• No results found

3 Het Feest! gaat door: diversiteit in het Bijbels Museum

3.1 Visie en missie: een Bijbelse collectie in een multireligieuze stad

3.1.2 Het Bijbels Museum in maatschappelijk perspectief

Uit het voorgaande blijkt al dat het Bijbels Museum zich sterk bewust is van haar directe omgeving: de stad Amsterdam. Dit is in lijn met het gedachtegoed van zowel de museumwereld als de politiek. In het eerste hoofdstuk vertelde ik al dat minister Bussemaker in de toekomstige beleidsperiode een focus legt op de stedelijke culturele sector.184 Ook is het museum naar mijn idee erg aan het

nadenken over de eigen identiteit: hoe kan het museum een balans vinden tussen de collectie, die gefocust is op de Bijbel en een meer algemeen narratief over religie dat aansluit op wat er in de nabije omgeving speelt? Wellicht is het ook enigszins een imagokwestie waar het Bijbels Museum mee worstelt, aangezien het Bijbels Museum wellicht een meer conservatieve indruk achterlaat, mede door de naam. In essentie lijkt dit museum meer geschikt voor een multireligieuze inslag: het bevindt zich in een omgeving die hier ruimte voor geeft, maar het museum zelf heeft ook altijd een vergelijkend perspectief gehanteerd. In 2002 opende er bijvoorbeeld een permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Tempelberg:

183 Feest! in de stad: permanente familietentoonstelling. <www.bijbelsmuseum.nl>. Feest in de stad! <http://www.bijbelsmuseum.nl/feest-de-stad>. Versie 20 juni 2016.

184 Ruimte voor cultuur 2015: 7.

Terwijl de politieke en religieuze strijd om Jeruzalem onverminderd voortduurt, hoopt het Bijbels Museum in Amsterdam met een permanente expositie over de Tempelberg - brandpunt van deze strijd- een bescheiden steentje bij te dragen aan de interreligieuze dialoog en verdraagzaamheid in eigen land.185

Dit uitgangspunt is nog altijd actueel en bevestigd dat het Bijbels Museum gewend is aan een

interreligieuze benadering. Met Feest! zet het museum deze koers door en ik ben ervan overtuigd dat het Bijbels Museum geschikt is als multireligieus platform door het gebruik van deze insteek. Hanna Holwerda bevestigt, dat het museum inderdaad probeert aan te sluiten op de moderne leefwereld: “Zeker in deze huidige tijd, deze maatschappij, vind ik het heel goed om over je muren te kijken: wat doen andere kinderen in dit geval, vieren ze ook feesten en wat voor feesten? Hoe zien de religies die daarbij horen eruit? Hoe beleven de kinderen dat”?186 Met name in het onderwijs is er een sterke behoefte aan dit interreligieuze gesprek. Steeds vaker ervaren docenten, dat dingen op het nieuws de leerlingen bezighouden of dat zij negatief reageren op medeleerlingen met een andere achtergrond. Docenten hebben behoefte aan handvatten, waarmee zij dit gesprek op een positieve manier op gang kunnen brengen.187

Wie het Bijbels Museum heeft bezocht, weet dat de tentoonstelling zich op de zolder van het gebouw bevindt. Het is een speelse ruimte die enigszins het gevoel van een speelzolder oproept. Als educatieruimte is het naar mijn idee dan ook zeer geschikt, als tentoonstelling voor reguliere bezoekers zou het wellicht meer aankleding nodig hebben. Holwerda vertelde mij, dat ze in de presentatie ervoor gekozen hebben om de christelijke feesten letterlijk centraal te stellen en

daaromheen aandacht te besteden aan andere religieuze feesten. Dit is echter niet geheel duidelijk in de tentoonstelling en het doet ook af aan het doel: interreligieus contact. Het aandeel van christelijke feesten lijkt zeker de boventoon te voeren, iets waar het museum bewust voor heeft gekozen.188 Dit komt mede door de achterban van het museum, die ook in financieel opzicht van groot belang is: “die wil je dus ook niet voor het hoofd stoten”.189 Hieruit leid ik af dat de achterban een sterke focus legt op het christelijk erfgoed en dat de tentoonstelling Feest! in dit opzicht zeker een puzzel is geweest. De verschillende religies zijn door duidelijke symbolen herkenbaar, waaronder de chanoeka en de herkenbare islamitische maan, maar ook door verschil in kleurgebruik wordt dit verduidelijkt. Ik ben er echter van overtuigd, dat het mengen of een chronologisch-thematische ordening van de feesten van de verschillende religies(zoals in het Catharijneconvent) zorgt voor een sterkere presentatie. Hierdoor kan Feest! beter functioneren als een ‘contact zone’ tussen religies, waar overeenkomsten kunnen worden benadrukt. Duidelijk is dat de Feest!-ruimte nog sterker dan die in het

