• No results found

twintigste eeuw

4.2 Uitbreiding van kennis over Vrooms leven en werk in Künstler-lexicons en archiefonderzoek

Vanaf de negentiende eeuw verschenen künstler-lexicons en biografische woordenboeken, oftewel naslagwerken over beeldende kunstenaars. In deze

publicaties wordt over Vroom beknopt een overzicht gegeven van zijn leven en werk, meestal met lijsten van plaatsen en collecties waar de kunstwerken zich bevinden. Auteurs baseren zich op vroegere literatuur, museumbezoek en archiefstukken.

De eerste lexicons baseren Vrooms beschrijving grotendeels op Van Mander met enkele toevoegingen uit archiefstukken of andere literatuur. Een voorbeeld hiervan is de Neues allgemeines Künstler-Lexicon​ (1835-52) van de Duitse Antiquair en

kunsthistoricus Georg Kaspar Nagler (1801-1866). Nagler vergelijkt de visie van Van 144

Mander met Lanzi. De auteur merkt ook op dat Vrooms schilderijen zeer weinig in grote galerijen hangen, ook al kreeg de schilder goed betaald volgens Van Mander. Ook de 145 De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders​ van Johannes Immerzeel jr. (1776-1841) uit 1842/43 is grotendeels ontleend aan Van Mander maar hij

144​Kaspar G. Nagler, ​Neues allgemeines Künstler-Lexicon: oder Nachrichten von dem Leben und den

Werken der Maler, Bildhauer, Baumeister, Kupferstecher [...]​ (München: E.A. Fleischmann, 1801-1866). Georg Kaspar Nagler (1801-1866) promoveerde in 1829 aan de Universiteit van Erlangen als ‘doctor philosophiae’ en startte zijn werkzaamheden voor de Bayerische National-zeitung, een tijdschrift over politiek, wetenschap en kunst. Hij schreef tal van artikelen over de beeldende kunst en geschiedenis en kwam zo tot zijn werkelijke levenstaak, de kunstgeschiedenis. Nagler verzamelde materiaal uit

tijdschriften, catalogi en archieven maar stond ook in contact met hedendaagse kunstenaars. Via de antiekwinkel van zijn vrouw wisselde hij ideeën uit met deskundige collega's. In ongeveer twintig jaar tijd (1835-52) schreef Nagler zijn tweeëntwintig-delige Neues allgemeines Künstler-Lexicon. De Neues allgemeines Künstler-Lexicon is een uitgebreid naslagwerk met kunstenaars biografieën geordend op alfabetische volgorde. Vanwege de vele referenties is het werk tot op de dag van vandaag een waardevolle bron voor kunsthistorici. Vrooms biografie is opgenomen in het eenentwintigste deel en beslaat iets meer dan twee pagina’s. Zie Thomas Hilka, "Nagler, Georg Kaspar," ​Neue Deutsche

Biographie​ 18 (1997): 714-715, https://www.deutsche-biographie.de/pnd116880449.html#ndbcontent. 145 Hij noemt vier plekken waar zijn werk te zien is. Het Haarlemse Prinsenhof; een zeer groot schilderij van de Engelse vloot onder bevel van graaf Leicester voor Vlissingen (Fig. 16). De Wilman-collectie in Frankfurt; bezat tot 1839 een Italiaans landschap met een vervallen kasteel met bomen aan de rivier. De galerie van Florence; een marinelandschap met een groot schip. Het Rijksmuseum in Amsterdam, destijds gevestigd in het Trippenhuis; een ​​groot schilderij met als onderwerp de ondergang van de Spaanse galeien door admiraal Heemskerck voor Gibraltar, hoogstwaarschijnlijk ​Hollandse schepen

neemt niet alles van de auteur over. Hij maakt hierbij een fout door te vermelden dat 146

Vroom tien tekeningen maakte voor een Engelse tapijtweverij terwijl Van Mander al Spiering noemde als vervaardiger. Immerzeel jr. besluit de biografie met de vermelding dat Vroom in 1640 is overleden en noemt de namen van twee zoons die hij naliet. Dit betekent dat Immerzeel jr. registers van de Haarlemse burgerlijke stand moet hebben onderzocht. 147

Foutieve informatie zoals bij Immerzeel jr. is ook bij andere vroege lexicons aanwezig, deze worden meestal in latere lexicons hersteld. Daarnaast is in latere werken ook een toename te zien in onderzoek naar archiefstukken over Vroom. 148

Christiaan Kramm (1797-1875) hersteld de fout van Immerzeel jr. Rond 1840 begon Kramm met het verzamelen van een groot aantal kunsthistorische aantekeningen, wat resulteerde in zijn levenswerk. Kramm onderzocht de herkomstgeschiedenis van ​De Zeeslag voor Gibraltar​ (zonder opgave van de toenmalige verblijfplaats van het werk).

