• No results found

Cuando el pasado no pasa. Inheemse herdenkingspolitiek in Bolivia (2006-2019)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cuando el pasado no pasa. Inheemse herdenkingspolitiek in Bolivia (2006-2019)"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CUANDO EL PASADO NO PASA

INHEEMSE HERDENKINGSPOLITIEK IN BOLIVIA (2006-2019)

Aantal woorden: 40 191

Wout Renders

Studentennummer: 01607724

Promotor(en): Prof. dr. Berber Bevernage

Leescommissarissen: dr. Sander Berghmans en dr. Jim van der Meulen

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Geschiedenis

(2)

2 Para mi familia Boliviana

(3)

3

Preambule: Masterproef in tijden van corona

Aangezien ik mijn onderzoek in januari had geheroriënteerd naar bronnenmateriaal dat geen fysieke verplaatsing vereiste, ondervond ik weinig directe hinder van de quarantainemaatregelen. Eerlijkgezegd hadden alle afgelastingen en beperkingen op het sociale leven zelfs een positieve invloed op mijn werkethiek. Een anekdote ter illustratie: begin dit jaar, in het ‘precoronatijdperk’, prees ik mezelf gelukkig, omdat het een schrikkeljaar was en ik dus één dag extra had. Na maanden thuis te zitten en te zijn vervreemd van het gehaaste studentenleven, vind ik deze uitspraak lichtjes absurd en ronduit lachwekkend.

Dit neemt echter niet weg dat ik slechts in beperkte mate een beroep hebben kunnen doen op fysieke boeken uit bibliotheken. Gelukkig heeft dit mij, dankzij uitgebreide digitale zoekacties, niet extreem gehinderd. De uitbreiding van het online aanbod naar aanleiding van de pandemie was dan ook zeer handig. Door deze uitzonderlijke omstandigheden is het niet verassend dat ik een meerderheid van de geraadpleegde werken achter een scherm heb ‘doorbladert’.

(4)

4

Woord vooraf

Dit voorwoord betekent voor mij het einde van een lange en intensieve periode. Hiermee verwijs ik zowel naar de afgelopen maanden, als de voorbije vier jaar aan de universiteit. Ik kijk terug op beide parcours met enorm gevoel van dankbaarheid. Ik denk in het bijzonder terug aan de lessen Spaanse teksten met professor René Vermeir in het eerste jaar. Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik vaak teruggedacht aan die gezellige en leerrijke lessen.

Wat betreft het wordingsproces van deze masterproef, dien ik in de eerste plaats mijn promotor Berber Bevernage te bedanken. Hij gaf mij zowel, last minute, de kans om rond Bolivia te werken, als de inspiratie en interesse voor de toegepaste theorieën. De basis van het theoretische luik is namelijk gelegd tijdens de lessen theoretische geschiedenis, gedoceerd door prof. Bevernage in het eerste semester van het masterjaar Geschiedenis aan de Universiteit Gent. Zonder de inzichten over omgang met tijd en geschiedenis uit dit vak, had ik nooit over dit boeiend onderwerp geschreven. Verder wil ik dr. Hanne Cottyn bedanken voor het aanwakkeren van het initiële idee om mijn eindwerk over Bolivia te schrijven en voor de uitleendiensten van haar boeken over Bolivia.

Ook Ilya Thibaut verdient hier een vermelding, omdat hij het universitaire pad voor mij heeft geëffend. Ik heb het dan niet alleen over de vele boeken die ik van hem leende, maar ook over de ‘competitieve voorbeeldfunctie’ die hij voor mij vervulde. Zijn opmerkingen bij deze tekst waren, net zoals die van Niels trouwens, zeer waardevol. De opmerkingen van Dante en mijn broer waren, daarmee vergeleken, eerder confronterend.

Tot slot wil ik ook mijn ouders bedanken voor hun grenzeloos vertrouwen. Mijn mama verdient wel een aparte vermelding omdat ze zich door het hele werk heeft gesleurd, om mij te behoeden voor typ- en spelfouten.

Bolivia te espera

(5)

5

Inhoudsopgave

Preambule: Masterproef in tijden van corona ...3

Woord vooraf...4

Lijst met gebruikte afkortingen ...7

Overzicht van kaarten en illustraties ...8

Inleiding ... 10

DEEL I. El pasado: achtergrond en historische context... 18

1. Boliviaanse omgevingsfactoren ... 18

2. De precolumbiaanse beschavingen... 20

3. Historische wortels van verdrukking en verzet ... 22

1.1. De oorsprong van de koloniale staat ... 22

1.2. De oorsprong van het inheems verzet ... 26

4. Natievorming en dualiteit in de Boliviaanse republiek ... 31

5. De opkomst van Evo ... 37

DEEL II. Evo en identiteit: Erkenning ... 42

1. Inheemse identiteit in Bolivia ... 42

1.1. Cijfers en bedenkingen ... 42

1.2. Historische verschuivingen ... 45

1.3. Politieke verankering in een inheemse staat ... 47

2. Theoretische omkadering ... 51

2.1. De decolonial turn... 51

2.2. Erkenningspolitiek ... 54

3. De nieuwe Grondwet ... 59

Deelbesluit ... 63

DEEL III. Evo en tijd: Historiciteitsregimes ... 64

1. Denken over historische tijd ... 64

2. Het moderne campesino regime ... 66

3. Het inheemse alternatief ... 69

3.1. Trauma’s en wonden ... 69

3.2. Een dekoloniale strijd ... 72

3.3. Revolutie en pachakuti ... 77

Deelbesluit ... 81

DEEL IV. Evo en geschiedenis: State-sponsored history in de plurinationale staat ... 83

1. Geschiedenis voor en door de staat ... 83

(6)

6

1.2. Herinneringen als nationale cultuur ... 85

2. Herdenkingspolitiek in de praktijk ... 89

2.1. Plaatsen van herinnering ... 89

2.2. Nieuwe bankbiljetten... 92

Conclusie: Identiteit, tijd en geschiedenis in plurinationaal Bolivia... 96

(7)

7

Lijst met gebruikte afkortingen

COB Central Obrera Boliviana

CSUTCB Confederación Sindical Unica de Trabajadores Campesinos de Bolivia DEA Drug Enforcement Agency

EGTK Ejército Guerrillero Tupak Katari IAO Internationale Arbeidsorganisatie IU Izquierda Unida

INE Instituto Nacional de Estadística MAS Movimiento al Socialismo MIP Movimiento Indígena Pachakuti

MNR Movimiento Nacionalista Revolucionario PMC Pacto Militar-Campesino

PODEMOS Poder Democrático Social VN Verenigde Naties

(8)

8

Overzicht van kaarten en illustraties

Figuur 1: Foto van het Boliviaans parlementsgebouw vanop Plaza Murillo in La Paz. Eigen collectie. Figuur 2: Kaart van Bolivia. Sinclair Thomson, Rossana Barragaín, Xavier Albó, Seemin Qayum en Mark Goodale, The Bolivian reader. History, culture, politics (Durham: Duke university press, 2018), 7. Figuur 3: Topografie van Bolivia. Herbert A. Klein, A concise history of Bolivia. Second edition (New York: Cambridge university press, 2011), 3.

Figuur 4: Uitslag Boliviaanse presidentsverkiezingen 2005, gewonnen partij per departement. Herbert A. Klein, A concise history of Bolivia. Second edition (New York: Cambridge university press, 2011), 266.

Figuur 5: Schema van theoretische opdeling van Nancy Fraser. Nancy Fraser, “From distribution to recognition? Dilemmas of justice in a ‘post-socialist’ age,” New left review nr. 212 (1995): 87. Figuur 6: Screenshot (op 3:40) uit Félix Cárdenas Aguilar (Boliviaans viceminister van Dekolonisatie), interview door onbekende (Youtube, geplaatst door ANDREI REINOSO op 31.12.2013), Quito, 28.11.2013.

Figuur 7: MAS-poster uit 2007. Sinclair Thomson, Rossana Barragaín, Xavier Albó, Seemin Qayum en Mark Goodale, The Bolivian reader. History, culture, politics (Durham: Duke university press, 2018), 628.

Figuur 8: Evo Morales tijdens zijn rituele inhuldigingsceremonie in Tiwanaku (21 januari 2015). Foto door Martín Alipaz, gepubliceerd in "Evo Morales, investido por tercera vez como presidente de Bolivia," La voz de Galicia, 22.01.2015, geraadpleegd 06.08.2020.

Figuur 9: Achterkant van het nieuwe biljet van 200 bolivianos. "Primera familia de billetes del Estado Plurinacional de Bolivia," Banco Central de Bolivia, geraadpleegd 08.08.2020,

https://www.bcb.gob.bo.

Figuur 10: Voorkant van het nieuwe biljet van 200 bolivianos. "Primera familia de billetes del Estado Plurinacional de Bolivia," Banco Central de Bolivia, geraadpleegd 08.08.2020,

(9)

9

(10)

10

Inleiding

Toeristen kijken sinds enkele jaren verbaasd, wanneer ze de klok aan het Boliviaanse parlementsgebouw in La Paz opmerken. Door hun (zonne)bril zien ze dat de nummers omgekeerd staan en dat de wijzers in de ‘foute’ richting draaien. Het in tegenwijzerzin tikken is echter niet het gevolg van een onzorgvuldigheid, maar een bewuste keuze van de minister van Buitenlandse Zaken David Choquehuanca (°1961). Hij bepaalde dat het ‘uurwerk van het Zuiden’ vanaf 21 juni 2014 –de dag van de winterzonnewende en nieuwjaar voor de oorspronkelijke Andesbevolking –anders zou tikken en daarmee de identiteit van de bevolking zou benadrukken. Op een persconferentie, een paar dagen later, verduidelijkte Choquehuanca zijn opzet: “Wie zegt dat de klok maar in één richting kan draaien? Waarom moeten wij altijd gehoorzamen? Waarom kunnen wij niet creatief zijn? (…) De tijd en de seizoenen hier zijn tegengesteld aan die uit het Noorden.”1 Het vernieuwde uurwerk moest de

Boliviaanse bevolking dus aanzetten om Westerse normen in vraag te stellen en hun eigen erfgoed te koesteren.

