• No results found

Komt allen tezamen: een onderzoek naar hoe historische musea met een christelijke collectie omgaan met culturele en religieuze diversiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Komt allen tezamen: een onderzoek naar hoe historische musea met een christelijke collectie omgaan met culturele en religieuze diversiteit"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Komt allen

tezamen”

Een onderzoek naar hoe historische musea met een christelijke

collectie in Nederland omgaan met culturele en religieuze diversiteit

Universiteit van Amsterdam:

Religie en Identiteit in de

Moderne Wereld.

Iris Ettema 10174680

Begeleider: J.W. van Henten

23420 woorden

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

1 De ‘stille kracht’ van musea in de multireligieuze samenleving ... 12

1.1 Inclusiviteit als ideaal voor moderne musea: expressie van diversiteit ... 12

1.1.1 De weg naar het ideaal van inclusieve musea: de ‘New Museology’ en verder ... 12

1.1.2 Het museum als multireligieus platform: ‘contact zones’ en soft power ... 17

1.2 Religieuze collecties in musea en de multireligieuze samenleving ... 21

1.2.1 Religie en musea: hoe religie zich manifesteert in de museale context ... 21

1.2.2 Multireligiositeit als sociaal fenomeen: ideeën en concepten uit de academie ... 24

1.3 Politiek perspectief: diversiteit als maatstaf ... 26

1.3.1 Het huidige cultuurbeleid: een multireligieus perspectief ... 26

1.3.2 Het museum van de toekomst ... 28

2 Feest! in Museum Catharijneconvent: een multicultureel festijn? ... 31

2.1 De achtergronden van Feest! ... 31

2.1.1 Visie en ontstaan ... 31

2.1.2 Feest! door heel het land: Feest! voor iedereen? ... 34

2.1.3 Ideaal of noodzaak? Een politiek-maatschappelijk perspectief ... 36

2.2 Feest! voor alle kinderen: voorbeeld van een ‘contact zone’? ... 38

2.2.1 Christendom versus de rest: de ‘contact zone’ in het Catharijneconvent ... 38

2.2.2 ‘Soft Power’: hoe het museum een bijdrage levert aan sociaal en cultureel bewustzijn ... 40

2.3 De toekomst van Feest!: Nieuwe ideeën voor een nieuw decennium ... 41

3 Het Feest! gaat door: diversiteit in het Bijbels Museum ... 44

3.1 Visie en missie: een Bijbelse collectie in een multireligieuze stad ... 44

3.1.1 Feest! in de stad ... 44

3.1.2 Het Bijbels Museum in maatschappelijk perspectief ... 46

3.2 Het Bijbels Museum als een stille kracht in de stad ... 50

3.2.1 De Bijbel als ‘multireligieus platform’? ... 50

3.2.2 ‘Soft power’: de kracht van een Amsterdams museum ... 52

3.3 Feest! in vergelijkend perspectief ... 54

3.4 Feest! en hoe nu verder… ... 55

4 Conclusie ... 58

(4)

Lijst met afbeeldingen ... 65

Bijlage I: Interview Anite Haverkamp ... 66

Bijlage II: Interview Hanna Holwerda ... 72

Bijlage III: Vragen aan Dimphy Schreurs... 77

(5)

Inleiding

The museum is about the world. I feel very, very strongly, that the social purpose museums have is to breed greater familiarity with the rich diversity of the world’s cultures. With greater familiarity comes greater understanding.1

Andrew McClellan

Musea zijn dynamische instituties die door de eeuwen heen met de samenleving zijn veranderd. Gedurende de twintigste eeuw zijn musea voor veel uitdagingen komen te staan en nu is er weinig over van het negentiende-eeuwse ideaal van het museum als tempel.2 Zeker de laatste

decennia hebben veel veranderingen teweeg gebracht, wat goed zichtbaar is aan de toenemende wetenschappelijke literatuur op het gebied van musea. De literatuur die sinds de tweede helft van de vorige eeuw op dit gebied verschenen is laat sterk zien dat zowel de academische als de museumwereld zich sterker bewust werd van de maatschappelijke positie van musea. Een voorbeeld hiervan is het moderne concept van het ‘community based’ museum.3 Er werden vaker

vraagtekens geplaatst bij de autoriteit en de elitaire houding van het traditionele museum en werd er gekeken naar de educatieve en maatschappelijke functie van het museum waarbij het een sterke band moest zien te creëren met de samenleving.4 Deze vragen hebben geleid tot

innovatie en vele musea hebben zich op een nieuwe manier weten te profileren. De

ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden verschillen uiteraard per museum, per land, maar ook per type museum. De literatuur besteedt bijvoorbeeld veel aandacht aan de bespreking van etnografische musea. Dit type museum is ontstaan in de koloniale tijd en heeft zich in de

postkoloniale periode noodzakelijkerwijs opnieuw moeten uitvinden. Het denken in wij versus ‘de ander’ was niet langer van deze tijd, hetgeen betekende dat de presentatie, de collecties en het verhaal van deze musea zich moesten aanpassen aan de moderne tijd. Deze musea hebben zich steeds meer ontwikkeld tot plekken waar men leert over andere tradities en culturen, waarbij de nadruk veelal licht op educatie.5 Uiteraard zou ik hier verder over uit kunnen wijden,

maar in dit onderzoek wil ik mij graag richten op een andere type museum; het historisch museum met een grotendeels religieuze, christelijke collectie. In deze scriptie wil ik graag

1 Andrew McClellan. The Art Museum: from Boullée to Bilbao. Los Angeles 2008: 50.

2 Steph Berns. ‘Sacred Entanglements: studying interactions between visitors, objects and religion in the museum’. Diss. University of Kent 2015 : 9.

3 Mirjam Shatanawi. ‘Engaging Islam: Working with Muslim Communities in a Multicultural Society’.

Curator: The Museum Journal 55/1 (2012): 65.

4 Vikki McCall en Clive Gray. ‘Museums and the new museology: theory, practice, and organisational change’. Museum Managment and Curatorship 29/1 (2014): 20.

(6)

uitzoeken op welke wijze verschillende ontwikkelingen, waar ik net enkele van noemde, een uitwerking hebben gehad op deze sterk gespecialiseerde musea.6 Dit type museum (een

historisch museum dat gekenmerkt wordt door een focus op het Christendom) roept bij mij vragen op: hoe interessant is een museum over de geschiedenis van de Bijbel en het

christendom in de hedendaagse, pluriforme samenleving? Hoe breed is het publiek dat deze musea trekken? Welke boodschap dragen zij uit? Op welke wijze leveren zij een bijdrage aan onze diverse samenleving? Op welke manier doen zij dit al? Wat is de visie van de overheid ten aanzien van de rol die musea binnen de samenleving vervullen? Dit zijn enkele vragen die mij te binnen schieten als ik denk aan de positie die historische musea met een christelijke focus hebben binnen onze multiculturele samenleving. Ik heb eerder onderzoek gedaan naar hoe musea functioneren in een cultureel diverse omgeving. Dit ging echter om het Amsterdam

Museum, een historisch museum in het centrum van de stad dat de geschiedenis vertelt van

Amsterdam en zijn inwoners, mensen met diverse geloven en achtergronden. De multiculturele samenleving is dan ook een belangrijk onderdeel van het narratief van dit museum. Ik ben van mening dat dit voor musea met een religieuze basis wellicht complexer ligt. In mijn onderzoek zal ik twee Nederlandse musea als leidraad nemen, die beiden onder andere voormalig

christelijke collecties beheren: het Bijbels Museum te Amsterdam en Museum het

Catharijneconvent in Utrecht. Ik heb voor deze twee musea gekozen omdat ze een gelijkwaardige

collectie bezitten, maar ook sterk verschillen in benaderingen van deze collecties. Door beide musea te vergelijken hoop ik nuances aan te kunnen brengen in het antwoord op de vraag hoe deze specifieke historische musea omgaan met hun multiculturele en multireligieuze omgeving en wellicht of hun eigen oorsprong hier invloed op heeft. Niet alleen de steden zelf, niet alleen de museumwereld, maar ook de politiek vraagt musea om zichzelf opnieuw uit te vinden en in te spelen op maatschappelijke tendensen (de multiculturele samenleving). Dit leidt binnen mijn onderzoek tot de volgende vraag: in hoeverre is een multicultureel beleid en bijbehorende projecten een ideaal van musea zelf of een politieke, economische of sociale noodzaak? Al deze veranderingen doen mij afvragen hoe zowel het Bijbels Museum als het Catharijneconvent hier mee omgaan. Op het ogenblijk zijn beide musea ook partners binnen een landelijke

tentoonstelling met de naam ‘Feest! Weet wat je viert’. Het project is een initiatief van het

Catharijneconvent in samenwerking met verschillende musea, waaronder het Bijbels Museum,

maar ook Het Openluchtmuseum en verschillende andere musea doen er aan mee. Feest! is een educatief programma, geschikt voor het basisonderwijs, en bestaat uit twee delen: enerzijds het bezoeken van de tentoonstelling en anderzijds aanvullende lesstof op school. Feest! is een

6 Christelijk dient hierbij wel genuanceerd te worden. De collecties hebben wel degelijk betrekking op het Christendom, maar de collectie van het Bijbels Museum is veel complexer. Het is een collectie die

samengesteld is vanuit verschillende verzamelingen, hieronder vallen de Bijbels, maar ook Egyptische artefacten.

