• No results found

DEEL III. Evo en tijd: Historiciteitsregimes

3. Het inheemse alternatief

3.2. Een dekoloniale strijd

Omdat de herwaardering van de inheemse identiteit, een reactie vormt tegen neokoloniale structuren, beschouw ik dit belangrijke aspect van Morales’ politiek als dekoloniaal. De Boliviaanse antropoloog Javier Romero Flores drukt in een korte bijdrage in een verzamelbundel over dekolonisatie in Bolivia uit wat hij onder dekolonisatie verstaat. Hij doet een beroep op twee alledaagse en persoonlijke ervaringen om deze “historisch-koloniale horizon” toe te lichten. Als eerste verwijst Romero naar scheldwoorden, zoals “verdomde indiaan” (indio maldito), die te horen zijn in de straten van Santa Cruz. Dit soort uitdrukkingen noemt hij voorbeelden van de koloniale horizon, die steunt op een drievoudige ‘kolonisatie’: van het zijn, van de kennis en van macht. Ten tweede geeft de Boliviaanse antropoloog toe dat hij, op reis in een Aziatisch land, zelf te kampen had met de kolonisatie van zijn kennis. Wanneer een lokale inwoner er de vroege ontstaansgeschiedenis van zijn land uiteenzette, linkte Romero dit historisch narratief aan Europese geschiedenis en niet aan Boliviaanse. In plaats van te denken aan Tiwanaku en Aymarakoninkrijken, dacht hij aan kruistochten en Constantinopel. Uit dit voorbeeld concludeert Javier Romero dat hijzelf een product is van het koloniaal (onderwijs)systeem in Bolivia.222 Voor de inheemse intellectueel Fausto Reinaga zou die conclusie allesbehalve

wereldschokkend geweest zijn.

In de tweede helft van de vorige eeuw vormt de creatie van een autochtoon historisch denkkader reeds een belangrijk element in Reinaga’s geschriften. Zijn radicale opvattingen verwerpen zelfs de ideeën over dekolonisatie; in plaats daarvan ijvert hij voor een ‘bevrijding’. Reinaga veronderstelt namelijk dat vanaf het moment dat de Europeanen aanwezig waren op het Amerikaanse continent, de inheemse bevolking onderdrukt is en werd gedwongen haar cultuur te verbergen en haar geschiedenis te negeren. Gedurende 500 jaar hebben de veroveraars er alles aan gedaan om de precolumbiaanse cultuur te doen vergeten. De geschiedenis is een uitvinding van de onderdrukker die de historische feiten naar zijn hand zette, concludeert de Boliviaanse denker. Vanuit deze logica pleit hij ervoor om Christus en Marx uit het inheemse geheugen te bannen. Reinaga roept de Boliviaanse jeugd hierbij op de geschiedenis van hun volk te herschrijven en de intellectuele revolutie verder te zetten.223 Door de

dominantie van Westerse denkbeelden, raakten veel ideeën van de oorspronkelijke Boliviaanse bevolking immers verdrukt. De controversiële verwijzing naar twee zeer invloedrijke Westerse figuren, past binnen een diepgewortelde afwijzing van de aanwezigheid van buitenlandse denkbeelden. Een opvallende passage in Reinaga’s La revolución india stelt, als gevolg van de koloniale machtsstructuren, de ‘kolonisatie van de publieke ruimte’ vast. Zo lijstte de inheemse denker alle standbeelden op die hij op het einde van de jaren zestig doorheen La Paz (van la Ceja in El Alto tot La

222 Javier Romero Flores, “Interculturalidad y descolonización,” in Descolonización en Bolivia. Análisis y debates,

ed. Marcelo Lara Barrientos (Oruro: Latinas editores, 2011), 31-2.