Deze dubbele doelstelling reflecteert uitstekend de ideologische kern van het beleid van Bolivia’s eerste inheemse president, Evo Morales (°1959). Hij kondigde bij zijn officiële inhuldiging op 22 januari 2006 een fundamenteel veranderingsproces aan, dat de ‘dekolonisatie’ van het land zou inluiden. In de eerste plaats stelt hij hierbij de vermeende inheemse identiteit, na 500 jaar koloniale onderdrukking, opnieuw centraal:

“We zijn hier om een halt toe te roepen aan het verzet. Van 500 jaar verzet naar een bestuur van 500 jaar, [waar] de inheemse bevolking, arbeiders en alle andere sectoren [samenwerken] om dit onrecht te beëindigen, om de ongelijkheid te beëindigen en, vooral, om de discriminatie en onderdrukking waar wij, Aymaras, Quechuas en Guaranís2 onder hebben geleden te

beëindigen.”3

De ideologische heroriëntering van het land op het hoogste niveau had gevolgen op alle vlakken van de samenleving. Zo stelde een grondwetgevende vergadering (2006-2009) een nieuwe grondwet op, die de heroprichting van de staat symboliseerde en het land zelfs een nieuwe naam gaf: de neoliberale en koloniale Republiek Bolivia veranderde in de unitaire en gedecentraliseerde Plurinationale staat Bolivia met autonome rechten voor de autochtone bevolking.4 Het nationaal ontwikkelingsplan uit

2006 kondigde bovendien een “culturele en democratische revolutie” aan die een “nieuwe fase in de Boliviaanse geschiedenis” zou inluiden.5 Morales en zijn aanhangers probeerden de bevolking er dan

ook van te overtuigen dat 22 januari 2006 een even belangrijk scharniermoment vormde in de geschiedenis van het land als de Boliviaanse onafhankelijkheid van Spanje op 6 augustus 1825. Of deze dekoloniale ideologie al dan niet succesvol is gebleken, valt buiten de opzet van dit onderzoek.

1 Christian Rojas, “Conoce los quatros motivos por los que se cambió el reloj de la Plaza Murillo,” Oxígeno,

24.06.2014, geraadpleegd 22.03.2020, https://oxigeno.bo; BBC,“Bolivia congress clock altered to turn anti-clockwise,” BBC news, geraadpleegd 22.03.2020, https://www.bbc.com.

2 Drie grote bevolkingsgroepen binnen de inheemse bevolking van Bolivia

3 Evo Morales Ayma, “Discurso de posesión del presidente constitucional de la républica. La Paz, 22 de enero de

2006,” Relaciones internacionales 15, nr. 30 (2006), 2. Geraadpleegd 17.07.2020, http://www.iri.edu.ar.

4 Página Siete, “Bolivia pasó de República a Estado Pluinacional “en rétorica, no en hechos”,” Página Siete.

Diario nacional idenpendiente, 07.08.2018, geraadpleegd 30.03.2020, https://www.paginasiete.bo.

5 Gabriel Loza Tellería, voorwoord in Plan nacional de desarollo “Bolivia digna, soberana, productiva y

(11)

11 Eerder dan een analyse van ‘de Boliviaanse politieke geschiedenis’, stelt deze scriptie immers een theoretische benadering van een (klein) deel uit dat verleden voor. Dit onderzoek focust namelijk op de ‘tijdsbeleving’ die de regering van Morales (2006-2019) uitdrukt. Om deze tijdsbeleving te bestuderen, maakte ik gebruik van een begrip uit het werk van de Franse historicus François Hartog. Hij behandelt de historische veranderingen in de verhouding tussen verleden, heden en toekomst in de Westerse samenleving. Hierin onderscheidt hij drie ideaaltypes die hij historiciteitsregimes (régimes d’historicité) noemt, een benaming die door veel historici is overgenomen. Hartog zelf definieert de term op twee manieren, in beperkte en brede zin. De ‘beperkte’ invulling staat verderop centraal en gaat na hoe een samenleving haar verleden beschouwt en ermee omgaat.6 Hoewel de theorie van

Hartog is opgebouwd rond de West-Europese samenleving zijn de algemene principes ook bruikbaar voor een studie van de Boliviaanse omgang met het verleden. Zo onderscheidt hij een premodern historiciteitsregime waar het verleden een houvast voor het heden betekende en zelfs de functie van leermeester (historia magistra vitae) vervulde. 1789 markeert volgens Hartog een iconisch breekpunt waarop drie revoluties; de Franse, de wetenschappelijke en de industriële; de aanzet vormden voor een modern tijdsregime. Aangedreven door verlichte moderniteitsideeën over vooruitgang, is het centrale kenmerk van het moderne regime de toekomstgerichtheid en lineariteit. Onder invloed van een herinneringstendens die zich sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw in Frankrijk verspreidde, ontwikkelde zich echter een crise de temps die de moderne historische tijdsorde uitdaagde. Deze keer symboliseert de val van de Berlijnse Muur in 1989 het kantelmoment. Hartog meent dat het nieuwe ‘postmoderne’ tijdsregime gericht is op het heden door de toegenomen aandacht voor herinnering, patrimonium en herdenking. Hierdoor raken politiek en geschiedenis veel nauwer vervlochten dan voorheen.7 In de komende studie gebruik ik de verschillende

historiciteitsregimes als een analytisch instrument.

Anders dan bij Hartog heeft identiteit in dit onderzoek een grote invloed op het historisch tijdsbewustzijn. Evo Morales plaats zijn beleid namelijk graag in het verlengde van een eeuwenoude inheemse politieke strijd. Ik introduceer daarom een tweede theorie die de ideologische oorsprong van een dergelijke identiteitspolitiek achterhaalt. Vanuit een interdisciplinair standpunt behandel ik de impact van erkenning op identiteit. De Canadese filosoof Charles Taylor onderstreept in zijn bijdrage, The politics of recognition, het belang hiervan. Hij argumenteert dat nationalistische bewegingen ijveren voor erkenning omdat het een constitutief element van hun identiteit vormt. De niet-erkenning of miskenning door anderen leidt volgens hem tot een vorm van onderdrukking, die zorgt voor een minderwaardig zelfbeeld van -voornamelijk- minderheden en gemarginaliseerde groepen.8 Zoals vermeld in de toespraak van Morales gaat zijn herdenkingsbeleid gepaard met een

lange strijd om de erkenning van de inheemse identiteit. Die identiteit leed, volgens de president, na de Boliviaanse onafhankelijkheid nog steeds onder verdrukking door een elite van mestiezen9 en

creolen. Zo noemde hij zijn voorgangers tijdens zijn inaugurale rede in 2006 deel van een problematische koloniale staat. Het is belangrijk op te merken dat inheemse bewegingen in de ‘koloniale staat’ al eeuwen met wisselend succes streden voor erkenning. Voor veel aanhangers van

6 François Hartog, Régimes d’historicité. Présentisme et expérience du temps (Parijs: Seuil, 2003), 19-22. 7 Hartog, Régimes d’historicité, 111-9, 132.

8 Charles Taylor, “The politics of recognition,” in Multiculturalism. Examining the politics of recognition, ed. Amy

Gutmann (Princeton: Princeton university press, 1994), 25-6.

9 Mesties is een term voor het kind van een Europeaan en een inlandse moeder, in het Spaans mestizo. Ik

gebruik de Spaanse term in wat volgt ook als bijvoeglijk naamwoord. Instituut voor de Nederlandse taal, lemma “mesties,” geraadpleegd 27.07.2020, https://ivdnt.org.

(12)

12 de inheemse zaak betekende de presidentsverkiezing van Morales, als uitgesproken Aymara, dan ook een langverwacht kantelmoment in deze strijd.

De inheemse tijdsbeleving van Morales en zijn administratie concretiseert -en beperkt zich tegelijkertijd- in deze scriptie rond het herdenkingsbeleid, aangezien dit een directe weergave kan geven van hoe de politieke leiders met het verleden omgaan. Onder die leiders versta ik de uitgebreide overheidsadministratie van Morales, met inbegrip van door de staat gestuurde instellingen. Het is de bedoeling het veranderende historische tijdsbewustzijn of tijdsregime dat hun beleid heeft veroorzaakt te behandelen. Vanuit deze invalshoek achterhaalt dit onderzoek de mate waarin de Boliviaanse staat de constructie van het verleden heeft beïnvloed.

Historici Nico Wouters en Berber Bevernage gebruiken de term state-sponsored history of door de staat gesubsidieerde geschiedenis om deze constructie te beschrijven. Zij introduceerden dit begrip om te wijzen op de belangrijke functie die staten en statelijke actoren na 1945 nog steeds vervulden in het voortbrengen van geschiedenis en publieke herinnering. Sterker nog, Wouters en Bevernage menen dat het sturen van de ideeën over het verleden en het toevoegen van een historische dimensie bij publieke activiteiten de relatie tussen de natie en de staat nog steeds versterkt.10 Mijn onderzoek

combineert deze bevindingen met het denken over historische tijd, om te wijzen op de manier hoe het verleden of herinneringen daaraan een actieve rol kan spelen in het heden.

