• No results found

Venezuela, de Antillen en Olie. Een onderzoek naar het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela in de jaren 1955-1973.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Venezuela, de Antillen en Olie. Een onderzoek naar het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela in de jaren 1955-1973."

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VENEZUELA, DE ANTILLEN EN OLIE.

Een onderzoek naar het Nederlands buitenlands beleid ten

aanzien van Venezuela in de jaren 1955-1973.

Auteur: Joyce Schäftlein

Masterscriptie: Geschiedenis van de Internationale

Betrekkingen

Begeleider: Joost Jonker

Woorden: 43.508

Studentnummer: 11356588

Universiteit van Amsterdam

3 september 2019.

(2)

Inhoudsopgave

0. Inleiding ... 4

0.1 Inleiding in het onderzoek. ... 4

0.1.1 Achtergrond en belang van dit onderzoek. ... 5

0.2 Onderzoeksvraagstelling ... 8

0.3 Onderzoeksmethode ... 9

0.3.1 Methodologie ... 9

0.3.2 Welke methode wordt in deze scriptie gevolgd?... 11

0.3.3 Voor- en nadelen van deze methode. ... 12

0.4 Uitvoering van het onderzoek ... 12

0.4.1 Opzet van het onderzoek. ... 12

0.4.2 Voor en nadelen van de gebruikte bronnen. ... 14

0.5 Historiografie. ... 15

0.5.1 Historiografie Venezolaanse olie-geschiedenis ... 16

0.5.2 Historiografie Antilliaanse geschiedschrijving ... 17

0.5.3 Historiografie over de politieke relatie van Nederland met Venezuela ... 19

0.5.4 Historiografie van de Internationale oliegeschiedenis ... 20

0.5.5 Resultaten van het onderzoek ... 21

1. Een beknopte voorgeschiedenis betreffende Venezuela en het Koninkrijk der Nederlanden. ... 23

1.1 Historie van de relatie tussen Venezuela en de Nederlandse Antillen. ... 23

1.1.1 Eenheid van Venezuela en de Antillen. ... 23

1.1.2 Vrijheidsstrijd tegen de Spaanse overheersing... 24

1.1.3 Samenvattend ... 25

1.2 De Venezolaanse onafhankelijkheid en de gevolgen voor de samenwerking tussen Venezuela en Nederland. ... 25

1.2.1 Vrijheidsstrijd (tot 1822) ... 25

1.2.2 Groot Colombia (1822-1828) ... 26

1.2.3 Afsplitsing Venezuela van “Groot Colombia” (1828) ... 26

1.2.4 Samenvattend ... 27

1.3 Verslechterende verhoudingen tijdens Blanco’s heerschappij. ... 27

1.3.1 Economisch verval ... 27

1.3.2 Verder verslechterende verhoudingen ... 28

1.4 Economische hervormingen onder Gomez. ... 29

1.4.1 De opkomst van Gomez en de veranderende politiek in Venezuela (1908) ... 29

1.4.2 Olie wordt de kurk van de Venezolaanse economie ... 29

1.4.3 Toenemende onvrede over de olie-inkomsten ... 30

1.4.4 Samenvattend ... 30

1.5 De status-quo van de jaren 1950 ... 30

1.5.1 Venezuela ... 30

1.5.2 De Antillen ... 31

1.5.3 Samenvattend ... 31

1.6 Conclusie. ... 32

2. Venezolaans nationalisme en de reactie van Nederland in de periode 1955-1957... 33

2.1 De verhouding tussen het Koninkrijk en Venezuela in 1955. ... 33

2.1.1 De positie van Shell in de relatie tussen Nederland en Venezuela. ... 33

2.1.2 De economische relatie vanuit Venezuela’s perspectief. ... 35

(3)

2.1.4 Antilliaanse angst voortkomend uit Venezolaans protectionisme. ... 37

2.1.5 Conclusie met betrekking tot de relatie in 1955 ... 38

2.2 De verhouding tussen het Koninkrijk en Venezuela in 1956/57. ... 39

2.2.1 Nederlands handelen om de relatie te verbeteren ... 39

2.2.2 Veranderingen binnen de internationale oliesector 1956. ... 41

2.2.3 Conclusie ... 44

2.3 Conclusie. ... 44

3. Het Nederlands buitenlands beleid en de jonge Venezolaanse democratie (1957-1963) ... 46

3.1 Antilliaanse samenwerking met Venezuela. ... 46

3.1.1 Nederlandse – en Antilliaanse initiatieven ter versterking van de relatie met Venezuela... 48

3.1.2 Venezolaanse politiek biedt ruimte voor onderhandeling. ... 50

3.1.3 Conclusie ... 52

3.2 De Nederlandse omgang met Venezolaanse politieke hervormingen. ... 52

3.2.1 Venezolaanse binnenlandse politiek ... 53

3.2.2 Venezuela en de internationale oliesector ... 54

3.2.3 De Nederlandse visie op de Venezolaanse oliepolitiek. ... 55

3.2.4 Venezolaanse machtspolitiek. ... 56

3.2.5 Een Nederlandse analyse van de Venezolaanse oliesector. ... 57

3.3 Het Nederlands Buitenlands beleid. ... 60

3.3.1 Omgaan met veranderend Venezuela ... 61

3.3.2 Economische instabiliteit en internationale focus. ... 62

3.4 Conclusie ... 63

4. De strijd om de olie-zeggenschap (1964-1967) ... 65

4.1 Antilliaanse Olieraffinage ... 65

4.1.1 Nederlands beleid ten aanzien van Venezolaanse verkiezingsstrijd ... 65

4.1.2 Maatschappelijke onrust op de Antillen door oliehervormingen ... 66

4.2 Venezolaans-Nederlandse betrekkingen. ... 68

4.2.1 Nederlandse visie op nieuwe olieconcessies ... 69

4.2.2 De invloed van de OPEC op ‘service contract’-onderhandelingen ... 70

4.2.3 Nederlandse pogingen om oliehervormingen in Venezuela te beïnvloeden. ... 72

4.2.4 Venezolaanse oliepolitiek en de Nederlandse reactie hierop. ... 73

4.2.5 De Zesdaagse Oorlog (1967) zorgt voor een opleving van de Venezolaanse oliesector. ... 74

4.2.6 Nederlandse analyse ten aanzien van de handelswijze van Shell en Venezolaanse oliepolitiek. ... 75

4.3 Conclusie ... 76

5. Venezolaanse Olienationalisatie (1968-1973) ... 79

5.1 Nederlands Buitenlands beleid vanuit Antilliaans perspectief. ... 79

5.1.1 Antilliaanse maatschappelijke onrust: de Meistakingen ... 80

5.1.2 De gevolgen van de Mei-stakingen ... 82

5.1.3 De Oliecrisis, Venezolaanse olienationalisatie en de Antillen. ... 83

5.2 Vervroegde Venezolaanse olienationalisatie en Nederland ... 85

5.2.1 Venezolaans economisch herstel na de Zesdaagse Oorlog ... 87

5.2.2 Venezuela ’s visie op de Mei-stakingen ... 87

5.2.3 Het Nederlands buitenlands beleid tijdens het Venezolaans olie nationalisatieproces ... 88

5.2.4 De rol van Shell binnen het Nederlands buitenlands beleid... 91

5.2.5 Nederlandse onmacht ten aanzien van de Venezolaanse oliehervormingen ... 91

5.2.6 Venezuela zet plannen voor het nationalisatieproces door. ... 94

5.2.7 Het jaar 1973: De Yom Kippur oorlog en de daarop volgende oliecrisis. ... 96

5.2.8 De invloed van de Venezolaanse presidentsverkiezingen op de oliesector. ... 97

5.2.9 Nederlands beleid na de presidentsverkiezingen. ... 99

(4)

6.1 De voorgeschiedenis ... 102

6.2 De wederkerige afhankelijkheid als spil. ... 102

6.3 De onstuimige jaren 1960: Nationalisme en hervormingen. ... 104

6.4 Het Nederlands buitenlands beleid ten tijde van Venezolaanse olienationalisatie ... 105

6.5 Analyseren en observeren als spil van het beleid. ... 106

7.0 Literatuurlijst... 108 7.1 Boeken en bundels ... 108 7.2 Wetenschappelijke artikelen... 110 8.0 Bronnenlijst ... 111 8.1 Archiefblokken: ... 111 8.2 Krantenartikelen: ... 112 8.3 Overig:... 121

(5)

0. Inleiding

0.1 Inleiding in het onderzoek.

Deze scriptie is de verslaglegging van een literatuur- en bronnenonderzoek naar het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela in de periode van 1955 tot 1973. Binnen dit werk spelen het Koninkrijk der Nederlanden, de Nederlandse Antillen en Venezuela de belangrijkste rollen.