(7)

familietentoonstelling met een hoog educatief gehalte, waar kinderen op interactieve wijze om leren gaan met erfgoed en kunst. De tentoonstellingen richten zich niet enkel op christelijke feesten, maar behandelen ook Chanoeka, het Suikerfeest en vele andere religieuze tradities.

Feest! bevat dan ook een sterke multiculturele component waardoor deze tentoonstelling mij

geschikt leek om als rode draad te nemen in mijn onderzoek. Het feit dat Feest! in zowel het

Bijbels Museum als het Catharijneconvent te zien is maakt de vergelijking des te interessanter.

Beide musea hebben een christelijk karakter, maar hebben toch een verschillende identiteit. Het Catharijneconvent profileert zich bijvoorbeeld sterker als een kunstmuseum, terwijl het Bijbels Museum een vergelijkend perspectief hanteert tussen het jodendom, islam en het christendom. Hoe verschilt de presentatie per museum? De informatie die wordt gegeven? Hoeveel aandacht wordt er besteedt aan feesten en tradities uit andere culturen en religies? Hoe maken de beide musea gebruik van hun eigen collecties en in welke opzichten zou de tentoonstelling verbeterd kunnen worden? Hoe is de verhouding tussen de museale identiteit en de tentoonstelling Feest!? Beroepen beide musea zich op een multiculturele component binnen de tentoonstelling, en zijn de musea, even geschikt voor een dergelijke tentoonstelling?

Probleemstelling en hypothese

In deze scriptie wil ik onderzoeken hoe historische musea met een grote collectie christelijke (kunst)objecten omgaan met multireligiositeit. Ik richt mij hierbij op de volgende hoofdvraag: In

hoeverre is ‘Feest! een ‘multiculturele tentoonstelling’ en in hoeverre zijn musea met een

grotendeels christelijke collectie, geschikt om deze relatie met de multiculturele en multireligieuze samenleving aan te gaan? Ik ben voornamelijk geïnteresseerd in hoe idealen en ‘noodzaak’ hier

op elkaar inwerken: wat zijn de beweegredenen om in de tentoonstelling Feest! ook aandacht te besteden aan andere religieuze tradities? Zijn deze historische musea hier geschikt voor? Hoe gaan zij hier mee om? Om deze hoofdvraag te beantwoorden heb ik enkele deelvragen opgesteld:

1) Wanneer kan men spreken van een ‘multiculturele’ of ‘multireligieuze’ tentoonstelling? 2) Op welke wijze verhoudt de tentoonstelling zich tot de collectie en de missie van het museum? En in hoeverre past Feest! binnen deze collectie en missie?

3) Welke verschillen zijn er aan te wijzen tussen de tentoonstelling op beide locaties?

5) Welke verbeteringen zouden er mogelijk zijn om de band met de samenleving of met de eigen collectie te versterken? Oftewel, welke aanpassingen zouden er gedaan kunnen worden om

Feest! sterker in te zetten als multireligieus platform?

6) Wat zijn de beweegredenen achter Feest!? Hoe ligt de verhouding tussen ideaal en noodzaak? - Hoe groot is de invloed van de veranderingen binnen de museumwereld op het project?

(8)

- Hoe groot is de invloed van de maatschappij en politiek op het ontstaan van het project? - Hoe groot is de invloed van het museum zelf: in hoeverre is Feest! een ideaal van het museum?

Mijn veronderstelling is dat deze musea in een complexe situatie zitten waarbij zij enerzijds een maatschappelijke verplichting voelen om een breder publiek te trekken die de samenleving weerspiegelt, maar anderzijds een collectie beheren en een verhaal vertellen die wellicht niet geheel aansluit op de huidige situatie. Juist een historisch museum met een religieus getinte collectie staat in een hechte relatie tot de samenleving, maar wordt ook sterk beïnvloedt door de veranderende positie van religie binnen de samenleving. Ik denk dat er een sterk verschil zit in de profilering van beide musea. Het Bijbels Museum lijkt op het eerste gezicht een kleiner museum, met een protestantse oorsprong, en drie hoofdcollecties. Het Catharijneconvent is groter in schaal en op bestuurlijk niveau, en profileert zich meer als een museum met grote tentoonstellingen waardoor (naar mijn verwachting) het publiek ook meer divers is. Toch is ook het Bijbels Museum, met name in de samenwerking met andere Amsterdamse musea, een zeer dynamische instelling.

Ik wil betogen dat het voor ieder museum in Nederland belangrijk is om rekening te houden met de pluriformiteit van onze samenleving. Ik hoop met deze scriptie een bijdrage te kunnen leveren aan deze stelling en hopelijk inzicht te kunnen geven in hoe musea (die wellicht niet onmiddellijk gelinkt kunnen worden aan de multireligieuze samenleving) hierop in kunnen spelen, maar ook welke obstakels hierbij komen kijken. Ik geloof dat deze vragen heel erg actueel zijn, wat onder andere blijkt uit het cultuurbeleid van de overheid. Enerzijds hoop ik met deze scriptie een positieve impuls te geven aan het multiculturele beleid van verschillende typen musea, maar ik hoop ook te laten zien dat dit een complex proces is.

Wetenschappelijke achtergrond

Op het gebied van de moderne museologie en de daarmee gepaard gaande veranderingen zijn bibliotheken vol geschreven. De afgelopen decennia zijn er een hoop nieuwe termen en concepten de museumwereld binnengekomen. ‘The New Museology’ is een belangrijke term binnen deze veranderingsbeweging en is tevens de titel van het werk van Peter Vergo.7 Zijn

werk wordt als een startpunt gezien voor deze vernieuwingsbeweging in de museumwereld en er wordt binnen museumstudies nog altijd aan zijn ideeën gerefereerd. Andere auteurs die veel over deze museale veranderingen hebben geschreven zijn onder andere Eilean Hooper-Greenhill

7 Onder andere genoemd in: Robin Boast. ‘Neocolonial Collaboration: Museum as Contact Zone Revisited.

(9)

en Ivan Karp en Steph Berns. Het is opvallend te noemen dat veel literatuur met een focus op multiculturaliteit betrekking hebben op antropologische musea. Deze musea, vaak met een koloniale oorsprong, moesten zich zien aan te passen aan de postkoloniale samenleving. Er werden vraagtekens geplaatst bij de representatie van andere culturen en bij de voorwerpen die niet altijd op legitieme wijze waren verkregen.8 De nieuwe relatie die antropologische musea

moesten zien te creëren met het publiek, was echter niet typisch voor deze musea, maar had betrekking op musea in het algemeen. Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw kwam er kritiek op musea als autonome, autoritaire bolwerken. Velen, waaronder Peter Vergo, stelden dat musea een hechtere relatie dienden aan te gaan met de samenleving. Dit heeft geleid tot veel nieuwe ideeën: community-based museums, het werken met source communities en een meer democratische opvatting van het museum en museumeducatie. Ik gebruik in mijn scriptie twee hoofdconcepten binnen mijn onderzoek: de ideeën van de ‘contact zone’ en ‘soft power’. Het eerste concept is afkomstig van Mary Louise Pratt binnen de context van de antropologie,maar de term werd toegepast op musea door James Clifford.‘Soft power’ is een concept dat ik ontdekte in het boek Cities, Museums and Soft Power van Gail Dexter Lord en Ngaire Blankenberg. Het is een vrij recent idee waarmee de ‘stille kracht’ van musea wordt beschreven. Op beide concepten zal ik later terugkomen.9

Als er wordt geschreven over de religie in het museum, gaat dit met name over de veranderende functie van religieuze objecten in de museale context, een fenomeen dat wordt omschreven als ‘secularisering van het object’. De literatuur gaat veelal in op vragen als: ‘wat gebeurt er als een heilig object in een museum wordt geplaatst’? Opvallend is dat de

academische literatuur zich met name richt op objecten uit oosterse religies zoals de Islam en het Boeddhisme. Ik ben juist geïnteresseerd in hoe christelijk georiënteerde collecties en tentoonstellingen zich profileren binnen een multireligieuze samenleving en hoe musea hierop inspelen.

Conceptueel kader: concepten en termen

Verschillende concepten, ideeën en termen spelen binnen mijn onderzoek een belangrijke rol. Ik begin de scriptie in chronologische volgorde bij de ‘New Museology’ van Peter Vergo. Deze term verwijst naar een nieuwe manier van denken aangaande musea. In andere literatuur worden vergelijkbare ideeën ondergebracht onder de term ‘post-museum’ of ‘new museum’.10 De nieuwe

museologie kwam op in de jaren tachtig en wordt gekenmerkt door een toename van museale

8 Dit wordt met name door Boast (2011) uitvoerig besproken.

9 Gail Dexter Lord en Ngaire Blankenberg. Cities, Museums and Soft Power. Washington 2015: 9-11. 10 Karan Charman. ‘Education for a ‘New Museology’. International Journal of Inclusive Education 7/10 (2013): 1067.

