• No results found

DEEL II. Evo en identiteit: Erkenning

3. De nieuwe Grondwet

Ik rond dit deel af door één van de meest opvallende toepassingen van erkenningspolitiek in Bolivia te bespreken: de Grondwet die sinds 2009 van kracht is. Aan de finale ratificatie van het document ging echter een specifieke ontstaansgeschiedenis vooraf, die nauw verweven is met de politieke ontwikkelingen in de recente Boliviaanse geschiedenis. Zo haalde de ‘Oktoberagenda’, geformuleerd naar aanleiding van de volksopstanden in oktober 2003, reeds uitdrukkelijk de wens aan voor een nieuw grondwettelijk kader. De ideologische leiders van de opstand bepleitten een transformatie van het traditionele politieke systeem. Toekomstig vicepresident Álvaro García Linera ijverde, als één van de prominentste ideologen, bijvoorbeeld voor ‘een sociaal pact’ dat gericht was op een nieuw

60 ontwikkelingsmodel, de dekolonisatie van de staat en een herverdeling van rijkdom en grondstoffen. Bij zijn aantreden haalde president Morales deze punten aan om zijn toekomstig beleid te kenmerken en beloofde hij een grondwetgevende vergadering samen te stellen “ter heroprichting van de staat”.175

In dit hoofdstuk argumenteer ik dat die heroprichtingslogica, zoals uitgedrukt in de nieuwe Grondwet, berustte op een politiek van verschil.

De jarenlange eis om het land ‘herop te richten’ kreeg uiteindelijk vorm tijdens de samenstelling van de leden van de grondwetgevende vergadering. De aparte verkiezing die hieraan vooraf ging, zorgde evenwel voor politieke discussies over de bepaling van de vertegenwoordigers. Elke partij wilde natuurlijk een systeem dat hun leden bevoordeelde, om zwaarder te kunnen doorwegen op de onderhandelingen. De vertegenwoordigingsverkiezing verliep namelijk volgens enkelvoudig stemrecht binnen de bestaande kiesdistricten. Daarenboven waren enkel leden van bestaande politieke partijen en erkende burgerbewegingen verkiesbaar. Bij de verkiezing op 2 juli 2006 behaalde de MAS 55 procent van de stemmen, ofwel 137 van de 255 afgevaardigden. Hoewel een groot deel van hen een inheemse arbeidersachtergrond had, zetelden ze als vertegenwoordigers van hun partij. Veel autonome of onafhankelijke stemmen waren er dus niet te horen. Ondanks het feit dat de tweede grootste partij, PODEMOS, minder dan de helft van het aantal MAS-vertegenwoordigers verwierf, besluiten Forrest Hylton en Sinclair Thomson dat compromissen in de grondwet onvermijdelijk waren; de Vergadering moest het document immers met tweederdemeerderheid goedkeuren. Aan het hoofd van deze onderneming stond de inheemse MAS-politica, Silvia Lazarte (1964-2020).176 Algemeen stelde

Herbert Klein dat een radicaler, doch representatiever collectief in de grondwetgevende vergadering zetelde dan in het parlement; bijna de helft van de afgevaardigden waren jonger dan 40, ongeveer 34 procent was vrouw en 56 procent identificeerde zichzelf als inheems. Rekening houdend met deze karakteristieken vindt Klein het logisch dat de uiteindelijke tekst oude eisen van radicale inheemse leiders integreerden.177

In een gedetailleerde beschrijving van de obstakels en discussies rond de grondwetgevende vergadering, maakt Nancy Postero de felle politieke tegenstellingen duidelijk. Zo vermeldt ze dat veel witte of mestiezen Bolivianen dit hele veranderingsproces in etnische termen definiëren als een ‘raciale overname’, gestuurd door wraak of omgekeerd racisme. Dit staat in schril contrast met de redenering van veel masistas178 die dekolonisering of de heroprichting zagen als een noodzakelijk

middel om de hegemonie van de witte-mestiezen elite te beëindigen. De spanningen liepen op het einde van de onderhandelingen in Sucre zelfs zo hoog op dat de MAS-afgevaardigden naar Oruro zijn gebracht, om er in een speciale – en controversiële- zitting een versie van de grondwet goed te keuren zonder oppositieleden. Deze versie zou, onder druk van gewelddadige onrust in het oosten, nog één keer worden herzien, alvorens het Boliviaanse volk erover mocht beslissen op 25 januari 2009.179