223 Hilda Reinaga en Carlos Macusaya, “Pensamiento y obra de Fausto Reinaga,” in Descolonización en Bolivia.

73 Florida in Calacoto) tegenkwam. Hierbij stelde Reinaga vast dat 36 monumenten ter ere van buitenlanders waren opgericht, tegenover drie voor personen uit Bolivia, die bovendien allemaal mesties waren. Er stonden toen geen standbeelden voor inheemse verzetsleiders uit de kolonie of voor mestizo guerrillastrijders tijdens de onafhankelijkheid.224 Fausto Reinaga wijst, met zijn polemische

aanklacht tegen de onderdrukking van autochtone bevolkingsgroepen, als één van de eersten indianen, op de traumatische wonde die de inheemse bewegingen in Bolivia later zou kenmerken. Zijn radicaal gedachtegoed heeft zo grote invloed uitgeoefend op latere generaties, inclusief MAS-politici. Al is de afkeer voor al wat Westers is tot in de éénentwintigste eeuw een breekpunt binnen het indianisme. Deze korte terugblik op de republikeinse periode en het werk van Reinaga verduidelijkt dat het dekoloniaal denken in Latijns Amerika verder teruggaat dan de theoretische beschouwingen over de decolonial turn.

Centraal in mijn analyse van het dekoloniseringsproces van de Boliviaanse regering staat de opvatting dat dekolonisatie het verleden in het heden brengt. Zonder de erkenning van onderdrukkende ervaringen en de slachtoffers daarvan kan er namelijk geen sprake zijn van dekoloniaal beleid. In wat volgt bespreek ik hoe de politici tijdens het presidentschap van Morales invulling geven aan dit concept. Ik behandel hiervoor het discours van drie prominente politieke figuren in Bolivia; president Evo Morales zelf, viceminister van Dekolonisatie Félix Cárdenas Aguilar en minister van Buitenlandse Zaken Fernando Huanacuni Mamani. Concreet behandel ik de officiële inhuldigingstoespraak van de president uit 2006, een interview met de viceminister uit 2013 en een toespraak van de minister tijdens het Permanent Forum voor Inheemse Zaken van de VN in 2018. Deze drie momenten zijn om twee redenen gekozen. Ten eerste bevinden de gekozen personen zich in een ideale positie om de houding van de regering tegenover dekolonisatie te verwoorden. De verschillende contexten laten de politici ook toe hun standpunten over dekolonisering uiteen te zetten. Ten tweede heb ik de drie momenten bewust gespreid over de hele regeerperiode van Morales om mogelijke veranderingen of continuïteiten op te merken en te beschrijven.

Als winnaar van de algemene verkiezing in december 2005, werd Morales een maand later, op 22 januari 2006, officieel ingehuld als president van de Boliviaanse Republiek. Deze ceremonie vond, zoals gewoonlijk, plaats in het parlement in La Paz. Daar neemt Morales, na zijn eedaflegging als vijfenzestigste president van Bolivia, het woord. Ik raadpleeg zijn discours in geschreven vorm, online uitgegeven in het jaar van de inhuldiging door het Argentijnse tijdschrift Relaciones internacionales. Nadat de kersverse president zijn dankbaarheid heeft geuit tegenover onder meer zijn overleden ouders en de pachamama, begint hij met de legitimatie van de inheemse slachtofferpositie. Het verleden eist zo onmiddellijk een hoofdrol op:

“We zijn, met zekerheid, een grote herdenking aan de inheemse beweging verschuldigd, voor de toestand in het koloniale, republikeinse en neoliberale tijdperk. De inheemse volkeren – een meerderheid onder de Boliviaanse bevolking – (…) zijn doorheen de geschiedenis gemarginaliseerd, vernederd, gehaat, veracht en tot uitsterven veroordeeld. Dat is onze geschiedenis; Ze (politieke regimes uit de voorgaande periodes) hebben deze volkeren nooit erkend als mensen, terwijl ze [evengoed] eigenaars zijn van deze nobele aarde en haar grondstoffen.”225

224 Fausto Reinaga, La revolución india (La Paz: Minka, 2010), 33-4. 225 Eigen vertaling van Morales, Discurso de posesión, 2.