(10)

diversiteit, academische literatuur maar ook door ‘museale kritiek’.11 Vergo was ervan overtuigd

dat musea zich meer moesten gaan richten op hun maatschappelijke functies.12 Zijn ideeën zijn

zeer invloedrijk geweest en veel huidige concepten in ideeën binnen de museologie zijn terug te voeren tot zijn publicaties. In mijn scriptie laat ik de veranderingen binnen de museumwereld bij hem beginnen al , al laat ik mij voornamelijk lijden door andere auteurs en concepten. Allereerst gebruik ik het concept van de ‘contact zone’. Ondanks dat deze term afkomstig is uit de antropologie, is het een bruikbare en beeldende term om te gebruiken in de museumcontext: het museum dient hierbij als een platform, waarbij verschillende verhalen, visies, tradities en overtuigingen een relatie met elkaar ingaan: men kan de eigen levensovertuiging vergelijken met anderen, in discussie met anderen gaan, maar de dialoog staat altijd centraal.13 Het museum

krijgt een hiermee een maatschappelijke functie waarbij in dit geval verschillende religieuze tradities een relatie met elkaar aangaan. Ik veronderstel dat Feest! een goed voorbeeld is van hoe een tentoonstelling kan dienen als een ‘contact zone’. Juist binnen onze pluriforme samenleving is dit een belangrijke ontwikkeling. Ik koppel hieraan ook het idee van ‘soft power’, dat ervan uitgaat dat musea een stille kracht kunnen zijn binnen een urbane, pluriforme samenleving. Deze stille kracht moet echter niet onderschat worden: musea zijn machtscentra binnen de urbane omgeving en hebben een grote invloed: ze dienen als kenniscentrum, maar hebben ook invloed op het gedrag en overtuigingen van mensen. De schrijvers van Cities, Museums and Soft

Power stellen dat dit een nieuwe golf binnen de ‘New Museology’. Ook dit concept gaat ervan uit

dat musea een belangrijke rol kunnen hebben binnen onze moderne samenleving en zelfs het gedrag van mensen kunnen beïnvloeden.14 Dit houdt in dat mijn onderzoek mij voornamelijk

richt op het publiek van de tentoonstelling: welk publiek wil men aantrekken? Hoe komt de presentatie over op het publiek? Komt de missie van het museum overeen met de boodschapt die het overbrengt op het publiek middels Feest!? Welke verantwoordelijkheden hebben de museum ten aanzien van hun publiek?

Aanpak en methode

Deze scriptie bestaat uit twee delen: het eerste deel komt voort uit literatuuronderzoek met betrekking tot de ontwikkelingen op het gebied van museumstudies, de multiculturele

samenleving en het museumbeleid. Het tweede deel bestaat met name uit empirisch onderzoek. In dit laatste deel maak ik gebruik van zowel literatuur, observaties als interviews. Voor mijn

11 Sharon MacDonald, Gordon Fyfe (ed.). Theorizing Museums: Representing Identity and Diversity in a

Changing World. New York 1996: 13. Ook: Mary Bouquet. Museums: A Visual Anthropology. Londen 2012:

5.

12 Wilke Heijnen. ‘The New Professional: Underdog or Expert? New Museology in the 21st Century’.

Cadernos de Sociomuseologia vol. 37 (2010): 12.

13 Boast 2011: 56.

(11)

onderzoek heb ik beide musea en bijbehorende tentoonstellingen bezocht om meer inzicht te krijgen in hoe de presentatie is vormgegeven, de wijze waarop de bezoeker wordt voorzien van informatie en hoe Feest! zich verhoudt tot de rest van de collecties van de musea. Past een multireligieuze, educatieve tentoonstelling in een historisch museum met het christendom als focuspunt? Beide musea hebben sterk verschillende collecties en ook een ander identiteit. Een ander belangrijk onderdeel van mijn onderzoek zijn de interviews die ik in dit kader heb afgenomen. Allereerst heb ik een interview gehouden met Anite Haverkamp in Museum

Catharijneconvent. Zij stond aan de basis van het hele project en haar functie is ‘endowed museum educator’: een functie speciaal ontwikkeld voor Feest! en bijbehorend

educatiemateriaal. Vervolgens heb ik een interview gehouden met Hanna Holwerda,

projectleider bij het Bijbels Museum. Zij houdt zich in Amsterdam bezig met de tentoonstelling, ook bij Ons’ Lieve Heer op Solder.

Opbouw

De scriptie zal verdeeld zijn in een theoretisch en een empirisch deel. In het eerste hoofdstuk zal ik het theoretisch kader van mijn scriptie schetsen en dieper ingaan op de concepten die leidend zijn binnen dit onderzoek. In dit eerste hoofdstuk komen verschillende aspecten aan bod. Allereerst zal ik kort een geschiedenis schetsen van wat ik eerder de nieuwe museologie noemde. Ik acht dit belangrijk omdat het meer inzicht geeft in de huidige museumpraktijk, die een uitkomst is van een lang proces. In dit hoofdstuk blijkt tevens dat multiculturaliteit en multireligiositeit zich steeds sterker heeft ontwikkeld tot een van de belangrijkste pijlers van het museumbeleid. In de eerste paragraaf zal ik tevens de twee hoofdconcepten introduceren: het museum als ‘contact zone’ en het idee van ‘soft power’. In de volgende paragraaf voeg ik hier meer religieuze aspecten aan toe: wat is er specifiek aan religieuze collecties en welke obstakels en uitdagingen brengt dit met zich mee? Hoe zou een relatie tussen religie en musea eruit moeten zien? In deze paragraaf zal ook duidelijk worden waarom multireligiositeit eigenlijk zo hoog op de agenda staat. De laatste paragraaf van het eerst hoofdstuk gaat verder in op de politiek. De overheid (zowel nationaal als regionaal) heeft een belangrijke invloed op het beleid en functioneren van musea. Overheden zijn grote financiers van de cultuursector, al zijn er op dit vlak grote veranderingen doorgevoerd. Zo worden musea beoordeeld op hun

educatieprogramma’s (vaak ook specifiek gericht op minderheden) en wordt hier hun subsidie ook op afgestemd. De laatste jaren heeft de overheid musea gedwongen om meer eigen

(12)

publieksprogrammering en educatie.15

De volgende twee hoofdstukken betreffen het empirische deel van mijn onderzoek. In het tweede hoofdstuk onderzoek ik de tentoonstelling Feest! in het Museum Catharijneconvent in Utrecht, tevens het museum waar het project begon. Daarom zal ik in dit hoofdstuk een toelichting geven over de inhoud, de doelgroepen en het ontstaan van de tentoonstelling.

Vervolgens analyseer ik in hoeverre de tentoonstelling te beschouwen is als een ‘contact zone’ of bijdraagt aan de ‘soft power’ van het Catharijneconvent. Ik sluit dit hoofdstuk af met een

voorlopige conclusie. Vervolgens pas ik een gelijkaardige analyse toe op de tentoonstelling zoals deze te zien in het Bijbels Museum te Amsterdam. In dit hoofdstuk zal ik tevens een vergelijking trekken tussen beide tentoonstellingen. In beide hoofdstukken zullen zowel persoonlijke observaties als interviews met verantwoordelijken voor de tentoonstelling leidend zijn, aangevuld met de nodige literatuur. De afwegingen komen vervolgens samen in een conclusie.

(13)

1 De ‘stille kracht’ van musea in de multireligieuze

samenleving

In dit eerste hoofdstuk wil ik een theoretische achtergrond schetsen voor mijn onderzoek en wil ik verklaren hoe musea zich de afgelopen decennia hebben ontwikkeld tot meer maatschappelijk betrokken instituties. De eerste paragraaf zal deze ontwikkelingen binnen de museumwereld behandelen. Vervolgens zal ik in de tweede paragraaf uitweiden over religieuze

museumcollecties en welke rol musea in een multireligieuze samenleving kunnen spelen. Vervolgens zal ik hier in de laatste paragraaf politieke aspecten aan toevoegen om aan te tonen dat ook de politiek in de nieuwe beleidsperiode weer meer aandacht zal besteden aan

multiculturaliteit in de culturele sector en dat de ook de overheid de maatschappelijke rol van musea erkent.

1.1 Inclusiviteit als ideaal voor moderne musea: expressie van diversiteit

1.1.1 De weg naar het ideaal van inclusieve musea: de ‘New Museology’ en verder

Museumstudies is een multidisciplinair veld, zoals vooral duidelijk is geworden sinds de jaren tachtig. De discipline gaat vaak hand in hand met sociologie en antropologie, maar ook, zoals ik hier wil belichten, met religiewetenschappen.16 Dit komt niet alleen doordat er grote collecties met religieuze voorwerpen en kunstobjecten zijn, maar ook doordat beide disciplines zich ook richten tot de pluriforme samenleving, waar religie deel van uitmaakt. Enerzijds is religie de laatste eeuw een dynamisch, bijna vloeibaar concept geworden waarbij men steeds minder kan spreken over ‘het christendom’, ‘de Islam’ en ‘het Jodendom’. Deze religieuze pluriformiteit vormt steeds vaker het focuspunt binnen de religiewetenschappen, maar ook binnen de museumwereld.17

In de moderne literatuur wordt steeds vaker de sociale rol van musea benadrukt. Een van de klassieke denkers binnen de museologie is Tony Bennett met zijn invloedrijke werk The Birth of the Museum. Hij schetst hierin de geschiedenis van het ontstaan van het museum. Hij erkent, in

tegenstelling tot Vergo, dat de sociale functie van musea juist een van de klassieke kenmerken van

16 MacDonald en Fyfe 1996: 3.

17 Een voorbeeld is de bevestiging van de volgende onderzoeksgroep aan de Universiteit van Amsterdam: ‘Religious Dynamics and Cultural Diversity: Research Report 2012’. Universiteit van Amsterdam 2012.

