• No results found

3 Het Feest! gaat door: diversiteit in het Bijbels Museum

3.4 Feest! en hoe nu verder

In deze hoofdstukken heb ik getracht het Catharijneconvent en het Bijbels Museum te analyseren aan de hand van de tentoonstelling Feest!, die in beide musea te zien is. Op deze manier wilde ik erachter komen in hoeverre Feest! inhaakt op het idee van meer inclusieve musea, een idee dat gedurende de tweede helft van de vorige eeuw is ontstaan vanuit de museumwereld en waar vandaag de dag de overheid ook op inspeelt. Ik heb dit onderzoek gewerkt met twee hoofdconcepten: de ‘contact zone’ en ‘soft power’, twee concepten die inspelen op de relatie tussen musea en de samenleving, ervan uitgaand dat musea een belangrijke maatschappelijke rol hebben te vervullen. In de twee

hoofdstukken die ik besteed heb aan de analyse van beide musea heb ik willen aantonen dat de tentoonstelling Feest! tot op zekere hoogte inspeelt op deze ontwikkelingen, maar dat het eindstation nog niet is bereikt. In deze hoofdstukken heen heb ik mijn gedachtes hierover naar voren gebracht en ideeën geopperd om deze maatschappelijke en multireligieuze positie van de musea en de

tentoonstelling Feest! te versterken. Zo heb ik het gehad over de presentatie, die zeker in het Bijbels Museum, meer aandacht zou mogen krijgen. Daarnaast pleit ik voor meer doelgroepenspreiding: de tentoonstelling heeft veel te bieden aan jongeren, volwassenen en ook aan mensen die wel actief

207 Culturele Basisinfrastructuur 2017-2020. Raad voor Cultuur. Den Haag 2016. 208 Hanna Holwerda. Interview. 2 juni 2016.

bezig zijn met de religieuze feesten. Het Catharijneconvent heeft in de presentatie, door het gebruik van verschillende hoogtes en labels, al een onderscheid gemaakt tussen het jonge en het volwassen publiek. Toch mis ik ook hier meer interactieve methoden om dit volwassen publiek te prikkelen en gedachtes en belevenissen van mensen bij elkaar te brengen. In het Bijbels Museum ontbreekt dit voor mijn gevoel nog sterker. Daarnaast ben ik voorstander van een krachtige randprogrammering die meer buiten de lijntjes kleurt, aangezien de activiteiten die de musea nu bieden veilig zijn te noemen: ze blijven binnen de bestaande kaders van het museum en focussen zich dus vooralsnog op de christelijke feesten. Zoals ik al stelde heeft het publiek behoefte aan contact met andere tradities en rituelen, die binnen de Nederlandse samenleving sterk aanwezig zijn, maar waarover weinig Nederlanders gefundeerde kennis hebben. Ook voor volwassenen zijn thema’s als besnijdenis, kosher eten en de relaties tussen verschillende geloven en feesten zeer interessant. Lezingen met bijzondere gastprekers zouden voor het publiek dat verdieping zoekt een goede uitkomst kunnen bieden. Daarnaast denk ik dat met het oog op onze pluriforme samenleving gezamenlijke feestvieringen een goede uitwerking zouden kunnen hebben: als de verschillende lichtfeesten zo’n sterke gelijkenis vertonen, waarom brengen we ze dan niet een keer bij elkaar? Zo kan men elkaars feestgerechten proeven, ervaringen uitwisselen, rituelen demonstreren etcetera. Zoals Anite Haverkamp zo mooi wist te verwoorden: “wat zegt het over ons als mensen, als Nederlanders, als we niet meer dingen samen willen vieren”?209 De musea hoeven hierbij niet af te wijken van hun eigen visie aangezien ze beide een brede blik op religie willen bieden. Lord en Blankenberg reiken in hun boek een aantal ideeën aan die overeenkomen met mijn visie op deze musea. Zo stellen zij onder andere dat:

A participatory or open museum, however, goes far beyond enhancing public programs, affecting all facets of the institution. A museum that encourages people to take part in workshops or attend holiday programs but does not engage more widely, ignores complaints or excludes diverse perspectives in its exhibitions..”.210

Beide musea streven naar diversiteit, dus mogen zij zich niet beperken tot veilige activiteiten, maar moeten zij nog actiever inspelen op de wensen van het publiek. Een ander idee dat Lord en

Blankenberg naar voren brengen zijn flexibele openingstijden: de meeste musea halen de meeste inkomsten binnen in de weekenden waarbij zij zichzelf promoten als daguitjes. Lord en Blankeberg pleiten er echter voor om dit anders te benaderen, waardoor musea zichzelf kunnen manifesteren als ‘cultural hubs’ waar studenten kunnen studeren, waar je bij elkaar kunt komen voor koffie en een gesprek en waar verschillende activiteiten worden gehouden. Deze sociaal-maatschappelijke functie zou beter uit de verf komen als musea hun openingstijden zouden aanpassen en opengaan in de avonden. Dit betekent dat zij ook niet voor het middaguur open zouden hoeven of deze rustige tijden kunnen benutten voor het onderwijs.211 Zeker in de randstad, waar het Bijbels Museum en het

209 Anite Haverkamp. Interview. 20 mei 2016. 210 Lord en Blankenberg 2015: 107.

Catharijneconvent zich bevinden, is dit een aannemelijk idee. Uiteraard zou hier meer onderzoek naar gedaan moeten worden, maar ik denk wel dat dit meer ruimte zou bieden voor een sterke randprogrammering waar onder andere een debatavond, lezingen, workshops, demonstraties, filmavonden en andere bijeenkomsten toe behoren.

Een interessant concept dat Lord en Blankenberg voordragen lijkt mij een mooie afsluiter van dit hoofdstuk: het verschil tussen ‘bridging’ en ‘bonding’. Deze theorie is afkomstig van socioloog Robert Putnam, die onderzoek heeft gedaan naar het creëren van sociaal kapitaal: hoe

(maatschappelijke) issues gezamenlijk overwonnen kunnen worden. ‘Bonding’ gebeurt met name binnen een bepaalde, redelijk homogene groep en draait om steun zoeken bij gelijk denkenden. Ondanks dat dit empowerment van minderheden met zich mee kan brengen, kan het ook leiden tot een uitsluiting van anders denkenden wat op den duur weer leidt tot polarisatie. Dit komt de multiculturele samenleving zeker niet ten goede en musea zouden zich hier dan ook voor kunnen behoeden. Zij moeten zich richten op ‘bridging’: contact tussen heterogene groepen. Hierbij wordt kennis en ervaringen uitgewisseld waardoor er een uitgebalanceerde situatie kan ontstaan tussen mensen en groepen met verschillende achtergronden. Volgens Putnam kunnen culturele activiteiten bijdragen aan zowel ‘bonding’ als aan ‘bridging’. In dit onderzoek wil ik bepleiten, dat de musea die ik hier typeer als musea met een christelijke focus, zich nog sterker bewust worden van de kracht die zij bezitten.212