Met het Koninkrijk der Nederlanden wordt tegenwoordig de soevereine staat aangeduid bestaande uit vier landen: Nederland, Curaçao, St. Maarten en Aruba. In de jaren die centraal staan in dit onderzoek, zijn de eilanden in het Caribisch gebied nog koloniën onder het Koninkrijk der Nederlanden. Als de voorgeschiedenis van de verhoudingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela onderzocht worden, zal ook blijken dat er wordt gesproken over een periode waarin het huidige Nederland nog onder de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden valt, waarna deze in 1816 verandert in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Met de term ‘Nederland’ of ‘het Koninkrijk’ wordt in dit werk geduid op het ‘Koninkrijk der Nederlanden’ in de staatkundige vorm van voor tien oktober 2010; een periode waarin de Nederlandse Antillen nog geen losstaande landen zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

De aanduiding van de Nederlandse Antillen is ook niet altijd eenduidig geweest. In deze scriptie wordt echter wel maar één term gebruikt: ‘de Antillen’. In het Caribisch gebied wordt de eilandengordel die van Venezuela naar Florida loopt geografisch aangeduid met de term ‘Antillen’. Deze eilanden vallen niet allemaal onder dezelfde staatkundige overheden. Zes van deze eilanden zijn onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Er zijn drie openbare lichamen: St. Eustatius, Bonaire en Saba. En er zijn drie zelfstandige landen binnen het Koninkrijk: Curaçao, Aruba en St. Maarten. Deze indeling van het Koninkrijk der Nederlanden geldt sinds tien oktober 2010.1 De periode van dit onderzoek beslaat de jaren 1955-1973, waarin deze zes eilanden nog aangeduid werden met de term ‘de Nederlandse Antillen’ en deze eilanden nog geen staatkundig zelfstandige landen waren. Curaçao, Bonaire, en Aruba vormen hierin de Benedenwindse eilanden en Saba St. Eustatius en St. Maarten zijn de Bovenwindse eilanden. In deze scriptie spelen alleen de

Benedenwindse eilanden een rol. In dit verdere schrijven worden met de term ‘de Antillen’, deze drie eilanden bedoeld.

Hiernaast speelt het bedrijf Koninklijke/Shell ook een belangrijke bijrol in dit onderzoek. De Koninklijke/Shell is een benaming voor de samenwerkende bedrijven ‘N.V. Koninklijke

Nederlandse Petroleum Maatschappij’ en de ‘Shell Transport and Trading Company Ltd.’. Deze

1 ‘Waar bestaat het koninkrijk uit?’, Rijksoverheid.

(6)

twee bedrijven gingen in 1907 een hechte samenwerking aan waarmee het in praktijk handelde als één bedrijf. Hierna wordt dit samenwerkingsverband bedoeld bij het gebruik van de benaming: ‘Shell’.

Als laatste wordt de ‘Bolivariaanse Republiek Venezuela’ in dit werk afgekort benoemd met de naam ‘Venezuela’. De Bolivariaanse Republiek Venezuela is in 1830 een onafhankelijke

Republiek geworden. Voor die tijd was het gebied vanaf 1771 onderdeel van ‘Groot-Colombia’ en daarvoor was het onderdeel van het Spaanse koloniale rijk. Hierna wordt met de term ‘Venezuela’ de Bolivariaanse Republiek Venezuela bedoeld zoals tijdens de onderzoeksperiode en tot aan heden de officiële staatkundige benaming is.

0.1.1 Achtergrond en belang van dit onderzoek.

Ik ben op dit onderwerp gekomen als onderdeel van de masteropleiding ‘Geschiedenis van de Internationale betrekkingen’ aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn grootste interesse binnen dit vakgebied is de combinatie van economische en politieke geschiedenis. Het onderzoek gericht op de vraag hoe economische machtsmiddelen ingezet (kunnen) worden om verhoudingen tussen landen te beïnvloeden, is een persoonlijk interessegebied. Hieruit startte ik de zoektocht naar een geschikte casus van landen waarbij economische factoren de verhoudingen hebben beïnvloed, die als basis konden dienen voor mijn masterscriptie. In deze zoektocht kwam ik al snel bij de

grondstof olie. Olie is in de loop van de twintigste eeuw uitgegroeid tot een van de belangrijkste grondstoffen ter wereld. Landen die veel olie in hun bodem bleken te hebben, hebben mede door de groeiende waarde van de olie grote economische, industriële maar ook politieke veranderingen doorgemaakt. Deze veranderingen hadden vanzelfsprekend invloed op de relaties met landen zonder oliebronnen, waardoor verschillende casussen interessant zijn om te onderzoeken. Zowel in de eerste oliecrisis van 1973 als in de tweede van 1979, bleek dat olie ook ingezet kon worden als machtsmiddel om politieke standpunten kracht bij te zetten. Bij het inlezen naar de oliecrisis van 1973 kwam ik tot de conclusie dat ik graag een onderzoek wilde doen dat samenhing met de periode in aanloop naar deze crisis en waarbij de olie als product de kern vormde van een relatie tussen twee landen.

In overleg met mijn begeleider, Joost Jonker, ben ik zo bij de casus van het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela beland. Venezuela is een van de grootste olieproducerende landen, met de Nederlandse Antillen die vlak voor de kust van Venezuela gelegen zijn, zijn het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela praktisch gezien buurlanden. Tijdens de twintigste eeuw hebben de Antillen daarnaast grote voordelen ondervonden van de olie-industrie van Venezuela. Daardoor was het overgrote deel van de welvaart van de Antillen te danken aan de olie. Tevens bleek dat in de jaren voor de oliecrisis van 1973, Venezuela langzaamaan toewerkte naar een nationalisatie van de

(7)

olie-industrie, die tot dan toe in handen was van een aantal grote olie-multinationals. De Antillen hadden hierdoor een sterke economische banden met Venezuela, terwijl Venezuela grote

binnenlandse veranderingen doorvoerde. Het ligt voor de hand dat de economische verbinding van invloed zou zijn op de relatie van het Koninkrijk met Venezuela. Maar over deze relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela, met betrekking tot de rol van de olie, was in het

vooronderzoek geen literatuur te vinden.

Tijdens de oriëntatie op het onderwerp ‘olie als machtsmiddel binnen politieke relaties’, bleek dat er veel werken zijn geschreven met betrekking tot de oliecrisis van 1973 en de daaruit voortgekomen olieboycot. Deze oliecrisis heeft een voorgeschiedenis van jaren van onrust en oplopende spanningen in het Midden-Oosten. De politieke spanningen zijn te herleiden tot de Suez-crisis van 1956. Bijna alle werken die zijn gericht op de invloed van de olie op de politiek, vinden dan ook hun oorsprong in de relatie tussen landen in het Midden-Oosten en landen zoals de

Verenigde Staten, of Europese landen. In de geschiedschrijving van olieproducerende landen in de jaren vijftig en zestig wordt echter maar weinig aandacht besteed aan de op (dat moment) twee na grootste olieproducent van de Wereld: Venezuela. Omdat Venezuela in de aanloop naar de oliecrisis van 1973 geen directe rol heeft gespeeld binnen de oliecrisis zelf, is er maar weinig bekend over hoe dit land deze periode is doorgekomen. Uit een klein vooronderzoek komt wel direct naar voren dat vlak na de Suezcrisis van 1956, Venezuela in 1958 een omslag maakte van dictatuur naar democratie. Daarnaast werd al snel duidelijk dat in 1974, vlak na de eerste oliecrisis in 1973, Venezuela haar olie-economie relatief abrupt geheel nationaliseerde. In deze decennia van oplopende oliespanningen in het Midden-Oosten, voert Venezuela dus een verandering door van dictatuur naar democratie waarbij, bijna vijftien jaar, later de gehele olie-industrie van Venezuela ook nog werd genationaliseerd. De oliepolitiek die Venezuela heeft gevoerd in deze periode lijkt zo een zeer interessant onderwerp om te bestuderen.

Daarnaast bleek uit mijn vooronderzoek, dat het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela al eeuwenlang een onstabiele verhouding hebben. In de Caribische Zee en in Zuid-Amerika liggen veel gebieden die in de tijd van kolonialisme en overzeese expansie door Europese landen zijn gekoloniseerd. De eilanden in de Caribische Zee vielen door de eeuwen heen onder verschillende Europese machten. Nederland heeft hierin sinds 1643 ook een aantal eilanden in bezit gehad. In totaal vallen zes van de Antillen onder Nederlandse overheersing. De benedenwindse eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao, hierna aangeduid als ‘de Antillen’, hebben in de Venezolaanse olie-economie een zeer belangrijke rol gespeeld. Op deze eilanden stonden namelijk de

olieraffinaderijen die het overgrote deel van de Venezolaanse olie raffineerden.

Naar de koloniale periode zijn veel onderzoeken gedaan die de Nederlandse Antillen aangaan. Zowel over de WIC, de West Indische Compagnie, als over het Nederlandse bestuur van

(8)

deze eilanden, zijn verschillende werken geschreven. Ook naar het Spaanse koloniale imperium, waar het huidige Venezuela toe behoorde, is veel wetenschappelijk onderzoek verricht. Maar ook over de periode van Venezolaanse onafhankelijkheidsoorlogen zijn in een kort onderzoek, een aantal naslagwerken van historisch onderzoek te vinden. Hetzelfde geldt voor de Antilliaanse veranderingen in koloniaal regime en de economische moeilijkheden die de eilanden na de

afschaffing van de slavernij hebben gehad. Zowel de Venezolaanse onafhankelijkheidsoorlogen als de Antilliaanse bestuursrechtelijke veranderingen spelen zich af in de negentiende eeuw. In deze geschiedschrijving is te lezen dat de Nederlandse Antillen en Venezuela als sinds jaar en dag een getroebleerde verhouding met elkaar hebben.

Wat steeds naar voren komt is dat Venezuela van mening was en misschien nog steeds is, dat de Antillen tot het Venezolaanse rijk toebehoren. Dit idee komt voort uit de verbintenis tussen de eilanden en het vasteland van voor de Europese koloniale overheersing. Dit is een periode, waarin 2500 jaar geleden de inheemse bevolking van Venezuela zich ook al naar de Antillen heeft verplaatst en daar een bestaan heeft opgebouwd.2 Nadat de Spanjaarden de eilanden in 1643 aan de WIC afstaan, ontstaat er voor het eerst een scheiding tussen de eilanden en Venezuela op

bestuurstechnisch en cultureel niveau; een scheiding die in Venezolaanse ogen onnatuurlijk is. Wanneer in de twintigste eeuw de olie in de Venezolaanse bodem wordt gevonden, raken de politieke en economische relaties tussen beide gebieden voor het eerst sinds lange tijd sterk

verweven. De Antillen worden de centra van olieraffinage en Venezuela ziet veel rijkdom verloren gaan aan de Antilliaanse oliesector. Onvrede tussen beide landen gaat gepaard met samenwerking. Echter, de historiografie stopt rond een enerverende periode halverwege de twintigste eeuw. Eind jaren vijftig wordt Venezuela een democratie en wordt de Venezolaanse oliehandel naar

nationalisatie gestuwd, terwijl de internationale oliesector steeds vaker onder druk komt te staan. Vanaf dit kantelpunt zal gestart worden met het onderzoek naar het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela.