(14)

musea zijn. Deze sociale functie zag deze er in de voorgaande eeuwen geheel anders uit dan wat wij nu zouden omschrijven als sociaal. Deze stond toen gelijk aan civiliserend en disciplinerend: musea kregen (vanuit de overheid) de taak om het volk te beschaven.18 Deze functie heeft sinds de eerste helft van de vorige eeuw een flinke transformatie doorgemaakt. Dit is onder andere waarneembaar in het werk van Flora Kaplan, die stelt dat musea sociale instituties zijn die de kracht bezitten om het zelfbewustzijn van mensen te beïnvloeden, met name binnen een historische context. Een dergelijke kracht heeft ook een schaduwzijde: overheden kunnen misbruik maken van de culturele sector.19 Ook Bennett erkent deze rol en stelt dat musea een nationaal verleden tot uitdrukking brengen.20 In dit onderzoek focus ik op Nederlandse musea met een christelijk georiënteerde collectie. In hun missiestatements benadrukken het Catharijneconvent en Het Bijbels Museum hun eigen relevantie met de stelling, dat de christelijke traditie sterk verweven is met de Nederlandse cultuur.21 Het christendom wordt onderdeel gemaakt van de Nederlandse identiteit: het bepaalt in grote wijze de samenleving zoals deze functioneert en bestuurd wordt. Het is uiteraard waar dat onze tradities veelal voortborduren op het christendom, maar ik geloof ook dat dit tegenwoordig een van de vele facetten is die ons land definiëren. De missie de musea op hebben gesteld functioneren in dit licht meer als een legitimering voor de keuzes die zij maken. Feest! is een tentoonstelling die erkent dat de Nederlandse cultuur vandaag de dag meer tradities omvat dan louter christelijke. Het complexe fenomeen ‘identiteitsvorming’ is dan ook toepasbaar op musea in het algemeen. Kaplan haakt in op dit idee door te stellen dat musea plaatsen zijn waar verschillende groepen elkaar ontmoeten, hun eigen visies, ideeën en wereldbeelden meebrengen.22 Hierdoor is een museum een platform waar meerdere kanten van hetzelfde verhaal kunnen worden verteld en waar verschillende identiteiten met elkaar in contact kunnen komen. Dit idee is wat in mijn optiek wordt bedoeld met de ‘contact zone’. Hier zal ik later op terugkomen.

‘New Museology’ is een term afkomstig van Peter Vergo en staat symbool voor de

veranderingen die plaatsvonden op het gebied van musea sinds de tweede helft van de vorige eeuw. Deze transformatie wordt veelal als start gezien van de democratisering van musea.23 Vergo pleitte ervoor dat musea zich meer moesten focussen op hun (maatschappelijke) functie. Dit doet geen recht aan veel ‘klassieke’ musea die in dienst stonden van de maatschappij, zoals het South Kensington Museum in Londen.24 Toch zijn Vergo’s ideeën nog altijd relevant: hij legde de focus op het individu en op het feit dat de achtergrond van de bezoeker een belangrijke invloed heeft op het

museumbezoek. Daarnaast vestigde hij aandacht op de verschillende interpretaties van

18 Tony Bennett. The Birth of the Museum: History, Theory, Politics. Londen 1995: 47 en166.

19 Flora Kaplan (ed.). Museums and the making of “ourselves” The Role of Objects in National Identity. Londen 1994: 1-2.

20 Bennett 1995: 165-166.

21 Het Bijbels Museum. Over de organisatie. <http://www.bijbelsmuseum.nl/over-de-organisatie>. Versie 25 mei 2016. Ook: Museum Catharijneconvent. De organisatie. Missie en doelstellingen.

<https://www.catharijneconvent.nl/de-organisatie/missie-en-doelstellingen/>. 22 Kaplan 1994: 2-3.

23 McClellan 2008: 155. 24 Ibidem: 25-26

(15)

museumobjecten: de betekenissen van deze objecten veranderen ‘from day to day as different people view them and subject them to their own interpretation”.25 Musea zijn zich vandaag sterk bewust van het feit dat er geen één interpretatie, of één verhaal bestaat. Het publiek van musea bestaat uit mensen met verschillende achtergronden en met verschillende kennis. Dit betekent dat musea goed moeten nadenken over de kennis die zij op dit diverse publiek willen overbrengen. Dit is een gedachte die binnen mijn onderzoek een grote rol speelt.

De heroriëntatie op musea begon rond de jaren zeventig en tachtig, waarna musea steeds verder werden gedemocratiseerd, waarbij met name de wijze van educatie werd aangepakt. Vanaf het jaar 2000 wordt er gesproken over een tweede golf van de ‘New Museology’ waar vooral de nadruk op de relatie tussen onderzoek en praktijk kwam te liggen en de relatie tussen traditionele en nieuwe functies van het museum 26 De nieuwe museologie gaat in tegen de traditionele museologie waar een ongelijkwaardige relatie bestond tussen museum en publiek. De nieuwe museologie promoot een actief museum dat betrokken is bij de samenleving: het museum diende zich een nieuwe rol aan te meten.27 Dit kwam tot uiting in het promoten van nieuwe functies, manieren van communicatie, educatie, een actief publiek, maar ook een heroriëntatie op termen als waarde, betekenis en authenticiteit.28 Sindsdien worden musea meer gezien als instrumenten voor sociale verandering: “museums can also be and have been seen to take an active role in tackling

discrimination and inequality within society”.29 Dit is een vrij nieuwe ontwikkeling: naast

conservatoren bepalen steeds vaker managers de dagelijkse praktijk in het museum met het oog op een open, creatief en betrokken museum.30 Steeds vaker worden er vraagtekens geplaatst bij het functioneren van musea: voor wie zijn musea eigenlijk bedoeld en welke rol hebben zij binnen de samenleving? Sharon MacDonald weet deze ‘crisis’ goed te verwoorden:

Falling visitor numbers, failure to attract minorities, massive expenditure on art works, storage and conservation problems of ever-expanding collections (many of which are never displayed) and competition from the electronic media and other leisure pursuits, all threaten the future of the museum. […] Most of museums’ long-held assumptions and functions have been challenged over the last decade or so”.31

Net als de samenleving zelf worden musea steeds diverser. Als een van de vele kritiekpunten op het traditionele museum noemt MacDonald dan ook het falen om minderheden te trekken: musea waren veelal een elitaire aangelegenheid. Al deze facetten hebben geleid tot een proces waarin musea

25 Vergo 1989: 19. 26 Boast 2011: 58-59.

27Boast 2011: 63 en McCall and Gray 2014: 20. 28 McCall en Gray 2014: 20.

29 Ibidem: 20-21. Bevestigd door Mary Brooks. ‘Seeing the sacred conflicting priorities in defining, interpreting, and conserving western sacred artifacts’. Material Religion 8/1 (2012): 65

30 Ibidem: 21.

(16)

zichzelf opnieuw hebben uitgevonden, op zoek naar hoe zij zich het beste kunnen positioneren.32 Musea zijn vandaag de dag sterk gericht op de vraag: wie is ons publiek en hoe kunnen we dit het beste tot dienst zijn? McClellan verwoordt dit als volgt: “from being about to being for somebody”.33 De uitkomst van dit hele proces is een herpositionering van veel musea. Het is

waarneembaar dat veel culturele instellingen diversiteit als een van hun uitgangspunten en streefpunten zien. De laatste decennia is er een nieuw type museum ontstaan, vanuit een behoefte om een referentiekader te creëren voor onze persoonlijke herinneringen en ervaringen. Dit wordt onder andere gekenmerkt door een toename in het tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen. De objecten die in musea te zien zijn, en de verhalen die hier worden verteld, sluiten aan op de huidige leefwereld. Opvallend is dat dat er tegenwoordig een soort ‘cross-over-museum’ bestaat.34 Hiermee doel ik op een type museum waarbij de scheidslijnen tussen een kunstmuseum en een historisch museum vervagen. Het Catharijneconvent is hier een goed voorbeeld van. Willem Frijhoff stelt dat met name dit type museum de verhoudingen tussen maatschappelijke groepen (zowel positief als negatief) laten zien. Hiertoe behoren ook de verhalen van Nederlandse migranten.35 Dit is een interessant uitgangspunt binnen de kader van dit onderzoek. Zelf neem ik ook waar dat steeds meer musea een open, maatschappelijke houding aannemen. Wel denk ik dat er nog altijd wrijving kan ontstaan tussen deze verschillende ‘identiteiten’ van het museum. Dit geldt voor mijn gevoel zeker voor het Catharijneconvent. Hier zal ik het tweede hoofdstuk op terugkomen.

