• No results found

Hebzucht en Twist. De Dulle Griet van Pieter Bruegel de Oude

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hebzucht en Twist. De Dulle Griet van Pieter Bruegel de Oude"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

1

Masterscriptie

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Geesteswetenschappen Kunstgeschiedenis

Begeleider: Prof. dr. H.T. van der Velden Student: Ria de Koning

Studentnummer: 8424438 10 mei 2016

(3)

2

Samenvatting

In deze scriptie onderzoek ik de hypothese, dat Pieter Bruegel de Oude voor het schilderij Dulle Griet geïnspireerd is door de Psychomachia van Prudentius, met name door het gedeelte van het vers, waarin de ondeugden Hebzucht en Twist de hoofdrol spelen. Tevens ga ik na, of het Landjuweel van Antwerpen van 1561 de directe aanleiding voor de

totstandkoming van deze voorstelling kan zijn geweest. Om dit te onderbouwen heb ik onderzocht of de tekst van Prudentius in 1561 in Antwerpen aanwezig was en of Bruegel deze ook kende. Voorts is een vergelijking gemaakt tussen de beeldelementen van de voorstelling en de Psychomachia tekst om het verband tussen deze beide duidelijk te maken. Hieruit blijkt, dat strijd, afgebeeld als oorlog, woede of agressie, de

gemeenschappelijke factor is. Omdat deze strijd zich bij Prudentius afspeelt tussen deugden en ondeugden is vervolgens een analyse gemaakt van de moralistische werken van Bruegel. Hieruit blijkt dat zowel strijd als deugden en ondeugden tot 1563

onderwerpen zijn, die regelmatig in zijn werk terugkeren. Ten slotte zijn de thematiek van het Landjuweel en de inhoud van de zinnespelen vergeleken met de tekst van Prudentius en met de voorstelling van Dulle Griet Daaruit blijkt dat hebzucht en twist zowel bij Prudentius als in de spelen van de rederijkers de oorzaak zijn van oorlog en chaos. Bij Prudentius vormen ze een bedreiging voor het heil van de ziel van de mens en in de rederijkersteksten brengen ze saamhorigheid en welvaart in gevaar. De samenhang van de gevonden resultaten leidt tot de conclusie, dat er voldoende argumenten zijn voor

geldigheid van de hypothese en dat Dulle Griet inderdaad de verbeelding is van de Hebzucht en de Twist. Bovendien is het alleszins aannemelijk gebleken, dat het rederijkerstoernooi van 1561 in Antwerpen de aanzet heeft gegeven tot deze unieke voorstelling.

(4)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

2. Psychomachia 7

2.1 De strijd om de ziel van de mens 7

2.2 Prudentius in de zestiende eeuw 9

3. Bruegel en zijn tijdgenoten 12

3.1 Artistieke milieu 12

3.2 Rederijkers 14

4. De plaats van Dulle Griet in het werk van Bruegel 16

4.1 Strijd 16

4.2 Deugden en zonden in het werk van Bruegel 18

4.3 Hoofdzonden in Dulle Griet 21

4.4 Psychomachia, Dulle Griet en de reus 22

5. Het Landjuweel van 1561 23

6. Conclusie 26

7. Literatuur 28

8. Bijlagen 31

9. Afbeeldingen 38

(5)

4

Hebzucht en Twist, Dulle Griet van Pieter Bruegel de Oude

1. Inleiding

Het schilderij Dulle Griet van Pieter Bruegel de Oude in museum Mayer van den Bergh in Antwerpen staat bovenaan de lijst van topstukken van het museum. In een

introductiefilmpje op de website spreekt men van het belangrijkste schilderij in de collectie. Het staat op de museumbrochure en is het merchandise-icoon van de

museumwinkel. Het werk blijft kennelijk ook de moderne toeschouwer intrigeren. Dat is niet verwonderlijk. De voorstelling van Pieter Bruegel roept vragen op: ‘Wat zie ik en wat betekent het?’. Twee grote figuren, merkwaardig uitgedost in kleurige, maar voddige kledij, bewegen zich tussen slagveld en hel, tegen een achtergrond van brandende velden en ruïnes. Een reus hangt boven het oorlogsgebied en een vrouw, dulle Griet, loopt er van weg in de richting van de hellemond (afb. 1). De wirwar van wezens en taferelen vormt een raadsel en een intellectuele uitdaging voor de toeschouwer.

Ook de schilder zelf is een raadselachtige figuur. Er is weinig bekend over zijn privéleven en artistieke loopbaan, intellectuele en sociale milieu, opdrachtgevers, opvattingen en achtergrond. Uit contemporaine bronnen kennen we slechts enkele losse feiten zoals de datum van toetreding tot het Sint-Lucasgilde in 1551 en de datum van zijn huwelijk met Mayken Coecke in Brussel in 1563. Het jaar van overlijden, 1569, is bekend door de gedenkplaat, die zijn zoon Jan Brueghel liet aanbrengen in de Kapellekerk in Brussel. De werken van Bruegel verklaren op basis van gebeurtenissen in zijn leven of kennis over zijn politieke of religieuze opvattingen is daarom een onmogelijke opgave. Het ontbreken van feiten maakt echter de weg vrij voor kunsthistorici om het werk vanuit verschillende perspectieven te interpreteren. Het spreekt daarbij vanzelf, dat interpretaties van een werk slechts aannemelijk gemaakt kunnen worden door een complex van

aanwijzingen en argumenten, dat bestaat uit bekende biografische feiten, het intellectuele, religieuze en politieke klimaat van de periode en de plaats die Bruegel daarin inneemt. Voor de interpretatie van Dulle Griet is het vooral van belang te kijken naar de plaats van het werk binnen het totale corpus, de invloed van het artistieke en intellectuele milieu in Antwerpen en de specifieke maatschappelijke en sociale gebeurtenissen ten tijde van de totstandkoming. Dit heeft inmiddels geleid tot een grote diversiteit aan interpretaties en

(6)

5

benaderingen, waaruit blijkt, dat de kwalificatie conversation piece zowel voor kunsthistorici als voor de moderne toeschouwer opgaat.