Deze situatie is precies een geschikte casus om te onderzoeken hoe economische invloeden en machtsmiddelen de verhoudingen tussen twee landen kunnen sturen. Dit onderzoek biedt een nieuw inzicht in de geschiedenis van de verhoudingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela en geeft indirect ook een verdiepende kijk op de jaren voorafgaand aan de oliecrisis van 1973 binnen deze verhouding. Dit onderzoek maakt hiermee veel duidelijk over het Nederlands buitenlands beleid in deze periode en tevens wordt ook de Venezolaanse olienationalisatie hiermee onderzocht vanuit Nederlands standpunt.

(9)

0.2 Onderzoeksvraagstelling

Uit het vooronderzoek is gebleken dat Nederland en Venezuela een belangrijke samenwerking hebben gehad op het gebied van olieraffinage. De Nederlandse Antillen waren voor Venezuela de plek waar het overgrote deel van haar olie geraffineerd werd en van daar haar weg vond naar de wereldmarkt. In de periode 1955-1973 is deze samenwerking sterk beïnvloed door het

Venezolaanse nationalisme dat toewerkte naar een nationalisatie van de gehele Venezolaanse olie-industrie. Deze situatie zal in dit onderzoek grondig onderzocht worden aan de hand van de vraag:

Hoe gaf het Koninkrijk der Nederlanden in de periode 1955 -1973 vorm aan de politieke relatie met de Bolivariaanse Republiek Venezuela terwijl ervan uit economische- sociale- en internationale sectoren druk werd uitgeoefend op deze relatie? Door deze vraag te beantwoorden, kan ik een beeld

schetsen van de verhoudingen tussen Nederland en Venezuela, waarin de economische factor olie, het belangrijkste punt van aandacht was binnen deze relatie. Er is bekend dat in deze periode in de Venezolaanse veel politieke onrust heerste, dat de internationale oliesector sterke veranderingen doormaakte en dat er een groot economisch belang voor Nederland in Venezuela is door de aanwezigheid van de olieraffinaderijen op de Antillen. Deze drie factoren zorgen ervoor dat er belangrijke verhoudingen waren tussen het Koninkrijk en Venezuela of dat er in ieder geval belang bij was de instabiliteit en de vijandschap die kenmerkend is voor de relatie tussen beide naties zoveel mogelijk in te dammen.

Deze relatie tussen het koninkrijk Nederland en Venezuela zal ik onderzoeken door

verschillende deelvragen te behandelen. De gehele onderzoeksperiode heb ik daarvoor opgedeeld in vijf periodes. Het eerste deel omvat de voorgeschiedenis van de onderzoeksperiode. Hoofdstuk één zal de vraag “Hoe is de relatie tussen het Koninkrijk en Venezuela globaal verlopen vanaf de koloniale periode tot aan 1955?” beantwoorden. In dit hoofdstuk wordt een beknopte geschiedenis weergegeven van het ontstaan van de relatie tussen het Koninkrijk en Venezuela. Hiermee wordt een basis gelegd van waaruit het onderzoek zich kan vormen. De voorgeschiedenis over de relatie tussen beide gebieden is belangrijk om te kunnen duiden vanuit welk sentiment er vanaf de start van de onderzoeksperiode gehandeld werd.

Het tweede hoofdstuk zal dan de eerste jaren van de onderzoeksperiode omvatten. Aan de hand van de deelvraag: ‘Hoe gaat Nederland om met het groeiende nationalisme in Venezuela?’, wordt onderzocht of de verhoudingen tussen Nederland en Venezuela veranderen in de aanloop naar de eerste presidentsverkiezingen van Venezuela. Het derde hoofdstuk beantwoordt de vraag: ‘Vormt de jonge Venezolaanse democratie en het bijkomende nationalistische oliebeleid een obstakel voor het Nederlands buitenlands beleid?’. Hierin wordt geanalyseerd welke veranderingen Venezuela doorvoert ten aanzien van haar oliebeleid nu het een democratie is geworden en hoe Nederland hierop gereageerd heeft. In het vierde hoofdstuk zullen de Antilliaanse olieraffinage in

(10)

samenspel met het groeiend Venezolaans nationalisme en de aanloop naar de Zesdaagse oorlog van 1967 centraal staan. Hierbij is de vraag: ‘Is het Nederlands buitenlands beleid in de aanloop naar de Zesdaagse oorlog van aanpak verandert ten aanzien van Venezuela?’ Als laatste zal er onderzocht worden of, en zo ja, hoe Nederland haar beleid heeft aangepast in aanloop naar de Venezolaanse olienationalisatie, terwijl internationaal de oliecrisis steeds dichterbij kwam. In dit vijfde hoofdstuk zal de vraag: ‘In hoeverre heeft Nederland haar buitenlands beleid aangepast in de aanloop naar de Venezolaanse olienationalisatie?’ beantwoord worden. Al deze vragen samengenomen, zal er uiteindelijk een antwoord gegeven kunnen worden op de vraag hoe het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela is vormgegeven, terwijl ervan uit economische- sociale en internationale sectoren druk werd uitgeoefend op de relatie. Deze vraag zal in de conclusie dan beantwoord worden.

0.3 Onderzoeksmethode 0.3.1 Methodologie

Binnen de geschiedschrijving zijn door de jaren heen verschillende stromingen ontstaan waarin het historisch wetenschappelijk onderzoek is gevormd. Het woord ‘geschiedenis’ an sich heeft daarin twee betekenissen: (1) ‘dat wat gebeurd is’, maar ook ‘onderzoek naar datgene wat gebeurd is’.3 In de tweede definitie is het de taak van de historicus om antwoord te geven op de vraag op welke wijze verhelderd kan worden dat de kennis die de historicus produceert ook op waarheid berust.4 En dus, dat het onderzoek naar dat wat gebeurd is, ook zo goed mogelijk weerspiegelt, hetgeen

daadwerkelijk gebeurd is. Hier heeft de historicus verschillende mogelijkheden voor om zijn onderzoeken te legitimeren en hiermee aan te tonen dat er rekening is gehouden met mogelijke valkuilen, waardoor binnen de kaders van het onderzoek aangenomen kan worden dat het

onderzoek legitiem is uitgevoerd en dus een goede afspiegeling is van datgene wat in het verleden is gebeurd.

Om een legitiem historisch onderzoek te doen, moet rekening gehouden worden met een aantal factoren. De eerste factor hierin is vast kunnen stellen binnen welke stroming van

wetenschapsfilosofie het historisch onderzoek valt. In het kort; geschiedtheoretisch zijn er sinds de negentiende eeuw grofweg twee stromingen te onderscheiden. Als eerste is er het ‘positivisme’. Dit is de stroming die er vanuit gaat dat er maar één vorm van correct wetenschappelijk onderzoek is en dat is op basis van empirisme, oftewel waarnemingen die als feiten gepresenteerd kunnen worden.5 Positivisten geloven dat pas als binnen exacte wetenschappen, is vastgesteld hoe tot

3 C. Lorenz, De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis (Amsterdam, 2008), 13. 4 C. Lorenz, De constructie van het Verleden, 17.

(11)

wetenschappelijke verklaringen kan worden gekomen, historici kunnen onderzoeken in hoeverre zij ook tot wetenschappelijke verklaringen kunnen komen binnen het geschiedkundig wetenschappelijk onderzoek.6 Dit verklaringsmodel is gericht op het zoeken van wetmatigheden waaraan het

wetenschappelijk onderzoek dient te voldoen alvorens het tot een betrouwbaar onderzoek bestempeld kan worden.

De tweede stroming, de ‘hermeneutiek’, keurt de positivistische denkbeelden fundamenteel af en stelt dat verklaringen die binnen de exacte wetenschappen gebruikt worden, onmogelijk met die binnen de geschiedenis vergeleken kunnen worden. Deze stroming gaat uit van een intentioneel, ofwel verhalend verklaringsmodel waarin de betekenis van de historische verklaring die in het geschiedkundig onderzoek gezocht wordt, enkel gefundeerd kan worden op het werk van historici zelf.7 Hierbij geldt wel dat wetenschappelijke uitspraken niet gerechtvaardigd kunnen worden met een beroep op persoonlijke overtuigingen of eigen inzicht, maar dat deze wel gefundeerd moeten worden op intersubjectief controleerbare feiten en logische argumentatie.8 Hierin ligt de aandacht dus op het uitleggen van bronnen, waarbij door middel van interpreteren hiervan, gepoogd wordt op een logische wijze uit te voeren. 9

Deze laatste onderzoeksfilosofie is vandaag de dag nog altijd de meest gebruikte

onderzoekfilosofie die binnen de geschiedwetenschappen gebruikt wordt. Het interpreteren van bronnen en teksten om tot nieuwe inzichten te komen heeft echter wel een aantal valkuilen. Zo mag men nooit vergeten dat, hoe goed de historicus het ook probeert, het onmogelijk is om geheel objectief bronnen te interpreteren. Elk mens interpreteert bronnen vanuit zijn eigen perspectief en is altijd beïnvloed door de wereld waarin deze leeft. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het feit dat de schrijver van de bron, ook beïnvloed is geweest door zijn eigen emoties en

denkbeelden, waarbij ook de aard van de bron een belangrijke rol kan spelen in de betrouwbaarheid. Zo kan een interview met een ooggetuige minder betrouwbaar worden door de tijd die tussen de beschreven gebeurtenis en het interview in zit. Herinneringen kunnen tenslotte door de tijd heen veranderen of anders gekleurd worden als emoties en gedachtes veranderen. Geschreven bronnen hebben hier geen last van, al moet hier weer rekening gehouden worden met wanneer de bron is geschreven ten opzichte van het moment waarop de beschreven gebeurtenissen plaatsvonden.