74 Door een dergelijk beeld van het nationale verleden te schetsen, herleidt Morales de Boliviaanse geschiedenis vanaf de kolonisatie, tot 500 jaar verdrukking en ongelijkheid. Hij vergelijkt de toestand in het land op dat vlak zelfs met het wereldberuchte Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Vanuit die logica verwijst de president naar Bolivia als de ‘koloniale staat’, die tot vandaag doorleeft. Hij haalt hierbij enkele historische gebeurtenissen aan, waaronder de mijnwerkersopstand van 1952 en de bloederige protesten in 2003, om het ‘tweederangsburgerschap’ van de autochtone bevolking aan te kaarten. Als actueel voorbeeld duidt Morales op het feit dat er in het nationaal leger geen generaals zijn met inheemse namen, zoals Condori, Mamani of Ayma.226

Aan dat systeem van inheemse onderdrukking wil de Moralesadministratie een einde maken door Bolivia en haar geschiedenis te veranderen. Dat veranderingsproces kenmerkt zich niet door kogels, maar door stemmen; een zogenoemde democratische revolutie. De president kondigt immers aan dat er ruimtes voor debat en dialoog zullen zijn om de koloniale staat te ontmantelen. Hij meent zelfs dat het de plicht is van de Bolivianen om elkaar te begrijpen en zo de discriminatie van bepaalde volkeren te stoppen.227 De voornaamste aankondiging van de heroprichting van de staat is de eerdergenoemde

grondwetgevende vergadering. Die moest, met respect voor de diversiteit, de Boliviaanse bevolking verenigen.228

De uitdrukkelijke aanwezigheid van historisch onrecht en de connectie ervan met het heden wijzen in dit discours reeds op het traumatisch karakter van het verleden. Ook de viceminister van Dekolonisatie, Félix Cárdenas, drukte in 2013 deze houding uit tijdens een interview229 in Quito, naar

aanleiding van een forum over de ontmanteling van het patriarchaat. Ik sta eerst echter even stil bij de creatie van zijn uitzonderlijke functie. Wanneer Morales in 2006 aantrad, vormde hij het viceministerie van Cultuur om tot het viceministerie voor de Ontwikkeling van Culturen. De toevoeging van de meervoudsvorm is veelzeggend in de strijd om erkenning van de inheemse bevolkingsgroepen. Enkele jaren later, in 2009, maakte de president van de instelling een onafhankelijk ministerie van Culturen en Toerisme, met twee viceministeries; één voor interculturaliteit en een andere voor dekolonisatie.230 Volgens de officiële website dient het ministerie de constructie van de plurinationale

Boliviaanse identiteit te stimuleren. Idealiter is deze gedekoloniseerd, onafhankelijk van het patriarchaat, intercultureel, gemeenschappelijk en zich bewust van haar economisch potentieel door toeristische ontwikkeling.231

Een deel van deze ambitieuze opdracht rustte dus op de schouders van Félix Cárdenas. Als ervaren inheemse Aymara-activist en voormalig presidentskandidaat zetelde hij in de grondwetgevende vergadering en kreeg hij in 2010 het bestuur van het recent opgerichte viceministerie van Dekolonisatie toegewezen. In de bestudeerde video vraagt de interviewer hem de oprichting van zijn functie te rechtvaardigen. Viceminister Cárdenas verwijst in zijn antwoord naar historische wonden die zich volgens hem uitdrukken in de staatsstructuur en -instellingen. Die zijn namelijk gebaseerd op

226 Morales, Discurso de posesión, 5. 227 Morales, Discurso de posesión, 4-5. 228 Morales, Discurso de posesión, 14.

229 Félix Cárdenas Aguilar (Boliviaans viceminister van Dekolonisatie), interview door onbekende (Youtube,

geplaatst door ANDREI REINOSO op 31.12.2013), Quito, 28.11.2013.

230 “Vice ministerios,” Ministerio de Culturas y Turismo, geraadpleegd 31.07.2020,

https://www.minculturas.gob.bo; “Creación histórica del Ministerio de Culturas,” International federation of arts councils and culture agencies, geraadpleegd 31.07.2020, https://ifacca.org.