Bruegel heeft Dulle Griet geschilderd in 1561. Nadat lange tijd verwarring over de datering heeft bestaan, heeft infrarood onderzoek door de Universiteit Gent het jaartal MDLXI zichtbaar gemaakt (afb. 2).1 Uit deze periode, 1561 – 1562, zijn een aantal belangrijke werken overgebleven, die zowel inhoudelijk als technisch ver uitsteken boven de eerdere productie van schilderijen. In deze werken: De aartsengel Michael in gevecht met de apocalyptische draak 1562, De triomf van de dood 1562 en Dulle Griet, past Bruegel in verf dezelfde surrealistische beeldtaal toe als eerder in de prentontwerpen (afb. 3 en 4).

Dat Dulle Griet een complex werk is, blijkt wel uit de verscheidenheid van

interpretaties tot nu toe. De oudste opmerkingen zijn van Karel van Mander, die het in zijn Schilder-Boeck identificeert als de afbeelding van een dulle Griet, een boosaardige vrouw, die zelfs de duivel de baas is.2 De taalhistoricus Jan Grauls interpreteert de afgebeelde reuzin als de strijdbare heilige Margaretha, die volgens de legende de duivel verslaat en hem op een kussen bindt.3 Jozef Muls analyseert het werk in het licht van de roerige politieke situatie in Antwerpen ten tijde van het Spaanse bestuur in de Lage Landen, een periode van toenemende regulering, belastingdruk en intolerantie. Dulle Griet wordt door Muls geïnterpreteerd als verbeelding van de menselijke agressie, oorlog, plundering, roof en verwoesting.4 Volgens Yona Pinson visualiseert Bruegel in Dulle Griet dwaasheid en ijdelheid, hebzucht en verspilling van de mens. Dulle Griet wordt geïnterpreteerd als personificatie van de hebzucht en de nar op het dak symboliseert de menselijke dwaasheid en verspilling. Die dwaasheid wordt volgens Pinson nog benadrukt door de prominente aanwezigheid van een agressieve vrouw, een dulle Griet die niet de haar toebedeelde onderschikte rol in de middeleeuwse samenleving speelt, maar ten strijde trekt en de duivel uitdaagt.5 Ook in de analyse van Walter Gibson geeft Bruegel in het werk de negatieve visie van de middeleeuwer op de vrouw weer. De bespottelijk uitgedoste dulle

1 Sellink 2012: p. 7.

2 Van Mander 1604: p.233-234. Hy heeft gemaeckt … oock een dulle Griet, die een roof voor de Helle doet/

die seer verbijstert siet/ en vreemt op zijn schots toeghemaeckt is.

3

Grauls 1957: pp. 6-76.

4 Muls, 1924: p. 106-107. 5 Pinson, 1999: p. 204.

(7)

6

Griet aan het hoofd van een leger kijvende vrouwen weerspiegelt de antifeministische golf, die in het midden van de zestiende eeuw in Europa haar hoogtepunt bereikt. Dulle Griet is in deze opvatting de verbeelding van de geliefde kluchtfiguur van de omgekeerde wereld, waarin de vrouw de broek aan heeft en de man tot sukkel wordt gereduceerd. Tegelijkertijd is het een politieke satire en een uitdrukking van de afkeer van de vrouwelijke bestuurders, die op dat moment aan de macht zijn.6

Margaret Sullivan is een andere mening toegedaan. Zij interpreteert het werk als de verbeelding van Madness and Folly, Krankzinnigheid en Dwaasheid. Madness, dulle Griet, staat voor de razernij: krankzinnigheid vermengt met woede. Zij representeert de hypocriete christenen, die in naam oorlog voeren uit nobele principes, maar in

werkelijkheid slechts door hebzucht gedreven worden. Folly, de nar op het dak, wordt uitgelegd als de personificatie van het Antwerpse establishment, de rijke kooplieden, die hun rijkdom ten koste van alles willen vergroten zonder zich rekenschap te geven van de consequenties van hun gedrag.7

Door de complexiteit van het schilderij en de functie van conversation piece hebben al deze interpretaties een zekere geldigheid en dragen bij aan de oplossing in de zoektocht naar de betekenis van Dulle Griet. Mijn interpretatie van het schilderij verschilt echter aanmerkelijk van de voorgaande verklaringen. Naar mijn mening zijn er

overtuigende argumenten om aan te nemen, dat Bruegel in dit werk de ondeugden Hebzucht, Woede en Twist verbeeldt, zoals deze figureren in de tekst van de