146​ Johannes Immerzeel, ​De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders,

beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters: van het begin der vijftiende eeuw tot heden​ (Amsterdam: van Kesteren, 1843).

In de laatste jaren van zijn leven schreef ondernemer en schrijver Johannes Immerzeel jr. (1776-1841) een biografisch woordenboek van beeldend kunstenaars. Wanneer de auteur op vierenzestigjarige leeftijd plotseling overlijdt, geven zijn twee zoons het driedelige werk postuum uit (1842/1843). Immerzeel jr. groeide op in een gereformeerd gezin in Dordrecht. Vanwege oogproblemen moest hij zijn teken- en schilderlessen tijdens zijn jeugd staken. In 1795 werd de patriotsgezinde Immerzaal secretaris van de Dordtse Krijgsraad. Van 1799 tot 1804 had hij een goed betaalde functie bij het Ministerie van

Binnenlandse Zaken. Hij schreef in deze periode politiek geëngageerde teksten voor tal van Haagse verenigingen. Tevens startte hij een uitgeverij annex boekhandel. Dit leidde ertoe dat Immerzeel jr. zijn baan bij het Ministerie opzegde. Zijn bedrijf werd in 1830, vanwege de Belgische Opstand, financieel zwaar getroffen omdat de handel in boeken stagneerde. In zijn biografisch woordenboek maakt Immerzeel jr. vermelding van Vroom bij schilder Porcellis, die hij leerling van H.C. Vroom noemt.

Daarnaast is in het derde deel een korte biografie over de schilder opgenomen. Zie ​B.P.M. Dongelmans, ”Immerzeel [jr.], Johannes,​”​Biografisch Woordenboek van Nederland​ (2018),

http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/lemmata/data/Immerzeel. 147 Immerzeel, ​De levens en werken der Hollandsche, ​deel 3, 211.

148​Christiaan Kramm, ​De levens en werken der hollandsche en vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers,

graveurs en bouwmeesters: van den vroegsten tot op onzen tijd​ (Amsterdam: Diederichs, 1861).​ Het boek bestaat uit zes delen en de kunstenaars worden in alfabetische volgorde besproken Kramm leerde oorspronkelijk het vak van edelsmeden en schilderen. In 1820 werd hij aangesteld als decorontwerper bij de Utrechtse Schouwburg, waar hij interesse ontwikkelde voor bouwkunst. In 1826 werd Kramm directeur van de Utrechtse Stadstekenschool en gaf les in ‘Gotisch Architectuurtekenen’. Als auteur vertaalde Kramm een aantal Franse architectuurboeken.

Het Nieuwe Instituut, “Kramm, Christiaan,” geraadpleegd op 26 april 2019,

Uit resoluties van de Staten Generaal komt de auteur erachter dat het werk samen met Vrooms ​Storm op Zee​ in 1610 is aangekocht door de Staten Generaal als gift voor Henry Frederick, Prins van Wales (1594-1612). Uit recenter onderzoek blijkt dat de historische informatie die Kramm bestudeerd heeft niet te koppelen is aan een nog bestaand schilderij van Vroom. 149

Abraham Bredius (1855-1946) verzamelde in zijn tijd de meeste gegevens over Vroom uit stadsarchieven, zoals contracten en testamenten. Hij is één van de eerste Nederlandse kunsthistorici geweest die de Hollandse zeventiende eeuwse kunst

bestudeerde. Rond 1900 was hij expert op dit gebied. Zijn verzameling leidde tot een 150

completer beeld over het leven en werk van Vroom. Zo maakt hij vermelding van een 151

contract uit 1607 waarin is afgesproken dat Vroom binnen vier jaar tijd vier schilderijen zal leveren aan de burgemeester van Haarlem. Ook is bekend dat Vroom tussen 1620 en 1630 minstens drie huizen in Haarlem bezat, die hij deels verhuurde. Meest

opmerkelijk zijn de archiefstukken van de Raad der Admiraliteiten van Amsterdam waaruit blijkt dat deze een opdracht aan Vroom wilde verlenen om de Slag bij Gibraltar uit 1607 te laten schilderen op een groot formaat. Het werk was bedoeld als versiering voor de nieuwe westvleugel van het paleis op het Binnenhof in Den Haag van Prins Maurits van Oranje. Vroom vroeg een enorme prijs van 6000 florijnen, maar werd tijdens onderhandelingen grof en verliet vloekend de kamer van de admiraliteit. De 152

