• No results found

3 Het Feest! gaat door: diversiteit in het Bijbels Museum

3.2 Het Bijbels Museum als een stille kracht in de stad

3.2.1 De Bijbel als ‘multireligieus platform’?

In hoeverre fungeert Feest! in de stad als een ‘multireligieus platform’ in het Bijbels Museum? Het museum zelf ziet de tentoonstelling duidelijk als een goed voorbeeld van dit concept en hun visie blijkt onder andere uit het missiestatement en eerdere tentoonstellingen. Het wil het christendom in de eenentwintigste eeuw plaatsen en persoonlijke verhalen vertellen waarom religie belangrijk voor mensen is en was. Deze visie is ook precies wat de tentoonstelling Feest! in de stad verbindt met de rest van het museum.199 Op het eerste gezicht lijkt het Bijbels Museum dan ook een geschikte plaats voor een ‘multireligieus platform’. In de tentoonstelling zelf vertellen mensen met verschillende religieuze achtergronden wat de diverse feesten voor hen betekenen. Dit is een goed voorbeeld van de wijze waarop het museum een modern dialoog over religie op gang wilt brengen waarbij naar mijn idee persoonlijke beleving, zingeving en begrip centraal staan. Toch bestaat er ook een zekere spanning tussen de traditionele collectie (het Schoutenkabinet bijvoorbeeld) en de tentoonstelling Feest!, waarbij de eerste zich sterk richt op het jodendom en christendom en de laatste veel meer inspeelt op de multireligieuze samenleving. Deze spanning vind ik wel merkbaar in het museum en Feest! lijkt een losstaand iets, terwijl het in het Catharijneconvent veel meer is geïntegreerd in de

197 Feest! in de stad. Opdrachtenboekje voor de groep 6/7/8 van de basisschool. Bijbels Museum Amsterdam.

198 Feest! Weet wat je viert: Handleiding voor groep 6/7/8 van de basisschool. Museum Catharijneconvent, Bijbels Museum en Ons’ Lieve Heer op Solder.

gehele collectie en onderdeel is van de looproute door het museum. Haverkamp stelde al dat men

Feest! nodig heeft om veel objecten in de collectie van het museum te begrijpen.200 Er zijn zeker

manieren te bedenken om de tentoonstelling en de vaste collectie van het Bijbels Museum beter op elkaar aan te laten sluiten. Zoals ik al stelde mist de tentoonstelling een bepaalde hoeveelheid objecten en kunstwerken die zou de relatie tot de rest van de collectie zou kunnen versterken, de tentoonstelling aantrekkelijker maken voor de reguliere bezoeker en de opstelling ook ‘aankleden’. Daarnaast zou het museum kunnen nadenken over meer interactieve methoden die ook voor de reguliere bezoeker aantrekkelijk zijn, aangezien de tentoonstelling heel sterk is ingericht voor de jongere bezoeker. Een idee zou zijn om mensen te laten verwoorden wat hun religie en bijbehorende feesten voor hen betekenen door middel van korte filmfragmenten, die de bezoekers op kunnen nemen in de tentoonstelling, of de mogelijkheid bieden hun ervaringen ergens op te kunnen

schrijven, waarna deze verzameld kunnen worden. ‘Samenbrengen’ staat in het educatieprogramma centraal, maar komt in de familietentoonstelling nog niet helemaal tot uiting. Wellicht is het niet uitnodigend genoeg of weet men niet of men de objecten in de tentoonstelling wel aan mag raken. Een leuk aspect in de tentoonstelling vond ik de muur waarop de kinderen hun idee van ‘vasten’ mochten opschrijven. Vasten is iets wat in vele religies voorkomt, maar ook door seculieren wordt gedaan.201 De reacties verschillen dan ook sterk: van een leerling die meedoet aan de ramadan tot iemand die een week lang geen snoepjes neemt of een week lang geen tv of iPad gebruikt. Het lijkt makkelijk, maar op deze wijze gaan de leerlingen toch nadenken over wat vasten precies is,

bijvoorbeeld dat het een manier is om jezelf op een bepaalde manier te ‘reinigen’. Een dergelijk idee zou ook interessant kunnen zijn voor een oudere doelgroep. Daarnaast mist de tentoonstelling visuele prikkels om een volwassener publiek te boeien. Dit zou al vrij makkelijk bereikt kunnen worden door een fotomuur te ontwikkelen waarin de vieringen van verschillende religieuze feesten in (familie)foto’s worden uitgebeeld. Zo verleen je het publiek een kijkje in de traditie en in het leven van mensen. Dit kan dienen als een weerspiegeling van de Nederlandse samenleving.

