• No results found

5. Venezolaanse Olienationalisatie (1968-1973)

5.2 Vervroegde Venezolaanse olienationalisatie en Nederland

5.2.9 Nederlands beleid na de presidentsverkiezingen

De hevige Venezolaanse verkiezingsstrijd zorgt ervoor dat het Nederlands buitenlands beleid zich op de achtergrond houdt en zich niet mengt in een discussie die door de oliemaatschappijen al wordt gevoerd. Nederland ziet met lede ogen aan hoe ook de oliemaatschappijen langzaamaan de strijd verloren om gunstige werkomstandigheden te behouden in Venezuela. Hoe meer terrein de

382 Wegens ongeïnteresseerde houding. Concessiegebieden van Creole (Ven.) genaast’, Amigoe di Curaçao, 04-01-

1974. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010998603:mpeg21:a0009

383 NL-HaNA, Ambassade in Venezuela (1955-1974), 2.05.261, inv.nr. 171, doc.nr. 77/12. 384 NL-HaNA, Ambassade in Venezuela (1955-1974), 2.05.261, inv.nr. 171, doc.nr. 77/12. 385 NL-HaNA, Ambassade in Venezuela (1955-1974), 2.05.261, inv.nr. 171, doc.nr. 77/12. 386 NL-HaNA, Ambassade in Venezuela (1955-1974), 2.05.261, inv.nr. 171, doc.nr. 77/12.

oliemaatschappijen verloren, hoe moeilijker het werd om de goede handelsrelatie voor de Antillen te waarborgen. De rust in de Venezolaanse politiek keert na de verkiezingsstrijd weer wat terug en de archieven drogen dan ook direct op voor wat betreft het bronmateriaal over de Venezolaanse politieke onrust. Er zijn slechts enkele bronnen te vinden die de Venezolaanse politiek bespreken en deze zijn allen beschrijvend van aard. Zowel vanuit Den Haag als van uit de Antillen wordt weinig aandacht besteed aan de veranderende oliepolitiek van Venezuela. Naar alle waarschijnlijkheid, is de aandacht van Nederland in 1973 en de periode daarna, voornamelijk gericht op de crisis in het Midden-Oosten en de situatie aldaar.

Dat de verkiezingsstrijd tot rust is gekomen, betekent nog niet dat de olienationalisatie ook tot rust komt. Nadat Pérez tot president is verkozen, roept hij het ene decreet na het andere uit om de nationalisatie zo snel mogelijk rond te krijgen. Het enige wat Nederland kan doen is hopen op een goede uitkomst om de handelsrelatie met de Antillen te conserveren. Onderhandelingen tussen Venezuela en Creole en Shell worden steeds moeilijker en de bedrijven worden hardhandig het land uit gewerkt. Binnen deze context is het voor Nederland bijna onmogelijk om een heel actief

buitenlands beleid te voeren. Dit houdt in dat Nederland, zelfs via Shell, geen invloed meer uit kan oefenen op de Venezolaanse oliesector. De Venezolaanse politiek zit volledig opgesloten in haar nationalisatieproces waarbinnen buitenstaanders geen plek hebben. Het Nederlands buitenlands beleid raakt zo nog verder verwijderd van een echte verbintenis dan dat het al was.

Nederland volgt de situatie in Venezuela wel nauwgezet, omdat die ook voor de Antilliaanse economie gevolgen kan hebben. Zo is er een brief van Ambassadeur Jonkheer aan den Haag waarin verslag wordt gelegd van de oliepolitiek van Venezuela in samenhang met de Nederlandse Antillen. In dit verslag wordt genoemd dat een oliedeskundige, behorende aan de URD-partij uit de

presidentiële commissie, een aanbeveling aan de commissie heeft gedaan waardoor de olieraffinaderijen op Aruba en Curaçao geen gevolgen zouden ondervinden van de komende

nationalisatie.387 Als reactie hierop wil de Venezolaanse regering onderhandelingen aangaan met de eigenaren van de raffinaderijen om deze op te kopen, zodat Venezuela inspraak krijgt in deze bedrijven. Tevens bericht dit verslag dat de URD bepleit om deze onderhandelingen via rechtstreekste contacten met betrokken regeringen te voeren.388 Dit is een situatie die de oliemaatschappijen juist proberen te vermijden.

Het is onduidelijk of deze onderhandelingen ook echt concreet gevoerd zijn. Zoals besproken in paragraaf 5.1, blijkt wel dat er naast Venezolaanse, ook Perzische interesse in de raffinaderijen is. Voor de oliemaatschappijen staat wel voorop dat bij een eventuele overname de

387 NL-HaNA, Buza / Code-archief 1965-1974, 2.05.313, inv.nr. 8654, doc.nr. 3052/587. 388 NL-HaNA, Buza / Code-archief 1965-1974, 2.05.313, inv.nr. 8654, doc.nr. 3052/587.

Antillen verzekerd moeten worden van toekomstige olieleveranties.389 Het Nederlands buitenlands beleid is mede door deze ontwikkelingen opnieuw voornamelijk gericht op observatie en analyse. De onderhandelingen over de raffinageovernames gaan rechtstreeks via de oliemaatschappijen en de Antilliaanse regering waardoor Den Haag dus weinig invloed heeft.

De politieke veranderingen in Venezuela gaan de invloedsfeer van het Koninkrijk te boven en Den Haag kan niet anders dan de situatie in de gaten houden en hier en daar de banden

vriendschappelijk proberen te houden. Daarnaast is de inmenging van Den Haag een bemoeilijkende factor voor een bedrijf als Shell, waardoor Nederland zich niet mengt in de

discussie over Shells eigen olieconcessies en de interesse in Venezuela. Nu de Antillen los aan het komen zijn van de olie, is het voor Nederland ook niet meer van groot belang om de oliebanden met Venezuela te versterken.

Concluderend kan gesteld worden dat in de laatste jaren van de onderzoeksperiode het Nederlands buitenlands beleid nog verder aan invloed verliest en bijna geheel verdwijnt. Datgene wat over blijft, is een observerende houding zonder grote invloed in Venezuela.

6.0 Conclusie

Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Venezuela in de jaren van 1955 tot en met 1973 is in de voorgaande hoofdstukken onderzocht. Nu kan antwoord gegeven worden op de

onderzoeksvraag: Hoe gaf het Koninkrijk der Nederlanden in de periode 1955-1973 de politieke relatie met Venezuela vorm, terwijl er zowel vanuit economische, sociale als internationale sectoren druk werd uitgeoefend op de relatie.