Het Bolivia van Evo Morales lijkt mij zo een ideale casus om de toepassing van de drie bovengenoemde concepten te analyseren: historiciteitsregimes of historisch tijdsbewustzijn, de strijd om erkenning en state-sponsored history. De drie theoretische entiteiten versmelten dan ook in het inheemse herdenkingsbeleid van de overheid. Ik behandel elk aspect in een apart deel, maar geef de verbondenheid ertussen geregeld aan. Op deze manier vormen de drie concepten zowel het theoretisch kader, als de rode draad doorheen deze scriptie. Ik laat het inheems herdenkingsbeleid van Evo Morales dan ook op deze drie pijlers steunen. De probleemstelling en de onderzoeksvragen verduidelijken dit verder.

Probleemstelling en onderzoeksvragen

Het doel van deze scriptie is, door de houding van de president en zijn regering tegenover het verleden te onderzoeken, de bredere ideologische politiek van de eerste inheemse Boliviaanse president beter te begrijpen. Deze ‘houding’ drukt zich uit in door de staat gesteunde geschiedenis en geeft een indicatie in welke mate de Boliviaanse staat een bepaald beeld van het verleden creëert en zo de publieke herinnering van de bevolking beïnvloedt. De centrale stelling poneert immers dat het historiciteitsregime, uitgedrukt door het herdenkingsbeleid en onderzocht aan de hand van sporen van state-sponsored history, verandert tijdens het presidentschap van Morales. Ik argumenteer dat de oorsprong van deze transformatie in een gewijzigde perceptie op inheemse identiteit ligt. Mijn hypothese stelt dan ook dat de nationale inheemse erkenningspolitiek aan de basis lag van dit vernieuwd historisch bewustzijn. De these centraliseert zich zo rond het herdenkingsbeleid van de regering geleid door Evo Morales en de wijze waarop zij de constructie van het verleden en de publieke herinnering actief stuurt. Mijn bijdrage beperkt zich dus niet tot de politieke ideologie van Morales,

10 Berber Bevernage en Nico Wouters, “State-sponsored history after 1945: an introduction,” in Palgrave

handbook of state-sponsored history after 1945, eds. Berber Bevernage en Nico Wouters (Londen: Palgrave

(13)

13 maar wil ook bijdragen aan het bredere academisch debat over de algemene praktijk rond het gebruik (of het misbruik) van geschiedenis door overheden in het begin van de 21e eeuw.

Om een gestructureerd antwoord te formuleren op de probleemstelling, heb ik het corpus in vier delen opgesplitst, die elkaar ondersteunen. Allereerst behandel ik de oorsprong van het historisch onrecht in de Boliviaanse samenleving door een uitgebreide contextualisering. Aangezien het niet de bedoeling is een volledige geschiedenis van de regio te schrijven, licht ik er bepaalde periodes uit die cruciaal zijn voor de inheemse gemeenschappen. Zo doorloop ik in vogelvlucht de Boliviaanse geschiedenis om te achterhalen hoe de inheemse Andesbevolking en haar cultuur gemarginaliseerd werd door de koloniale bezetter. Het tweede en derde hoofdstuk in dit eerste deel handelen daarom respectievelijk over de precolumbiaanse beschavingen en de installatie van het koloniaal regime. Zo schets ik op welke manier de beruchte koloniale staat geïnstalleerd werd en de verdrukking van de oorspronkelijke bevolking geïnstitutionaliseerd raakte. Verder focust dit deel op het autochtone verzet tegen de koloniale macht en de manieren waarop dit zich uitdrukte. De postkoloniale spanningen binnen de Boliviaanse republiek komen aan bod in het vierde hoofdstuk. Verschillende verzetsdaden of momenten van toenemende spanning zijn geselecteerd op basis van hun belang voor de Boliviaanse herinneringscultuur tijdens het presidentschap van Evo Morales. Hieruit rijst natuurlijk de vraag welke historische gebeurtenissen, personen of locaties een prominente plaats krijgen binnen de publieke herinnering en welke niet. Het laatste hoofdstuk bespreekt uiteindelijk de opmerkelijke weg naar het presidentschap van ‘el Evo’, zoals hij onder de Bolivianen genoemd wordt.

De delen daarna komen elk overeen met de drie theoretische perspectieven die eerder zijn aangehaald. Zo concentreert het tweede deel zich op het centrale aspect van Morales’ politiek: de vermeende inheemse identiteit. Ik onderzoek hier hoe groot de autochtone bevolking in Bolivia is en wat het precies betekent om inheems te zijn. Door de historische dimensie van de term te achterhalen, krijgen we inzicht in de impact van recente internationale ontwikkelingen op de Boliviaanse politiek. Om die ontwikkelingen te kaderen bespreek ik in het tweede hoofdstuk eerst het werk van de prominente theoreticus over dekolonialiteit, Aníbal Quijano en daarna Taylors theorie over

erkenningspolitiek. Zo probeer ik op een theoretische manier een deel van de ideologie van de

politieke partij van Morales, de Movimiento al Socialismo (MAS; Beweging naar het Socialisme), te verduidelijken. Het laatste hoofdstuk van dit deel past de inzichten hieruit toe op één van de meest iconische bronnen van het Moralestijdperk: de nieuwe Grondwet van 2009.

In een derde deel zet ik in het eerste hoofdstuk de theorie rond historisch tijdsbewustzijn en

historiciteitsregimes uiteen. Daarna combineer ik die theorie met voorbeelden om aan te tonen dat

de politieke voorgangers van Morales effectief een ander historiciteitsregime beleefden en mee creëerden. Het derde hoofdstuk focust op de identitaire strijd om erkenning, die de kijk op het verleden sterk beïnvloedde. Zo breekt dit alternatief met de lineariteit van de zogenoemde koloniale staat. Ik doe hiervoor een beroep op het discours van drie hooggeplaatste regeringsleden, waaronder de president zelf.

Het vierde en laatste deel behandelt uiteindelijk de uitdrukkingsvormen van de inheemse erkenningspolitiek en de alternatieve tijdsbeleving. Een kort eerste hoofdstuk bespreekt hier enkele theoretische aspecten om het begrip state-sponsored history in de Boliviaanse casus goed te begrijpen. Vervolgens analyseer ik uiteenlopende voorbeelden die het verleden op een manier actualiseren en inzicht leveren in de herinneringscultuur van het presidentiële bestuur. Zo achterhaalt

(14)

14 dit onderzoek op welke manier historisch onrecht een plaats kreeg in de publieke ruimte tijdens het presidentschap van Evo Morales.

Status quaestionis

Recent is er heel wat literatuur over de Boliviaanse samenleving en politiek verschenen. De aanstelling van een inheemse president zette ook veel Westerse onderzoekers aan tot een analyse. Hierbij focusten ze wel vooral op de antropologische, sociologische en politicologische aspecten van de politieke veranderingen in het land.11 Inzichten uit dergelijke werken kunnen niettegenstaande

waardevol zijn voor dit onderzoek. Zo bespreekt de Amerikaanse antropologe Nancy Postero de inheemse identiteit in een discours over dekolonisering, in haar boek The indigenous state12, als een

manier om de macht van de Boliviaanse staat te versterken. Ze bouwt zo verder aan haar analytisch kader rond inheemse identiteitspolitiek, dat ze enkele jaren eerder al uiteenzette in een bijdrage getiteld Negotiating indigeneity13. Postero’s werk levert inzichten over de omgang met (inheemse)

identiteit ten tijde van het politieke veranderingsproces. Verder zijn ook de artikels van de Britse antropoloog Andrew Canessa zeer interessant voor deze casus. Hij werkt als professor aan de universiteit van Essex en is gespecialiseerd in etnische kwesties in het Boliviaanse hoogland. Zijn werk problematiseert de term ‘inheems’ door veldwerk in het hoogland te combineren met een recente politieke analyse. Ook de bijdrages van de gerenommeerde Boliviaanse sociologe en historica Silvia Rivera Cusicanqui blijken zeer nuttig. Zij onderzoekt als voortrekker van de inheemse zaak de geschiedenis van het inheems verzet. Haar boek Oprimidos, pero no vencidos14, dat oorspronkelijk is

uitgegeven in 1984, vormt het standaardwerk over de autochtone verzetsbeweging in de twintigste eeuw. De verwijzing naar al deze sociale wetenschappers maakt duidelijk dat deze scriptie interdisciplinaire accenten bevat.

Al deze onderzoekers hebben trouwens veldwerk verricht in Bolivia en kennen de samenleving waarover ze schrijven dus vanuit de eerste hand. Mijn oorspronkelijke doel was om zelf, in het kader van een vorige probleemstelling, ook ter plekke onderzoek te voeren. De opstanden en blokkades die volgden op de presidentsverkiezingen van 20 oktober 2019 legden heel het land echter wekenlang stil en dwongen mij -net als Evo Morales na zijn gedwongen aftreden- tot een heroriëntering. Dit leidde tot de huidige probleemstelling met een verzameld bronnencorpus, dat geen fysieke verplaatsing vereiste. Toch heb ik een zekere (achtergrond)kennis over het land en haar cultuur. Het schooljaar 2015-2016 bracht ik namelijk door als uitwisselingsstudent in een gastgezin in Sucre, de grondwettelijke hoofdstad. Elf maanden maakte ik er deel uit van een gezin met andere gebruiken en een samenleving met een andere geschiedenis. De oorsprong van mijn interesse en bewondering voor Bolivia is toen gezaaid en onophoudelijk blijven groeien.