Uiteindelijk was de erkenning van de inheemse bevolkingsgroepen toch één van de centrale uitgangspunten in de goedgekeurde Grondwet. Heel wat grondwetsartikelen bevatten dan ook verwijzingen naar de autochtone gemeenschappen. Om te achterhalen op welke manier de politiek van verschil van Charles Taylor in de Grondwet aan bod komt, behandel ik enkele artikelen die de authenticiteit van deze bevolkingsgroepen erkennen. Ik wil zo wijzen op de praktische invulling van de

175 Hylton en Thomson, Revolutionary horizons, 127-8; Morales, Discurso inaugural, 22. 176 Hylton en Thomson, Revolutionary horizons, 138-42.

177 Klein, A concise history of Bolivia, 290-1. 178 Een aanhanger van de MAS-partij 179 Postero, The indigenous state, 50-1.

61 term ‘erkenning’. Omdat een analyse van de structurele impact van deze bron ons te ver zou leiden, onderzoek ik niet of deconstructief erkenningsbeleid hierop van toepassing. Ik formuleer hier op het einde wel een korte bedenking over.

Doorheen de Grondwet komt het multiculturele karakter van Bolivia zeer uitgesproken aan bod. De officiële benaming van het land is sinds 2009 zelfs aangepast van republiek naar plurinationale staat. Op deze manier wilde de grondwetgevende vergadering de diversiteit van het land benadrukken. Ze menen dan ook dat “Bolivia is gebaseerd op meervoudigheid. Politiek, economisch, juridisch, cultureel en linguïstisch pluralisme maken deel uit van het integratieproces van het land.”180 Dit idee luidt een

verregaande erkenningsbeweging in van zowat alle aspecten van autochtone bevolkingsgroepen. Artikel 2 heft in dat opzicht meteen een symbolisch juk van autochtone gemeenschappen:

“Gezien het prekoloniale bestaan van inheemse181 naties en volkeren en het voorouderlijk

bezit van hun territoria, verleent [de Grondwet] hen zelfdeterminatie binnen de staat. Dit houdt naast het recht op autonomie, zelfbestuur en cultuur, ook de juridische erkenning van hun instellingen en de consolidatie van hun territoriale entiteiten in, volgens deze Grondwet en de wet.”182

Het vervolg van de tekst werkt deze beloftes verder uit aan de hand van een hele reeks wetsartikels. Ik bespreek hieruit enkele voorbeelden. Zo verklaart artikel 5 dat Spaans de officiële landstaal is naast 36 inheemse talen. De nationale overheid en departementale besturen zijn overigens verplicht naast het Spaans minstens één andere taal te gebruiken. Een artikel verder legt de wiphala, hét symbool van de inheemse Andesgemeenschappen, als officieel staatssymbool vast.183 Daarnaast is er onder de titel

‘fundamentele rechten en vrijheden’ een volledig hoofdstuk gewijd aan de rechten van autochtone volkeren. In dit hoofdstuk lijst artikel 30 achttien rechten op die de bescherming van de inheemse authenticiteit moeten verzekeren. Met het oog op de politiek van verschil vermeld ik twee opvallende bepalingen. Een eerst betreft de wettelijke mogelijkheid om naast de Boliviaanse, ook de culturele identiteit (etniciteit) op het identiteitsbewijs te vermelden. Een tweede punt omvat het autonoom beheer van inheemse territoria. Dit houdt het exclusieve gebruik van bestaande hernieuwbare grondstoffen op het grondgebied in, zonder legitiem verkregen rechten van derden te schaden. Deze rechten zijn van toepassing op alle inheemse gemeenschappen; zowel de omvangrijke Andesvolkeren uit het hoogland, als de kleinere laaglandgemeenschappen en de afrobolivianen.184 Verder vormen ook

artikel 289 tot 296 een hoofdstuk over de inheemse politieke autonomie. Dit beperkt zelfbestuur kunnen de autonome eenheden uitvoeren volgens hun eigen normen, instellingen en procedures, zonder in te gaan tegen de Grondwet en andere wetten.185 Tot slot is het inheemse rechtssysteem

vastgelegd en erkend door de grondwetgevende vergadering. Artikel 179 stelt expliciet dat het ‘gewone’ en inheemse rechtssysteem op hetzelfde hiërarchische niveau staan.186

180 Eigen vertaling van Artículo 1, Constitución Política del Estado, (7 febrero 2009) (La Paz: Gaceta Oficial del

Estado Plurinacional de Bolivia, 2009).