Andrew McClellan stelt dat voor kunstmusea 9/11 een belangrijk keerpunt is geweest. Het multiculturele debat kwam toen ook het kunstmuseum binnen: men plaatste vraagtekens bij het feit dat de meeste kunst binnen de musea geproduceerd was door ‘witte mannen’. Er ontstond een debat over hoe musea de diversiteit van de samenleving beter konden weerspiegelen.36 Kunstmusea zijn vaak toonbeelden van een cultuur, wat ook geldt voor de musea die ik in dit onderzoek bestudeer. Het is dan ook de vraag of we nog kunnen spreken van boegbeelden van een cultuur als deze cultuur in essentie zo divers is. Niet alleen tussen antropologische musea, maar ook tussen kunstmusea wordt tegenwoordig steeds meer samengewerkt: kunst uit verschillende gebieden wordt met elkaar uitgewisseld met idee dat men door naar elkaar te kijken, elkaar beter leert begrijpen. Het doel is dat we zo ook anders naar onze eigen kunst en naar onszelf gaan kijken.37 Dit schrijvende, vraag ik me af of het dan goed zou zijn om ook anders naar ons religieus erfgoed te kijken zoals dat tentoon is gesteld in zowel het Bijbels Museum en Museum Catharijneconvent. We kunnen Feest! ook in dit licht zien: een tentoonstelling in een christelijk georiënteerd museum waarbij het eigen religieus erfgoed in relatie staat tot andere tradities. Deze tradities staan binnen de tentoonstelling in dialoog met elkaar. Zoals de quote van McClellan aan het begin van de inleiding al liet zien draait het eigenlijk

32 MacDonald en Fyfe 1996: 1. 33 McClellan 2008: 155.

34 Willem Frijhoff. ‘Ordelijk geheugen: het museum als geheugen van de gemeenschap’. Publicatie naar aanleiding van gelijknamige lezing op 19 mei 1922 in Venlo: 9-10.

35 Ibidem: 11.

36 McClellan 2008: 50 37 Ibidem: 51.

(17)

allemaal om de interesse in elkaar. Dit noemt hij een ‘cosmopolitan perspective’.38 Vandaar dat hij ook pleit voor het samenwerken met minderheden: “minorities must see their achievements,

contributions and historical presence reflected in our museums, archives, galleries and school textbooks”.39 Dit wil ik graag toelichten aan de hand van een voorbeeld over een collectiepresentatie in het Young Museum in San Francisco dat zich richtte op Amerikaanse kunst. De labels bij de

collectie laten duidelijk een sociaal-maatschappelijk bewustzijn zien van de conservatoren. Dit is goed merkbaar in de introducerende tekst: “cultural diversity and complexity is a historical fact of life in the United States, one whose impact is increasingly visible in the objects displayed in these galleries”.40 Een tekst als deze laat goed de invloed zien van het proces van de afgelopen decennia en is tekenend voor de meer ‘multiculturele’ houding die musea proberen te bereiken.

De nadruk wordt tegenwoordig veelal op educatie gericht, een van de kerntaken van het museum en de taak die het meest in verband staat met de samenleving. Sinds het einde van de vorige eeuw zijn veel musea veranderd in interactieve leeromgevingen waar men spelenderwijs informatie verkrijgt. Educatie wordt gezien als een belangrijke spil binnen het proces van sociale verandering.41 Daarnaast zien we een toename van wat men ‘multiculturele educatie’ noemt, een proces dat door Edith King zelfs een hervormingsbeweging wordt genoemd.42 Ondanks dat zij erkent dat dit concept het meest logisch valt toe te passen op antropologische musea, ziet zij ook kansen voor dit concept binnen andere musea. Met name voor historische musea ziet zij kansen weggelegd doordat hier machtsverhoudingen tussen groepen binnen de samenleving bespreekbaar kunnen worden gemaakt:

This more in-depth understanding of a society’s structure and distribution of power is revealed in the excerpts from participants’ projects and journals. We also discuss what is considered valuable and thus is placed in museums with the understanding that

museums reflect the traditions, culture and ‘sacred ways’ of those in power and that valued knowledge is defined by those in power”.43

Op deze wijze kunnen historische musea vraagtekens plaatsen bij hoe onze huidige maatschappij functioneert en zich tot de huidige staat heeft ontwikkeld. Een bewustzijn ten aanzien van deze machtsrelaties maakt ruimte voor een constructief debat. Museumeducatie wordt ook steeds belangrijker binnen het algemene onderwijscurriculum en het multicultureel onderwijs waarbij leerlingen op een andere manier de pluriforme samenleving leren begrijpen.44

Voordat ik verder uitweidt over de concepten die ik in dit onderzoek hanteer, wil ik kort uitleggen waarom juist het museum een plaats is waar dit interreligieuze contact plaats zou moeten

38 McClellan 2008: 50. 39 Ibidem: 51.

40 Gretchen Buggeln. ‘Museum space and the experience of the sacred’. Material Religion 8/1 (2012): 43. 41 Georgios Alexopaulos. ‘Living Religious Heritage and Challenges to Museum Ethics: Reflections from the Monastic Community Mount Athos’. Journal of Conservation and Museum Studies 11/1 (2013): 2.

42 Edith King. ‘Using Museums for More Effective Teaching of Ethnic Relations’. Teaching Sociology 20/2 (1992): 114.

43 Ibidem: 116-117. 44 Ibidem: 117.

(18)

vinden. Willem Frijhoff stelde ooit dat het museum “het geheugen van de gemeenschap is”.45 Deze functie brengt per definitie een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Frijhoff ziet het museum ook als de plek bij uitstek waar onze (nationale) identiteit wordt beheert en vormgegeven.46 Dit leidt ook tot een valkuil: een museumpresentatie of een tentoonstelling is altijd een selectie.47 Er worden keuzes gemaakt om bepaalde objecten niet te laten zien, of informatie juist wel of niet te vermelden. “Een goed beheerd museum stelt dus voortdurend de vraag naar de boodschap die het wil

uitdragen”.48Het gaat hierbij niet enkel om de boodschap, maar ook om de identiteit men wil

uitdrukken. Een tentoonstelling als Feest! dient hier ook zeker bij stil te staan: willen wij als museum uitdragen dat de christelijke feesten, en dus ook de normen en waarden, de basis vormen van ons land, of willen we Nederland als een zeer diverse samenleving laten zien? Hierbij speelt het christendom uiteraard wel een grote (historische) rol. In de volgende twee hoofdstukken zal ik de tentoonstelling op twee verschillende locaties analyseren om te onderzoeken hoe beide musea hiermee omgaan.

1.1.2 Het museum als multireligieus platform: ‘contact zones’ en soft power

In het voorgaande heb de ontwikkelingen binnen de museumwereld van de afgelopen decennia willen schetsen. Hieruit bleek dat musea een nieuwe relatie zijn aangegaan met de maatschappij. In deze paragraaf wil ik mij richten op twee concepten die hun intrede hebben gemaakt in de

museumwereld: de ‘contact zone’ en ‘soft power’. Mary Louise Pratt definieert haar concept, de ‘contact zone’, als volgt (al paste zij deze voornamelijk toe op een antropologische context):

I use this term to refer to social spaces where cultures meet, clash and grapple with each other, often in contexts of highly asymmetrical relations of power, such as colonialism, slavery, of their aftermaths as they are lived out in many parts of the world today. Eventually I will use the term to reconsider the models of community that many of us rely on in teaching and theorizing and that are under challenge today”.49

Met dit concept wil ze een contrast bieden tegenover bestaande ideeën over ‘gemeenschap’ die de basis vormen van hoe wij kijken naar communicatie, cultuur en religie, met name vanuit de academie, maar naar mijn mening ook vanuit musea. Zij verbindt haar ideeën vervolgens aan het concept 'imagined communities’: “human communities exist as imagined entities in which people will never know most of their fellow-members, meet them or even hear of them, yet in the mind of each lives the image of their communion”.50 Met haar ‘contact zone’ levert zij kritiek op het functioneren

45 Frijhoff 1992: 5. 46 Ibidem: 19 en 21. 47 Ibidem: 6. 48 Ibidem: 24.

49 Mary Louise Pratt. ‘Arts of the Contact Zone’. Profession, ofession (1991): 34. 50 Pratt 1991: 37.

(19)

van de maatschappij, met name op instituties als de wetenschap. Die houden deze non-communicatie in stand en bevestigen louter de bestaande machtsverhoudingen waarin er geen dialoog bestaat. Deze dialoog is juist wat zij zou graag zou willen bereiken. De moderne, pluriforme samenleving vereist namelijk een andere benadering waarbij dialoog een noodzakelijkheid is. Pratt erkent dit en stelt dat sinds de jaren tachtig, minderheden hebben laten blijken dat ze graag zouden zien dat hun verhalen en tradities opgenomen zouden worden in de nationale identiteit en cultuur. Dit is wat zij omschrijft als ‘rhetoric of belonging’. Minderheden hebben gepleit voor een meer diverse aanpak van instituties: “Institutions have responded with, among other things, rhetorics of diversity and

multiculturalism”.51 Er kunnen uiteraard verschillende vraagtekens worden geplaatst bij het concept

van de ‘contact zone’ binnen de museale context. Allereerst acht ik de term zelf enigszins vaag: is een museum in essentie niet een contact zone aangezien het een publieke ruimte is waar bezoekers elkaar kunnen ontmoeten en hun individuele ervaringen kunnen opdoen? Daarnaast is het de vraag hoe een museum kan streven naar een ‘contact zone’: hoe kun je er als museum voor zorgen dat bezoekers niet enkel in contact komen met elkaar, maar hoe dit dialoog vervolgens kan worden gevoerd en worden aangestuurd. Naast interactieve methodes binnen een tentoonstelling verlangt het concept ook naar menselijk contact. Door middel van museumeducatie en een sterke

randprogrammering kan dit worden bereikt, maar binnen een tentoonstelling zelf is dit lastiger te bewerkstelligen. Ondanks deze praktische bedenkingen, acht ik concept relevant genoeg doordat het inzicht geeft in de maatschappelijke functie van musea. Het concept van de ‘contact zone’ biedt musea tevens een model dat meer sensitief en reflexief is ten aanzien van machtsrelaties binnen de samenleving en doelt op een gelijkwaardige relatie tussen museum en publiek.52 De ‘contact zone’ moet echter niet als een al te paradijselijke plek worden gezien aangezien ook confrontatie veelal voorkomt. Toch stelt Pratt dat de ‘contact zone’ voornamelijk nieuwe kennis met zich meebrengt: “Along with rage, incomprehension, and pain, there were echilerating moments of wonder and revelation, mutual understanding and new wisdom – the joys of the contact zone”.53 Dit is precies waarom het concept vandaag de dag nog relevant is: men verlangt naar verdieping en naar kennis over elkaar.