Catharijneconvent, gericht is op het onderwijs en voor kinderen in het algemeen. Kinderen kunnen

185 Geschiedenis en actualiteit van een stukje heilige grond. <www.trouw.nl>. Dossier. Archief. <http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2777489/2002/05/01/Geschiedenis-en- actualiteit-van-een-stukje-heilige-grond.dhtml>. Versie 1 augustus 2016.

186 Hannah Holwerda. Interview. 2 juni 2016. 187 Hannah Holwerda. Interview. 2 juni 2016. 188 Ibidem.

op een ware ontdekkingstocht: ze kunnen deurtjes openen, filmpjes kijken, eigen ervaringen delen en spellen spelen om meer te weten te komen over de verschillende religies. Als een reguliere

tentoonstelling heeft Feest! vooral informatie en enkele objecten te bieden. In vergelijking met de opstelling in het Catharijneconvent mist het kleur en topstukken die ervoor zorgen dat de tentoonstelling voor iedere bezoeker een toegevoegde waarde heeft. Veel informatie die er nu gevonden kan worden is voor een publiek met enige kennis van religie vaak bekend. Dit is iets dat Holwerda ook beaamt en waarvan zij gelooft dat het museum daar een uitdaging heeft liggen. Het museum is op dit ogenblik in gesprek over hoe zij hier een programmering op kunnen zetten.190 Volgens Holwerda is Feest! in essentie een evenwichtige tentoonstelling, waarbij er een gelijke balans ligt tussen onderwijs en de ‘familietentoonstelling’. Zij is het met mij eens, dat het museum in de opstartfase haar kracht toch voornamelijk heeft ingezet op het onderwijs. Dit komt doordat het onderwijs een doelgroep is waardoor het museum (vaste) inkomsten genereert die nodig zijn voor het voortbestaan. Ook zij is er dus van overtuigd dat het museum hier nog een grote slag moet slaan.191 Zoals gezegd is de achterban voor het museum zeer belangrijk en ook daarvoor wil het de tentoonstelling aantrekkelijk maken. Deze achterban bestaat veelal uit mensen die de christelijke feesten wel vieren, of in ieder geval genoeg kennis bezitten over deze tradities. Deze bezoekers richten zich dan enkel op de mooie kunst, wat Holwerda omschrijft als te ‘oppervlakkig’. Dus naast het trekken van een breder publiek is een andere vraag hoe je de inhoud beter laat aansluiten bij deze diverse doelgroepen.192 Dit betekent, dat er verschillende lagen in de tentoonstelling moeten worden aangebracht. Het museum is begonnen met activiteiten rondom de vieringen van sinterklaas, kerst en Pasen. Dit is met name gericht op Amsterdammers die iets meer verdieping zoeken rondom de feestdagen, ondanks dat zij wellicht niet een directe verbinding voelen met het christendom.193 Ik beschouw deze activiteiten zeker als een waardevolle activiteit, gezien de identiteit van het museum. Toch zou ik zou ze wel willen omschrijven als ‘veilig’: het zoekt geen grenzen op met andere tradities en religies, gaat er geen relatie mee aan en is ook niet constructief voor een interreligieus dialoog. Het educatieprogramma in het Bijbels Museum komt in grote lijnen overeen met dat in het Catharijneconvent. Wel heeft het een eigen opdrachtenboekje voor de leerlingen ontwikkeld. Hierdoor, maar ook door middel van social media probeert het museum toch een eigen identiteit te creëren rondom de tentoonstelling. De vraag die rest is in hoeverre het educatieprogramma een wijze is waarop het museum in probeert te spelen op maatschappelijke tendensen. Allereerst lijkt het museum zich hier sterk van bewust door in de communicatie te spreken over religieuze feesten in de stad. Daarbij speelt uiteraard het feit, dat de collectie van het museum zoals gezegd beperkt is in zijn mogelijkheden. Dit leidt ertoe, dat de leerlingen in de verdiepende klassikale modules meer te weten kunnen komen over religieuze feesten in alle religies en dat het museumbezoek zich met name focust op het christendom. Wel worden er vergelijkingen gemaakt met feesten uit andere religies. Dit wordt