Het concept ‘contact zone’ of ‘multireligieus platform’ is dus wel een concept waar het Bijbels Museum op inspeelt en zich sterk bewust van is. Het museum wil ook een ontmoetingsplek worden voor religie in Amsterdam en het heeft zich bewezen als een museum waar een vergelijkend perspectief kan worden gehanteerd. Wel denk ik dat het idee van de ‘contact zone’ in het museum verder kan worden uitgewerkt, met name doordat Feest! zich in het Bijbels Museum zo sterk focust op het onderwijs en een jonger publiek, maar ook de andere religies onderbelicht. Om de kracht van het museum en het maatschappelijk draagvlak te vergroten zou Feest! op bredere schaal gepromoot moeten worden en zich aan moeten passen aan de verschillende doelgroepen. Mensen willen namelijk met elkaar in contact komen, meer over elkaars tradities te weten komen en het Bijbels

200 Anite Haverkamp. Interview. 20 mei 2016.

201 Feest! in de stad. Opdrachtenboekje voor de groep 6/7/8 van de basisschool. Bijbels Museum Amsterdam.

Museum kan door deze tentoonstelling hier een platform voor bieden.202 Ideeën die ik hiervoor heb zullen in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk besproken worden.

3.2.2 ‘Soft power’: de kracht van een Amsterdams museum

In het licht van het concept ‘soft power’, dat ik in dit onderzoek hanteer, is het opvallend te noemen dat het museum in haar communicatie (Feest! in de stad zegt het al) de nadruk legt op de stad. Het Bijbels Museum probeert Feest! op een zo groot mogelijke schaal te promoten: ze sturen flyers toe aan scholen en hebben ook een Facebook pagina opgericht, specifiek voor de tentoonstelling Feest!. Hier besteedt het museum bijvoorbeeld aandacht aan de viering van de Ramadan: er wordt informatie gegeven over de herkomst van het feest, maar ook aan de verschillende feestgerechten. Daarnaast organiseert het museum in dit verband verschillende activiteiten rond de tentoonstelling, organiseert waaronder ‘dauwtrappen op hemelvaart’ en ‘paaseieren zoeken in de tuin van het museum’.203 Men kan zich afvragen in hoeverre paaseieren zoeken overeenkomt met de missie van de tentoonstelling om verdiepende kennis aan te reiken over deze feesten en om interreligieus contact te bewerkstelligen. Wel is duidelijk dat het Bijbels museum verschillende middelen probeert aan te grijpen om het publieksbereik te vergroten. Toch ben ik ervan overtuigd dat als men het bereik wilt vergroten en wil streven om een museum voor alle Amsterdammers te zijn , een dergelijke Facebook pagina zich meer zou kunnen richten op een volwassen publiek. Door de toon die hier wordt aangehouden richt het museum zich voornamelijk op een jonger publiek. Ten eerste is dit niet logischerwijs de doelgroep die musea ‘liked’ op Facebook en ten tweede zullen de kinderen voornamelijk in contact komen met het museum en de tentoonstelling door middel van de school of hun opvoeders. Uiteraard komt het veel voor dat ouders activiteiten voor hun kinderen in de gaten houden (eventueel doordat hun kind enthousiast was over het onderwijsprogramma), maar zoals ik al eerder stelde is de volwassen doelgroep zelf iets waar zowel het Bijbels Museum als ook het Catharijneconvent meer aandacht aan zouden kunnen en moeten besteden. Doelgroepenspreiding is vandaag de dag namelijk een belangrijk uitgangspunt voor veel musea. Daarnaast heeft de

maatschappij naar mijn idee behoefte aan een platform waar een dialoog kan worden gevoerd over religie. Dit is een verantwoordelijk die musea op zich zouden moeten nemen.204 Via het internet zou het museum zijn boodschap verder kunnen verspreiden, waardoor men onder andere de activiteiten kan promoten. Wel vind ik dat er goed moet worden nagedacht over welke activiteiten men kan koppelen aan de tentoonstelling. Zoals ik eerder bepleitte zou ik het persoonlijk een mooi uitgangspunt vinden als het museum ook activiteiten zou organiseren rondom niet-christelijke feesten. Als men echt meer over elkaar wil weten, is het belangrijk om elkaars tradities werkelijk te