In 1997 publiceerde James Clifford zijn artikel ‘Museums as Contact Zones’ waarin hij het concept van Pratt voor de eerste maal toepast op musea. Het museum wordt hier daadwerkelijk besproken als een ontmoetingsplek waar een dialoog gevoerd wordt.54 Hij beschrijft de ‘contact zone’ tevens als een plek van samenwerking en interactie. Ook past hij het concept op andere musea toe dan enkel de etnografische musea.55 Niet alleen het museum fungeert als ‘contact zone’, ook de objecten dragen deze functie mee: “Artefacts function as ‘contact zones’, cataclyst for new

51 Ibidem: 39. 52 Boast 2011: 64. 53 Pratt 1991: 39. 54 Boast 2011: 56-57. 55 Ibidem: 61.

(20)

relationships”.56 Die dialoog via objecten kan zowel binnen een gemeenschap als tussen

gemeenschappen ontstaan.57 Ik kan me voorstellen hoe objecten in het Bijbels Museum christenen herinneren aan hun jeugd en dat tussen gelovigen een dialoog over herinnering kan ontstaan. Deze objecten kunnen echter ook leiden tot vragen, interesse en zelfs herkenning vanuit andere

gemeenschappen. Door middel van persoonlijke ervaringen kunnen zowel overeenkomsten als verschillen besproken worden. Het idee van een museum als platform is juist in urbane omgevingen van belang: onze verstedelijkte randstad is zo divers en musea dienen zich bewust te zijn van deze diversiteit en complexiteit.58 De ideeën van de ‘contact zone’ komen overeen met het gedachtegoed van de nieuwe museologie, waarbij ervan wordt uitgegaan dat musea een belangrijke

maatschappelijke rol vervullen: “A museum is or rather should be one of the most perfected tools that society has available to prepare and accompany its own transformation”.59 In de volgende hoofdstukken zal ik de tentoonstelling Feest! analyseren, waarbij ik gebruik maakt van de ‘contact zone’. Ik ben mij sterk bewust van de beperkingen die kleven aan dit concept, maar ik acht het een duidelijk en beeldende term voor het idee van een museum als een ‘multireligieus platform’.

Dit sluit naadloos aan op wat Lord en Blankenberg omschrijven aan de hand van het concept ‘soft power’. Het concept dook ongeveer vijfentwintig jaar geleden op om machtsrelaties tussen landen en overheden te beschrijven. Met ‘soft power’ bedoelen ze de kracht die landen, steden, maar ook musea, bezitten om anderen via ideeën, kennis, waarden en cultuur te beïnvloeden.60 Dit heeft niet altijd een positieve uitwerking:

Whether we date museums from the cathedral vault or the princely schatzkammer, from the great 18th-century universal collections or from childhood memories of geological wonders […], museums have always been powerful public spaces where the leading ideas of the time were presented. […] The ideas represented aren’t always good ideas. Sometimes they are very bad ideas indeed, like eugenics and imperialism and man’s “natural mastery” over nature. Nonetheless museums are places where ideas are openly presented and contested – and have been for hundreds of years.61

Inmiddels hebben musea een ontwikkeling doorgemaakt tot publieke instituties. Hun transformatie naar centra van ‘soft power’ is een nieuwe stap in deze ontwikkeling.62 Langzaam maar zeker worden musea zich steeds meer bewust van deze ‘stille kracht’.63 Een van de functies van het moderne museum omschrijven Lord en Blankenberg als ‘place making’: door interactie tussen inwoners en het museum creëert men sociaal kapitaal: “Museums present beautiful, accessible and meaningful spaces

56 Boast 2011: 59. 57 Ibidem: 59.

58 Ching Lin Pang, Joachim Bauer, Anja Dauschek, Paul van de Laar, Lieve Willekens en Leen Beyers. ‘Urban Diversity and a Working Meeting in Antwerp’. Faro 7/4 (2014): 32.

59 Ibidem: 34.

60 Lord en Blankenberg 2015: 9. 61 Ibidem: 10-11.

62 Ibidem: 11. 63 Ibidem: 19.

(21)

in which communities and individuals can meet, exchange ideas and solve problems”.64 Door deze interactie kunnen bezoekers op een andere manier naar zichzelf en de wereld om zich heen gaan kijken: dit is ‘soft power’. Ook historische collecties kunnen hierbij helpen doordat hierdoor een begrip kan worden gekweekt voor de veranderingen die een cultuur of samenleving heeft doorgemaakt.65 ‘Soft power’ is een term die het idee van de ‘contact zone’ verder uitdiept en de uitwerking van een museumbezoek op de bezoeker kan verklaren in machtstermen. Ik wil dan ook bepleiten dat dit een sterker begrip is aangezien het meer aandacht vestigt op deze machtsrelaties en daarmee ook op de verantwoordelijkheden van musea. In de loop van dit onderzoek zal de term ‘contact zone’ terugkeren, maar ik zal ‘multireligieus platform’ als leidende term gebruiken. Ik vind dat deze term meer tot de verbeelding spreekt en zich sterker richt op wat ik wil beschrijven: hoe een tentoonstelling of museum kan functioneren als een platform waar interreligieus contact plaatsvindt.

Musea worden veelal beoordeeld op de bezoekersaantallen, maar Lord en Blankenberg stellen dat er meer oog zou moeten zijn voor de effecten op lange termijn, waaronder onder andere educatie. Daarnaast spelen musea een rol in de creatie van burgerschap, wat bereikt kan worden door een concept als de ‘contact zone’ of:

The agora of the city – the place where people come together to learn about issues, debate the future, consider new propositions and evaluate the various development moves that are changing the cityscape every day. Again, the idea is that the museum barriers come tumbling down and the physical plant of the museum becomes not just a repository but also a safe and respectful gathering place.66

Sommige musea zullen dit platform gebruiken om diversiteit te vieren, anderen gebruiken hun collecties om een debat aan te gaan. Hier staat het individu veel meer centraal en kunnen thema’s die spelen in de samenleving worden besproken. Om museumcollecties voor iedereen aantrekkelijk te maken en om geschiedenis en ongelijkheid te kunnen overbruggen, moeten musea een proactieve houding aannemen.67 Dit laatste is waar ik met zowel de ‘contact zone’ als ‘soft power’ op wil wijzen. Juist culturele activiteiten, en dus ook musea, zijn uitermate geschikt voor uitwisseling tussen mensen met een verschillende achtergrond.68 Het museum wordt door Lord en Blankenberg gezien als een ideale plek om deze uitwisseling te laten plaatsvinden. Ik geloof dat dit wellicht een te idealistisch beeld is. Allereerst is er de vraag hoe deze veilige en respectvolle omgeving eruit ziet en hoe deze bereikt kan worden. In dit onderzoek stel ik tevens de vraag of elk museum hier ‘geschikt’ voor is. Leent elke collectie hiervoor en hoe kunnen eventueel tentoonstellingen hiervoor worden ingezet? Feest! is namelijk een tentoonstelling die hier aandacht op vestigt aangezien het blijkbaar 64 Lord en Blankenberg 2015: 21. 65 Ibidem: 24. 66 Ibidem: 41 en 44. 67 Ibidem: 100 en 112. 68 Ibidem: 222.

(22)

een verlangen is vanuit de maatschappij om meer over elkaar te weten te komen. In de volgende hoofdstukken zal ik meer uitweiden over deze tentoonstelling en onderzoeken in hoeverre Feest! zich manifesteert als een multicultureel platform en in hoeverre dit een geschikte plek is voor een dergelijk platform.

1.2 Religieuze collecties in musea en de multireligieuze samenleving

In het voorgaande heb ik gesproken over het proces dat vaak wordt besproken als nieuwe

museologie. Hiermee heb ik willen aantonen dat musea vandaag de dag sociale instellingen zijn en in dialoog zijn met de samenlevingen. Dit heb ik toegelicht aan de hand van twee verschillende

concepten die nog meerdere keren zullen terugkeren in dit onderzoek: het museum als ‘contact zone’ en ‘soft power’. Deze paragraaf zal de museumwereld bekijken vanuit een meer

religieus-wetenschappelijk perspectief.