Raad bracht vervolgens een bezoek aan Haarlem om Vrooms schilderijen te vergelijken met het werk van andere meesters. Uiteindelijk werd de beslissing genomen dat

149 Enkel een catalogus van de collectie van Karel I, samengesteld door Abraham van Doort in 1640, lijkt naar het schilderij te verwijzen. Kramm maakte een fout door de verkeerde Prins van Wales te noemen: Prince van Whalis, (later Carel I). Na de vroege dood van Henry Frederick in 1612 kreeg zijn broer de titel Prins van Wales en later koning Karel I van Engeland. ​Russell, ​Visions of the Sea​, 162-163.

150 Bredius was twintig jaar directeur van het Mauritshuis en zestig jaar redacteur van het kunsttijdschrift Oud Holland. Internationaal werd Bredius erkend als lid van de Consultative Committee van The Burlington Magazine. Hij ontving eredoctoraten van de Universiteit van Gießen en de Universiteit van Amsterdam en werd benoemd tot Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau. Afkomstig uit een welgestelde familie, was Bredius ook mecenas en kunstverzamelaar. ​RKD, “​archief​ Abraham Bredius,” geraadpleegd op 26 april 2019, ​https://rkd.nl/explore/collections/380​.

151​Abraham Bredius, ​Künstlerinventare: Urkunden zur Geschichte der holländischen Kunst des XVIten,

XVIIten und XVIIIten Jahrhunderts, ​7 delen (Haag: Nijhof, 1915-1922) ​deel 2: 643-679, deel 7: 273-286​. 152 Ter vergelijking: Rembrandt kreeg 1600 florijnen voor de Nachtwacht. Het werk is sinds 1928

onderdeel van de collectie van het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam en uitgeleend aan Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam.

Cornelis Claesz. van Wieringen (ca. 1576-1633) de opdracht mocht uitvoeren voor 2450 florijnen. Dankzij archiefonderzoekers als Bredius ontstaat zo een completer beeld 153

over het leven en werk van Vroom. Hij bewijst met archiefstukken dat Vroom succesvol was in zijn tijd. Zijn roem steeg hem in 1607 naar zijn hoofd en eiste te veel geld van zijn opdrachtgevers.

Bij het bestuderen van latere künstler-lexicons valt de uitbreiding op van het aantal genoemde kunstwerken. Alfred von Wurzbach-Tannenberg (1846-1915) eindigt in zijn ​Niederlandische kunstler lexicon​ uit 1906 met een lijst van Vrooms schilderijen die langer is dan die van voorgaande auteurs. Er bevinden zich schilderijen in 154

Amsterdam, Augsburg, Haarlem, Florence, Rome, Praag en Londen. Ook zijn er tekeningen in Amsterdam, Haarlem en Wenen. De155 ​ Thieme-Becker​, met als officiële

titel ​Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, overtreft Wurzbach lexicon weer met een nog uitgebreidere lijst. Dit

zevenendertig-delige gezaghebbende werk, waarvan het eerste deel in 1907 werd gepubliceerd, verscheen onder redactie van kunsthistorici Ulrich Thieme (1865-1922) en Felix Becker (1864-1928). De 156 ​Armada tapijten​ en de ​Zeeuwse tapijten​ staan

vermeld, gevolgd door een opsomming van zeventien schilderijen verspreid over tien Europese musea en een vermelding van zes collecties met Vrooms tekeningen.157

153​Abraham Bredius, ​Künstlerinventare, deel 2:​ 667-679.