190 Hannah Holwerda. Interview. 2 juni 2016. 191 Ibidem.

192 Ibidem. 193 Ibidem.

duidelijk in de docentenhandleiding, die gebruikt wordt voor het educatieprogramma:

Feest! Weet wat je viert is een educatief programma over feestdagen. De leerlingen maken kennis met feesten uit verschillende religies, denken na over de rituelen die bij feesten horen en ontdekken wat de functie van feesten is. Ook laat het ze reflecteren op henzelf en hun klasgenootjes. Welke feesten vier je, welke niet en wat zegt dat over jezelf?194

Uit deze uitspraak blijkt een ‘missie’ die wel degelijk breder is dan kinderen leren wat er precies gevierd wordt, maar met name hoe er gevierd wordt, laten zien hoe divers deze traditie is en wat feesten voor mensen kunnen betekenen. Een dergelijk uitgangspunt is een gegeven dat past in het beeld dat nu heerst, zowel in de museumwereld zelf, als in de politiek. In de docentenhandleiding worden de doelen van het programma ook beknopter beschreven:

 Kinderen raken vertrouwd met achtergronden en verhalen van religieuze feesten in Nederland en de invloed van deze feesten op de ordening van het kalenderjaar.  Leerlingen leren belangrijke begrippen en kenmerken van de godsdienstige stromingen.

 Leerlingen leren welke overeenkomsten en verschillen er zijn tussen feesten in verschillende religies.

 Leerlingen leren de tradities en feesten van andere religies respecteren en waarderen.195

Met name de laatste doelstelling komt overeen met mijn mening: een museum van religie heeft de verantwoordelijkheid om te verbinden. Daarnaast sluit de tentoonstelling aan op verschillende kerndoelen die voor onderwijs landelijk zijn vastgelegd, waaronder ‘oriëntatie op jezelf en de wereld’ en dan met name op kerndoel 38: “De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen”.196 De doelstellingen die de musea koppelen aan Feest! geven uiting aan een sterk maatschappelijk bewustzijn, maar de

tentoonstelling zelf (naar mijn mening met name die in het Bijbels Museum), laat dit bewustzijn nog niet voldoende zien. Zoals ik al stelde heb ik begrip voor de beperkingen die de collectie en wellicht het imago van het museum aan de tentoonstelling stellen, maar het zou een mooi streven zijn als het museum de doelstellingen die het stelt voor het onderwijs ook verder doorvoert in de eigen

opstelling door de vergelijkingen die het tussen de verschillende religies legt een verdiepende laag te geven. Hierdoor wordt het voor iedere museumbezoeker aantrekkelijk om Feest! te bezoeken. Daarnaast pleit ik voor het organiseren van een randprogrammering die meer ‘buiten de lijntjes

194 Feest! Weet wat je viert: Handleiding voor groep 6/7/8 van de basisschool. Museum Catharijneconvent, Bijbels Museum en Ons’ Lieve Heer op Solder: 2.

195 Feest! Weet wat je viert: Handleiding voor groep 6/7/8 van de basisschool. Museum Catharijneconvent, Bijbels Museum en Ons’ Lieve Heer op Solder: 3.

kleurt’. Hier kom ik later in dit hoofdstuk op terug. Het opdrachtenboekje dat de leerlingen

meekrijgen op hun ‘ontdekkingstocht’ is zeer kleurrijk en beknopt, waardoor het bijzonder geschikt is voor de doelgroep. De focus ligt hier uiteraard ook op de christelijke feestdagen, wat wordt verduidelijkt door het gebruik van kaders: andere religieuze tradities worden in een apart kader gezet met uitleg, enkele vragen en opdrachten die ze in het museum kunnen uitvoeren.197

Voor het onderwijs zelf biedt de docentenhandleiding een handige tip: het museum raadt de scholen aan het project af te sluiten met een bezoek aan een gebedshuis in de buurt.198 Dit kan een kerk, een synagoge of een moskee zijn. Dit is een volgens mij een waardevolle aanvulling op het onderwijsprogramma, al pleit ik er wel voor dat de musea die zich aansluiten bij deze projecten ook zelf relaties proberen aan te gaan met gebedshuizen in de directe omgeving om zo enerzijds het publieksbereik te vergroten en anderzijds meer verdieping en activiteiten te kunnen bieden. Een dergelijk samenwerkingsverband sluit naar mijn idee naadloos aan op de doelstellingen die het opstelt voor het onderwijsprogramma, maar wat naar mijn idee, ook toegepast zou moeten worden op de tentoonstelling in zijn geheel om het voor volwassenen en ook voor gevorderde bezoekers relevant te maken.