1.2.1 Religie en musea: hoe religie zich manifesteert in de museale context

Het moge duidelijk zijn dat er aan religieuze objecten in museale context een speciale betekenis wordt toegekend: het zijn niet louter museumstukken, en ze dragen voor gelovigen ook een heilige betekenis met zich mee. Een gelovige bezoeker zal dan ook anders kijken naar de tentoonstelling van deze objecten dan bijvoorbeeld seculiere bezoekers.69 Heilige objecten kunnen leiden tot emotionele reacties, sommige bezoekers zullen de objecten zelfs willen aanraken.70 Musea worden geacht rekening te houden met de verschillende betekenissen die deze objecten kunnen meedragen. Het is een ethische plicht, die is vormgegeven aan de hand van diverse richtlijnen voor het omgaan met religieuze objecten binnen de museumcontext.71 Binnen museumstudies komt met name de materiële context van de objecten naar voren, waarbij de interactie tussen mens en object

onderbelicht blijft, terwijl hier de religieuze praktijk juist tot uiting komt. De seculiere interpretatie van religieuze objecten wordt als norm gehanteerd.72 Het lijkt alsof het verband tussen religie en het museum ontkend wordt en dat de religieuze praktijk niet thuis lijkt te horen in de ‘seculiere’

omgeving van een museum. Ondanks dat musea meer rekening zijn gaan houden met de diversiteit van hun publiek, houden zij nog altijd vast aan hun seculariteit: zij achten een seculiere visie het meest passend en zien dit als hun verantwoordelijkheid. Steph Berns probeert hier enigszins kritiek op te leveren door te stellen dat denken in scheidslijnen van religieus en musea een heel seculiere manier van denken is. De religieuze achtergronden van bezoekers maken namelijk deel uit van hun

69 Buggeln 2012: 41. Bevestigd door Brooks 2012: 14. 70 Berns 2015: 5.

71 Alexopaulos 2013: 1-2. 72 Berns 2015: 6-8.

(23)

museumervaring. Dit is de afgelopen tijd veel meer onderzocht, zeker binnen het kader van visitor

studies. 73 Iemand met een religieuze achtergrond zal wellicht niet naar een museum komen om

bijvoorbeeld Maria te eren (hiervoor zal diegene eerder een kerk bezoeken), maar de achtergrond bepaalt wel hoe deze persoon Mariabeelden in museale context ervaart. Hij verwoordt dit zelf eigenlijk het beste: “the unknowable and inexpressible is a central component of people’s experiences with sacred objects”.74 Het is de eigen levensbeschouwing van bezoekers die hun belevenissen kleurt.

Een vraag die speelt binnen religieuze collecties is hoe je een religieuze inhoud levend kunt krijgen voor bezoekers die zich hier niet noodzakelijk mee verbonden voelen.75 Ik noemde al eerder het belang van labels binnen een museumpresentatie: het bepaalt sterk de manier waarop een bezoeker de tentoonstelling bekijkt. Vaak bevestigen ze tevens de denkbeelden van de bezoeker of bieden ze een passend referentiekader om de objecten in een context te kunnen plaatsen. Een belangrijk punt is de manier waarop de teksten zijn geschreven. Zo suggereert schrijven in de verleden tijd bijvoorbeeld een historisch perspectief.76 Door religie op een dergelijke wijze te bespreken, wordt gesuggereerd dat het geen levende traditie is. Wat ik hiermee duidelijk wil maken is dat er veel aandacht wordt vereist van het museum om tentoonstellingen met religieuze collecties zo objectief en coherent mogelijk weer te geven.

Welke bijdrage zouden de christelijke collecties die ik hier behandel kunnen hebben binnen onze pluriforme samenleving? Een samenleving waarin de invloed van het christendom ook nog sterk is afgenomen:

How to interpret sacred and eccliastiscal art and artifacts in a multifaith and apparently secularizing society where the majority of museum visitors may feel little emotional or faith links to Christian beliefs and practices and may not have a knowledge of the Bible or an understanding of the nature and role of Christian ecclesiastical impedimenta”.77

Hieruit blijkt dat het merendeel zichzelf niet meer beschouwt als een actief christen en dat dit voor musea met een christelijk imago lastig kan zijn om aantrekkelijk te zijn voor een breed publiek. In het voorgaande heb ik willen verdedigen dat elk museum en elke collectie kan functioneren als een ‘contact zone’, een plaats waar mensen en ideeën samenkomen. Objecten en bijbehorende verhalen vanuit verschillende religies kunnen mensen en hun handelen wel degelijk beïnvloeden: “I am learning about other people’s views and that helps to see other perspectives”.78 Voor zowel gelovigen als ongelovigen kunnen museumobjecten een rol spelen in het begrijpen van het dagelijks leven, al is hier wel een voorwaarde aan verbonden: namelijk dat het museum andere contexten dan enkel het 73 Berns 2015: 9. 74 Ibidem: 38. 75 Buggeln 2012: 44. 76 Berns 2015: 112 -113. 77 Brooks 2012: 14. 78 Berns 2015: 48.

(24)

museum bij de presentatie van deze objecten betrekt.79 Vaak worden verhalen en objecten verpersoonlijkt of geactualiseerd zodat het aansluit op de belevingswereld van de bezoeker. De manier waarop religieuze objecten tentoongesteld worden, heeft voornamelijk als doel een hechtere relatie aan te gaan met het publiek, met name het publiek dat zich niet noodzakelijkerwijs bewust is van de heilige context.80 Een goed voorbeeld van een tentoonstelling die op dit idee aansluit is de tentoonstelling Hajj in het British Museum in 2012. De tentoonstelling is na het succes in Engeland gaan reizen door Europa en heeft een jaar later ook Museum Volkenkunde in Leiden aangedaan. De tentoonstelling ging over de pelgrimstocht naar Mekka, de Hajj, een van de vijf zuilen van de Islam. Het trok een breed publiek: van moslims tot andersgelovigen en ook niet-gelovigen. Het

museumbezoek was een verschillende ervaring voor moslims en niet-moslims, maar voor beide groepen had het een duidelijke maatschappelijke dimensie. Voor moslims was het veelal een manier waarop zij zichzelf konden laten zien en waar zij een interreligieus en cross-cultural dialogue wilden voeren om wederzijds begrip en een gedeeld gevoel van gemeenschap te versterken. Zij hadden groot belang bij hoe hun geloof werd gepresenteerd. Voor de niet-moslims was het eens kans om zich meer te verdiepen in de veelbesproken islamitische traditie.81 Het British Museum had zelfs een ‘multifaithroom’ geïnstalleerd: een plaats waar moslims tijdens de tentoonstelling konden bidden, maar die ook toegankelijk was voor niet-moslims: “a space that enables ‘coexistence of individuals and groups of different faiths (and none), both nationally and locally”.82 Deze tentoonstelling laat duidelijk zien hoe actueel religieuze tentoonstellingen en collecties kunnen zijn. Chrispin Paine stelt bijvoorbeeld dat religie musea een handvat biedt om zichzelf relevanter te maken en het leven van mensen te verrijken, zolang het op een interactieve, emanciperende en amusante manier gebeurt.83 Voor veel historische musea valt hier nog winst te behalen. In hoeverre dit geldt voor de musea die ik hier wil onderzoeken zal duidelijker worden in de volgende hoofdstukken.

Ik wil deze paragraaf graag afsluiten met een uitspraak van Crispin Paine die de relatie, maar ook de maatschappelijke noodzaak voor samenwerking, tussen musea en de multireligieuze

samenleving, goed verwoordt:

Religion is controversial, political, emotional, and difficult, but without understanding something of what it has meant and still means to human beings, we are lesser people. Museum workers are charged with the great task of helping our visitors to join in humankind’s search for meaning.84

Dit is een bijna filosofische uitspraak en richt zich op ‘zingeving’. Religieuze objecten en kunst appelleren aan universele normen, waarden en vragen die de mensheid bezig houden. Religie wordt

79 Berns 2015: 49. 80 Brooks 2012: 18. 81 Berns 2015: 159 en 192. 82 Ibidem: 166.

83 Crispin Paine. ‘Introduction museums and material religion’. Material Religion 8/1 (2012): 7. 84 Paine 2012: 8.

(25)

op deze manier als iets levends beschouwd, als een van de manieren waarop je naar het leven kunt kijken. Deze visie geeft uiting aan, en rechtvaardigt de wens voor een maatschappelijke dimensie binnen musea met een christelijke collectie. De context van religie is dus een gemene deler voor de mensheid en dit is precies waarom er voor religieuze collecties in musea een belangrijke taak is weggelegd.

1.2.2 Multireligiositeit als sociaal fenomeen: ideeën en concepten uit de academie

Musea kunnen niet inspelen op multireligiositeit als men niet weet welke rol religie in de moderne samenleving vervult. Religiewetenschappen is een interdisciplinair veld waar klassieke

tekstwetenschappen hand in hand gaan met onder andere cultuurwetenschappen en sociologie. Net zoals de museologie is religiewetenschap erg dynamisch en sterk in verandering: het verandert mee met de samenleving. Twee belangrijke pijlers binnen de moderne religiewetenschappen betreffen: de algemene, veranderende rol van religie in de moderne samenleving en de wijze waarop wij als individuen samenleven binnen een multireligieuze samenleving. Ik wil beginnen met het laatste punt aangezien dit leidend is binnen mijn onderzoek: de multiculturele of multireligieuze samenleving. Vanaf ongeveer de jaren zestig bestond het idee dat er tegenover de gevestigde orde een

multiculturele samenleving bestond. Door velen worden de gebeurtenissen van 9/11 gezien als het bewijs dat multiculturaliteit zijn werk nog niet had gedaan. Het blijft een gevoelig punt, dat ook in de museumwereld doorwerkt: hoe representeer je een cultuur (met vaak goede bedoelingen) zonder te homogeniseren?85

In Nederland heeft het christendom de westerse cultuur sterk beïnvloed, wat ook zichtbaar is in de musea die ik in deze scriptie bestudeer.86 In de volgende hoofdstukken wil ik graag

onderzoeken hoe dit zijn uitwerking heeft op de musea. We leven echter in een multiculturele samenleving: “How is the sacred understood in a Western multicultural society which is increasingly perceived as moving away from long-established Christian traditions”?87 De vraag die hiermee overblijft en die ook van belang is voor het Catharijneconvent en het Bijbels Museum, is hoe een bewustzijn van de eigen cultuur kan blijven voortbestaan zonder onrecht te doen aan andere tradities.88 Kees Ribbens publiceerde in 2004 een zeer interessant artikel waarin hij belangrijke vraagtekens plaats bij de Nederlandse, historische canon. Wat wij als Nederlanders ervaren als de vaderlandse canon doet geen recht aan de verhalen en herinneringen van het groeiend aantal

85 Marilyn Edelstein. ‘Multiculturalisms Past, Present and Future’. College English 68/1 (2005): 14-15 . Deze punten worden ook onderdbouwd door Gerd Baumann. The Multicultural Riddle: Rethinking

National, Ethnic, and Religious Identities. New York 1999.