154 Alfred von Wurzbach, ​Niederländisches Künstlerlexikon: mit mehr als 3000 Monogrammen, 3 delen (Amsterdam: Israel, 1906-1911). De Oostenrijkse schrijver en kunsthistoricus studeerde aanvankelijk rechtsgeleerdheid in Wenen. Hierna trad hij in dienst bij de overheid maar nam in 1876 ontslag om zich volledig te wijden aan de kunstgeschiedenis. Von Wurzbach reisde veel en werkte van 1880 tot 1883 als kunstcriticus voor de Wiener Allgemeine Zeitung. Naast Franse achttiende-eeuwse schilderkunst schreef Von Wurzbach over de kunstenaar E.S. (ca. 1420 - ca. 1468) en de Duitse graficus en kunstschilder Martin Schongauer (1435/50-1491). Tevens bestudeerde Von Wurzbach Nederlandse en Vlaamse kunst. Hij verzamelde een grote hoeveelheid tekeningen, gravures, etsen, boeken en vooral Nederlandse schilderijen. Uit deze interesse ontstond zijn belangrijkste werk: de encyclopedische Niederländisches Künstler-Lexikon, het standaardwerk over Nederlandse en Vlaamse kunstenaars.

155 Wurzbach, ​Niederländisches Künstlerlexikon (deel 2), 834.

156Janet Southorn, "Thieme–Becker," ​Grove Art Online (2003), geraadpleegd op 20 april 2019,

https://www-oxfordartonline-com.proxy.uba.uva.nl:2443/groveart/view/10.1093/gao/9781884446054.001.0 001/oao-9781884446054-e-7000084563.

157 De opsomming van Vrooms schilderijen en tekeningen in de Thieme-Becker is als volgt: - Bilder in

folg. öff. Smlgn: Alkmaar, Sted. Mus. (Ansicht von Alkmaar, monogr. u. 1638 dat.); Amsterdam,

Reichsmus. (Seeschlacht zw. Holl. u. Span. am 3. 10. 1602, bez. u. 1617 dat.; Seeschlacht bei Gibraltar; Das IJ vor Amsterdam, bez.; Rückkehr des Schiffes des Corn. Houtman von s. 1. Reise nach Indien 1597, bez.; Seeschlacht zw. Holl. u. Span. auf d. Haarlemer Meer am 26. 5. 1573, bez.; 2 Schiffe in e.

Daarnaast is ook de toename van het aantal geraadpleegde auteurs in latere lexicons opmerkelijk. Nagler en Immerzeel jr. bestudeerden vooral Van Mander. Wurzbach verwijst tevens naar Schrevelius, Walpole, Houbraken, Kramm, Immerzeel, Nagler en Adriaan van der Willigen. Het raadplegen van meerdere auteurs zorgt voor nauwkeuriger beschrijvingen die Vrooms waardering kunnen beïnvloeden.

Künstler-Lexicons bevatten in de loop van de negentiende en begin twintigste eeuw steeds meer informatie over het leven en werk van Vroom, onder meer door archiefonderzoek zoals bij Bredius. Tevens neemt de omvang van musea en collecties met Vrooms werk in lexicons toe. Auteurs raadplegen meer publicaties en herstellen foutieve analyses waar nodig. Hierdoor ontstaat een vollediger en correcter beeld van de schilder en zijn oeuvre waardoor de basis ontstaat voor een deugdelijke receptie. Bredius bevestigt Van Manders opmerking dat Vroom een succesvol schilder was in zijn eigen tijd. Vanwege het opsommende informatieve karakter zijn waardeoordelen in lexicons dun gezaaid. Belangrijke kritieken behandel ik in de volgende paragraaf.

Fluß einfahrend [Zuschr.]); Budapest, Mus. (Seestück); Florenz, Uffizien (Seestück; im Kat. fälschlich: Cornelis V.); Haarlem, Frans Hals-Mus. (Ankunft Friedr. V. v. d. Pfalz in Vlissingen 1613, bez. u. 1623 dat.; Segelndes Schiff, bez.; Ansicht von Haarlem; Blick auf Sparendam); Hoorn, West-Friesch Mus. (Ansicht von Hoorn, 1622 dat.); Lissabon, Mus. Nac. d. B. A. (Seeschlacht; im Kat. fälschlich: Cornelia V.); London, Nat. Marit. Mus. (Holzladende Schiffe); Schwerin, Mus. am Alten Garten (Vertreibung d. Span. aus d. Hafen v. Dordrecht, 1594); Veere, Rathaus (Ansicht v. Veere, 1630). - Zeichngn im

Kupferst.-Kab. Berlin, im Mus. Brüssel (Coll. de Grez), im Teyler-Mus. Haarlem, im Brit. Mus. London, im Mus. Boymans Rotterdam u. in d. Albertina Wien.

4.3 De receptie van Vroom door kunsthistorici en historici in de eerste