Daarnaast kunnen er ook bronnen zijn die geen geschreven teksten bevatten, waardoor we enkel uit de aard van het object informatie kunnen halen over de geschiedenis. Denk hierbij aan bijvoorbeeld aardewerken potten of kunststukken. Bij dit soort objecten is het altijd zeer moeilijk om een objectieve reconstructie te maken van het verleden. Ze vertellen immers niet in woorden

6 C. Lorenz, De constructie van het verleden, 18. 7 Ibidem, 18.

8 Ibidem, 19.

(12)

wat zich daadwerkelijk heeft afgespeeld, waardoor de menselijke interpretatie al snel te veel ruimte krijgt om de objectiviteit los te laten. De keus van de bronnen die de historicus gebruikt in zijn onderzoek, heeft hiermee automatisch ook gevolgen voor de mogelijke kritieken die het onderzoek dienen te doorstaan. Hierbij is het de taak van de historicus om in zijn onderzoek zoveel mogelijk van deze kritieken al bij voorbaat te ondervangen door een heldere inkijk te geven in wat in het onderzoek is gedaan en hoe er rekening is gehouden met mogelijke tekortkomingen.

0.3.2 Welke methode wordt in deze scriptie gevolgd?

Het onderzoek dat voor deze scriptie is gedaan valt het best binnen de hermeneutische stroming van het ‘postmodernisme’. Deze stroming vindt zijn oorsprong in de jaren zestig van de twintigste eeuw. Het postmodernisme verzet zich tegen het idee dat de ‘waarheid’ zich in ‘grote verhalen’ bevindt, zoals vaak in religie, politiek en kunst wordt gebruikt.10 Deze disciplines worden binnen de wetenschap over het algemeen gescheiden gehouden, terwijl ze in de praktijk maar moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn.11 Daarnaast kan de ‘geschiedenis’ an sich niet in een ‘groot verhaal’ gevat worden dat verklaringen geeft voor alle gebeurtenissen.

Dat is in deze scriptie ook het geval. Hoewel de wereldwijde oliesector door verschillende gebeurtenissen op internationaal niveau beïnvloed werd in de aanloop naar de oliecrisis van 1973, zal blijken dat in het geval van Venezuela, deze internationale gebeurtenissen maar van weinig invloed waren op de politiek om tot een olienationalisatie te komen. Dit onderzoek zal de microgeschiedenis onderzoeken betreffende het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela, waarmee duidelijk wordt hoe door Nederlandse ogen naar de Venezolaanse politiek en economie werd gekeken. Dit geeft vervolgens weer inzichten in de gebeurtenissen die zich op Venezolaanse bodem hebben afgespeeld zonder enkel de al bestaande geschiedenisonderzoeken over de oliesector in die jaren te onderzoeken.

Er is voor deze onderzoekfilosofie gekozen, omdat al vrij snel tijdens het vooronderzoek duidelijk werd, dat Venezuela binnen de bestaande literatuur over de oliegeschiedenis maar een zeer kleine rol toegewezen kreeg in verhouding met de olieproducerende landen van het Midden-Oosten. Uit dit vooronderzoek bleek dus al, dat Venezuela als een van de grootste olieproducerende landen ter wereld, maar moeilijk binnen de bestaande ‘grote verhalen’ over de oliesector paste. Daarnaast ben ik zelf van mening dat verschillende gebeurtenissen uit het verleden vanzelfsprekend met elkaar in verband staan, maar dat deze gebeurtenissen nooit binnen een model van wetmatigheden

geplaatst kunnen worden. Elke gebeurtenis dient op zichzelf onderzocht te worden om te kunnen achterhalen wat de invloeden zijn geweest van andere gebeurtenissen en/of wat hun invloed is

10 M. Leezenberg en G. De Vries, Wetenschapsfilosofie, 274. 11 Ibidem, 275.

(13)

geweest op andere gebeurtenissen.

Daarom is voor dit onderzoek gekozen voor een combinatie van literatuur en primair bronnenonderzoek. Om een objectief beeld te kunnen schetsen van hoe het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela in de jaren 1955-1973 is gevormd, zijn overheidsdocumenten van de Nederlandse staat gebruikt in combinatie met krantenartikelen uit drie Nederlandse en

Antilliaanse kranten, de Volkskrant, de Telegraaf en de Amigoe di Curaçao. Deze bronnen geven een weergave van de gebeurtenissen die zich in deze jaren hebben afgespeeld. Dit wordt aangevuld met al bestaande historische onderzoeken over deze periode om het onderzoek een context te geven van de internationale oliesector en de Venezolaanse en Nederlandse geschiedenis.

0.3.3 Voor- en nadelen van deze methode.

Deze methode, samen met de gekozen bronnen, heeft zowel voor- als nadelen in het gebruik bij een historisch onderzoek. Door de focus te leggen op een microgeschiedenis, is het moeilijker om het onderzoek binnen de grote metageschiedenis van deze periode in te passen. Het gebrek aan bestaande literatuur over dit onderwerp maakte dat extra ingewikkeld. Het voordeel van deze methode is echter wel dat er een zeer precieze observatie gedaan is van het Nederlands buitenlands beleid, wat niet beïnvloed is door al bestaande gegevens. Het Nederlands buitenlands beleid in zijn geheel is niet geobserveerd, dit is enkel gebeurd ten aanzien van het beleid met betrekking tot Venezuela. Hiermee is dit onderzoek bijvoorbeeld niet bevooroordeeld door al bestaande visies op het Nederlands buitenlands beleid. Ditzelfde geldt voor Venezuela. Hierin zijn wel enkele globale werken over de twintigste-eeuwse Venezolaanse geschiedenis gebruikt, maar enkel om een context te scheppen over de periode die het onderzoek beslaat. De onderzoeksperiode zelf is op deze manier zo objectief mogelijk onderzocht en geheel in de context van Nederlandse en Venezolaanse politiek geplaatst.

0.4 Uitvoering van het onderzoek

Nu de methode die voor dit onderzoek is gebruikt is besproken, zal uitgelegd worden hoe het onderzoek op praktisch niveau is uitgevoerd en met welke problemen of voordelen tijdens dit onderzoek rekening is gehouden.

0.4.1 Opzet van het onderzoek.

Zoals al eerder is besproken ben ik tot deze onderzoeksvraag gekomen na grondig vooronderzoek en overleg met mijn scriptiebegeleider. Dit vooronderzoek was onderdeel van het ‘Kernvak’ van de masteropleiding. Dit vak betrof een algemene inleiding te krijgen in het specialisme van ‘de

(14)

mijn scriptie. Dit vooronderzoek was nog zeer globaal, waarin een daadwerkelijk onderwerp nog niet eens echt vorm had gekregen. In de zoektocht naar een geschikt onderwerp ben ik bij Joost Jonker aangekomen als scriptiebegeleider en met zijn hulp ben ik tot het gekozen onderwerp gekomen. Als afsluiting van het kernvak heb ik de onderzoeksopzet voor deze scriptie opgesteld. Tijdens dit vooronderzoek had ik al enkele boeken en artikelen gevonden die bruikbaar zouden kunnen zijn bij mijn onderzoek. Ook de basis voor het brononderzoek heb ik in deze fase gelegd. Een verkennende tocht door de database van het archief en een globaal onderzoek van de eerste belangrijke archiefstukken waren hier onderdeel van.

Nu duidelijk was dat er primair bronmateriaal aanwezig was in het archief en dat er enkele werken te vinden waren die kond bijdragen aan mijn onderzoek, ben ik begonnen met dieper

inlezen en bruikbaar materiaal zoeken. De zoektocht naar een geschikte literatuurlijst was zeker niet gemakkelijk. Al vrij snel kwam ik erachter dat geen enkel werk een specifieke aandacht had voor mijn onderwerp. Er was literatuur over de oliecrisis, over de internationale oliesector, over de Venezolaanse geschiedenis, de Antilliaanse geschiedenis en zelfs over de geschiedenis van Koninklijk Shell. Maar geen één sprak over het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela. In deze fase van mijn onderzoek kwam ik erachter dat het ingewikkeld zou worden om genoeg bruikbare literatuur te vinden die in mijn onderzoek in te passen zou zijn. In de volgende paragraaf zal deze historiografie verder uitgediept worden.

Na een basis te hebben gelegd van de aanwezige literatuur, was het brononderzoek de volgende stap. Het zoeken naar geschikte bronnen nam zeer veel tijd in beslag. Naast het feit dat in het archief een gigantisch grote hoeveelheid bronnen aanwezig was, was het ook lastig om uit de bronnen de bruikbare informatie te halen. Omdat veel bronnen beschrijvende brieven waren, waarin tot in de kleinste details uitleg werd gegeven over de Venezolaanse situatie, was het lastig om te bepalen welke van deze informatie echt iets toevoegde aan mijn onderzoek. Het gevolg hiervan is geweest dat vaak bronnen ook bij elkaar zijn genomen, omdat vele kleine details wel meer zeggen over de algehele situatie. Hierbij heb ik alle documenten die nuttige informatie leken te bevatten gedigitaliseerd en vervolgens per archiefblok opgeslagen op documentnummer, waarbij ik voor mezelf een overzicht heb gemaakt welk documentnummer naar welke informatie verwees.