86 Berns 2015: 44-45. 87 Brooks 2012: 12. 88 Ibidem.

(26)

allochtonen.89 Deze groepen hebben een tegenverhaal te vertellen, een andere kijk op de nationale geschiedenis.90 Volgens Ribbens moeten we zien te voorkomen dat geschiedenis noodzakelijkerwijs leidt tot uitsluiting. Dit kunnen we bereiken door een open positie in te nemen ten aanzien van onze geschiedenis, door middel van reflectie en het accepteren van confronterende zienswijzen.91 Ik zou hier graag aan willen toevoegen dat musea, waar de nationale geschiedenis en cultuur wordt

gepresenteerd, hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Zij hebben de verantwoordelijkheid om een open blik op de geschiedenis te handhaven en open te staan voor tegenverhalen en discussie over historie, cultuur en erfgoed. Ook Ribbens erkent dat musea een stimulans kunnen zijn voor intercultureel werken en kunnen dienen als plaatsen waar diversiteit uiting kan krijgen.

De tweede pijler binnen de religiewetenschappen is de veranderende rol van religie in de moderne samenleving. In een multireligieuze samenleving leven mensen met verschillende

levensovertuigingen naast elkaar. Deze multireligiositeit kan echter ook verenigd zijn in een individu. Na de Tweede Wereldoorlog is de positie van het christendom binnen de samenleving veranderd en zijn invloed afgenomen. Deze secularisering ging volgens veel religiewetenschappers hand in hand met een ander proces: de individualisering van religie (door sommigen wordt gesproken over sacralisering). Religie bestond steeds minder in georganiseerde vorm, maar ging zich steeds meer achter de voordeur afspelen. Een opvallende ontwikkeling vanaf circa de jaren zestig is de

toenemende interesse voor wat men kenmerkt als ‘spiritualiteit’. Er wordt zelfs gesproken van een spirituele revolutie, al wordt dit door velen ook ontkracht. Voor mijn onderzoek is dit echter weinig relevant. Waarom ik dit aanhaal is, om te verklaren hoe de moderne religieuze mens in elkaar steekt. We leven in het tijdperk van de religieuze supermarkt, ook wel pick ’n mix religie genoemd. Een individu hoeft zich niet noodzakelijkerwijs te verbinden aan een levensovertuiging, maar kan uit verschillende tradities dingen meepikken. Mensen zijn dus vaak niet meer enkel christen, Jood , moslim of juist seculier. Elk individu heeft zijn eigen interesses en een eigen kijk op het leven. Zo ken ik mensen die zich christen noemen, maar zich net zo sterk identificeren met het Boeddhisme of met bijvoorbeeld Kabbala. Voor een eerder onderzoek heb ik een wicca-priester geïnterviewd om uit te zoeken hoe zijn levensovertuiging past binnen het leven in een moderne maatschappij. Hij bleek echter een perfect voorbeeld van een modern individu: naast wicca-priester was hij ook sjamaan, maar hij voelde zich net zo goed christen. Dit laat zien dat religie een dynamisch fenomeen is waarbij vaak geen sluitende conclusies kunnen worden getrokken. Dit maakt het werken met doelgroepen. 92

89 Kees Ribbens. ‘De vaderlandse canon voorbij? Een multiculturele historische cultuur in wording’.

Tijdschrift voor geschiedenis 117/4 (2004): 500.

90 Ibidem: 500-501. 91 Ibidem: 501-503.

92 Iris Ettema. ‘Moderne Wicca: betovering in een moderne wereld. Zingeving en positionering van Wicca’s in een nieuw tijdperk’. Religie, diversiteit en de post-seculiere samenleving. Universiteit van Amsterdam. 27 januari 2016.

(27)

1.3 Politiek perspectief: diversiteit als maatstaf

In deze paragraaf zal ik dieper ingaan op de politieke factoren die een rol spelen in het multiculturele beleid van musea. Het cultuurbeleid van de Nederlandse overheid reflecteert tevens de

veranderingen die hebben plaatsgevonden in de museumwereld, zoals hierboven beschreven. Uit deze paragraaf zal enerzijds blijken dat het cultuurbeleid sterke overeenkomsten vertoont met de vernieuwingen van de nieuwe museologie, maar ik zal anderzijds ook laten zien dat politieke

factoren zowel een stimulans als een obstakel kunnen zijn in het functioneren van musea. Ik heb deze paragraaf verdeeld in twee periodes: de periode waar wij ons nu in bevinden (het cultuurbeleid tot en met 2016) en de plannen die er liggen voor de nieuwe periode: 2017-2020.

1.3.1 Het huidige cultuurbeleid: een multireligieus perspectief

Het cultuurbeleid in Nederland heeft interessante ontwikkelingen doorgemaakt de afgelopen decennia. In mijn onderzoek zal ik mij echter focussen op het huidige cultuurbeleid, dat veel stof heeft doen opwaaien. Veel culturele instellingen werden flink gekort op hun overheidsinkomsten. Allereerst wil ik graag ingaan op de speerpunten van het huidige beleid. Het ministerie stelt zelf dat de kernpunten educatie, vernieuwing, talent, ondernemerschap en internationalisering zijn.93 Deze beleidsperiode wordt door velen echter gekenmerkt als een periode van bezuinigingen: er werd 200 miljoen bezuinigd op de cultuursector, wat mede gelegitimeerd wordt door de economische crisis.94 Er is ook een contradictie te vinden in het huidige cultuurbeleid: enerzijds moeten culturele

instellingen meer eigen inkomsten genereren, meer bezoekers trekken en ondernemender worden, terwijl anderzijds aan musea wordt gevraagd meer energie te steken in het trekken van nieuwe doelgroepen. Meer bezoekers en nieuwe bezoekers gaan niet altijd samen: door je te richten op de belevingswereld van nieuwe doelgroepen zal je als museum wellicht andere keuzes moeten maken, die niet altijd het breedste publiek aanspreken.95 Onderzoek doen naar nieuwe doelgroepen kost aandacht, energie, tijd en geld. Doordat er keuzes moeten worden gemaakt als ‘waar richten we ons op met deze tentoonstelling, en op wie?’, ‘besteden we ons budget aan maatschappelijke projecten of zullen we werken aankopen van een belangrijke kunstenaar’, kan het zijn dat het museum zal moeten kiezen tussen het trekken van meer bezoekers, het neerzetten van ‘blockbusters’, of

maatschappelijke projecten en tentoonstellingen die aansluiten bij de belevingswereld van nieuwe doelgroepen en minderheden.

Al in 2012 erkende de overheid de maatschappelijke rol van musea. We leven in een

93 Rijksoverheid. <www.rijksoverheid.nl>. Onderwerpen. Kunst en cultuur.

<https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kunst-en-cultuur/inhoud/kunst-en-cultuurbeleid>. Versie 3 juni 2016 . Ook: Cultuur in beeld 2012. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Den Haag 2012: 10-11.

94 Cultuur in Beeld 2012: 7. 95 Cultuur in Beeld 2012: 73-74.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leerkrachten/opvoeders zijn voor anderstalige ouders een belangrijke informatiebron bij de meertalige opvoeding van hun kinderen?. Gezinnen hebben vaak behoefte aan ondersteuning

Vanuit de opdracht tot zorg- vuldig rentmeesterschap voor dit geschonken leven, besef ik ten volle dat ik aan het einde van mijn leven verantwoording zal moeten afleggen

Zeg: Wat voor de titel geldt, geldt vaak ook voor de voorkant van het boek; je ziet waar het boek over gaat, je wordt nieuwsgierig en soms zijn de plaatjes leuk, grappig

Laat het eerste fragment van YouTube zien zonder het eind.. Vraag: ‘Wie snapt hoe

De reeks leverde de Italiaanse fotograaf vorig jaar een eerste plaats op presitigieuze World Press Photo-wedstrijd, maar Troilo moest zijn bekroning weer inleveren toen bleek dat hij

Doordat er veel overeenkomende elementen te zien zijn, zoals de wijn die wordt wijn geschonken aan de man, een flink stuk decolleté bij de vrouw en de luit, kan gezegd worden dat

berekend over de betreffende (termijn)bedragen exclusief omzetbelasting.Ter vermijding van de kans op een strafheffing overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 15 lid 4 Wet

Ze gaan daar heel vrijblijvend in mee, misschien nog wel meer dan volwassenen.’ 118 Het dilemma van geen onderscheid willen maken, maar het besef dat het soms wel moet, dat