Psychomachia van Aurelius Prudentius Clemens, waarin de strijd om de ziel van de mens wordt uitgevochten. Deze relatie is niet slechts een vage, algemene ontlening aan de strekking van de tekst, geen allegorische weergave van de strijd tussen goede en kwade krachten, maar een vrij nauwkeurig verbeelding van kenmerkende episoden uit het verhaal. Deze hypothese veronderstelt, dat het verhaal van Prudentius in het midden van de zestiende eeuw in Antwerpen voldoende bekend en zelfs in zekere mate populair was. Wanneer het schilderij bestemd was voor de vrije markt, moest het immers herkenbaar zijn om interessant te zijn voor de kunstverzamelaar. Was er wel belangstelling voor de werken van Prudentius en was de duizend jaar oude tekst nog steeds relevant? Om hierop

6 Gibson, 1979: p. 10.

(8)

7

een antwoord te kunnen geven is een korte analyse van de Psychomachia noodzakelijk. Ook wordt ingegaan op de aanwezigheid en beschikbaarheid van de tekst.

De volgende vraag is of deze interpretatie van Dulle Griet, zowel wat betreft vorm als inhoud, past in de ontwikkeling van het werk van Bruegel. Analyse en vergelijking van beeldelementen van de allegorische werken van Bruegel zal hierop een antwoord kunnen geven. Ook zal ik aandacht geven aan de maatschappelijke omgeving van Bruegel en de mogelijke invloed van zijn sociale en intellectuele kring op zijn kennis van de

humanistisch-moralistische literatuur.

Ten slotte wordt onderzocht of er een speciale aanleiding geweest zou kunnen zijn voor de vervaardiging van dit karakteristieke werk met een hoofdrol voor de ondeugden hebzucht, toorn en twist in 1561 in Antwerpen.

2. Psychomachia

2.1 De strijd om de ziel van de mens

De Psychomachia is een allegorie over het spirituele conflict tussen goed en kwaad, geschreven in het Latijn door de Romeinse, christelijke dichter Aurelius Prudentius Clemens (348 – ca. 410). Prudentius beschrijft de strijd die woedt in de mens tussen zijn goede en slechte eigenschappen. De goede krachten in de mens worden gepersonifieerd door de deugden Fides (Geloof), Pudicitia (Kuisheid), Patientia (Geduld), Mens Humilis (Deemoed), Spes (Hoop), Sobrietas (Matigheid), Operatio (Goede Werken), Pax (Vrede) en Concordia (Eendracht) en het slechte door de zonden Veterum Cultura Deorum (Afgoderij), Libido Wellust), Ira (Toorn), Superbia (Hoogmoed), Luxuria (Onkuisheid), Avaritia (Hebzucht) en Discordia (Twist).8

Een korte beschrijving van de inhoud biedt een verklaring voor de

aantrekkingskracht, die het verhaal in de loop van de eeuwen heeft gehad.9 In de proloog wordt de allegorie van de strijd geïntroduceerd door de verwijzing naar de veldslagen van Abraham, die ons oproept te strijden tegen heidense mannen. De oorlog van Abraham

8 Vanaf de dertiende eeuw werd het concept van deugden en hoofdzonden van Prudentius ondergeschikt aan

de deugdenleer van Gregorius. De traditionele benamingen bleven echter bestaan naast de Gregoriaanse deugden Caritas, Spes, Fides, Justitia, Fortitudo, Temperantia en Prudentia en hoofdzonden Superbia, Ira, Invidia, Avaritia, Acedia, Gula en Luxuria.

(9)

8

tegen de barbaarse koningen die Lot gevangen houden, eindigt in de overwinning van Abraham. Vervuld met de geest van God is hij veel sneller dan zijn vijanden, die worden afgeremd door het gewicht van de oorlogsbuit. De wederwaardigheden van Abraham zijn volgens Prudentius een model om te laten zien, dat de mens dienaren in zich heeft om het kwaad te overwinnen, dat altijd in ons aanwezig is en de overhand probeert te krijgen. De tekst luidt als volgt:

‘Zeg ons Grote Koning hoe de ziel is voorzien van kracht om te strijden en onze zonden uit ons hart te verjagen; wanneer onze gedachten uiteengejaagd zijn en als de strijd in ons oprijst, wanneer slechte verlangens muiten, zeg ons hoe wij de vrijheid van de ziel moeten bewaren; vertel ons over onze verdediging tegen de duivel.’10

En:

‘Want u grote leider, hebt ons hier niet hulpeloos gelaten voor de aanval van de zonden, maar ons de deugden gegeven om ons te helpen in de strijd en onze moed te vernieuwen. […] We moeten de eigenschappen onderzoeken van de deugden en van de duistere monsters zodat we ze kunnen uitdagen’.11

Dit model van innerlijke strijd wordt uitgewerkt in een epos dat vol staat met bloedige, wrede krijgshandelingen. Het begint met de onthoofding van Veterum Cultura Deorum door Fides. Fides springt op het afgehakte hoofd en neemt de moeite om de dode grijze ogen uit de bloedige schedel te stampen, dit alles onder het goedkeurende toezicht van de martelaren. Vervolgens is het de beurt aan Pudicitia, die Libido de keel doorsteekt. Daarna betreden Patientia en Ira het strijdveld. Het wapengeweld van Ira glijdt af langs de

wapenrusting van Patientia, die niets doet, maar rustig afwacht tot de woedende ondeugd zichzelf doodt. Patientia zegt dan: ‘Dit is de manier waarop wij leven, we wissen de duivels van de passie en al hun helpers uit door stand te houden wanneer ze aanvallen. Ira is haar eigen vijand en doodt zichzelf.’. De strijd tussen de deugden en ondeugden gaat op deze manier verder. Elke zonde wordt verslagen, zij het soms met moeite. Wanneer Luxuria op het slagveld verschijnt, strijdt zij niet met wapens, maar verovert de deugden

10 Thomson, 1961: p. 278. ‘ Christe, dissere, rex noster, quo milite pellere culpas mens armata queat nostri

de pectoris antro, exoritur quotiens turbatis sensibus intus seditio atque animam morborum rixa fatigat, quod tunc praesidium pro libertate tuenda quaeve acies furiis inter praecordia mixtis obsistat me manu’.