Binnen de krantenartikelen heb ik omkaderde zoektermen gebruikt om de selectie aan

bruikbare artikelen zo nauwkeurig mogelijk te maken. Hiebij is een keus gemaakt voor drie kranten: De Volkskrant, de Telegraaf en de Amigoe di Curaçao. Deze keus heb ik gemaakt om vanuit

Nederland zowel de links- als rechtspolitieke invalshoek mee te nemen in het onderzoek met hierop aanvullend de Antilliaanse visie op de gebeurtenissen. Deze drie kranten zijn alle in Delpher

doorzocht op de zoektermen ‘olie’, ‘Shell’, ‘Venezuela’, en ‘samenwerking’ in verschillende combinaties van deze zoektermen. Alle gevonden resultaten zijn vervolgens doorgelezen en met

(15)

elkaar vergeleken. Hierbij heb ik gepoogd om in de eerste plaats artikelen te vinden die aansloten op wat er in de archiefdocumenten al gevonden was. In de tweede plaats heb ik gezocht naar

artikelen uit de drie verschillende kranten die wel over dezelfde gebeurtenis of hetzelfde onderwerp gingen. Hiermee heb ik geprobeerd om uit de verschillende bronnen vanuit verschillende

invalshoeken informatie te verkrijgen over de gebeurtenissen zodat hiermee de geschiedenis zo objectief mogelijk weergegeven kan worden. Uit alle krantenartikelen heb ik vervolgens gemiddeld zes artikelen per jaargang genomen die de meest relevante informatie bevatten, om mijn

hoeveelheid bronnen overzichtelijk te houden.

Nadat ik zowel de literatuur als mijn bronnen onderzocht had, heb ik een chronologisch verhaal opgesteld van alle informatie die ik had gevonden. Dit resulteerde in een gigantische hoeveelheid aan data, waarin de jaren 1955-1973 tot in detail van elke bron waren weergegeven. Met deze informatie beschikbaar, heb ik mijn onderzoek afgesloten door op systematische wijze de onderzoeks-sub-vragen en daarmee uiteindelijk ‘de onderzoeksvraag’ te beantwoorden en vast te leggen in deze scriptie.

0.4.2 Voor en nadelen van de gebruikte bronnen.

Een van de grote voordelen van de gekozen overheidsdocumenten als primaire bronnen, is dat vanuit de Nederlandse Overheid alle documentatie uit deze jaren, inzichtelijk is. Dit betekent dat in het Nationaal Archief 1090 meter aan archiefmateriaal ligt van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de periode 1965-1974.12 Natuurlijk zijn lang niet alle documenten die in dit archiefblok liggen, ook relevant voor dit onderzoek. Maar degene die wel relevant waren, waren in totaal dus ook behoorlijk van omvang, hetgeen bijdraagt aan de kwaliteit van het onderzoek. Dit was nog maar één van de doorzochte archiefblokken. In totaal heb ik drie archiefblokken doorgenomen plus de jaarboeken van het Ministerie van buitenlandse zaken. Hetzelfde geldt voor de krantenartikelen. Een eerste zoekopdracht in Delpher gaf zo’n 3126 zoekresultaten over de drie onderzochte kranten binnen afgezette zoektermen.13 Dit grote aanbod van bronnen, maakt dat dit onderzoek zeer kritisch kon zijn met betrekking tot de bruikbaarheid van de informatie in al deze documenten.

Dit grote aanbod is natuurlijk naast een groot voordeel, ook een nadeel. Het overschot aan

12 NL-HA Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse zaken: Code-Archief, nummer toegang 2.05.118,

Inventaris van het code-archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1955-1964, 55.

13 Zoekoptie in Delpher: https://www.delpher.nl/nl/kranten/results?coll=ddd&query=%28Olie%2C+%29+or+Shell+and+Venezuela&cql%5B0% 5D=%28date+_gte_+%2201-01-1955%22%29&cql%5B1%5D=%28date+_lte_+%2201-08-1975%22%29&cql%5B2%5D=ppn+any+%28376311975+OR+268597979+OR+863860281+OR+40102895X+OR+41 286956X+OR+832675288+OR+412869594+OR+412869608+OR+412869632+OR+412869624+OR+412869616+OR +840847114%29&facets%5Btype%5D%5B0%5D=artikel&facets%5Bspatial%5D%5B0%5D=Landelijk&facets%5Bsp atial%5D%5B1%5D=Nederlandse+Antillen&redirect=true

(16)

bruikbare documenten maakt dat er lange tijd is gezocht naar de juiste bronnen en dat er ook een kans bestaat dat er interessante documenten zijn gemist. De overdaad aan bronnen heeft het tevens erg ingewikkeld gemaakt om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden, omdat de

overheidsdocumenten van veel bijzaken ook verslag legden. Het is een zeer moeilijke puzzel geweest om uit deze berg aan documenten te destilleren welke bronnen de meest bruikbare informatie verschaften. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de selectie van ongeveer tweehonderd overheidsdocumenten en 140 krantenartikelen. Niet elk van deze documenten zal precies bij naam genoemd zijn in deze scriptie, maar allen zijn terug te vinden in de bronnenlijst, of gaven niet genoeg concrete informatie om als voetnoot benoemd te worden.

De overheidsdocumenten en krantenartikelen gaven voornamelijk beschrijvende weergave van de gebeurtenissen zonder veel expliciete oordelen. Veel overheidsdocumenten zijn

observerende en beschrijvende berichten die enkel proberen weer te geven wat de situatie in Venezuela is. Ook de krantenartikelen geven over het algemeen de gebeurtenissen objectief weer, wat enkel nog gekleurd is door de aard van de krant zelf.

De documenten die wel spreken uit een persoonlijke visie van de schrijver zijn ook op deze manier gelezen en bij het gebruik van deze bronnen wordt dan ook benoemd dat het over de visie van de schrijver gaat. Hierin zijn documenten die slechts enkele regels bevatten over kleine

wetswijzigingen of bijzaken binnen de Venezolaanse politiek minder gebruikt dan uitgebreide brieven die verslag legden van de Venezolaanse binnenlandse situatie.

Al de gebruikte overheidsdocumenten zijn daarnaast ook op echtheid getest. Bij elk document is bekeken of de datum, handtekening van de schrijver en officiële stempel van het ministerie aanwezig waren. Documenten waarvan de echtheid niet met zekerheid vast te stellen was, heb ik niet gebruikt. De gebruikte krantenartikelen zijn allemaal gedigitaliseerd in de onlinedatabase Delpher beschikbaar, wat het zoeken naar deze bronnen vergemakkelijkte. De krantenartikelen van deze site heb ik ook alle gecontroleerd op datum, de bijbehorende krantentitel en eventuele correctie van de gegevens die in Delpher te vinden waren.

0.5 Historiografie.

Om dit onderzoek tot een goede uitvoering te brengen, is een basis van bestaande literatuur belangrijk. De beschikbare bronnen zullen gecombineerd worden met deze literatuur om ervoor te zorgen dat de primaire bronnen ook goed in de tijd geplaatst worden van wat er zich binnen de internationale oliesector afspeelde en hoe dit past in de Venezolaanse geschiedenis. Hiervoor is eerst een kort literatuuronderzoek nodig zijn dat verklaart waar dit onderzoek nieuwe inzichten kan gaan bieden. Hiervoor zal kort gekeken worden naar de bestaande literatuur over de ‘Venezolaanse oliegeschiedenis’, de ‘Antilliaanse geschiedschrijving’, de ‘internationale

(17)

oliegeschiedenis’ en de beschikbare literatuur over de ‘politieke en economische relatie van Nederland met Venezuela’. Deze historiografie zal onderstaand beschreven worden.

0.5.1 Historiografie Venezolaanse olie-geschiedenis

Binnen de geschiedschrijving over de twintigste eeuw is er weinig te vinden over de relatie tussen het Koninkrijk en Venezuela. Wel is bijna de volledige twintigste-eeuwse geschiedschrijving over Venezuela gekoppeld aan de ontwikkelingen binnen de oliesector. Het werk van Brian Stuart McBeth is een volledig onderzoek naar de ontwikkeling van de olie-industrie tijdens het Gómez-regime die tussen 1908 en 1935 in totaal vijftien jaar aan de macht was. In dit onderzoek wordt uitgebreid gekeken naar de beweegredenen van Gómez en de veranderingen binnen de

Venezolaanse politiek om de toevoer van buitenlands kapitaal naar Venezuela te vergroten.14

Jonathan Di John, verbonden aan de Universiteit van Londen, schreef ook een uitgebreid werk over de geschiedenis van Venezuela. In dit werk staat de twintigste eeuw volledig in het teken van de oliesector. De economische politiek, het industriële beleid en de economische groei van Venezuela van 1920 tot 2005 vormen de leidraad van zijn werk.15 Hij benoemt dat Venezuela onder het Gómez-regime oliebedrijven aanmoedigde om op de naburige eilanden de raffinaderijen te bouwen om zo het ontstaan van georganiseerde arbeidersverenigingen in Venezuela te voorkomen.16 Dit zou weer voorkomen dat arbeiders in Venezuela zich gemakkelijk konden verenigen en tegen de

dictatuur in opstand konden komen. Deze ontwikkeling duurde tot eind jaren vijftig. Vanaf deze periode werd het industrialisatieproces van Venezuela steeds meer door de staat geïnitieerd. In 1958 wordt Venezuela ook officieel een democratie en vanaf dat moment wordt er een duidelijk pad in geslagen van een staatsgeleid ‘big-push’ industrialisatieproject.17 Dit was een project dat vooral gericht was op het oprichten van staatsbedrijven.