202 Religieuze feesten in Nederland. Lezing door Anite Haverkamp. Museum Catharijneconvent Utrecht op 9 juni 2016.

203 Feest! in de stad. <www.facebook.com>. Feest: in de stad. <https://www.facebook.com/feestindestad/>. Versie 21 juni 2016.

ervaren. Veel feesten draaien om het samen nuttigen van maaltijden, wat een mooi uitgangspunt zou zijn voor dergelijke activiteiten. Het kunnen ook overkoepelende activiteiten zijn waarbij het

lentefeest of het lichtfeest wordt gevierd, feesten die in veel religies terugkomen. Op deze wijze komt men nog sterker in contact met elkaar en elkaars tradities. Zoals ik in de inleiding al zei: “With greater familiarity comes greater understanding”.205 Ik vind dan ook dat ‘soft power’ in feite

neerkomt op een hechtere relatie met de samenleving, hetgeen eigenlijk betekent: het museum moet zijn gezicht in het straatbeeld laten zien.

In lijn met wat het ministerie bepleit, vind ik dat deze kracht versterkt wordt door het aangaan van samenwerkingen met andere musea in de regio. Het Bijbels Museum doet dit al, zoals eerder vermeld, met onder andere Ons’ Lieve Heer op Solder en het Amsterdam Museum. Een samenwerking waar meer aandacht naar zou kunnen uitgaan is een met het Joods Historisch Museum. Dit zou onder andere kunnen leiden tot interessante tentoonstellingen, maar het zou het organiseren van activiteiten die verband houden met het jodendom tevens vergemakkelijken en rechtvaardigen. Haverkamp stelde al dat het Catharijneconvent niet altijd de expertise bezit om een meer multireligieus beleid te voeren.206 Door samenwerkingsverbanden met andere musea aan te gaan, maar ook met andere culturele, religieuze en maatschappelijke instellingen, zouden de musea zich op deze kennis kunnen beroepen. Het museum moet niet enkel de straat op, maar de straat moet ook het museum in. Hiermee bedoel ik dat het museum de kennis die intern ontbreekt, het museum in gehaald kan worden: er zouden veel meer activiteiten kunnen worden georganiseerd betreffende de Islam en het Jodendom als het museum gebruik maakt van de religieuze diversiteit die Amsterdam rijk is. Gedurende de lezing die Anite Haverkamp hield in het Catharijneconvent bleek er veel vraag naar meer kennis over deze religies. Mensen willen er meer van weten en een museum kan hiervoor een platform bieden. Het Bijbels Museum wil een boodschap overbrengen door middel van het vertellen van persoonlijke verhalen en belevenissen om te verduidelijken wat religie en het heilige boek betekenen en hebben betekend voor mensen. In de vorige paragraaf pleitte ik ervoor dat deze persoonlijke visie verder moet worden doorgevoerd om een sterker maatschappelijk draagvlak te creëren en meer gebruik te maken van het idee van de ‘contact zone’. Op deze wijze zou het museum zichzelf nog meer kunnen promoten als een kenniscentrum en een platform voor religie. Zoals ik eerder noemde ben ik ervan overtuigd, dat dit tevens bereikt kan worden door nieuwe

samenwerkingsverbanden met andere culturele en religieuze instellingen, waardoor er een nieuwe laag in de tentoonstelling kan worden gecreëerd (en overkoepelende tentoonstellingen), maar ook een sterke randprogrammering met lezingen, workshops, demonstraties, debatten, bezoeken aan gebedshuizen en andere overkoepelende activiteiten. Kortom: het museum is zich in de kern bewust van haar functie als ‘contact zone’, maar is zich op dit gebied nog sterk aan het ontwikkelen.

205 McClellan 2008: 50.