11

Ibidem: p. 280. ‘nee enim, bonft ductor, magnarum Virtutum inopes nervisque carentes Christicolas Vitiis populantibus exposuisti […] Virtutum facies et conluctantia contra viribus infestis liceat portenta notare’.

(10)

9

met haar charmes en alle deugden geven zich over aan dronkenschap. Ze lijken verslagen, maar Sobrietas houdt stand, spreekt de deugden toe en smeekt ze om spijt te hebben van hun gedrag en zich te keren tegen Luxuria en haar verleidingen. Dit lukt en Luxuria wordt verslagen, haar tanden staan los in de kaak, haar keel is gescheurd en de stukjes van de afgehakte tong worden uitgespuugd. Uiteindelijk sterft ze, omdat ze zichzelf opeet. De ondeugden slaan op de vlucht en laten hun kostbaarheden achter. Avaritia, vergezeld door duivels zoals Cura (Bezorgdheid), Famis (Hongersnood), Metus (Angst), Periurium (Meineed), Corruptela (Fraude) en Sordes (Vunzigheid), die allen gevoed worden door de hebzucht, rooft alle kostbaarheden. Er ontstaat een slachtpartij en drommen levende wezens worden vernietigd. De gehele mensheid wordt gevangen door Avaritia en kan alleen ontsnappen in het vuur van de hel. Zelfs de priesters worden verleid en kunnen geen hulp bieden. Gelukkig is daar de Ratio om ze te helpen en Avaritia heeft daardoor geen vat meer op haar vijanden. Ze wordt woedend en vermomt zich als Frugi (Spaarzaamheid) en verbergt de gestolen buit onder het mom van zorg voor haar kinderen. Mensen worden hierdoor om de tuin geleid en volgen haar, omdat ze denken dat haar werk deugdzaam is. De deugden worden in verwarring gebracht en ze kunnen hun vrienden niet meer

onderscheiden van hun vijanden. Maar dan komt Operatio (Goede Werken) en wurgt Avaritia. Als men dan denkt dat de strijd is gewonnen en het eindelijk vrede is, blijkt dat Discordia zich heeft vermomd. Haar gescheurde kleed heeft zij afgelegd en met

olijftakken in het haar heeft zij zich gemengd tussen de feestvierende deugden. Wanneer ze echter een mes tevoorschijn haalt en Concordia probeert te verwonden, wordt ze ontdekt en gedood door Fides.

Het was niet verwonderlijk, dat de levendige beschrijving van de strijd in het politiek en religieus onrustige Antwerpen tot de verbeelding sprak. Voor de interpretatie van de Dulle Griet zijn vooral de versregels van belang, waarin Avaritia met buit beladen het slagveld verlaat en die waarin Discordia achterblijft en vermomd als deugd alsnog Concordia probeert te doden.

2.2 Prudentius in de zestiende eeuw.

De Psychomachia is in de eerste plaats een verhaal van een bloedige strijd op leven en dood tussen goed en kwaad, die uiteindelijk op doorslaggevende wijze wordt beslecht

(11)

10

door de overwinning van Operatio en Fides op Avaritia en Discordia. De illustraties van de Psychomachia laten zien, dat de beeldende beschrijving van de strijd een bron van inspiratie was voor de verluchters van de manuscripten, de wreedheden werden met duidelijk enthousiasme afgebeeld (afb. 5, 6 en 7). Vanaf de negende eeuw bracht deze beeldtraditie een iconografie van ondeugden voort, die niet alleen voorkwam in de manuscripten met werken van Prudentius, maar eveneens werd toegepast in Bijbels en educatieve werken als de Somme Le Roy (afb. 8 en 9). Ook in de monumentale

beeldhouwkunst had deze beeldtaal haar sporen nagelaten en behoorde door de

aanwezigheid aan de buitenzijde van kerken en kathedralen tot het cognitieve arsenaal van de ongeletterde middeleeuwer (afb. 10 en 11).

De deugden zijn echter niet alleen strijdlustig, maar ook zwak. Ze laten zich verleiden door Luxuria of worden bedrogen door Avaritia, maar door de voorbeelden van standvastige figuren uit het oude testament of door onbuigzame deugden als Patientia, Ratio of Operatio worden ze gered. Zowel de strijd van de deugden als de redding door de aartsvaders benadrukt, dat het lot van de ziel allerminst vaststaat, maar dat door

deugdzaamheid, goede werken en het volgen van de juiste voorbeelden het eeuwige heil bereikt kan worden.