Miguel Tinker Salas vult dit aan in een algemeen werk getiteld “Venezuela. What everyone

needs to know”. Zijn werk is opgebouwd in de tijdvakken: ‘voor de olie’, ‘de twintigste eeuw’ en

‘olie en revolutie’. Het geschiedkundige werk wordt opgebouwd langs de lijnen van de

ontwikkelingen binnen de oliesector. Ook in dit werk lezen we dat in de eerste decennia van de twintigste-eeuw de nadruk lag op het aantrekken van buitenlands kapitaal en hoe in de jaren vijftig de Venezolaanse drang ontstond om meer invloed te krijgen op de eigen oliesector.

Wat voornamelijk opvalt is dat binnen de bestaande geschiedschrijving over de twintigste eeuw van Venezuela, er maar weinig geschreven is over de jaren tussen 1950 en 1975. Enkel wordt

14 B.S. McBeth, Juan Vincente Gómez and the oil companies in Venezuela, 1908-1935 (Camebridge, 1983), 7. 15 J. Di John, From Windfall to Curse? Oil and industrialization in Venezuela, 1920 to the present (Pennsylvania,

2009) 3.

16 Di John, From Windfall to Curse, 191. 17 Ibidem, 3.

(18)

geschetst dat in deze periode de Venezolaanse politiek de verschuiving maakt van dictatuur naar instabiele democratie, waarin de industrialisatie en de nationalisatie van de oliesector de

belangrijkste speerpunten zijn binnen zowel de politieke als de economische belangen van het land. Dit is opvallend omdat binnen mijn vooronderzoek is gebleken dat Venezuela in 1974 tot een vervroegde olienationalisatie over gaat, die officieel pas in 1983 gepland was. De jaren in de aanloop naar deze olienationalisatie bleken uit het eerste bronnenonderzoek turbulente jaren te zijn waarin de Venezolaanse politiek grote veranderingen doormaakte. Dit geeft aan dat er weinig historisch onderzoek gedaan is naar de veranderingen die het nationalisatieproces met zich meebrachten.

0.5.2 Historiografie Antilliaanse geschiedschrijving

Met betrekking tot de Antilliaanse geschiedschrijving zien we een vergelijkbaar patroon. Ook deze eilanden hebben in de twintigste-eeuw veel te danken aan de oliesector. Veel politieke,

institutionele en economische onderzoeken geven de olie een aanzienlijke rol in de Antilliaanse geschiedenis, terwijl er bijna nooit wordt geschreven over de samenwerking met Venezuela. Dit was echter wel een relatie die van cruciaal belang was voor het draaiende houden van de

Antilliaanse economie. Zo heeft Jurrien van Goor een uitgebreid werk geschreven over de Nederlandse Koloniën met als hoofdonderwerp de expansie van het Nederlands Koninkrijk van 1600 tot 1975. Hij beschrijft dat de krachtigste economische impulsen voor de Antillen niet het gevolg waren van overheidsmaatregelen, maar van de nieuwgevonden delfstof ‘olie’ in

Venezuela.18 Curaçao was daarbij het perfecte eiland om de olie te raffineren. Het eiland had een gunstige ligging ten opzichte van het Panamakanaal, bracht het product in contact met de Europese markt en was makkelijk te bereiken vanuit Venezuela.19 Daarnaast was het onmogelijk voor grote zeeschepen om in Venezuela zelf aan te meren vanwege het ondiepe water. Hierdoor werden de Antillen een perfecte havenplek.20 Ondanks al deze voordelen was de keus voor Curaçao alsnog niet vanzelfsprekend “vanwege de menigmaal getroebleerde verhoudingen tussen Curaçao en

Venezuela”.21 De samenwerking tussen de Nederlandse Regering, het eilandbestuur en Henry Deterding, de directeur van Shell, zorgde er uiteindelijk voor dat er in 1915 gestart werd met de bouw van een olieraffinaderij op Curaçao.22 Het onderzoek van Jurrien de Goor specificeert die ‘getroebleerde verhoudingen’ echter niet. Daarnaast geeft het werk ook geen duidelijk antwoord op de vraag hoe belangrijk de olie was voor de Antillen en wat de eilanden gedaan hebben om

18 J. van Goor, De Nederlandse Koloniën (Den Haag, 1997), 305. 19 Goor, De Nederlandse Koloniën, 305.

20 Ibidem, 306.

21 J. Goor, De Nederlandse Koloniën, 306. 22 Ibidem, 306.

(19)

olieleveringen uit Venezuela te behouden.

Ook H.B. van Aller gaat hier niet op in. In deze staatkundige geschiedenis van de

Nederlandse Antillen en Aruba wordt beschreven hoe de periode 1936-1950 voor veel verandering zorgde in het politieke bestuur van de Antillen.23 De Antillen en Nederland hadden in de deze periode onderling een moeizame samenwerking. In 1969 kwam de strijd tussen het Curaçaos bestuur en Nederland tot een hoogtepunt bij de Meistakingen waarbij Curaçaose arbeiders in opstand kwamen tegen de almaar dalende lonen. In de gehele jaren 1950 en 1960 hadden het Curaçaos bestuur en Den Haag een moeizame verhouding, ondanks dat de staatsrechtelijke

verhoudingen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen duidelijk waren,24 tot er op 30 mei 1969 felle arbeidsconflicten op het Shell-terrein ontstonden tussen de arbeiders en de Wescar, het

Werkspoor Caribbean B.V. ofwel het uitzendbureau dat veel Shell-medewerkers onder contract had staan.25 Van Aller legt in dit onderzoek de nadruk op de Antilliaanse binnenlandse aangelegenheden waarbij de olie een belangrijke rol heeft gespeeld. De rol van Venezuela als leverancier van de olie wordt wel genoemd, maar de afhankelijkheid van de olie en de invloed die Venezuela op deze handel heeft gehad, wordt niet besproken.

Ook Edo Haan heeft onderzoek gedaan naar de Antilliaanse instituties van de twintigste eeuw. Volgens Haan had Shell gekozen voor de Antillen als standplaats wegens de gunstige politieke sfeer, de geschikte haven en het verkregen belastingvoordeel bij het vestigen van een raffinaderij op Curaçao.26 In zijn werkt ligt de nadruk op de Antilliaanse instituties en de economische ontwikkelingen van de eilanden in de tweede helft van de twintigste eeuw. De oliesector groeit enorm. Waar Shell in 1920 nog geen miljoen m3 aan olie verwerkt, is dat in 1952 meer dan 23 miljoen m3.27 Dit betekent dat er voor Curaçao in de jaren 1925 – 1955 geen sprake is van werkloosheid. De welvaart lijkt eindeloos en de inkomens zijn ruim vier keer zo hoog als het gemiddelde inkomen van andere Caraïbische eilanden.28 Dit alles is volgens Edo Haan te danken aan de groeiende en welvarende oliesector. Hoewel deze welvaart mede mogelijk werd gemaakt door de samenwerking met Venezuela, wordt deze samenwerking niet besproken.

Dit zijn drie voorbeelden van belangrijke onderzoeken met betrekking tot de Nederlandse Antillen in de twintigste eeuw. In alle drie de werken komt de olie naar voren als een zeer

belangrijk product voor de welvaart, de economische zelfstandigheid en de politieke kracht van de Antillen. In alle werken wordt ook genoemd dat Venezuela hier een belangrijke rol in speelt als

23 H.B. van Aller, Van kolonie tot koninkrijksdeel (Groningen, 1994), 242. 24 Aller, Van kolonie tot koninkrijksdeel, 312/313.

25 Ibidem, 313.

26 E. Haan, Antilliaanse instituties. De Economische ontwikkelingen van de Nederlandse Antillen en Aruba 1969-1995

(Capelle aan den IJssel, 1998), 19.

27 Haan, Antilliaanse Instituties, 19. 28 Ibidem, 20.

(20)

leverancier. Maar geen van deze werken bespreekt hoe de van oudsher instabiele samenwerking tussen Venezuela en het Koninkrijk in deze jaren van belangrijke economische samenwerking is vormgegeven.

0.5.3 Historiografie over de politieke relatie van Nederland met Venezuela

Er zijn twee onderzoeken die specifiek gericht zijn op de economische relatie tussen Venezuela en het Koninkrijk der Nederlanden: Betrekkingen tussen Curaçao en Venezuela. Een

historische analyse geschreven door J. van Soest en Olie op de golven. De betrekkingen tussen Nederland/Curaçao en Venezuela gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw geschreven door

M.J. van den Brink. Het werk van Van Soest is een kort onderzoek dat in veertig pagina’s de relatie tussen Curaçao en Venezuela door de eeuwen heen beschrijft. Hierin wordt bijvoorbeeld uitgebreid beschreven hoe in 1929 de Venezolaanse politieke banneling en rebellenleider Urbina zich zonder problemen op Curaçao vestigde en dat hij vanaf dit eiland een revolutie startte tegen Gómez. Na deze gebeurtenis liet Shell meteen weten geen sympathie te hebben voor Urbina, omdat het bedrijf Venezuela niet tegen zich in wilde nemen.29 Het was voor Curaçao en Shell van levensbelang om de olierelaties in stand te houden.30 Dit is het eerste onderzoek dat aangeeft hoe belangrijk de olierelatie tussen Venezuela en de Antillen voor de eilanden was. Daar komt bij dat dit onderzoek ook voor het eerst laat zien dat de politieke relatie tussen Venezuela en het Koninkrijk der

Nederlanden ook in de twintigste-eeuw nog afwisselend onder spanning stond, terwijl de

wederzijdse economische belangen aanzienlijk waren. Curaçao was naast economische partner, bij tijd en wijle een politieke vijand voor Venezuela omdat het eiland een veel gebruikte vluchthaven was voor politieke bannelingen.31

Volgens Van Soest werden tot ongeveer 1950 de relaties tussen Venezuela en Curaçao voornamelijk door Shell vormgegeven, waarbij het bedrijf nauwelijks te maken kreeg met beperkingen vanuit Den Haag of Caracas.32 In de jaren na 1960 begon Venezuela zelf meer participatie in het beheer van de olie-industrie en het vervolgproces te eisen. Dit leidde tot een nationalisatie van de gehele olie-industrie in 1974.33 De periode 1955 - 1974 is dus een periode waarin de relatie tussen het Koninkrijk en Venezuela niet meer per definitie door Shell wordt bepaald en waarin Venezuela een ontwikkeling doormaakt die nadelig is voor de Antilliaanse economische belangen. Van Soest behandelt de eerste helft van de twintigste eeuw in dit onderzoek. Ondanks dat het boek in 1980 is gepubliceerd, heeft de schrijver ervoor gekozen zijn onderzoek

29 Soest, Betrekkingen tussen Curaçao en Venezuela, 15. 30 Ibidem, 15.

31 Ibidem, 15. 32 Ibidem, 15.

(21)

maar tot 1950 te laten lopen. Hierdoor geeft dit werk helaas geen inzichten in de politieke en economische relatie van Nederland met Venezuela in de jaren 1955- 1973.

