• No results found

DEEL III. Evo en tijd: Historiciteitsregimes

1. Denken over historische tijd

De drie historiciteitsregimes (premodern, modern en presentistisch/postmodern), zoals beschreven door François Hartog, duiden aan hoe individuen of groepen zich situeren en ontwikkelen in de tijd. Daarbij hanteert elk regime een andere verhouding met verleden, heden en toekomst, afhankelijk van de tijdsorde en -beleving binnen een groep of samenleving. Hartogs analytisch model focust op de manier waarop historici tijd opdelen en invullen.193 Mijn onderzoek minimaliseert echter de rol van de

historicus, in het voordeel van statelijke actoren. Hoe de Boliviaanse overheid de blik op verleden en toekomst bepaalt, staat in wat volgt dan ook centraal. Om meer inzicht te verwerven in het denken over historisch bewustzijn, bespreek ik eerst enkele invloedrijke theoretische opvattingen die één van de kernelementen van het historisch métier in vraag stelt. Tijd en het onderscheid tussen verleden, heden en toekomst vervullen namelijk een fundamentele rol in de geschiedschrijving. Kritische en analytische benaderingen hierover waren tot het einde van de vorige eeuw echter zeldzaam. De theorie rond historiciteitsregimes leverde een aanzienlijke bijdrage aan dit onderzoeksveld door historische tijdsbeleving te onderzoeken. Door meerdere regimes te onderscheiden, suggereert Hartog immers dat tijd op verschillende plaatsen en verschillende momenten anders beleefd wordt. Dit gaat in tegen de intuïtieve, absolute tijdsnotie, die klokken en kalenders ons opdringen, en die stelt dat tijd een lineair en absoluut gegeven is, om het even waar het gemeten wordt. Ook historici hingen deze notie achteloos aan, tot de Duitse historicus Reinhart Koselleck in de jaren zeventig van de vorige eeuw

193 François Hartog, Regimes of historicity. Presentism and experiences of time, vert. Saskia Brown (New York:

65 wees op de historische relativiteit van historische tijd.194 Koselleck introduceerde twee analytische

termen, ‘ervaringsruimte’ en ‘verwachtingshorizon’, om te wijzen op een vernieuwde historische tijdsbeleving vanaf de achttiende eeuw. Deze breed toepasbare concepten zijn meta-historisch, omdat elke persoon, ook zonder zich bewust te zijn van historische dimensies, een bepaalde ervaring of herinnering meedraagt uit wat reeds gebeurd is, en een zekere verwachting of hoop koestert voor wat nog komt. Beide concepten interageren natuurlijk met elkaar; zo past de ervaringsruimte zich telkens aan wanneer nieuwe verwachtingen al dan niet vervult raken, en omgekeerd, geven nieuwe ervaringen aanleiding voor een veranderende verwachtingshorizon. Tot iets meer dan 200 jaar geleden vielen ervaring en verwachting bijna volledig samen, volgens de Duitse geschiedtheoreticus. In het algemeen week het toekomstbeeld in de Klassieke Oudheid en de Middeleeuwen weinig af van het verleden. Afgezien van uitzonderlijke rampen, kon de geschiedenis zonder al te veel problemen op de toekomst worden geprojecteerd.195 Het verleden vervulde zo de exemplarische rol van leermeester voor het

leven, historia magistra vitae.

In de tweede helft van de achttiende eeuw verbrak deze symmetrie. De technologische innovaties en het verlichte vooruitgangsdenken zorgde toen voor een toenemende scheiding tussen ervaringsruimte en verwachtingshorizon. Koselleck plaatst in deze asymmetrie de oorsprong van het modern historisch tijdsbewustzijn, gekenmerkt door een zeker idee van vernieuwing en onomkeerbaarheid. Door de ongeziene verwachtingen tegenover de toekomst, raakte het eeuwenoude idee dat het verleden als leermeester diende in verval. De komst van ‘vooruitgang’ en moderniteit, meent de Duitse historicus, ging zo gepaard met de ‘ontdekking’ van de historische wereld. Toenemende vervreemding van een ‘anders’ verleden leidde namelijk tot de ontwikkeling van een methodologie om haar te bestuderen. Bijgevolg zorgde de kwalitatieve scheiding tussen verleden langs de ene kant en heden en toekomst langs de andere ervoor dat we geschiedenis als een wetenschap zijn gaan beschouwen.196 De opdeling