Hierin schuilt dan ook het belang van de thematiek van deugden en zonden in zestiende eeuw. Er bestonden verschillende theologische interpretaties van de

heilsverwachting en er was geen overeenstemming over het feit, of deugdzaamheid en goede werken konden bijdragen aan het eeuwige heil. Het conflict tussen Katholieken - aanhangers van de vrije wil - en de volgelingen van de Reformatie - verdedigers van de predestinatie -, was actueel.12 In 1524 schreef Erasmus als reactie op de leerstellingen van Luther de verhandeling De librio arbitrio (Over de vrije wil). Volgens dit traktaat was de mens in staat om met behulp van de genade van God zelf te kiezen tussen goed en kwaad. Luther reageerde hierop met zijn pamflet De servo arbitrio (Over de geknechte wil), waarin hij de onmacht van de mens om zelf bij te dragen aan zijn redding bevestigde. Alleen door de goddelijke genade kon men uit handen van de Satan blijven. Bij het concilie van Trente (1545-1563) werd in de doctrine van deugden en zonden nog eens

12 Sellink 2011: p. 92.

(12)

11

nadrukkelijk de mogelijkheid van vergeving van zonden vastgesteld.13 In dit perspectief valt de interesse in het werk van Prudentius in het humanistische milieu van Antwerpen goed te verklaren. In de Psychomachia is het immers de mens zelf, die geacht wordt de strijd met de zonde aan te gaan en daarbij hulp in te roepen van martelaren en aartsvaders.

De belangstelling voor de werken van Prudentius had echter niet alleen een

religieuze achtergrond, maar maakte deel uit van de algehele groei van de afzetmarkt voor boeken. In het midden van de zestiende eeuw was Antwerpen een bruisende havenstad en werd door sterk uitbreidende wereldhandel niet alleen de commerciële hoofdstad van Europa, maar door de toenemende welvaart ook een centrum van cultuur met een grote aantrekkingskracht voor kunstenaars en wetenschappers.14 Door de groeiende

geletterdheid, de welvaart van de burgerij en de behoefte aan informatie, en vooral door de aanwezigheid van uit geheel Europa afkomstige talentvolle nieuwkomers, floreerde de boekdrukkunst. De interesse liep uiteen van klassieke auteurs, Bijbeluitgaven en humanistische werken tot drukwerk voor dagelijks gebruik. Christoffel Plantijn, een boekbinder en leerbewerker uit Tours, kwam in 1549 naar Antwerpen en opende in 1555 drukkerij Plantijn. Hier werd in grote oplagen drukwerk voor de gewone burger, zoals almanakken, Bijbels en getijdenboeken, geproduceerd. Daarnaast was er veel vraag naar Romeinse en Griekse literatuur en Plantijn verzorgde speciale uitgaven van hoge kwaliteit met prachtig bindwerk voor een welvarende en intellectuele Europese clientèle.15 Voor deze klassieke teksten werkte hij samen met wetenschappelijke specialisten uit geheel Europa. In 1564 werd het complete werk van Prudentius uitgegeven in een oplage van 1280 exemplaren (afb. 12 en 13). De redactie werd gevoerd door Theodorus Pulmannus en Victor Giselinus, die in 1564 proeflezer werd bij Plantijn.16 Voor deze uitgave werden zowel kopieën uit de bibliotheek van Pulmannus als van de in 1560 door Giselinus

13 RKDocumenten.nl: Canon 5: Als iemand zegt: de vrije wil van de mensen is na de zonde van Adam

verloren gegaan en uitgedoofd, of het gaat alleen maar om een betekenis, één zonder inhoud, tenslotte om één door de duivel , de Kerk binnengebrachte, uitvinding, hij zij verdoemd. Canon 9: Als iemand zegt: door het geloof alleen wordt de goddeloze gerechtvaardigd, zó, dat hij daaronder verstaat dat er niets anders nodig is om mee te werken om tot de genade van rechtvaardiging te komen en het helemaal niet nodig is dat hij door zijn eigen wilsbeweging zich voorbereid en toerust, hij zij verdoemd.

14

Grieken 2013: p. 14.

15 Langereis: p. 194.

(13)

12

gepubliceerde uitgave geraadpleegd.17 Volgens Heinsius, een bekende Prudentius interpretator, was deze uitgave veel mooier dan voorafgaande versies.18 Het werk van Prudentius was dus in Antwerpen in het midden van de zestiende eeuw niet alleen aanwezig, maar ook bekend en populair genoeg om in een ruime oplage van hoge kwaliteit te worden uitgegeven. Dat binnen het verzamelde werk de Psychomachia een geliefde tekst was bleek wel uit de prominente plaats, van pagina 7 tot 37, vooraan in het boek.