Dit is ook het geval in het werk van M.J. van den Brink. Zijn boek beschrijft de

economische en politieke betrekkingen tussen Venezuela en Curaçao, maar stopt ook rond het jaar 1950. Volgens Van den Brink zijn de vriendschappelijke relaties met Venezuela van essentieel belang voor de enorme oliebelangen op Curaçao en mogen de raffinaderijen geen schade oplopen als gevolg van politieke acties van de Antillen.34 Deze opvatting is opvallend, omdat juist in de periode na 1950 politieke veranderingen in Venezuela ervoor zorgen dat de olierelatie onder druk komt te staan. De vraag hoe de Antillen en Nederland deze Venezolaanse veranderingen hebben opgevangen komt wel op, maar wordt in dit werk niet beantwoord doordat het alleen de eerste helft van de twintigste eeuw beslaat. Het Koninkrijk der Nederlanden moest zien te proberen de band goed te houden om de oliebelangen veilig te stellen. Hoe dit is gedaan, zal in deze scriptie juist de kern van het onderzoek vormen.

0.5.4 Historiografie van de Internationale oliegeschiedenis

In de internationale oliegeschiedenis zijn de jaren 1960-1970 een belangrijke periode. De twintigste eeuw is een groei- en bloeiperiode waarin de olieproductie van 1950 al verdubbeld was ten opzichte van 1945. In de jaren die daarop volgden bleef de productie groeien tot een totaal van ongeveer drie miljard vaten olie per dag in 1975 wereldwijd.35 Toch zien we in deze jaren ook verschillende belangrijke gebeurtenissen in de internationale oliesector die invloed uitgeoefend hebben op de Venezolaanse olieproductie. Zo is de Suezcrisis van 1956 een belangrijke aanloop naar de Zesdaagse oorlog van 1967 die weer de aanloop vormde tot de Oktoberoorlog, ook wel de Jom Kippoer oorlog genoemd, die op zes oktober 1973 begon. Hoewel deze drie gebeurtenissen zich in het Midden-Oosten afspeelden, waren die allemaal van grote invloed op de internationale oliesector. Venezuela was in deze jaren de op twee na grootste olieproducent van de wereld; en gegeven

waaruit geconcludeerd kan worden dat Venezuela een zeer belangrijke speler was binnen de internationale oliesector. Toch is er over de rol van Venezuela in deze oliesector niet heel veel besproken binnen de literatuur. Veel werken hebben enkel aandacht voor de gebeurtenissen in het Midden-Oosten.

Zelfs in Nederlandse geschiedschrijving worden deze gebeurtenissen onder de aandacht gebracht. Duco Hellema bijvoorbeeld, wijdt zijn bekende werk ‘Doelwit Rotterdam’ geheel aan de rol van Nederland in de oliecrisis van 1973 en de aanloop daar naartoe. Dit werk beschrijft de

34 M.J. van den Brink, Olie op de golven. De betrekkingen tussen Nederland/Curaçao en Venezuela gedurende de

eerste helft van de twintigste eeuw (Amsterdam, 1989), 97.

(22)

politieke keuzes die Nederland heeft gemaakt tijdens de Jom Kippoer oorlog en hoe deze vanuit de Arabische tegenstanders in het conflict bestraft werden met een boycot door de OPEC-landen. Volgens Hellema probeert Nederland in de tweede helft van de twintigste eeuw haar algemene buitenlands beleid meer aandacht te geven. In de eerste helft van de twintigste eeuw had Nederland voornamelijk een neutraliteitspolitiek gevoerd.36 Als men zich niet bemoeide met de Nederlandse zaken was er ook geen reden voor Nederland om zich te bemoeien met buitenlandse zaken. Ook na de Tweede Wereldoorlog was Nederland vanuit deze visie vooral gericht op eigen wederopbouw, zonder veel aandacht te geven aan het internationale toneel van machtsrelaties en

samenwerkingsverbanden. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd samenwerking met andere landen een van de belangrijkste kenmerken van de naoorlogse buitenlandse politiek en de internationale oliesector bracht een geheel nieuw Nederlands buitenlands beleid tot stand.37 Hoewel de Nederlandse regering in haar buitenlands beleid bleef hechten aan bevordering van de

internationale rechtsorde, kwam samenwerking in Europees, Atlantisch en mondiaal verband na 1950 pas steeds meer centraal te staan.38 In tegenstelling tot de periode tot 1940 voerde Nederland nu een actiever buitenlands beleid, waarin vanzelfsprekend de olie een belangrijke rol speelde op economisch vlak. Binnen deze context is het aannemelijk dat Venezuela hier ook een belangrijke rol in heeft gespeeld als buurland van het Koninkrijk en leverancier van de belangrijkste grondstof van de Antilliaanse economie. Toch is er ook in dit boek weinig specifieke informatie terug te vinden over de rol van Venezuela en de Antillen.

Ook Peter Odell schenkt uitgebreid aandacht aan de conflicten in het Midden-Oosten in zijn boek ‘Oil and World Power’. Dit werk focust zich volledig op de complexiteit van de

wereldmachten, hun invloed op de oliesector en rol van de olieconsumerende landen.39 Hij evalueert de veranderingen binnen de oliesector en welke invloed deze hebben op politieke

verhoudingen. Ondanks dat Venezuela hierin een van de belangrijkste olie-leveranciers is, komt dit land maar weinig aan bod, laat staan dat de rol van de Antillen in de Venezolaanse oliesector hier besproken wordt.

0.5.5 Resultaten van het onderzoek

De historiografie geeft precies weer waar dit onderzoek een gat in de huidige geschiedschrijving op gaat vullen. Dit onderzoek zal de aandacht richten op het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela in de jaren 1955-1973 met een specifieke aandacht voor de economische, politieke

36 NL-HANA Buza / Code-Archief, nummer toegang 2.05.118, Inventaris van het code-archief van het Ministerie van

Buitenlandse Zaken 1955-1964, 47.

37 D. Hellema, C. Wiebes, T. Witte, The Netherlands and the oil crisis. Business as Usual (Amsterdam, 1998), 11. 38 NL-HANA Buza / Code-Archief, nummer toegang 2.05.118, ‘Inventaris van het code-archief van het Ministerie van

Buitenlandse Zaken 1955-1964, 47.

(23)

en internationale sectoren. Dit zal gedaan worden door het onderzoek op te delen in vijf

hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn afgebakend in vijf periodes die afgebakend worden door belangrijke gebeurtenissen in de Venezolaanse politiek. Het eerste hoofdstuk zal een globaal overzicht geven van de voorgeschiedenis over de verhouding tussen het Koninkrijk en Venezuela, zodat de daadwerkelijke onderzoeksperiode in deze context van een eeuwenoude relatie geplaatst kan worden. Het tweede hoofdstuk zal vervolgens de eerste twee jaar van de onderzoeksperiode (1955-1957) omvatten, waarbij het uitgangspunt van de relatie wordt geschetst en tevens direct onderzocht wordt wat de aanloop naar de eerste democratische verkiezingen in Venezuela voor gevolgen heeft gehad voor de relatie. In het derde hoofdstuk wordt onderzocht hoe het Nederlands buitenlands beleid om is gegaan met de jonge en nog enigszins instabiele Venezolaanse democratie. Dit hoofdstuk zal de jaren 1958 -1963 omvatten. In 1963 geeft Venezuela voor het eerst onder nieuwe voorwaarden weer olieconcessies uit. Dit jaar vormt dan ook de start van het vierde hoofdstuk, waarin de aandacht uitgaat naar de manier waarop Nederland is omgegaan met

Venezuela die haar olie-economie probeert te hervormen en welke gevolgen dit heeft gehad voor de handelsrelatie met de Antillen. Dit hoofdstuk eindigt bij de Zesdaagse oorlog in 1967, waarbij ook een schets gegeven wordt van wat dit conflict voor gevolgen heeft gehad voor de Venezolaanse oliesector. Het laatste hoofdstuk zal de periode van 1968 tot 1973 omvatten. In deze jaren werkt Venezuela vervroegd toe naar een gehele nationalisatie van de oliesector in haar land, die ook nog eens samenvalt met de internationale oliecrisis van 1973.