11 Jeffery R. Webber, From rebellion to reform in Bolivia. Class struggle, indigenous liberation and the politics of

Evo Morales (Chicago: Haymarket books, 2011); Nancy Postero, Now we are citizens. Indigenous politics in postmulticultural Bolivia (Stanford: Stanford university press, 2007).

12 Nancy Postero, The indigenous state. Race, politics and performance in plurinational Bolivia (Oakland:

University of California press, 2017).

13 Nancy Postero, “Introduction: Negotiating indigeneity,” Latin American and Caribbean ethnic studies 8, nr. 2

(2013): 107-21.

14 Silvia Rivera Cusicanqui, ‘Oprimidos pero no vencidos’. Luchas de la campesinado Aymara y Qhechua

(15)

15 Ondanks de unieke historische en contextuele factoren van de Boliviaanse casus, bezit dit onderzoeksthema een grote relevantie. In de eerste plaats omdat de antikoloniale strijd voor erkenning in Bolivia deel uitmaakt van een brede beweging van onderdrukte groepen of minderheden wereldwijd, die zoekend naar erkenning hun identiteit vormgeven. Verder, draagt dit onderzoek zowel bij aan het historiografisch debat over het politiek gebruik van geschiedenis, als aan de actuele discussie over de mogelijkheid om historisch onrecht te ‘repareren’. Dit vraagstuk brengt de traditionele historicus uit zijn comfortzone door het verleden niet als een afgerond en afstandelijk iets te beschouwen, maar het radicaal in het nu te plaatsen.15 De verhouding tussen gerechtigheid en

geschiedenis kenmerkte zich, volgens de dominante historische tijdsnotie, namelijk door de idee van afstand en daardoor afwezigheid in het hedendaagse debat. De uitspraak van de Duitse filosoof Max Horkheimer (1895-1973) verwoordt deze visie van closure: “Past injustice has occurred and is completed. The slain really are slain…”16 Zoals de titel reeds verkondigt, veronderstelt deze scriptie de

tegenovergestelde idee; ik ga er immers van uit dat het verleden, volgens de Moralesadministratie, niet zomaar voorbij is en dat het historisch onrecht zich niet in een afstandelijk verleden bevindt. Op die manier wil ik een vernieuwd historisch bewustzijn in de Boliviaanse samenleving vaststellen. In navolging van een opkomende herdenkings- en herinneringscultuur (memory boom) zijn historici vanaf de jaren tachtig namelijk de fundamenten van dat bewustzijn in vraag gaan stellen.17 Recent

verschijnen er dan ook steeds vaker publicaties in het veld van de theorie en filosofie van de geschiedenis die de epistemologische en ontologische problemen van het vakgebied aankaarten. Ik bouw verder op deze inzichten om aan te tonen dat geschiedenis zich niet beperkt tot de academische context. Deze scriptie tracht zo bij te dragen aan het debat over wie geschiedenis precies ‘maakt’ en hoe het verleden voor politieke doelen gebruikt wordt.

Methodologie en bronnen

Wat betreft methodologie zoekt deze scriptie een evenwicht tussen literatuurstudie en theoretische analyse van primaire bronnen. Terwijl de eerste twee delen voornamelijk focussen op literatuurstudie, komen verschillende soorten bronnen op de voorgrond in het derde en vierde deel. Het verzamelde bronnencorpus is ontstaan uit een dynamisch proces waarin enerzijds online databanken zoals Jstor, Google Scholar en Scielo, en anderzijds suggesties van dr. Hanne Cottyn en mijn promotor prof. Bevernage een belangrijke rol speelden. Een grote meerderheid van de primaire bronnen is Spaanstalig. Tenzij anders aangegeven heb ik deze steeds zelf vertaald. Ter conclusie van deze inleiding vermeld ik per deel mijn methode en de gebruikte bronnen.

De historische context is gebaseerd op een combinatie van overzichtswerken en gespecialiseerde literatuur. Het werk18 van de Amerikaanse historicus Herbert S. Klein, A concise history of Bolivia, dient

hierbij als algemene leidraad. Aangezien hij in 1982 voor het eerst een geschiedenis van de Boliviaanse samenleving uitbracht, rijkt zijn expertise over het land enkele decennia terug. Dit maakt hem één van

15 Noties uit het vak ‘Theoretische geschiedenis’ gedoceerd door prof. Bevernage, 17.10.2019, Universiteit

Gent.

16 Max Pensky, “Solidarity with the past and the work of translation: Reflections on memory politics and the

postsecular,” in Habermas and religion, eds. Craig Calhoun, Eduardo Mendieta en Jonathan Van Antwerpen (Cambridge: Polity press, 2013), 301.

17 De werken van Yosef Yerushlami, Zakhor: Jewish history and Jewish memory (1982), en Pierre Nora, Lieux de

mémoire (1984), markeren het begin van een academische focus op herinnering. Kerwin Lee Klein, “On the

emergence of memory in historical discourse,” Representations 69 (2000): 127-8.

(16)

16 de meest vooraanstaande Engelstalige historici over Bolivia. De crisisperiode in het begin van de eenentwintigste eeuw bespreekt Klein, volgens historicus Thomas C. Field Jr., echter te afstandelijk door te vaak statistische inzichten aan te halen.19 Daarom gebruik ik voor recentere gebeurtenissen

vaker andere bronnen, onder meer afkomstig van de Boliviaanse databank voor wetenschappelijke tijdschriften, Scielo. Daarnaast probeer ik de inzichten van Boliviaanse academici regelmatig in dit overzicht te verwerken, maar door een beperkte beschikbaarheid van hun werken in Europa is dit niet vanzelfsprekend.

In deel twee, over de erkenning van de inheemse identiteit, begin ik met een analyse van cijfermateriaal over het percentage autochtone Bolivianen. Die cijfers zijn afkomstig van de nationale volkstelling uit 2012, gehouden door het Nationaal Instituut voor Statistiek (INE; Instituto Nacional de Estadística). Ik raadpleeg een officiële publicatie van de resultaten door het INE uit februari 2015.20

Daarna formuleer ik enkele bedenkingen bij de cijfers, gebaseerd op artikels van Andrew Canessa en Adam Kuper.21 Enkele publicaties van internationale organisaties, zoals de VN en de Internationale

Arbeidsorganisatie (IAO) haal ik hierbij aan om de historisch-kritische benadering van inheemse identiteit te ondersteunen. Het tweede hoofdstuk focust zich in de eerste plaats op de theoretische werken van eerdergenoemde Quijano en Taylor. Ik verdiep Taylors politiek van erkenning en verschil op het einde nog door een artikel22 van de Amerikaanse denker Nancy Fraser te bespreken. Daarin

heeft ze oog voor de verbondenheid tussen erkenning en herverdeling. Tot slot pas ik, zoals hoger aangekondigd, de verworven theoretische inzichten toe op de Boliviaanse Grondwet van 2009. De opmerkelijke ontstaansgeschiedenis van het document en de politiek-ideologische redenering erachter vormen zo de kern van dit hoofdstuk. Ik raadpleeg de Grondwet zoals gepubliceerd in 2009 door La Gaceta Oficial de Bolivia, de instantie verantwoordelijk voor de publicatie en verspreiding van de wetgeving in het land.23

Het derde deel zet in eerste instantie de theoretische analyse, vanuit een metahistorisch niveau verder. Aan de hand van inzichten uit het boek, History, memory and state-sponsored violence: time and justice24 van Berber Bevernage koppel ik de historiciteitsregimes van Hartog aan de theorie over

historische tijd van de Duitse historicus Reinhart Koselleck. Vervolgens pas ik vijf kenmerken van het modern historiciteitsregime, die de Duitse experte in herinneringscultuur Aleida Assmann onderscheidt, toe op het Boliviaanse beleid in de tweede helft van de twintigste eeuw. Hierbij richt ik mij vooral op de maatregelen genomen na de nationale revolutie in 1952. Zowel de website van het Nationaal Museum voor Etnografie en Folklore als een fragment uit de radiotoespraak van vooraanstaand vakbondsleider Juan Lechín (1914-2001) dienen ter argumentatie van het modern

19 Thomas S. Field jr., recensie van A concise history of Bolivia door Herbert S. Klein, History 97, nr. 3 (2012):

533-5.

20 Bolivia características de población y vivienda. Censo nacional de población y vivienda 2012. Ed. Instituto

Nacional de Estadística (La Paz: INE, 2015).

21 Andrew Canessa, “Todos somos indígenas: Towards a new language of national political identity,” Bulletin of

Latin American research 25, nr. 2 (2006): 241-63; Adam Kuper, “The return of the Native,” Current anthropology 44, nr. 3 (2003): 389-402.

22 Nancy Fraser, “From distribution to recognition? Dilemmas of justice in a ‘post-socialist’ age,” New left

review nr. 212 (1995).

23 “Quiénes somos,” Gaceta Oficial de Bolivia, geraadpleegd 04.08.2020,

http://www.gacetaoficialdebolivia.gob.bo.

24 Berber Bevernage, History, memory and state-sponsored violence: time and justice (Londen: Routledge,

(17)

17 historisch denken. Ook het artikel25 van de Boliviaans-Argentijnse filosoof Hugo Mansilla levert hieraan

een bijdrage.