3. Bruegel en zijn tijdgenoten 3.1 Artistieke milieu

Hoewel de Psychomachia in het Antwerpse intellectuele milieu een zekere populariteit genoot, betekent dat niet zonder meer, dat ook Bruegel met deze tekst bekend was. Hoe belezen was hij? Veel is daarover niet bekend. Was hij een weliswaar talentvolle, maar niet al te hoog opgeleide kunstenaar of een ontwikkelde humanist met een voorkeur voor antieke teksten? Zeker is wel, dat zijn schilderscarrière zich, tot hij in 1563 naar Brussel verhuisde, afspeelde in Antwerpen. In de ongeveer 22 jaar dat Bruegel daar woonde, kwam hij op velerlei manieren in aanraking met het netwerk van humanisten en

intellectuelen, dat de stad als belangrijk centrum van boekdrukkunst aantrok. De eerste kennismaking met dit milieu vond al plaats toen hij in 1541 als leerling in dienst kwam bij Pieter Coecke van Aelst, een befaamde en gewaardeerde schilder en tapijtontwerper met ateliers in Antwerpen en Brussel. Deze leermeester was echter niet alleen kunstenaar. Naast zijn artistieke werkzaamheden publiceerde hij bijvoorbeeld de Nederlandse vertaling van De Architectura van Vitruvius en een Nederlandse, Duitse en Franse vertaling van Boek IV van Serlio’s verhandelingen over architectuur.19

Bruegel verkeerde dus al tijdens zijn opleidingsperiode in een geletterde omgeving.

Na de dood van Pieter Coecke in 1550 ging hij onder andere werken voor

Hieronymus Cock, een Antwerpse etser en uitgever.20 Deze richtte in 1548 samen met zijn vrouw Volcxken Diericx de uitgeverij en drukkerij De Vier Winden op. Het

17 Brown, 1992: pp. 281-283. 18 Dibdin, 1808: pp. 182. 19 Cleland, 2014: pp.16-17. 20 Mander, 1604: pp. 233-234.

(14)

13

uitgeversfonds van Cock was gespecialiseerd in humanistische en didactische grafiek en speelde in op de groeiende vraag naar kunstzinnig drukwerk van hoge kwaliteit. Er was grote interesse in prenten van oude meesters zoals Rafaël en Jeroen Bosch. Daarnaast speelde Cock een belangrijke rol in de ontwikkeling van een groep jonge talentvolle kunstenaars zoals Frans Floris, Maarten van Heemskerck en Pieter Bruegel, aan wie hij talrijke opdrachten verstrekte. Door de professionele organisatie en het goede

distributiesysteem konden uitstekende graveurs als de humanistische filosoof Dirck Volckerts Coornhert en diens leerling Philip Galle en Pieter van der Heyden worden aangetrokken.21 Tot de intellectuele kring van Cock behoorde ook Christoffel Plantijn. Deze relatie was niet alleen vriendschappelijk, maar ook zakelijk. Plantijn verzorgde rond 1558 onder meer de verkoop van de prenten van Cock in Frankfurt en Parijs.22 Door de uitgave van voorstellingen van antieke beelden en reliëfs had Cock ook contacten met het netwerk van kenners en liefhebbers van antieke kunst zoals Ortelius, de cartograaf, en met Golztius en Lispius en was daardoor verbonden met het belangrijkste artistieke en

humanistische milieu van de Nederlanden.23 Door de werkrelatie met Cock had Bruegel derhalve ook toegang tot dit gezelschap. Uit de correspondentie van Ortelius bijvoorbeeld is duidelijk, dat hij bevriend was met Bruegel.24 Dit blijkt uit een lofdicht, dat hij ter nagedachtenis aan zijn vriend Bruegel in zijn liber amicorum had opgenomen. Bovendien bezat hij de grisaille Het sterfbed van Maria (1564).

In 1551 werd Bruegel lid van het Sint-Lucasgilde (bijlage 1).25 Het was een organisatie waarvan niet alleen kunstschilders lid konden worden, maar ook beoefenaren van kunstzinnige ambachten, zoals boekdrukkers, kunsthandelaren en graveurs. Het gilde gaf de leden een monopoliepositie bij de uitoefening van hun beroep in de stad

Antwerpen. Bovendien fungeerde het als een zakelijke markt voor de leden, die hier hun kunstwerken konden aanbieden aan geïnteresseerden. Tot het Sint-Lucasgilde behoorden ook Christoffel Plantijn, Abraham Ortelius, en Hieronymus Cock. Hoewel het niet duidelijk is of Bruegel daadwerkelijk deel uitmaakte van de Antwerpse groep

21 Grieken, 2013: p.10. 22 Ibidem: p.18. 23 Grieken, 2013: p. 46. 24 Sellink, 2012: p. 25. 25 Rombouts, 1996: pp. 174-175.

(15)

14

humanistische intellectuelen, stond hij daar via zijn leermeester, opdrachtgevers en het gilde rechtstreeks mee in contact en was in de gelegenheid om kennis te nemen van het politieke en filosofische debat in deze kringen.

Dat Bruegel bekend was met de literatuur en de afbeeldingtraditie van

moralistische onderwerpen van deugden en ondeugden blijkt uit de prentserie die hij in opdracht van Hieronymus Cock vervaardigde. Al tijdens zijn leerperiode bij Pieter Coecke van Aelst zou hij met dit onderwerp in aanraking kunnen zijn gekomen. In 1532-1534 ontwierp deze de tapijtenreeks De zeven hoofdzonden, waarvan minstens vijf series zijn geweven (afb. 14). De eerste serie was in 1536 in het bezit van Hendrik VIII en de tweede serie, geweven in 1542-1544, was bestemd voor Maria van Hongarije.26 Hoewel de ontwerpen waarschijnlijk dateren van voor de leerperiode van Bruegel, was het belang ervan dermate groot, dat het aannemelijk is, dat het thema deel uitmaakte van de algemene kennis van het atelier en dus ook van het leerproces van Bruegel.