181 De Grondwet handhaaft steevast de wat omslachtige benaming ‘oorspronkelijke inheemse

plattelandsvolkeren’ (pueblos indígenas originarios campesinos). Ik kort de term af naar inheemse of autochtone volkeren/gemeenschappen.

182 Eigen vertaling van Artículo 2, Constitución Política del Estado. 183 Artículo 5-6, Constitución Política del Estado.

184 Artículo 30-2, Constitución Política del Estado. 185 Artículo 289-96, Constitución Política del Estado. 186 Artículo 179, Constitución Política del Estado.

62 De absolute bevestiging van de politiek van verschil lezen we in artikel 98. Daarin erkent de Grondwet culturele diversiteit of ‘interculturaliteit’ als noodzakelijk voor een ééngemaakte en harmonieuze samenleving. De tekst bepaalt dan ook dat de staat de bestaande inheemse culturen, als dragers van eigen kennis- en waardensysteem, spiritualiteit en wereldbeeld moet bestendigen, beschermen, ontwikkelen en verspreiden. Gelijkwaardigheid en respect voor verschillen kwamen zo centraal te staan in de plurinationale staat.187 Herbert Klein concludeert dat de grondwetstekst tegemoet komt

aan de eisen die inheemse leiders de afgelopen 40 jaar verwoordden door respect, waardigheid en erkenning tot fundamentele aspecten van het beleid te herleiden. Erkenning heeft hier zowel betrekking op individuele als traditioneel gemeenschappelijke rechten en opvattingen.188 Omdat de

Grondwet dus niet alleen de overleving van de autochtone bevolkingsgroepen steunt, maar ook de verschillen in de samenleving actief promoot, geeft het document duidelijk uitdrukking aan Taylors politiek van verschil.

Ondanks de historische erkenning van de cultuur, tradities en autonomie van de inheemse gemeenschappen, vind ik het moeilijk om over eventuele structurele veranderingen te spreken. Want terwijl de Grondwet voor Morales en zijn aanhangers een nieuw tijdperk inluidde, groeide het verzet ertegen bij de politieke tegenstanders. Die laatste roepen dan ook in koor dat ‘de nieuwe staat’ eerder een retorische, dan een feitelijke verandering omvat. In een krantenartikel uit 2018 stelt voormalig president en historicus Carlos Mesa immers dat er weinig of niets veranderd is, sinds de invoering van de nieuwe Grondwet. Hij erkent wel dat de oprichting van de Plurinationale Staat een zekere mijlpaal is in de recente geschiedenis van het land, maar weigert Morales’ aantreden op 22 januari 2006 te vergelijken met de Boliviaanse onafhankelijk van 6 augustus 1825.189

MAS-politicus Víctor Borda (°1970) en andere Morales aanhangers benaderen de situatie vanuit een ander standpunt. Zij onderstrepen de erkenning van autochtone bevolkingsgroepen als fundamentele verandering: “Terwijl inheemse burgers tijdens de republiek bijna uitsluitend bestonden als decoratief element omwille van hun cultuur en klederdracht, zijn ze nu volwaardige rechtspersonen met de mogelijkheid om hun eigen autonomie uit te oefenen.”190 Afhankelijk van hun politieke oriëntatie

varieert de perceptie van de bevolking op het effect van de nieuwe Grondwet. Door deze verdeeldheid lijkt het achterhalen van de structurele impact van de Grondwet mij eerder het werk van politieke wetenschappers.

Hoewel Nancy Postero in haar boek The indigenous state overtuigd is dat de koloniale rassenverhouding herdacht zijn, geeft ze ook toe dat deze (nog) niet volledig verdwenen zijn.191 Haar

optimistisch standpunt is kenmerkend voor de manier waarop veel buitenlandse onderzoekers Bolivia onder Morales benaderen. De internationale gemeenschap keek dan ook vol goede hoop naar de eerste inheemse president van Zuid-Amerika. In een recent interview met MO magazine schetst de Boliviaanse feministe Guadelupe Pérez echter een somber beeld van de etnische verhouding in post- Morales Bolivia. Vanuit haar ervaring merkt ze op dat racisme nooit weggeweest is, maar wel minder aanvaard was onder Morales. Weinig verbaasd legt ze de oorzaak hiervoor bij het feodale en koloniale

187 Artículo 98, Constitución Política del Estado. 188 Klein, A concise history of Bolivia, 291.

189 Sinds 2010 wordt op 22 januari de dag van de plurinationale staat gevierd. Hierdoor heeft de officiële

nationale feestdag op 6 augustus wat aan belang ingeboet. Página Siete, “Bolivia pasó de República a Estado Pluinacional.”