In het derde hoofdstuk bespreek ik het alternatieve historiciteitsregime dat de MAS-administratie kenmerkt. Inleidend koppel ik hieraan twee overlappende, theoretische begrippen. Naast het ‘traumatisch verleden’ van Aleida Assmann, heb ik het in navolging van de gerenommeerde historicus Dipesh Chakrabarty ook over ‘historische wonden’. Deze termen helpen bij de interpretatie van het primair bronnenmateriaal. Ik analyseer met deze theorie namelijk twee manieren waarop het MAS-bestuur het verleden ‘in het heden brengen’. De eerste, ‘dekoloniale’, benadering licht ik toe aan de hand van het discours van drie regeringsleden. Naast de officiële inhuldigingsrede van de president uit 2006, raadpleeg ik ook een interview26 met viceminister van Dekolonisatie Félix Cárdenas (°1955) en

een toespraak27 van minister van Buitenlandse Zaken Fernando Huanacuni Mamani (°1966), de

opvolger van Choquehuanca, voor het Permanent Forum voor Inheemse Zaken van de VN in 2018. Nadien bespreek ik een diverse reeks bronnen die een eerder cyclische benadering van het verleden uitdrukken. Ondanks de diversiteit komt de meerderheid van de officiële informatie van de website van het viceministerie voor Communicatie.

Ook in het vierde en laatste deel, gaat een theoretisch hoofdstuk vooraf aan de bronnenanalyse. Deze keer centraliseert de theorie zich rond het begrip state-sponsored history. Ik raadpleeg hieromtrent dan ook het basiswerk van Bevernage en Wouters, aangevuld met de opvattingen over collectieve herinnering van Maurice Halbwachs en Aleida Assmann. De ideeën van de Franse filosoof Halbwachs consulteer ik in een inleidende uiteenzetting van de Amerikaanse socioloog Lewis A. Coser, en dus in geïnterpreteerde vorm. Aangezien deze redenering een opstap vormt naar het artikel van Assmann is dit echter niet hinderlijk. In haar bijdrage28 benoemt ze vier vormen van ‘herinneringsconstructies’ die

duidelijk maken dat state-sponsored history voor de Boliviaanse regering gelijk staat aan de constructie van politieke en culturele herinneringen. In het tweede hoofdstuk komen dan de uitdrukkingsvormen van die constructies aan bod, die nauw verbonden zijn met het inheemse karakter van de MAS. Eerst onderzoek ik twee ‘plaatsen van herinnering’: Tiwanaku en Orinoca. Deze dorpen in het Boliviaanse hoogland krijgen onder het presidentschap van Morales een belangrijke plaats in de publieke herinnering. Ze verwijzen elk op hun manier naar een verleden dat de inheemse president in de schijnwerpers van het heden wilt plaatsen. Door een combinatie van officiële en populaire informatiebronnen, zoals krantenartikelen en twitterberichten, reconstrueer ik de ideologische redenering hierachter. Tot slot behandel ik de recente uitgave van nieuwe bankbiljetten als een banale, maar nationaal verspreidde vorm van state-sponsored history. Ik raadpleeg de oude en nieuwe biljetten via de website29 van de Boliviaanse Centrale Bank.

25 Hugo C. F. Mansilla, “ La revolución nacional de 1952 en Bolivia: un balance crítico,” Temas sociales 24

(2003): 101-13.

26 Félix Cárdenas Aguilar (Boliviaans viceminister van Dekolonisatie), interview door onbekende (Youtube,

geplaatst door ANDREI REINOSO op 31.12.2013), Quito, 28.11.2013.

27“Discurso del Canciller Fernando Huanacuni Mamani en el Foro sobre Cuestiones Indígenas de las Naciones

Unidas,” VN papersmart, geraadpleegd 01.08.2020, https://papersmart.unmeetings.org.

28 Aleida Assmann, “Re-framing memory. Between individual and collective forms of constructing the past,” in

Performing the past: memory, history and identity in modern Europe, eds. Karin Tilmans, Frank van Vree en Jay

Winter (Amsterdam: Amsterdam university press, 2010), 35-50.

29 “Billetes anteriores,” Banco Central de Bolivia, geraadpleegd 08.08.2020, https://www.bcb.gob.bo; “Primera

familia de billetes del Estado Plurinacional de Bolivia,” Banco Central de Bolivia, geraadpleegd 08.08.2020, https://www.bcb.gob.bo.

(18)

18

DEEL I. El pasado: achtergrond en historische context

“In Bolivia crisis is the status quo.” - Benchwick en Smith, Lonely planet Bolivia, 306. Aangezien deze scriptie onderzoekt op welke manier het verleden een plaats krijgt in het heden, bespreekt dit deel dat onontbeerlijke verleden; van de precolumbiaanse samenlevingen tot de aanstelling van Evo Morales. De fundamentele veranderingen die de inheemse bevolking ondergaan, staan hierin centraal. Door focus op historische gebeurtenissen is dit deel een soort kroniek van sleutelmomenten in de Boliviaanse geschiedenis. Het vormt zo de noodzakelijke opstap naar een grondige analyse van de herinneringspolitiek van Morales.

In 2015 verscheen een zesdelige uitgave over de geschiedenis van Bolivia, die een historisch overzicht biedt vanaf de oorspronkelijke culturen (ca. 10.000 vgt.) tot de Plurinationale staat. Dit lijvige werk, getiteld Bolivia, su historia, is het resultaat van vier jaar intensief onderzoek en een samenwerking met 29 historici. Vanuit hun ervaring in het onderwijs wilden de coördinatoren met dit project bijdragen aan een kritische publieke benadering van de nationale geschiedenis.30 Dit werk vormt bijgevolg een

mijlpaal in de Boliviaanse historiografie. Spijtig genoeg heb ik geen enkel deel kunnen raadplegen, omdat het dichtstbijzijnde exemplaar in een Franse bibliotheek staat en online raadpleging nergens mogelijk is. Dit geval is kenmerkend voor de afwezigheid en onbeschikbaarheid van Boliviaanse literatuur in België.

1. Boliviaanse omgevingsfactoren

Bolivia kenmerkt zich, ongetwijfeld het meest door zijn uitzonderlijke geografie. Je vindt er bergtoppen, hoger dan 6000 meter in het zuidwesten en tropisch regenwoud in het noordoosten. Die geografische kenmerken hebben doorheen de geschiedenis een grote invloed gehad op de ontwikkeling van regionale beschavingen. Zo woont een grote meerderheid van de bevolking al duizenden jaren in het hoogland, ondanks dat het land voor twee derde uit tropisch of semitropisch laagland bestaat. De vruchtbaardere, maar ontoegankelijke, gronden in de laaglanden bleven tot de 20e eeuw bijna uitsluitend het terrein van seminomadische jagers en verzamelaars.31 De bergachtige

en hooggelegen gebieden in de Andes vormden zo het decor voor het grootste deel van de Bolivianen avant la lettre.

Het hoogland, in het Spaans altiplano genoemd, maakt deel uit van een zeer hoog plateau (meer dan 3000m boven zeeniveau) in het Andesgebergte. De altiplano strekt zich uit van het zuiden van Peru tot in het noorden van Chili en Argentinië en bevindt zich voor het grootste deel op Boliviaans grondgebied. De droge bodem en grote zoutvlaktes in het westen (cordillera occidental) van de altiplano maken de levensomstandigheden er moeilijk. De bevolkingsdichtheid is veel groter in het oosten waar meer bewerkbare bodem is en valleien met rivieren het landschap kleur geven. De aanwezigheid van het Titicacameer verklaart deze verschillen op lokaal niveau. De enorme watermassa geeft de regio errond als enige in het hoogland haar vochtig en zacht klimaat. Intensieve landbewerking en het hoeden van dieren maakten er dan ook de essentiële activiteiten van de gemeenschappen uit.

30 Ximena Medinacelli, “Diálogo. Bolivia, su historia: una oportunidad para reflexionar sobre el aporte de los

historias generales de Bolivia,” T’inkazos. Revista Boliviana de ciencias sociales, 37 (2015): 9-14, geraadpleegd 25.04.2020.

(19)

19 Als gevolg hiervan slaagden zij erin voedseloverschotten te creëren, wat dan weer leidde tot complexere culturele systemen in de regio rond het meer.32

Figuur 2. Kaart van Bolivia. Thomson et al., The Bolivian reader, 7.

De precolumbiaanse gemeenschappen vestigden zich vooral in het oosten van de altiplano door de combinatie van enkele troeven. Ten eerste konden ze er zich vestigen in open vlaktes in het stroombekken van een rivier. Daar verbouwen ze dan aardappelen, quinoa en verschillende wortelgewassen, die gedroogd of bevroren de basis van het Boliviaanse dieet vormden. Een tweede belangrijke eigenschap van het hoogland zijn de reserves mineralen en grondstoffen. Net zoals de betere gronden in het oosten liggen, bevindt 80 percent van Bolivia’s grondstofvoorraad zich in dit gebied. Van het zuiden van Peru, over La Paz en Oruro tot Potosí en de grens met Argentinië bezit de bodem een variëteit aan rijkdommen. De overvloedige aanwezigheid goud, zilver, tin, zink, wolfraam, lithium en koper maakte en maakt deze regio één van de meest gedroomde mijngebieden in de wereld. Daarnaast heeft Bolivia overigens ook olie- en gasreserves in het oostelijke voorgebergte. Hoewel de inheemse gemeenschappen op kleine schaal grondstoffen ontgonnen, begon de grootschalige ontginning pas na de Europese verovering. Ten derde speelde de domesticatie van de Amerikaanse kameelachtigen (lama’s, alpaca’s en vicuña’s) een belangrijke rol in de ecologische en economische ontwikkeling in het hoogland. De Andesbevolking gebruikte ze namelijk als lastdieren, wolproducenten, voedsel en bron van meststof en warmte. De domesticatie en het gebruik van de dieren kwam ten volle tot ontplooiing in het pre-inca Aymararijk. Na de Spaanse verovering maakten ook schapen deel uit van de gehoede kudde in het hoogland. Door intensieve landbouw en grote

(20)

20 kuddes slaagden de gemeenschappen van de altiplano erin overschotten te produceren die ze ruilden voor producten uit lagergelegen gebieden zoals fruit, maïs en coca. Deze handel tussen twee klimaatzones maakt sinds het begin deel uit van de inheemse samenleving en is tot vandaag een centraal aspect van de sociale en economische organisatie op het platteland. Wetenschappers beschouwen deze uitwisseling als verticale ecologische integratie.33

Figuur 3 Topografie van Bolivia; Herbert A. Klein, A concise history of Bolivia. Second Edition (New York: Cambridge university press, 2011), 3.

