijst wel naar een catalogus, zonder duidelijk te noemen welke, waarin een zeestuk wordt genoemd met koning Charles uit Spanje geschilderd door Vroom, zonder toevoeging van ‘oude’. Er zijn vandaag de dag twee schilderijen van Vroom in Engeland met dit onderwerp bekend, met verschillende meningen omtrent de toeschrijving (Fig. 28 en 29).

Vanuit Strawberry Hill schrijft Walpole in 1789 op latere leeftijd een brief aan ‘Lady Ossory’, oftewel Anne FitzPatrick Countess of Upper Ossory (1737-1804), waarin hij ook de ​Armada-tapijten​ noemt. Hij probeert in zijn brief vragen van Ossory te

beantwoorden, maar excuseert zich dat zijn geheugen niet al te best is. Met betrekking tot de ​Armada-tapijten​ schrijft Walpole dat de Engelse republikeinse regering meer smaak had dan James en Charles omdat de republiek besloot de tapijten niet te verkopen maar op te hangen in het House of Lords waar veel mensen ze konden aanschouwen. Met James bedoeld Walpole Jacobus I van Engeland (1566-1625) die de tapijten van Lord Howard kocht in 1612 en ze bewaarde in de Royal Wardrobe van de Tower of London. In 1649, na de executie van Karel I van Engeland, die Walpole Charles noemt, besloot de Raad van State om de tapijten op te hangen in de Palace of Whitehall voor Oliver Cromwell (1599-1658). In 1650 liet Cromwell de tapijten

123 Deze tapijtenreeks, met als onderwerp veldslagen tijdens de Spaanse Successieoorlog, is waarschijnlijk ontworpen door Lambert de Hondt de Jongere (1642 - 1709) of zijn leerlingen en vervaardigd door de Vlaamse wever Judocus de Vos (1661–1734) tussen 1704 en 1712. ​Alan John Bayard Wace, ​The Marlborough Tapestries at Blenheim Palace: and Their Relation to Other Military Tapestries of the War of the Spanish Succession​ (London: Phaidon, 1968).

verplaatsen naar House of Lords, dat destijds werd gebruikt voor de vergaderingen van de commissie van het Parlement. 125

Uit de twee brieven van Walpole en zijn ​Anekdotes of Painting in Engeland ​blijkt dat de auteur de ​Armada tapijten​ bewonderde als nationaal monument; een krachtige verbeelding verzet tijdens de Spaanse Successieoorlog. Het was terecht dat de Engelse republiek de werken in het House of Lords toonde, zodat veel mensen het kunnen aanschouwen. Walpole’s biografie over Vroom is grotendeels ontleend aan Sandrart en Descamps. In relatie tot de overige kunstenaars in Walpole’s boek blijkt dat Vroom een belangrijk kunstenaar was. Uit de biografie blijkt tevens dat drie schilderijen van Vroom in Engelse adellijke collecties bevonden.

3.7 ​Geschichte der zeichnenden Künste von ihrer Wiederauflebung

bis auf die neuesten Zeiten, J.D. Fiorillo, ​1798-1808

Duitse schilder en kunsthistoricus Johann Dominicus Fiorillo (1748-1821) nam in het vijfdelige ​Geschichte der zeichnenden Künste von ihrer Wiederauflebung bis auf die neuesten Zeiten​ een biografie op over Vroom. Op hoge leeftijd publiceerde Fiorillo 126

een uitvoerige vijfdelige studie over Nederlandse en Duitse schilderkunst getiteld Geschichte der zeichnenden Künste in Deutschland und den Vereinigten Niederlanden (1815-1820). Hier wordt Vroom in twee van de vijf volumes kort genoemd.

Fiorillo volgde een opleiding als schilder aan de academie in Bayreuth en Rome. Na zijn werkzaamheden als hofschilder in Brunswick verhuisde hij naar Göttingen waar hij tekenlessen verzorgde. In 1785 verbond hij zich aan de Georg-August-Universität Göttingen, waar hij in eerste instantie werd belast met het beheer van het

Kupferstichkabinett en de schilderijengalerij. Door zijn onderzoek naar deze collecties, zijn lezingen en geschriften, werd hij in 1813 benoemd tot hoogleraar en lid van de academies van Augsburg, Wenen, München, Kassel en Parijs. Fiorillo legt in zijn

125​Russell, ​Visions of the Sea, 121.

126​Johann Dominik Fiorillo, ​Geschichte der zeichnenden Künste von ihrer Wiederauflebung bis auf die

geschriften de nadruk op het verzamelen van informatie. 127

Tussen 1798 en 1808 schreef Fiorillo aan de ​universiteit van Göttingen

Geschichte der zeichnenden Künste von ihrer Wiederauflebung bis auf die neuesten Zeiten​. De serie bestaat uit de geschiedenissen van de schilderkunst en de grafische kunst van Rome en Toscane (deel 1, 1798), van Venetië, Lombardije, Sicilië, Ligurië en Piemonte (volume 2, 1801), van Frankrijk (volume 3, 1803, 1805), van Spanje (volume 4, 1806) en van Groot-Brittannië (volume 5, 1808). In het vijfde deel over

Groot-Brittannië is een biografie over Vroom opgenomen. Het boek begint met de beschrijving van de vroegste prehistorische kunst, het Stonehenge monument bij Amesbury en eindigt na ruim 800 pagina’s met kunstenaars rond 1800. Fiorillo 128

bespreekt, net als Walpole in 1786, Vroom in een hoofdstuk over kunstenaars onder koningin Elizabeth I van Engeland. Hij noemt hem een uitstekend schilder uit Haarlem en een tijdgenoot van Porcellis, maar een echte biografie of oeuvre-beschrijving geeft hij niet. De auteur baseert zich op Walpole’s publicatie. Vroom krijgt ten opzichte van zo’n twintig kunstenaars een gemiddelde hoeveelheid tekst toebedeeld. De ​Armada tapijten​ worden volgens Fiorillo nog steeds bewonderd in het House of Lords en Vroom werd in zijn tijd zeer gewaardeerd in Engeland. Fiorillo gaat niet in op redenen van waardering en stijl maar beschrijft vooral Vrooms levensloop. De auteur neemt niet alle informatie van Walpole over. In een voetnoot vermeldt Fiorillo dat Walpole verkeerd het Spaanse woord ‘Pintemony’ naar ‘schilder van apen’ heeft vertaald. Het betreft de schilder waar Vroom in Spanje bij in de leer zou zijn geweest. Fiorillo komt na het raadplegen van een woordenboek uit 1737 tot de conclusie dat Vroom in de leer is geweest bij een ‘onbelangrijke schilder met weinig vaardigheden’. Deze correctie is passend voor universitair kunsthistorisch onderzoek, waar Fiorillo in Göttingen onderdeel van was.

127 Robert E. McVaugh, "Fiorillo, Johann Dominicus,” ​Grove Art Online (2003), geraadpleegd op 2 juni 2019,

https://www-oxfordartonline-com.proxy.uba.uva.nl:2443/groveart/view/10.1093/gao/9781884446054.001.0 001/oao-9781884446054-e-7000028379.