231 “Sobre el Ministerio de Culturas y Tursimo,” Ministerio de Culturas y Turismo, geraadpleegd 31.07.2020,

75 het denkbeeld van een witte, creoolse of “in het laagste geval” mestizo samenleving, terwijl een grote meerderheid tot autochtone bevolkingsgroepen behoorde, meent de MAS-politicus. De eerstgenoemde, kleine groep, vertegenwoordigde een vermeende verlichte, moderne en beschaafde maatschappij, in tegenstelling tot de onwetende en wilde inheemse volkeren die niet verlicht en beschaafd waren. Als gevolg van deze opdeling moesten de wetten, het onderwijssysteem en de evangelisatie de oorspronkelijke bevolking ‘temmen’ en inpassen in het Boliviaanse natie-idee. Volgens Cárdenas zonder succes:

“Bolivia heeft 181 jaar tijd verloren. Zij (een creoolse minderheid) hebben tijd verloren door ons te proberen ‘moderniseren’ en ‘beschaven’. Daardoor is Bolivia een mislukte staat. Een heroprichting van het land dringt zich dus op.”232

Als kenmerk van die heroprichting vermeldt ook de viceminister de grondwetgevende vergadering. Hij ziet dit initiatief als een manier om duidelijk te maken dat Bolivia, net als veel andere landen in Zuid- Amerika, een koloniale en koloniserende staat is. Haar institutionele structuur, waaronder de regering, ministeries en gemeentebesturen vallen, was volgens Félix Cárdenas immers verantwoordelijk voor de patriarchale, vrouwonvriendelijke, racistische en discriminerende houding in het land. Hij argumenteert daarom dat een dekoloniseringsproces een fundamenteel element is in de ontplooiing van een plurinationale staat.233 Verder wil de

interviewer weten waartegen de dekolonisatie precies gericht is. Deze -vermoedelijk voorbereidde- vraag geeft de viceminister de kans te verwijzen naar de basis van het dekoloniaal denken:

“In het denkbeeld van ‘sociologen’ en ‘politicologen’ is het kolonialisme zogezegd voorbij. De veroveraars zijn weg, maar hun instellingen zijn gebleven. Het kolonialisme zit nu hier (wijst naar zijn hoofd, zie figuur 6), in onze hersenen, ons gedrag en het institutionele, juridische en onderwijssysteem dat zij ons hebben nagelaten.”234

Cárdenas oordeelt, net zoals Javier Romero, dat het kolonialisme nog steeds mentaal aanwezig is. Hij beargumenteert deze stelling met een reeks voorbeelden, waarbij hij het onderwijs, de nationale en regionale hymnes, het rechtssysteem en de politieke organisatie afdoet als koloniaal. Na de opsomming van buitenlandse invloeden stelt de viceminister dat de bijdrage van oorspronkelijke bevolkingsgroepen hierin vrijwel onbestaand is. Het verzet tegen deze afhankelijkheid van en referentie naar uitheemse opvattingen vormt de kern van de Boliviaanse dekolonisering. Concreet ziet Félix Cárdenas dekolonisatie dan ook als een manier om de ‘kolonialiteit van de staat’ aan te tonen, uit te dagen en uiteindelijk te transformeren. Hij erkent hierin bovendien het belang van identiteit:

“Dit gaat niet over een linkse revolutie, die het socialisme wilt installeren… Dat is oppervlakkig. Het draait rond identiteit; als land, regio, natie en cultuur. We hebben [immers] geleerd ‘het onze’

232 Cárdenas, interview. 233 Cárdenas, interview. 234 Cárdenas, interview.

76 minderwaardig te achten, en meer te waarderen wat van buitenaf komt. Wij zijn volledig gekoloniseerd.”235

Deze radicale houding tegenover de Boliviaanse cultuur vóór Morales’ presidentschap is verbonden met het indianisme van Fausto Reinaga. Verderop citeert Cárdenas hem zelfs letterlijk door te zeggen dat wie echt vrij wil zijn, Christus en Marx uit zijn hoofd moet bannen. Enkel zo is een nieuwe samenleving, gefundeerd op de eigen -inheemse- identiteit en geschiedenis, mogelijk.236 De

viceminister bevestigt zo dat de Boliviaanse dekolonisering berust op een identiteitscrisis die gepercipieerd kan worden als een historische wonde.

