• No results found

5. Venezolaanse Olienationalisatie (1968-1973)

5.1 Nederlands Buitenlands beleid vanuit Antilliaans perspectief

5.1.1 Antilliaanse maatschappelijke onrust: de Meistakingen

In de zoektocht naar bronnen die deze samenwerking adstrueren, is in de doorzochte archieven slecht één document terug te vinden uit 1969 dat de samenwerking tussen Venezuela en de Antillen weergeeft, namelijk een verslag van een lezing die door een vertegenwoordiger van Shell Curaçao B.V. tijdens de ambassadeursconferentie is gehouden. Deze lezing bespreekt de relatie van de Antillen met Venezuela. De belangrijkste boodschap hierin is dat Venezuela nog altijd de grootste en machtigste olieleverancier in het Caraïbisch gebied is.285 Tussen de regels door

283 ‘Premier Kroon besprak hechtere toenadering Venezuela’, Amigoe di Curaçao, 29-05-1968.

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010643784:mpeg21:a0007

284 ‘Premier Kroon besprak hechtere toenadering Venezuela’, Amigoe di Curaçao, 29-05-1968.

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010643784:mpeg21:a0007

285 ‘Premier Kroon besprak hechtere toenadering Venezuela’, Amigoe di Curaçao, 29-05-1968.

valt uit de lezing te achterhalen dat de Antillen, ondanks de vernieuwde focus op het toerisme, er niet te veel van uit moeten gaan dat de olie niet langer het belangrijkste product van de Antilliaanse economie zal zijn. De bron is hierin wel duidelijk gekleurd vanuit het perspectief van Shell; Shell ziet een dalende afhankelijkheid immers als een gevaar voor de eigen werkzaamheden op de Antillen. Het bedrijf merkt dat in de tweede helft van de jaren 1960 de Antilliaanse economie, ondanks de investeringen in het toerisme is verslechterd.

Deze economische neergang leidt op de Antillen tot grote onrust in mei 1969. Door de opkomst van de concurrerende olieraffinaderijen in Venezuela, de nieuwe wetgeving met

betrekking tot het zwavelgehalte in de geraffineerde olie en de mechanisatie, zijn de Antilliaanse raffinaderijen gedwongen om het productpakket te verbreden en de bedrijfsvoering te rationaliseren en te automatiseren.286 Het gevolg hiervan was een daling van het aantal benodigde werknemers van 21.000 naar slechts 5.000 personen.287 Ondanks dat andere sectoren in de economie door de Antillen gestimuleerd worden, komen er minder banen vrij dan er verdwijnen, waardoor de werkloosheid op de Antillen in de jaren 1966 -1969 ernstig stijgt.288

Dit resulteert in arbeidersstakingen die op 30 mei 1969 tot een volkswoede op Curaçao uitgroeien.289 De aanleiding van deze rellen was een conflict tussen Wescar NV (onderaannemer van Shell) en de vakbond CFW. Veel werknemers van Wescar waren voorheen bij de Shell- raffinaderij werkzaam. Door de daling van de olieraffinage en de groeiende mechanisering en automatisering werden veel werknemers ontslagen. Wescar contracteerde deze werklozen en zette ze op het Shell-terrein aan het werk. Hierdoor bleven werknemers van Wescar - die voorheen bij Shell werkzaam waren - in de praktijk hetzelfde werk doen alleen tegen een lager loon.290 In 1969 startten nieuwe cao-onderhandelingen tussen de arbeiders en Wescar. In deze onderhandelingen werd geen gehoor gegeven aan de nieuwe looneisen, waardoor de werknemers die aangesloten waren bij de CFW-vakbond in actie komen. Het conflict is zo groot, dat de Antilliaanse overheid zich genoodzaakt ziet Nederland om militaire steun te vragen om de rust op het eiland te

herstellen.291

De Telegraaf stelt de kern van het probleem scherp vast in een artikel van twee juni 1969. Sinds Shell heeft bepaald de olieraffinaderij te automatiseren, is de werkloosheid op Curaçao sterk gestegen.292 Nederland heeft hier weinig aandacht aan besteed en de woede-uitbarsting van de

286 Haan, Antilliaanse Instituties, 20. 287 Ibidem, 20.

288 Zie paragraaf 4.1.2 voor de gestegen werkloosheidscijfers. 289 Ibidem, 22.

290 Ibidem, 22.

291 NL-HaNA, Ambassade in Venezuela (1955-1974), 2.05.261, inv.nr. 253, doc.nr. F/5663/69 292 ‘Extreem-links deed vonk in het kruitvat’, De Telegraaf, 02-05-1969.

Curaçaose bevolking komt in Den Haag dan ook volkomen onverwacht.293 De Antilliaanse regering probeert het toerisme met steun van Den Haag te bevorderen en arbeidsintensieve industrieën aan te trekken, met als doel de werkgelegenheid te vergroten. Echter, deze aanpak werkt niet direct, omdat de lonen door de marktwerking worden bepaald en de werkloosheid zo groot is, dat de

Curaçaoënaars bereid zijn voor bijna elk loon aan de slag te gaan.294

Bemoeienis met deze situatie komt van verschillende kanten. Zowel de Verenigde Staten als Venezuela hebben gedreigd in te grijpen als de situatie niet snel tot rust komt. De olie van de Antillen gaat voor het overgrote deel naar de Verenigde Staten. Onrust op de eilanden moet daarom in het belang van de Verenigde Staten zo snel mogelijk opgelost worden.295 Ook Venezuela heeft nog altijd grote behoefte aan goed draaiende olieraffinaderijen en ook dat land wil de onrust snel tot bedaren brengen.296 De Volkskrant gaat hier zelfs zo ver in dat deze meent dat zolang de onrust op Curaçao heerst, er gevreesd moet worden dat Venezuela in het ergste geval de eilanden zal

annexeren.297 Hierdoor zou Venezuela greep krijgen op de olieraffinaderijen aldaar.298 Om de rust te herstellen stuurt Nederland mariniers naar Curaçao.299 Dit is voor Den Haag de enige optie om de Venezolaanse en Amerikaanse dreiging te keren.

Samengevat heeft de Antilliaanse economie te maken met een zware neergang en met grote maatschappelijke onrust. Hieruit blijkt dat, ondanks de toenemende focus op toerisme, de eilanden nog altijd voor het overgrote deel afhankelijk zijn van de olie-economie.