• No results found

4. De strijd om de olie-zeggenschap (1964-1967)

4.1 Antilliaanse Olieraffinage

In 1964 wordt Venezuela opnieuw geteisterd door politieke onrust. Het land staat op het punt een nieuwe president te kiezen en is verdeeld tussen de oppositiepartij URD en de Accion Democratica (AD).222 In een brief van ambassadeur Neurenberg wordt genoemd dat de URD in zijn

campagnestrijd al snel laat merken dat de partij van plan is, bij winst, over te gaan tot een

geleidelijke nationalisatie van de gehele oliesector.223 In deze zelfde brief wordt ook genoemd dat de verkiezingsstrijd niet al te zwaar opgevat moet worden in Nederland.224 Politieke verkiezingen gaan volgens de ambassadeur altijd gepaard met beloftes en hevige strijd. De Nederlandse visie op deze situatie lijkt daarom afwachtend te zijn. De olienationalisatie is slechts een van de punten die beloofd worden, maar volgens de ambassadeur is het ook moeilijk, zo niet onmogelijk, om dit daadwerkelijk uit te voeren.225 Deze paragraaf zal zich richten op hoe de Antillen met deze veranderingen zijn omgegaan.

4.1.1 Nederlands beleid ten aanzien van Venezolaanse verkiezingsstrijd

Gebaseerd op de opvatting dat “dat de verkiezingsstrijd niet al te zwaar opgevat moet worden”, blijft het buitenlands beleid van Nederland afstandelijk. Er zijn geen aanwijzingen in het bronmateriaal gevonden dat tijdens de verkiezingsstrijd het Koninkrijk der Nederlanden zich probeert te mengen in de Venezolaanse politiek. En dat is met een reden. De ambassadeur ziet de Venezolaanse democratie als een instabiele institutie waarin de verkiezingen niet vanzelfsprekend

222 Salas, Venezuela, 97.

223 NL-HaNA, Buitenlandse Zaken / Code-Archief 55-64, 2.05.118, inv.nr 12126, doc.nr. 2030/408. 224 NL-HaNA, Buitenlandse Zaken / Code-Archief 55-64, 2.05.118, inv.nr 12126, doc.nr. 2030/408. 225 NL-HaNA, Buitenlandse Zaken / Code-Archief 55-64, 2.05.118, inv.nr 12126, doc.nr. 2030/408.

ook tot een daadwerkelijk nieuw bestuur zullen leiden. In de laatste regel van de brief, stelt hij dat

‘tenslotte in geval van moeilijkheden bij de verkiezingen altijd nog een staatsgreep gepleegd kan worden’.226 Het plan is daarom om de volledige verkiezingsstrijd af te wachten en pas weer een

samenwerking op te bouwen met Venezuela als er een nieuwe regering zit. Pas op dat moment hebben eventuele investeringen in de relatie met Venezuela een duurzame toekomst. De stabiliteit van de nieuwe regering is daarin van groot belang.

De Accion Democratica wint uiteindelijk de verkiezingen, doordat de linkse partijen een boycot van de verkiezingen uitroepen.227 Raoul Leoni volgt zijn partijgenoot Betancourt op. Nu de politieke onrust tot bedaren komt, zien zowel de oliemaatschappijen als het Koninkrijk der

Nederlanden mogelijkheden om de onderhandelingen opnieuw te openen. Venezuela heeft sinds 1956 een stop gezet op de uitgifte van olieconcessies. Pas in 1963 kwamen er de eerste

onderhandelingen over nieuwe ‘service contracts’. Deze stagnatie van de Venezolaanse oliesector is er de oorzaak van dat de Venezolaanse olie op de wereldmarkt in aandeel is gedaald. De Antillen zien op hun beurt de economie in het begin van de jaren 1960 ongekend opbloeien, maar de nieuwe oliehervormingen binnen de Venezolaanse grenzen zetten in de tweede helft van de jaren 1960 ook druk op de Antilliaanse oliesector.228 Deze druk zal in de komende paragraaf verder uitgewerkt worden.

4.1.2 Maatschappelijke onrust op de Antillen door oliehervormingen

Deze paragraaf zal onderzoeken hoe de Antillen de Venezolaanse oliehervormingen hebben opgepakt en in hoeverre het buitenlands beleid van het Koninkrijk der Nederlanden hierop

ingespeeld heeft. De Antilliaanse economie is in voorgaande jaren voornamelijk op de olietoevoer uit Venezuela opgebouwd, totdat in 1964 de nadelen hiervan boven komen drijven. Een artikel uit de Amigoe di Curaçao geeft een nieuw inzicht in de oliesituatie op Aruba. Alhier heeft het bestuur van de Independent Oil Workers Union of Aruba (IOWUA) een verzoek ingediend bij de Minister van Sociale en Economische zaken om maatregelen te nemen ten aanzien van de onderhandelingen tussen de IOWUA en de Lago over een nieuwe cao.229 De ontevredenheid onder de Antilliaanse arbeiders over de werkomstandigheden en de lonen groeit. Tegelijkertijd zijn de oliemultinationals al enkele jaren bezig met een proces van mechanisatie. Steeds meer taken van arbeiders worden overgenomen door machines. Waar in 1952 op Curaçao nog 13.000 arbeiders werkzaam waren bij Shell, was dit aantal in 1967 gedaald tot minder dan 4.000.230 De Antillen zitten zo in een

226 NL-HaNA, Buitenlandse Zaken / Code-Archief 55-64, 2.05.118, inv.nr 12126, doc.nr. 2030/408. 227 Salas, Venezuela, 97.