2. De precolumbiaanse beschavingen

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Bolivia dateren van 12 000 jaar geleden. Tot 2 500 vgt. leefden de mensen in de regio grotendeels als jagers en voedselverzamelaars; nadien ontwikkelden zich langzaamaan sedentaire landbouwsamenlevingen in de altiplano. Een volgende belangrijke fase, die wijst op toenemende bevolkingsdichtheid en complexere samenlevingen, is de ontwikkeling van metaalbewerking. Een voorbeeld hiervan is het bewerkt koper van de Wankarani cultuur in de buurt van het huidige Oruro dat archeologen rond het jaar 1000 vgt. dateren. De eerste bekende samenleving die vanuit het Boliviaanse hoogland een dominante positie wist te veroveren in de regio was gevestigd in Tiwanaku. De ontplooiing van deze cultuur beschouwen historici als een mijlpaal in de geschiedenis van Bolivia. Vandaag bestaat Tiwanaku uit een bescheiden dorp en een

(21)

21 indrukwekkende archeologische site, twintig kilometer ten zuiden van het Titicacameer. Deze geavanceerde gemeenschap met metalen objecten en aardewerk vestigde zich er omstreeks het jaar 100 en begon vanaf 600 haar invloed in de regio te verspreiden. Tot de twaalfde eeuw spelen zij door hun unieke ligging en dominantie een belangrijke rol in de precolumbiaanse Andesgeschiedenis. Deze periode kenmerkt zich door een intensivering van de landbouw met de aanleg van terrassen op steile bergflanken, drijvende tuinen op het Titicacameer en een complex irrigatiesysteem. De ingenieuze toepassingen kunnen zowel de snelle verspreiding van de Tiwanakubeschaving verklaren als de gevoeligheid voor de progressieve verdroging van het klimaat na 1200. Klimaatverandering lijkt dan ook een hoofdreden voor de plotse neergang van de cultuur.34

In de eeuwen daarna ontstonden er verschillende regionale staten en rijken in de centrale Andes. Op de Boliviaanse altiplano ontstonden enkele ‘koninkrijken’ of regionale staten van Aymarasprekers. Deze Aymarastaten beheersten het Boliviaanse hoogland van het einde van de twaalfde eeuw tot de komst van de Spanjaarden in de zestiende eeuw. In tegenstelling tot de open gemeenschappen van de Tiwanakubeschaving vestigden de Aymara zich in versterkte dorpen op heuveltoppen en richtten ze zich op de intensieve ontwikkeling van het hoeden van de kameelachtigen uit de Andes. Drie van de machtigste gemeenschappen, Collas, Canas en Lupaca, controleerden grote delen rond het Titicacameer en maakten van deze regio het hartland van de Aymara.35

Daarnaast ontwikkelde zich binnen de verschillende staten een getrapt sociopolitiek systeem met vier categorieën van autoriteit. De hoogste in rang (qhapaq) stond aan het hoofd van het zogenoemde koninkrijk, terwijl een lagere rang (mallku) de basisstructuur van de gemeenschap of ayllu bestuurde. De idee van de ayllu betekent echter meer dan enkel gemeenschap, en symboliseert het familiaal verbonden fundament van de Aymarabeschaving.36

Naast Aymara leefden er ook nog andere volkeren in het Boliviaanse hoogland. Gemeenschappen die Uru of Puquina spraken, stonden bekend als Uru en werkten voornamelijk als visser of arbeider voor Aymara. Aangezien wetenschappers bevestigd hebben dat Pukina de taal van de Tiwanakucultuur was, argumenteren sommigen dat Uru van Tiwanaku afkomstig waren. Hoe dan ook hebben ze de dominantie van de Aymara nooit bedreigd en bestond de Urugemeenschap ten tijde van de Spaanse verovering uit kleine en arme groepjes tussen de Aymarakoninkrijken.37 Aan die hegemonie van

Aymara in de Boliviaanse altiplano komt een einde in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Toen bevonden de Aymara zich namelijk in direct conflict met een opkomend keizerrijk van Quechuasprekers, afkomstig uit Cusco ten noorden van het Titicacameer. De expansionistische Quechua raakten beter bekend als Inca’s, naar de naam van hun leider, (die zou afstammen van Tiwanaku).38 In de jaren 1460 slaagden de Inca’s erin hun invloed te verspreiden over de Aymarastaten

die ondanks hun militaire macht geen verenigd front vormden door interne vijandigheden. Hoewel de Aymara hierdoor steeds meer onafhankelijkheid verloren, veranderde er weinig aan hun sociale, politieke en economische organisatie. Vanuit de Cuscovallei bestuurden de Inca’s de regio als één van

34 Klein, A concise history of Bolivia, 10-2.

35 Klein, A concise history of Bolivia, 13-4; Charles Stanish, “Aymara kingdoms,” in Encyclopedia of prehistory.

Volume 7: South America, eds. Peter M. Peregine en Melvin Ember (New York: Kluwer academic publishers,

2001), 34-7.

36 Roberto Choque Canqui, “La historia aimara,” in Bolivia en el inicio del Pachakuti. La larga lucha anticolonial

de los pueblos Aimara y Quechua, ed. Esteban Ticona Alejo (Madrid: Akal, 2011), 10-1.

37 Klein, A concise history of Bolivia, 16. 38 Choque,”La historia aimara,” 11-2.

(22)

22 hun provincies (Collasuyo), zonder het leven er grondig te verstoren. Maar na een gewelddadige Aymaraopstand rond het Titicacameer in 1470 keerde het tij en veroverden de Quechua met hun leger de overige Aymarastaten en installeerden in enkele regio’s een directe vorm van kolonisatie. Deze opstand en de oorlogen die erop volgden bepalen tot vandaag grotendeels de linguïstische opdeling (Aymara-Quechua) in Bolivia.39

De snelle verovering van een enorm gebied maakte van het Incarijk een heterogeen geheel, waarin de dominantste Aymarastaten hun taal en organisatiestructuren konden behouden. Wel, moesten de veroverde Aymara, zoals alle regio’s, tribuut betalen en hun heilige objecten naar Cusco sturen. Om op langere termijn een meer samenhangend rijk te vormen, moest ook de jonge elite, vanuit alle provincies zich laten opleiden in de hoofdstad Cusco. Daarnaast bouwden de Inca’s een uitgebreid wegennet, met pakhuizen en nieuwe stedelijke centra. In het begin van de 16e eeuw verenigde het

Incarijk naar schatting drie miljoen precolumbiaanse inwoners van Ecuador en Colombia in het noorden tot het centraal Chili en het noorden van Argentinië in het zuiden (tegenover zeven miljoen Spanjaarden in Spanje toen).40 De aankomst van de Spanjaarden in Latijns-Amerika maakte vroegtijdig

een einde aan het immense Incaproject.

3. Historische wortels van verdrukking en verzet

In 1531 trokken Spanjaarden, die zichzelf conquistadores noemden, voor het eerst het Andesgebergte in. Hun invloed was er zo groot dat het sindsdien onmogelijk is de regio te beschrijven zonder rekening te houding met de Europese aanwezigheid. De Andes ging dan ook tot het machtigste Europese rijk van het moment behoren en raakte bijgevolg geëuropeaniseerd. Een historisch overzicht schrijven van deze periode vanuit het oogpunt van de autochtone bevolking is echter niet eenvoudig. Zo verschilt het beschikbare bronnenmateriaal vóór 1531 radicaal van dat na de Spaanse verovering. Informatie over de precolumbiaanse samenlevingen vind je voornamelijk in archeologische bronnen, terwijl de conquistadores geschreven bronnen nalieten; het geliefde medium van traditionele Westerse historici. De vaak elitaire afkomst van de geschriften versterkt dit onevenwicht nog en maakt het moeilijk een genuanceerd beeld van de situatie te krijgen.41

Rekening houdend met deze uitdaging, beschrijf ik in een eerste deel hoe de ontplooiing van het kolonialisme de inheemse gemeenschappen beïnvloedde. Hier kader ik de historische ontwikkelingen als belangrijke fasen in een proces van koloniale onderdrukking. In het tweede deel krijgt de autochtone bevolking een actieve rol en behandel ik hun interactie met en hun verzet tegen de koloniale autoriteiten.

1.1.

De oorsprong van de koloniale staat

Dit onderdeel handelt over de historische oorsprong van de koloniale staat waarnaar Evo Morales regelmatig verwijst. Ik combineer hierbij een breed perspectief op de Spaanse kolonisatie in Latijns-Amerika, met een vernauwde focus op het Boliviaanse gebied. Het is dan ook onmogelijk het Boliviaanse verhaal te begrijpen, zonder de Latijns-Amerikaanse context te kennen.