Ook de invloed van humanistische filosofen zoals Erasmus komt in het werk van Bruegel tot uiting, bijvoorbeeld door de vele spreekwoorden, die voorkomen in zijn werk.27 Erasmus verzamelde in zijn Adages meer dan 4000 spreekwoorden. Deze voorliefde voor spreekwoorden zien we terug in het werk van Bruegel, niet alleen in De twaalf spreekwoorden (1558) en De spreekwoorden (1559) (afb. 15), maar ook op minder nadrukkelijke wijze in andere werken. Voorbeelden hiervan zijn: “De duivel op het kussen binden.” in Dulle Griet en “Ledigheid is des duivels oorkussen.” in De Luiheid. (afb. 16 en 17).

3.3 Rederijkers

Deugden- en zondenthematiek was niet alleen een geliefd onderwerp in de prentkunst of in het theologische debat tussen katholieken en protestanten, maar eveneens een favoriet thema in de rederijkersliteratuur. Het repertoire van het rederijkerstoneel bestond uit facties, kluchten en zinnespelen. Het zinnespel was een allegorisch drama waarin de hoofdrollen werden vertolkt door de deugden en ondeugden, de ‘sinnekens’.28 De

ondeugden hadden namen als ‘Heer Profijt’, ‘Hardnekkige Hart’ en ‘Jalours Gepeyns’, die

26

Cleland 2013: p. 293

27 Buts 1995: pag.10. 28 Hummelen, 1958: p. 31.

(16)

15

direct als negatief herkenbaar waren voor de toeschouwers. Soms hadden de personages een politieke of satirische betekenis. ‘Wraechgierich Hert’ was de personificatie van de Spanjaarden en met ‘Bloeddorstich Gemoed’ werden de Jezuïeten bedoeld.29 De zinnespelen werden opgevoerd tijdens kermissen en volksfeesten, jaarmarkten, blijde intochten en processies. Hoogtepunten waren de wedstrijden tussen de verschillende rederijkerskamers, de landjuwelen.

De Antwerpse rederijkerskamer de Violieren werd in 1480 opgericht binnen het Sint Lucasgilde.30 Kunstenaars, drukkers en leden van de rederijkerskamers waren op deze manier nauw met elkaar verbonden. Door zijn lidmaatschap van het Lucasgilde bewoog Bruegel zich dus niet alleen in het milieu van collega-kunstenaars, maar was ook omringd door de literaire elite van Antwerpen. De raakpunten tussen het moralisme in de

prentkunst van Bruegel en dat van de zinnespelen van de rederijkers zal ongetwijfeld geleid hebben tot een uitwisseling over de verschillende literaire bronnen voor de artistieke benadering van deugden en zonden. In het werk van Bruegel zijn dan ook duidelijke verbanden aan te wijzen met de rederijkers en rederijkersliteratuur. Een directe aanwijzing vormt de afbeelding van een toneelopvoering in de ontwerpen voor de prenten Kermis in Hoboken (afb. 18) en De Sint-Joriskermis (afb. 19). Maar Bruegel verwerkte ook de thema’s van de rederijkersliteratuur in zijn werk. Het zinnespel ‘Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc - Hoe dat elckerlijc mensche wert ghedaecht Gode rekeninghe te doen’ is een van de bekendste rederijkersdrama’s van de late middeleeuwen.31

Hierin gaat de hoofdpersoon Elckerlijc op zoek naar zelfkennis om een beter mens te kunnen worden. De tekening Elck is duidelijk geïnspireerd op het thema van Elckerlijc, de zoekende mens (afb. 20). In de Ommegang van Antwerpen in 1563 lijken de activiteiten van de zoekende mens, die Bruegel in de prent heeft afgebeeld, model te hebben gestaan voor een van de tableaus in de optocht, de ‘Heydensche Meestersse’.32 De drie spreuken die in de prent voorkomen, zijn eveneens afgebeeld in de tableaus van de historische optocht. Hieruit blijkt in ieder geval de wederzijdse beïnvloeding en uitwisseling van thematiek tussen Bruegel en de rederijkers in zijn omgeving.

29 Hummelen, 1958: p. 37. 30 Bruaene, 2005: p.1. 31 Gibson, 1981: p. 428. 32 Ibidem: p. 440.

(17)

16

4. Dulle Griet in het werk van Bruegel 4.2 Strijd

Het schilderij Dulle Griet is opgebouwd uit veel kleine en grote scènes, die op het eerste gezicht nauwelijks met elkaar verband houden. De verbindende factor tussen de

personages en de scènes is de strijd, die tot uitdrukking wordt gebracht in

gevechtshandelingen, de uitrusting van de figuren en een wereld in vlammen. In het werk van Bruegel wordt een dergelijke overvloed aan taferelen vaker aangetroffen. Bij thema’s als kinderspelen en spreekwoorden vloeit deze diversiteit voort uit het onderwerp zelf, maar ook wanneer het minder voor de hand ligt, is het beeldvlak gevuld met kleine voorstellingen. Het maakt de kunstwerken tot een uitbundig kijkspel en Dulle Griet is hiervan een sprekende illustratie. Het hoofdpersonage neemt een relatief geringe plaats in en moet concurreren met een centraal afgebeelde figuur op het dak van een poortgebouw. Het brandende landschap, de grappige en griezelige monsters, de fantasiegebouwen, elk stukje van de voorstelling vraagt om aandacht. Dezelfde manier van werken, het thema strijd in combinatie met een overvloed aan scènes en beeldelementen, heeft Bruegel toegepast in andere grote werken uit deze periode: De strijd tussen Vasten en Vastenavond (afbeelding 21), Triomf van de Dood en De aartsengel Michael in gevecht met de

apocalyptische draak. Bij deze laatste drie werken wordt uit de titel al meteen duidelijk, dat strijd, satirisch bedoeld of als een gevecht op leven dood, het hoofdmotief is. De titel van het schilderij Dulle Griet wijkt af, wellicht omdat de benaming niet oorspronkelijk is, maar overgenomen van een kwalificatie van Karel van Mander, die schrijft: ‘oock een dulle Griet, die een roof voor de Helle doet, die seer verbijstert siet, en vreemt op zijn schots toeghemaeckt is’.33