Wanneer de politicus tot slot de vraag krijgt welke resultaten Bolivia ondervindt van zijn ministerie, noemt hij de constructie van een nieuw paradigma, dat de traditionele kijk op industrialisatie vervangt. Dit “paradigma van de eenentwintigste eeuw” wil de aarde niet in gevaar brengen en stelt het evenwicht met de pachamama of moeder aarde daarom centraal. Deze opvatting formuleert alternatieven voor industrialisering, ontwikkeling en samenleven, die teruggaan op de precolumbiaanse omgang met de natuur.237

Als laatste bespreek ik een korte toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Fernando Huanacuni, op 16 april 2018 tijdens het Permanent Forum voor Inheemse Zaken van de VN. Deze instelling werd in 2000 opgericht met de opdracht inheemse vraagstukken te behandelen betreffende economische en sociale ontwikkeling, cultuur, het milieu, onderwijs, gezondheidszorg en mensenrechten. Sinds 2002 organiseert het Forum in het VN-hoofdkwartier in New York een jaarlijkse conferentie over een bepaald thema. Deze organisatie past binnen de internationale tendens om aandacht te besteden aan het lot van autochtone bevolkingsgroepen wereldwijd. De editie van 2018, waarop Huanacuni samen met Evo Morales te gast was, ging over collectieve rechten op land, territorium en grondstoffen van inheemse volkeren.238 Minister Huanacuni week echter wat van dit thema af door te focussen op de

herwonnen identiteit van de inheemse bevolkingsgroepen.

Hij verduidelijkt dat Bolivia de afgelopen jaren een diepgaand veranderingsproces heeft ondergaan dat de republikeinse, koloniale natiestaat omvormde tot een plurinationale staat. Die nieuwe staatsvorm erkende niet alleen de inheemse volkeren, zij maakten er ook een fundamenteel deel van uit, volgens de minister. De reden hiervoor plaatst Huanacuni bij de specifieke wetgeving die erin is geslaagd de precolumbiaanse identiteit in verschillende facetten te doen heropleven. Zelf geeft hij de onderwijswet ‘Avelino Siñani-Elizardo Pérez’ uit 2010 als voorbeeld. Deze wet maakt van onderwijs een fundamenteel recht van elke inwoner en benadrukt hierbij de socio-culturele en linguïstische diversiteit.239 Ook in deze redenering is een traumatisch verleden uitdrukkelijk aanwezig.

“Na de koloniale tijd wilden ze ons geheugen en onze identiteit wissen; ze wilden onze dansen, onze talen en onze levenswijzen uitvagen, maar vandaag zien we dat de Verenigde Naties, UNESCO, net zoals andere landen op het continent en in de wereld, bezig zijn onze identiteit

235 Cárdenas, interview. 236 Cárdenas, interview. 237 Cárdenas, interview.

238 “Permanent forum,” VN-departement voor Economische en Sociale zaken, geraadpleegd 01.08.2020,

https://www.un.org.

77 te herstellen. Onze identiteit is trouwens niet onsamenhangend; ze is verenigd door een levensvorm die wij allemaal delen.”240

Met dat laatste wil de minister wijzen op de verbindende kracht van precolumbiaanse talen. Die verbinden zowel voorouders als nakomelingen met de pachamama, moeder natuur. Hij contrasteert deze spirituele en kosmologische visie met het individualistische en antropocentrische paradigma van moderniteit en het kapitalisme.241 Huanacuni’s benadering van dekolonisering lijkt zo overeen te

komen met de verwerpende houding tegenover Westerse invloeden enerzijds en de positieve kijk op autochtone gebruiken en tradities anderzijds. Die positieve perceptie van ‘het inheemse’ komt, bij de drie MAS-politici, voort uit de nadruk op de historische wonden binnen deze gemeenschap. Het is ook opvallend dat de drie politici in de eerste persoon meervoud over de inheemse bevolkingsgroepen spreken. Hierdoor benadrukken ze als politici hun identificatie met deze groep en de schijnbaar grote verschillen met de niet-inheemse bevolking. Rekening houdend met het belang van de erkenning van inheemse identiteit in de politieke ideologie van de MAS, beschouw ik dit als een uitdrukking van de eerdergenoemde identiteitscrisis.