39 Klein, A concise history of Bolivia, 17. 40 Klein, A concise history of Bolivia, 19-23.

41 Karen Spalding, “The crises and transformations of invaded soieties: Andean area (1500-1580),” in The

Cambridge history of native peoples of America, eds. Frank Salomon en Stuart B. Schwartz (Cambridge:

(23)

23 De ontmoeting tussen de Europese en Amerikaanse wereld verliep ongelijk en draaide uit op een verovering. Anders dan vele Europeanen vermoedden, troffen de kolonisten er namelijk geen terra incognita aan, maar wel ontwikkelde samenlevingen met een eigen cultuur. De gevolgen van deze confrontatie zijn moeilijk te overschatten en leven tot vandaag door. Zoals deze thesis argumenteert, vormt de koloniale ervaring binnen sommige gemeenschappen een actueel trauma.

Meer dan 500 jaar geleden begon de koloniale onderneming en kreeg het Spaanse rijk de status van wereldmacht. In eerste instantie zagen de precolumbiaanse bevolkingen de Spanjaarden als veroveraars die niet veel verschilden van de Inca’s. De conquistadores beloofden aanvankelijk ook de continuïteit van interne structuren, de erkenning van inheemse notabelen en de toekenning van speciale privileges aan bondgenoten. Door deze tactiek en de hulp van tegenstanders van het heersende Incarijk verliep de eerste fase van de verovering van de altiplano zeer vlot. Toen deze houding niet langer stabiel bleek na de moord op Incaleider Atahualpa (ca. 1500-1533), verstrengde het Spaanse bewind. Op het einde van de jaren 1530 zorgden de cavalerie en de metalen wapens van de conquistadores daarenboven dat de inheemse opstanden van o.a. vermeende stromannen geen schijn van kans hadden.42

De Spaanse kroon (Karel I van Spanje, 1500-1558) deelde de veroverde gebieden in Latijns-Amerika op in twee onderkoninkrijken (virreinatos). In 1542, richtte de Spaanse koning het virreinato Peru op dat Panama en het grootste deel van de Spaanse bezittingen in Zuid Amerika omvatte. Op hun beurt waren de onderkoninkrijken onderverdeeld in audiencias. Bolivia viel tot de achttiende eeuw binnen het onderkoninkrijk Peru in de audiencia Charcas. Vaak gebruikten tijdgenoten ook de benaming Alto Perú of hoog Peru om naar Bolivia te verwijzen.43

Om de organisatie van de koloniale staat te begrijpen is het belangrijk te weten wie de lange en gevaarlijke oversteek naar de ‘Nieuwe Wereld’ ondernam. De grote risico’s maakten de tocht enkel aantrekkelijk voor gemarginaliseerde groepen in Spanje met een beperkt kapitaal. Deze lage klasse, net boven de boerengemeenschap, bestond bijvoorbeeld uit de bastaardzonen van verarmde adel, jonge familieleden van de heersende handelsfamilies in Sevilla en jonge advocaten en notarissen die geen geld hadden om hun carrière te beginnen.44 Omdat Spaanse landbouwers dus te arm waren om

naar Amerika te vertrekken, vervulde de autochtone bevolking hun taken.

Tot 1545 schonken de conquistadores echter relatief weinig aandacht aan het gebied ten zuiden van het Titicacameer. Ondanks de vestiging van enkele koloniale centra in de regio, zoals de stad Chuquisaca (vandaag Sucre) en een mijnkamp in Porco, lag het zwaartepunt in lagergelegen gebieden in het noorden. De ontdekking van een enorme zilvervoorraad bij wat later Potosí ging heten, veranderde de situatie volledig. Er kwam een heuse silver rush op gang en de autoriteiten in Lima stuurden nieuwe expedities uit die tussen Potosí en Cusco de stad La Paz stichtten om de transportroute te beveiligen. La Paz groeide snel uit tot een commercieel centrum en een belangrijk knooppunt in de noord-zuidverbinding. De ontdekking van de Cerro Rico (‘rijke berg’), nabij Potosí, bracht het huidige Bolivia dus, samen met Peru en Mexico in het centrum van de koloniale activiteit.45

42 Klein, A concise history of Bolivia, 29-30.

43 James Mahoney, Colonialism and postcolonial development: Spanish America in comparative perspective

(New York: Cambridge university press, 2010), 50.; Klein, A concise history of Bolivia, 39-40.

44 Klein, A concise history of Bolivia, 26.

(24)

24 Toen de Spaanse koning Filips II (1527-1598) in 1569 een nieuwe virrey naar Peru stuurde, voerde die ingrijpende veranderingen door. Onderkoning Francisco de Toledo (1515-1582) verpersoonlijkte de Spaanse kroon en ijverde voor een betere integratie van de Amerikaanse kolonies in het Spaanse rijk. Volgens deze overtuiging moesten de precolumbiaanse gebruiken wijken voor de europeanisering van de regio. Een eerste stap was de executie van de laatste opstandige inca, Túpac Amaru (1545-1572). Daarna volgde de moeilijkere opdracht om de inheemse bevolking op een duurzame manier te integreren in een katholiek rijk, dat vooral hun arbeid nodig had.46 Hieronder bespreek ik twee

aspecten die de aanpak van deze centrale uitdaging toelichten: de organisatie van het arbeidssysteem en de verspreiding van het christendom.

Aangezien de prille kolonie zich bijna uitsluitend op de grondstofextractie richtte, was het

encomienda-systeem een eerste cruciale factor voor de ‘succesvolle’ kolonisatie. Het moest de

conquistadores aanzetten tot een langdurig verblijf om zo de Spaanse dominantie in Amerika te consolideren. Een Spaanse onderdaan (encomendero) kreeg via dit systeem het recht van de Spaanse Kroon om een bepaald gebied in vruchtgebruik te nemen. De inheemse landbouwgemeenschappen die toevallig op de encomienda leefden, moesten voor de nieuwe eigenaar werken en aan hem en het Spaanse koninkrijk belastingen betalen. In ruil voor hun arbeid kregen ze een loon en zorgde de encomendero voor voedsel en onderdak. De grondbezitter was eveneens belast met de taak de oorspronkelijke bevolking te christianiseren en de Spaanse normen bij te brengen. Zo vormde de encomienda een sociaaleconomisch instrument om de indianen te controleren en te evangeliseren.47

Hoewel de encomienda gericht was op de exploitatie van arbeid en grond, kwam het voort uit de idee om de bestaande instellingen en praktijken in stand te houden. Door de indirecte dominantie van de Inca’s over te nemen, hoopten de Spanjaarden te profiteren van de bevolkingsdichtheid in de regio’s rond Cusco en La Paz. Zo bleven de ayllu‘s in eerste instantie behouden en kregen lokale nobelen de nodige erkenning. Ter compensatie dienden de Aymara hun goederen en diensten die anders naar Cusco gingen, aan de Spaanse veroveraar af te staan. De encomienda-rechten waren dus de grootste bron van rijkdom in 16e-eeuws Peru en transformeerden de encomendero in een lokale autoriteit die

over vaste arbeidskrachten kon beschikken. Tegen het midden van de 17e eeuw telde het Boliviaanse

gebied 82 encomiendas, waarvan 21 met meer dan 1000 indianen.48

Naast het encomienda-systeem voor kolonisten, kregen ook inheemse elites verantwoordelijkheid binnen de koloniale economie. Zo moesten ze quota arbeidskrachten voor verplichte tewerkstelling aanvoeren. In de regio van het huidige Bolivia creëerde onderkoning Toledo dit systeem volgens elf mita-leiderschappen. Dat is een pre-inca arbeidsstructuur die steeds voldoende mijnwerkers moest voorzien om in de zilvermijnen van o.m. Potosí te werken. Deze reorganisatie van de arbeid door de onderkoning was in de jaren 1570 en 1580 ook gekoppeld aan hervormingen op politiek-organisatorisch niveau. Zo verdeelde Toledo ongeveer 1,5 miljoen oorspronkelijke Amerikanen in 600 reducciones of ‘indianendorpen’ met een Spaanse gouverneur of corregidor aan het hoofd. Hiermee probeerde Toledo de authentieke ayllu-gemeenschap te breken.49

46 Thierry Saignes, “The colonial condition in the Quechua-Aymara heartland (1570-1780),” in The Cambridge

history of native peoples of America, eds. Frank Salomon en Stuart B. Schwartz (Cambridge: Cambridge

university press), 62-3.

47 René Vermeir, “De Europese overzeese expansie,” in Een inleiding tot de geschiedenis van de vroegmoderne

tijd, ed. René Vermeir (Wommelgem: Van In, 2012), 272; 281-2.