van Hartog vertoont grote gelijkenissen met Kosellecks gehistoriseerde benadering van historische tijd. Net zoals de Duitse historicus markeert het einde van de achttiende eeuw voor Hartog het onderscheid tussen een premodern en een modern historisch tijdsbewustzijn. Het modern historiciteitsregime kenmerkt zich eveneens door een notie van een groeiende afstand tussen de toekomst en het verleden. De Franse schrijver en diplomaat Chateaubriand (1768-1848) verpersoonlijkt volgens Hartog de overgang tussen de twee regimes. Hij beschrijft hoe onder invloed van de opvallende transformatie van de nieuwe wereld het oude historia magistra vitae-ideaal niet langer houdbaar bleek. In minder dan een kwarteeuw transformeerde zijn blik op Amerika namelijk van een oord voor volkeren die in harmonie met de natuur leefden naar een land dat aan de basis lag van de moderne vrijheid; “No longer a museum or a utopia of the past, America was the place where the future was being forged.”197

Deze opmerking beschrijft de zogenoemde crise de temps die aanleiding heeft gegeven voor een nieuw, modern, historiciteitsregime. In plaats van vast te houden aan het verleden, focusten samenlevingen, beïnvloed door moderniteit, steeds vaker op verhoopte vooruitgang in de toekomst. Een tweede crisismoment in het dominant historisch denken situeert François Hartog rond het laatste kwart van de twintigste eeuw. Het futurisme en optimisme dat de twee decennia na de

194 Berber Bevernage en Chris Lorenz, inleiding in Breaking up time. Negotiating the borders between present,

past and future (Göttingen: Vandenhoeck en Ruprecht, 2013), 17-8.

195 Berber Bevernage, History, memory and state-sponsored violence: time and justice (Londen: Routledge,

2011), 100-1.

196 Bevernage, History, memory and state-sponsored violence, 101-2. 197 Hartog, Regimes of historicity, 97.

66 wereldoorlogen typeerde, maakte plaats voor een pertinente focus op het heden. De oorsprong hiervoor ligt onder andere bij een gevoel van desillusie door de socio-economische crisis van de jaren zeventig en het aangekondigde einde van de grote verhalen. De val van de Berlijnse Muur symboliseert dit kantelmoment. Omdat deze presentistische houding geen verleden of toekomst heeft, creëert ze deze noties dagelijks zelf, uitgedrukt in een postmodern historiciteitsregime. Dit ‘zelfomvattend heden’ is zo het gevolg van een definitieve en onomkeerbare breuk tussen ervaringsruimte en verwachtingshorizon. Hartog vat deze transitie samen in drie termen: herinnering, erfgoed en herdenking, die dan weer samenkomen in de overkoepelende notie identiteit.198 De enorme aandacht

voor herinnering en haar aanverwanten heeft geleid tot een zogenoemde memory boom of herdenkingstijdperk, dat volgens de grondlegger van de lieux de mémoire, Pierre Nora, te maken heeft met een ‘versnelling van de geschiedenis’. Deze versnellingsperiode op het einde van de twintigste eeuw zou mensen opgezadeld hebben met een postmodern gevoel van onbehagen, waarbij tradities aan belang verloren. Vanuit deze logica promootte Nora herinneringen als een soort therapie, die een antwoord bood op dat onwennig gevoel. Een uitgebreide herinneringscultuur bracht zo stabiliteit en veiligheid door groepsidentiteiten te versterken en continuïteit met het verleden tot stand te brengen.199 Deel IV licht de rol van herinneringen en haar verhouding tot geschiedenis verder toe en

koppelt aan deze opvattingen het concept state-sponsored history. In het volgende hoofdstuk focus ik eerst op de invulling van het modern historiciteitsregime in Bolivia.