190 Página Siete, “Bolivia pasó de República a Estado Pluinacional.” 191 Postero, The indigenous state, 135-6.

63 bestuur tijdens de republikeinse periode (1825-2009): “Het Boliviaanse racisme zit diepgeworteld en dit kan je niet in één generatie herstellen. Om racisme te bestrijden heb je niet alleen wetten en decreten nodig, ook al was de nieuwe Grondwet van 2009 een heuse, symbolische stap in de goede richting.”192

Deelbesluit

Na een schets van het Boliviaanse inheemse verleden, richtte dit deel zich op de notie identiteit. In eerste instantie onderzocht ik aan de hand van twee volkstellingen van het INE te achterhalen in hoeverre de bevolking inheems was. Omdat uit opmerkingen van onder meer Andrew Canessa deze methode niet geheel onproblematisch bleek, hield ik niet vast aan het cijfermateriaal. In plaats daarvan nam ik een consensuspositie in die een inheemse meerderheid ten tijde van Morales veronderstelde. Zelfidentificatie was namelijk vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw het belangrijkste criterium om inheemse identiteit te bepalen. Deze opvatting herleidt identiteit tot een sociale constructie die zeer gevoelig is voor politieke en maatschappelijke veranderingen. De historische verschuivingen in verband met het denken over ‘inheemsheid’ verklaarde dit punt. Deze transformaties zetten Evo Morales aan om, met de steun van internationale organisaties, Bolivia om te dopen tot een inheemse staat, waarin politiek en identiteit nauw verbonden waren. Zijn beleid diende op deze manier als model voor een indigenous awakening in Latijns-Amerika.

Het tweede hoofdstuk plaatste de identitaire strijd in een theoretisch kader. In het eerste onderdeel besprak ik het werk van Aníbal Quijano over de kolonialiteit van macht. Zijn ideeën vormden mee de grondslag van veel kritische opvattingen over de hegemonische macht van de Westerse wereld in Latijns-Amerika. Die kritiek zou onder meer geleid hebben tot de ontwikkeling van een dekoloniseringsdenken. Het intellectueel collectief moderniteit/kolonialiteit speelde zo een belangrijke rol in de verspreiding van het anti-eurocentrische gedachtegoed op het Amerikaanse continent en ver daarbuiten.

Daarna zette ik in het tweede onderdeel de theorie over erkenningspolitiek van Charles Taylor uiteen. De Canadese denker licht op filosofische wijze toe waarom erkenning levensnoodzakelijk is en hoe schadelijk het gebrek eraan kan zijn. Hij concludeert dat een politiek van verschil, die aparte rechten hanteert voor bepaalde groepen, beter in staat is authenticiteit te erkennen dan een ‘politiek van universele rechten’. Een goede politieke houding om gelijkwaardigheid tussen bevolkingsgroepen en mensen te erkennen accepteert volgens Taylor dus verschillen en implementeert deze in de wetgeving. Tot slot vermeldde ik de opmerkingen van Nancy Fraser over de verbondenheid tussen economische en culturele ongelijkheid. Haar theorie over transformatieve beleid verdiept de verschillenpolitiek van Taylor.

In het derde hoofdstuk onderzocht ik hoe erkenningspolitiek praktisch deel uitmaakt van de nieuwe Boliviaanse Grondwet. Door een selectie grondwetsartikelen te bespreken, koppelde ik Taylors politiek van verschil aan het document. De grondwetgevende vergadering hield op juridisch, politiek en cultureel niveau immers rekening met de eigenheid van autochtone bevolkingsgroepen. Het plurinationale karakter van het land kwam zo op de voorgrond.

192 David Verstockt, “Hoe witter, hoe beter: racisme in Bolivia,” MO: Mondiaal nieuws, 15.06.2020,

64