228 Goede, M, ‘Globalization of small islands: the case of Curaçao’ (2008), 346.

229 ‘IOWUA doet een beroep op Minister, met dreigement’, Amigoe die Curaçao, 6-02-1964.

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010469935:mpeg21:a0004

economische situatie met een dubbel probleem, waarbij zowel de Venezolaanse oliehervormingen als de mechanisatieprocessen van de oliemultinationals de welvaart van de Antilliaanse bevolking bedreigen.

Van deze oplopende spanningen binnen de Antilliaanse oliesector zijn in 1965 signalen te vinden in de Amigoe di Curaçao. De krant bericht dat op Aruba veel ontslagen zijn gevallen in de oliesector, als gevolg van mechanisatie en de afnemende olietoevoer uit Venezuela. In dit artikel worden de Venezolaanse olie-ontwikkelingen tussen de IOWUA en Raoul Leoní besproken, waarin duidelijk wordt dat de nog altijd dalende aantallen oliearbeiders als verontrustend wordt ervaren.231 Op de eilanden wordt steeds duidelijker dat de olie niet langer een zekerheid zal zijn. De oplossing van de Antilliaanse regering is om te investeren in het toerisme.232 Dit zal de Antilliaanse economie minder afhankelijk moeten maken van de olie en tevens een nieuwe inkomstenbron moeten

genereren voor de eilanden.233 Met deze investeringen raken de politieke banden tussen Venezuela en de Antillen minder met elkaar verwerven. De eilanden proberen zich steeds onafhankelijker te maken van de Venezolaanse olie.

De archieven en kranten zijn dan ook vrijwel direct stil over de Antilliaanse toenadering tot Venezuela. In de bronnen van latere jaren zijn bijna geen indicaties te vinden die ons iets vertellen over de Antilliaanse visie op de relatie met Venezuela. In 1966 zijn ongeveer drieduizend mensen werkloos op Aruba, wat een recordpercentage van 17% betekent.234 Op Curaçao loopt de

werkloosheid ook op tot ruim achtduizend man in 1966, wat gelijk staat aan 20% van de beroepsbevolking.235 Als reactie op deze economische terugloop wordt de toerismesector sterk gesubsidieerd om werkgelegenheid te creëren. Hotelbouw krijgt zelfs een budget uit de Nederlandse ontwikkelingshulp toegewezen.236 Deze informatie toont dat de Antillen de focus op olie steeds verder loslaten en pogen de welvaart uit andere sectoren te stimuleren. Het vertrouwen in het behoud van de relatie met Venezuela door de wederkerige afhankelijkheid neemt af.

De primaire bronnen die de Venezolaanse oliesector nog evalueren zijn ook negatief ingesteld. De Amigoe di Curaçao stelt in juli 1966 dat de oliesector van Venezuela de afgelopen jaren een behoorlijke neergang heeft doorgemaakt door Venezolaanse hervormingen.237 Zo stelt de krant dat in 1958 er nog 725 miljoen dollar in de olie-branche werd geïnvesteerd in Venezuela ten opzichte van negenhonderd miljoen dollar in het Midden-Oosten. Drie jaar later waren deze cijfers

231 ‘Ook ontslagen olie-industrie in Venezuela’, Amigoe die Curaçao, 30 januari 1965, jaargang 82, nr. 14850.

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010462532:mpeg21:a0119

232 Goslinga, A short history, 175. 233 Ibidem, 175.

234 Haan, Antilliaanse Instituties, 20. 235 Haan, Antilliaanse Instituties, 20. 236 Ibidem, 20.

237 ‘Oliebeleid in Venezuela vraag andere aanpak’, Amigoe di Curaçao, 29-07-1966.

drastisch veranderd naar nog slechts 200 miljoen dollar aan investeringen in Venezuela en 1090 miljoen in het Midden-Oosten.238 Volgens de krant, is het Venezuela die zelf deze neergaande cijfers in de hand werkt doordat Venezuela de olieproductie remt, in de overtuiging dat het product over een aantal jaren zeer schaars zal worden en daardoor de prijs dan enorm zal stijgen.239

De Antilliaanse politiek focust zich in deze jaren voornamelijk op de stimulatie van het toerisme in een neergaand economisch klimaat. De eilanden rekenen niet op een positieve

samenwerking met Venezuela aangezien deze de oliesector enkel laat inkrimpen. Hierdoor ontstaat zelfs een negatief beeld over Venezuela’s olieproductie. Hierdoor wordt de samenwerking tussen Antillen en Venezuela minder, waardoor er op de eilanden naar andere mogelijkheden wordt gezocht om de welvaart op peil te houden. Het contact met Venezuela verzwakt en heeft minder prioriteit dan in voorgaande jaren.

Samengevat blijkt uit de bronnen dat in de jaren 1964-1967 de Antilliaanse economie het steeds moeilijker krijgt om haar welvaart vast te houden. De eerdergenoemde werkloosheidscijfers laten zien dat een verslechterende economie maatschappelijke onrust teweegbrengt. Dit leidt tot een verminderde focus op Venezuela vanuit de Antillen. Door de verzwakking van de Antilliaanse focus op Venezuela is ook vanuit Nederland minder drang om het buitenlands beleid op Venezuela te richten.