In de conclusie kan vervolgens met de gevonden informatie een duidelijk antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag, waarmee ook duidelijk wordt hoe dit werk bijdraagt aan de

(24)

1. Een beknopte voorgeschiedenis betreffende Venezuela en het Koninkrijk der Nederlanden. In dit hoofdstuk zal een beknopte voorgeschiedenis worden beschreven van de relatie tussen het Koninkrijk der Nederland en Venezuela. Het betreft de periode vóór (ruwweg) 1950, waar het onderzoek start. Het is om een aantal redenen belangrijk om deze voorgeschiedenis te kennen. Ten eerste is het belangrijk om de periode die wordt onderzocht in de juiste historische context te plaatsen. Immers, geen enkel historisch onderzoek kan goed in zijn tijd geplaatst worden als er geen rekening wordt gehouden met de voorgaande geschiedenis. Ten tweede is deze voorgeschiedenis – zoals later zal gaan blijken - belangrijk omdat de relatie wordt gekenmerkt door instabiliteit. Door (in vogelvlucht) de geschiedenis van de relatie tussen beide naties te bezien, zal de basis worden gelegd om de politieke relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela goed te onderzoeken.

Achtereenvolgens wordt behandeld:

– Het ontstaan van de verhouding tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela, een overzicht.

– De vrijheidsstrijd in Venezuela, tot en met het Bolivar regime in de negentiende eeuw.

– De “liberale restauratie” met Venezolaanse vijandigheid, eind negentiende eeuw onder leiding van Guzman Blanco en Cipriano Castro.

– De economische hervormingen in de eerste helft van de twintigste eeuw onder de Gomez-heerschappij.

– De conclusie.

1.1 Historie van de relatie tussen Venezuela en de Nederlandse Antillen. 1.1.1 Eenheid van Venezuela en de Antillen.

Van oudsher heerst in Venezuela het idee dat de Nederlandse Antillen van origine toebehoren aan het Venezolaanse rijk.40 Ongeveer 2500 jaar geleden trok de inheemse bevolking van Venezuela, als eerste bewoners naar de eilanden voor de Venezolaanse kust - de huidige Nederlandse Antillen - en maakte de connectie met het vasteland.41 Op grond van deze connectie legitimeert Venezuela van oudsher haar opvatting dat de Antillen toebehoren aan het Venezolaanse rijk.42 In 1499 koloniseren de Spanjaarden het huidige Venezuela en de Antillen, waarmee het gebied weliswaar onderdeel werd van het Spaanse Rijk, maar dat verbrak de eenheid niet. Dit veranderde echter door de verovering van de Antillen door de West Indische Compagnie (WIC) in 1634. De eenheid tussen

40 Soest, Betrekkingen tussen Curaçao en Venezuela, 3. 41 Ibidem, 3.

(25)

de eilanden en het vasteland was voor het eerst in de geschiedenis verbroken. Deze verovering was onderdeel van de zogenoemde “kaapvaart” van de WIC tegen het Spaanse rijk, gelegitimeerd door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.43

De WIC was weliswaar een particuliere onderneming, maar had belangrijke staatsmonopolies in handel en scheepvaart. De WIC kreeg van de “Staten-Generaal der Nederlanden” (oorlogs-)opdrachten en de “kaapvaart rechten” ter uitbereiding van de Tachtigjarige Oorlog tegen het Spaanse Rijk op zee.

Onder leiding van de WIC werden de Antillen vrijhavens, waardoor deze konden uitgroeien tot bloeiende economische centra in het Caribisch gebied, dit terwijl Venezuela onder het strenge Spaanse bewind steeds verder in verval raakte. 44

1.1.2 Vrijheidsstrijd tegen de Spaanse overheersing

In de negentiende eeuw verzet de bevolking van Venezuela zich sterk tegen de Spaanse overheerser en begint een periode van politieke chaos. De belangrijkste oorzaak van deze chaos was de

vrijheidsstrijd tegen de Spaanse overheersing, geleid door Simon Bolivar - een van de belangrijkste Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijders. In zijn strijd tegen het kolonialisme is Bolivar aanvoerder geweest van verschillende vrijheidsbewegingen. De aanvoering van deze bewegingen leidde onder Bolivar’s naam tot de bevrijding van zes landen in Zuid-Amerika.45 Hierbij liepen de spanningen tussen de Nederlandse Antillen en Venezuela regelmatig op. De Nederlandse Antillen, onder leiding van gouverneur-generaal Albert Kikkert, wilden de opstand van Bolivar in 1816 niet steunen

vanwege de goede verhouding met de Spaanse kroon. Ondanks de oorlog in Venezuela bleven de Nederlandse Antillen hun samenwerking met de Spaanse kroon handhaven.46

De Antillen hadden zich namelijk in het begin van de negentiende eeuw economisch sterk met Spaans Venezuela verbonden en voor de Spanjaarden was Nederland een belangrijke politieke bondgenoot. Dit “verbond” zorgde voor economische voordelen inzake de handel tussen Venezuela en Curaçao. Door deze goede verhouding tussen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Spanje stonden de Antillen niet open voor de belangen van de Venezolaanse vrijheidsstrijders. De band tussen Nederland en Spanje mocht niet in gevaar gebracht worden door op enigerlei wijze “rechtmatigheid” te verlenen aan de Venezolaanse opstandelingen.47

43 Soest, Betrekkingen tussen Curaçao en Venezuela, 5. 44 Ibidem, 5.

45 John Lynch, Simon Bolivar, a Life (Yale, 2006), XI.

46 W. Meyer, ‘De economische betrekkingen tussen Curaçao en Venezuela sedert 1815’, Christoffel (December 1955)

232-240, 233.

(26)

1.1.3 Samenvattend

Venezuela is vanuit de voorgeschiedenis vast blijven houden aan de opvatting dat de Antillen toebehoorden aan het Venezolaanse rijk. Dit is altijd een rol blijven spelen in de verhouding tussen Venezuela en het Koninkrijk Nederland, waarbij Venezuela Nederland vooral ziet als “kolonisator”. De verhouding tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Venezuela stamt uit de koloniale tijd, de 17e eeuw. Door de verovering door de WIC van de Antillen op het “Spaanse Venezuela”, ontstaat een politieke en economische relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden, c.q. de Nederlandse Antillen en Spanje, c.q. Venezuela. Deze “verhouding” ligt van meet af aan gevoelig, omdat de Venezolanen de Antillen zien als hun grondgebied.

1.2 De Venezolaanse onafhankelijkheid en de gevolgen voor de samenwerking tussen Venezuela en Nederland.

1.2.1 Vrijheidsstrijd (tot 1822)

De keus om de Spaanse Kroon te blijven steunen, bleek enkele jaren later de Antillen behoorlijk op te breken. Bolivar en zijn opstandelingen wonnen de strijd tegen de Spaanse Kroon en wisten onder meer Venezuela te bevrijden van de Spaanse overheersing. De Antillen werd in deze periode vanuit Den Haag opgedragen een “schipperspolitiek” te blijven voortzetten.48 Dit betekende dat men Spanje moest blijven ontzien en dat de Venezolaanse opstandelingen niet als oorlogvoerende partij werden beschouwd. De Antillen werden hiermee automatisch vijanden van de nieuwe Venezolaanse republiek. Dit had tot gevolg dat de Nederlandse schepen doelwit werden voor de kaapvaart van de opstandelingen en de havens van de Antillen dicht gingen voor vreemde schepen. Deze politiek bleef gehandhaafd, zelfs nadat Spanje de opstandelingen wel als oorlogvoerende partij erkende.49 De Spanjaarden zochten op hun beurt, nu voor het eerst in de geschiedenis hun toevlucht op

Curaçao als politieke bannelingen.50 De erkenning van de opstandelingen als oorlogvoerende partij in 1822, gaf de Antilliaanse politieke en economische situatie meer vrijheid.51 Met deze erkenning gingen de havens weer open en stopte de kaapvaart en piraterij tegen Nederlandse schepen.52 Vrede leek terug te keren op de eilanden en het Spaanse bewind leek officieel ten einde.

48 Meyer, ‘De economische betrekkingen tussen Curaçao en Venezuela sedert 1815’, 234. 49 Ibidem, 234.

50 Ibidem, 234. 51 Ibidem, 234.

52 Goslinga, A short history, 121.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voerde tussen 1568 en 1648 de Tachtig Jarige oorlog tegen de Spaanse overheersing. Na de overwinning wist de Republiek onafhankelijk te blijven tot de Franse Revolutie in 1795 waarna de Republiek veroverd werd door de Fransen. In 1813 werden de Franse troepen Nederland uitgezet en werd Willem I vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tot oorlog. Want deze wereld kan niet zo krankzinnig zijn, dat zij de algehele vernietiging zal verkiezen indien er een ander en beter middel tot oor- logvoeren

1) De particuliere grondbezitters eischen vaak een pacht van f 18,50 per hect., de Regeering stelt zich met f 6,25 per acre f 15,60 per hect. van Kol, Naar de Antillen en

Omdat de Nederlandse regering pas werd uitgenodigd nadat het verdrag tussen de vier andere landen al was getekend, zou het volgens hem slecht zijn voor het prestige en de positie van

For the inner airfoil higher maximum lift coefficients at low Mach numbers could be obtained and for the tip airfoil the drag rise Mach numbers could be

The majority of patients (99/123) underwent extrahepatic bile duct resection, with additional liver parenchyma resections in eight patients, only exploration in two, and a local cyst

Patient characteristics and management (diagnostic tests, treatment, hospital admission and paediatric intensive care unit admission) were compared between children visiting

Door dit lange meettrajekt is de methode bruikbaar voor alle gewassen zonder dat er verdunningen toegepast moeten worden.. In dit verslag wordt de continous-flow

Bij de omzetting van een consumeerbaar voedingsmiddel naar een primair agrarisch produkt en/of hoofdbestanddelen moet de gewichtshoeveelheid bepaald worden waarmee deze