48 Klein, A concise history of Bolivia, 33-4.

(25)

25 De rolverdeling die het koloniaal arbeidssysteem oplegde, had dus grote gevolgen voor zowel de oorspronkelijke bewoners, als voor de Spaanse immigranten. Door de afwezigheid van competitieve instellingen en klassen, ervaarden die laatsten een radicale verhoging van hun status tegenover hun positie in Spanje. Dat succes maakte het voor vele Spanjaarden ondenkbaar om terug te keren. De meeste conquistadores die rijkdom hadden vergaard en carrière maakten in Amerika konden hun status immers onmogelijk meenemen naar Europa. Hierdoor ontstond al vroeg een Spaanse of creoolse50 gemeenschap in veroverd Amerika. Zij vormden de toplaag van de koloniale samenleving

en beschouwden de inheemse bevolking, ondanks hun interne verschillen, als een geïsoleerd geheel met de laagste status.51

Een ander belangrijk aspect dat aan de oorsprong van de koloniale staat ligt, is de verspreiding van het katholieke geloof. De evangelisatie van het continent bracht namelijk een proces van acculturatie op gang, dat de Latijns-Amerikaanse cultuur tot vandaag bepaalt. Er heerst evenwel debat over de impact van de bekering op het autochtone bewustzijn en over de effectieve toepassing van de religieuze dogma’s. Terwijl sommigen de autochtone bevolking als devote gelovigen zagen, vermoeden anderen een oppervlakkige christelijke beleving die het precolumbiaanse geloof moest verhullen. Aangezien het zeer moeilijk is om het precieze geloof van mensen uit het verleden te achterhalen, trekken veel onderzoekers conclusies uit het hedendaagse geloofssysteem. Daaruit blijkt dat inheemse gebruiken en ceremonies nooit uitgeroeid zijn geraakt. Het is daarom aangewezen te spreken over de vorming van een hybride ‘Andeskatholicisme’. Hierbij moet je rekening houden met regionale verschillen, afhankelijk van de integratie in de koloniale markt en samenleving.52 De intensiteit van de bekering

hing dus nauw samen met de effectieve verovering en implementatie van koloniale instellingen. Ter illustratie van het religieus syncretisme53 verwijs ik naar een verhaal dat de Amerikaanse

antropoloog Thomas Abercrombie tijdens veldwerk in het Boliviaanse hoogland opmerkte. Het is een mythisch narratief dat zich afspeelt in een donkere, oude wereld, bevolkt door de Supay-Chullpas (een variant van de duivel). Deze prehistorische gemeenschap kreeg op een dag bezoek van een oude vreemdeling, Tatala, die naar Jezus Christus verwees. Toen de Supay-Chullpas hem probeerde te vermoorden, ontsnapte hij door richting de hemel te rijzen en de eerste dageraad te vormen. Het licht en de warmte van de zon verwoesten de Supay-Chullpas of stuurden de paar overlevenden naar de natte en donkere onderwereld.54 Dit verhaal berust zowel op precolumbiaanse mondelinge overdracht

als Bijbelse bronnen aangeleverd door de Spanjaarden en symboliseert zo de versmelting van de twee culturen. Deze versmelting was echter een ongewild gevolg van de moeizame evangelisatie. In zestiende-eeuws Spanje was het bekeringsproces zelf namelijk onderwerp van debat.

Bij aanvang van het evangelisatieproces stelden de diepgelovige kolonisten zich enkele filosofische vragen over de autochtone bevolking, die voor beroering zorgde in het moederland. Het meest cruciale vraagstuk ging over de aard van de zogenaamde indianen, en de beste methode om hen te bekeren.

50 Iemand van zuiver Europese afkomst die in een ander werelddeel dan Europa geboren is. Instituut voor de

Nederlandse taal, lemma “creool,” geraadpleegd 06.05.2020, https://ivdnt.org.

51 Klein, A concise history of Bolivia, 27-9.

52 Saignes, “The colonial condition in the Quechua-Aymara,” 112-3.

53 Versmelting van verschillende godsdienstige en wijsgeerige opvattingen zonder dat de onderlinge

tegenstrijdigheden worden opgeheven en zonder dat ze een samenhangend geheel gaan vormen. Instituut

voor de Nederlandse taal, lemma “syncretisme,” geraadpleegd 06.05.2020, https://ivdnt.org.

54 Thomas Alan Abercrombie, Pathways of memory and power: Ethnography and history among an andean

(26)

26 De bekendste ideoloog, en tegenstander van de koloniale methodes uit die tijd, was de Dominicaanse monnik Bartolomé de las Casas (ca. 1484-1566). Gedurende zijn verblijf in Spaans Amerika ontwikkelde hij een afkeer voor het encomienda-systeem dat volgens hem schadelijk en zondig was. Las Casas verzette zich tegen de brutale uitbuiting en dwong, door lobbywerk in Spanje, verschillende wetten af die voor reglementering moesten zorgen (Wetten van Burgos in 1514 en de Nieuwe wetten in 1542). Daarnaast verdedigde hij ook een vreedzame manier van bekering op basis van overtuiging, zonder dwang of geweld. De geestelijke meende immers dat ‘de indianen’ het geloof enkel uit vrije wil succesvol konden aannemen. Tegenover hem stond de theoloog Juan de Sepúlveda (1490-1573) volgens wie oorlog en verovering geoorloofd waren, indien vreedzame overtuiging niet lukte. De twee denkers confronteerden elkaar tijdens een reeks debatten in Valladolid (1550-1) over de vraagstukken rond de indios. Sepúlveda argumenteerde daar, in navolging van Aristoteles, dat de inheemse bevolking natuurlijke slaven waren, inferieur aan Spanjaarden. Door vervolgens te wijzen op hun zogezegde nood aan onderrichting, legitimeerde hij de verovering en gewelddadige bekering van de autochtone bevolking. Las Casas verzette zich tegen deze visie door te verwijzen naar de Bijbel en de menselijke kant van de potentiële christenen. De vredelievende boodschap van de geestelijke en zijn volgelingen kon echter op weinig gehoor rekenen in de kolonies.55

De koloniale bekeringsijver verwees alle vormen van inheemse religiositeit naar het clandestiene milieu. Bijgevolg beschouwden de precolumbiaanse bewoners van de altiplano de fanatieke kerstening als een ideologische onderdrukking, zonder respect voor hun cultuur of erfgoed. Een sprekend voorbeeld hiervan op het einde van de zestiende eeuw is de constructie van de kerk van Tiwanaku met materialen afkomstig van de precolumbiaanse archeologische site.56 Zo ontmantelden de Spaanse

immigranten letterlijk de precolumbiaanse cultuur. Gecombineerd met de fysieke vestiging van Europeanen in de regio en de oprichting van nieuwe politieke, economische en sociale instellingen, leefden de Inca- en Aymaracultuur uitsluitend verder in de herinnering en ideologie van de autochtone bevolking.

Tot slot sta ik nog stil bij het dramatische lot dat veel oorspronkelijke bewoners tijdens de kolonisatie beschoren was. Terwijl het Azteken- en Incarijk samen in het begin van de zestiende eeuw naar schatting 50 miljoen inwoners telden, viel dat aantal een eeuw later terug tot nauwelijks een paar miljoen. Ongeveer 90 percent van de precolumbiaanse inwoners stierf tijdens de eerste 100 jaar van de kolonisatie. De oorzaak hiervoor ligt deels bij de gewelddadige veroveringstochten en het intensieve arbeidsregime, maar deze factoren dekken niet de volledige omvang en duur van het proces. De grootste dooddoener in de kolonies waren namelijk de epidemische ziekten die de Spanjaarden vanuit Europa importeerden. Miljoenen indianen stierven in de zestiende eeuw door Europese ziektekiemen zoals tyfus, mazelen en griep. Om de situatie van de autochtone bevolking in de Boliviaanse republiek te begrijpen, is het dus essentieel deze te beschouwen als de uitkomst van een historisch proces dat meer dan 500 jaar geleden aanvangt met de komst van Spaanse migranten.57

1.2.

De oorsprong van het inheems verzet

De verovering van Latijns-Amerika luidde het begin van een periode van onderdrukking in, die ook de soevereiniteit van de inheemse volkeren beëindigde. Het succes van de kolonie was namelijk

55 John Lynch, New worlds: A religious history of Latin America (Bodmin: MPG books group, 2012), 32-7. 56 Choque,”La historia aimara,” 15-6.

57 Fabiana Del Popolo en Leandro Reboiras, Los pueblos indígenas en América Latina. Avances en el último

decenio y retos pendientes para la garantía de sus derechos (Santiago: CEPAL, 2014), 13; Vermeir, “De Europese

Afbeelding

Figuur 1 Het Boliviaans parlementsgebouw vanop Plaza Murillo in La Paz. Eigen collectie
Figuur 2. Kaart van Bolivia. Thomson et al., The Bolivian reader, 7.
Figuur 3 Topografie van Bolivia; Herbert A. Klein, A concise history of Bolivia. Second Edition (New York: Cambridge  university press, 2011), 3
Figuur 4 Uitslag Boliviaanse presidentsverkiezingen 2005, gewonnen partij per departement; Klein, A concise history of  Bolivia, 266
+6

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

uit die bestaande raad kan saamgestel word om voort te gaan. Die Kroon moet misbruik van die reg tot ontbinding deur die Eerste. Minister van die dag

hede wat die vorige regcring in Bethal veroorsaak bet, die gevolg gehad dat hulle van hul ondersteuners verloor het. Ek doen dit met opset nie omdat

Ook uit Oos-Kaapland word berig dat nuwe eenhede op die been gebring word. Scdert die invoering van die nuwe geldstelsel het die Russe probeer om dit vir die

atoombomme kan vasgestel en gemcet word, het dr. Joseph Ha- milton, van die universiteit van Kalifornie, verklaar, maar die gevolge van 'n kiemoorlog kan nie

The objectives for this study were: (1) to conduct a systematic scoping literature review to identify literature and provide a summary of evidence from a variety of studies

die Boere veral gebots met Dr.David Livingstone van die Londense Scndinggenootskap. Sekere van die Kaf'ferstamrne was ook onvlillig om hulle onderdaannkap aan die

Voor de homogene deelgebieden grasland op podzol en bouwland op podzol zijn eveneens de gemiddelde gemeten nitraatconcentraties bepaald op basis van deze permanent

Verzet tegen natuurbeleid zegt vaak meer over de invulling van het beleid en gebrek aan inspraak dan over betrokken- heid van mensen bij een bepaald gebied. Om meer grip te krijgen