Hoewel het dus uit de naam niet blijkt, toont het werk alle kenmerken van een veldslag.

In de Psychomachia speelt strijd eveneens een overheersende rol, zowel in het verhaal als in de illustraties en de daarvan afgeleide beeldtraditie in de monumentale beeldhouwkunst. De deugden en de ondeugden worden afgebeeld als strijdende vrouwen. De deugden dragen meestal een goed passende wapenrusting met een gedecoreerd schild, schoeisel aan de voeten en een helm op het hoofd, de zonden zijn uitgedost in slordige kledij, blootshoofds of met merkwaardige hoofddeksels en op blote voeten. De strijd van

33 Mander, 1604: p.

(18)

17

de deugden is doelgericht en efficiënt, die van de zonden woest en laf. De uitrusting bestaat uit zwaarden en lansen (afb. 5, 6 en 7). Ook in Dulle Griet is strijd een in het oog springend beeldelement, dat op verschillende manieren wordt afgebeeld. Rechts trekt een kleine groep strijders in harnas en gewapend met lansen door een gracht in de richting van de brug, waarop een vrouwenleger, gewapend met zwepen, lansen en keukengerei, in gevecht is met naakte, monsterachtige wezens (afb. 22). De monsters worden platgedrukt en afgeranseld, vastgebonden op een kussen, in de hoek gedreven, bewerkt met een pikhaak en in het water geduwd. Een groepje vrouwen bedreigt de gedrochten, die met buit beladen een ladder beklimmen naar hun metgezellen in een kookpot en een derde groep berooft het brughuis, probeert de beurs van de man op het dak te stelen en vangt geld op dat uit zijn achterste naar beneden valt (afb. 23).

Ook dulle Griet is voorzien van diverse oorlogsattributen. Ze draagt een borstcuras en heeft een helm op het hoofd. Ze heeft een zwaard in de rechterhand en de linkerhand is in een metalen handschoen gestoken (afb. 24). Aan de linkerkant van het schilderij in de hellemond speelt zich een gevecht af tussen monsters en duivels. Naast deze expliciete gevechtshandelingen wekt ook het helse landschap met ruines en vuur associaties op met oorlog en vernietiging.

Onderlinge vergelijking van het werk van Bruegel laat zien, dat het thema strijd vaak voorkomt, zowel in prenten als panelen (bijlage 2, tabel 1). Dat in de prent De Toorn (1557), geweld een hoofdrol speelt, is inherent aan het onderwerp . Ira voert met

doorboord hoofd haar leger aan, dat een groot mes met zich meevoert. Op de achtergrond wordt een schip op het droge belaagd door een bende met lansen gewapende soldaten. Dit alles speelt zich af in een dreigend oorlogslandschap (afb. 25). Maar het geweld is ook aanwezig in prenten die niet direct met strijd in verband staan. In De Gierigheid (1557) en Na-ijver (1557) bijvoorbeeld valt een klein leger een fantasiegebouw binnen (afb. 26 en 27). In de deugdenreeks is De Kracht (1560) als gevleugelde klassiek geklede

vrouwenfiguur afgebeeld, met haar attributen de zuil en het aambeeld en aan haar voeten een geketende draak, maar om haar heen wordt overal strijd geleverd (afb. 28). Rondom het fort jaagt een leger ruiters monsters in een hol in de grond, op de achtergrond worden naakte figuurtjes in een ei gejaagd en op de voorgrond rondom Fortitudo strijden

(19)

18

beheerst door de strijd tussen goed en kwaad, de strijd om de ziel van de mens. Elementen van gewelddadigheid komen ook voor in Elck (1558) en in de postuum uitgegeven prent (1570) De strijd om het geld, vermoedelijk vervaardigd rond 1562 (afb. 29).34

Strijd als thema van de schilderijen is expliciet aanwezig in het al genoemde werk De strijd tussen Vasten en Vastenavond . Hier is echter eerder sprake van humor als wapen dan dat er sprake is van een strijd op leven en dood. In De triomf van de dood lijkt de dood op gewelddadige wijze te winnen en de achtergrond is een desolaat rampgebied waarin gewapende troepen rondlopen. In De aartsengel Michael in gevecht met de apocalyptische draak is een gevecht gaande op leven en dood tussen de goede en kwade krachten.35 Evenals in de Psychomachia speelt strijd in het werk van Bruegel tot 1563 een belangrijke rol. Hierna neemt de productie van Bruegel’s moralistisch-didactische werk af en ook de afbeelding van de strijd tussen goed en kwaad komt nog nauwelijks voor.

4.2 Deugden en zonden in het werk van Bruegel

De hoofdpersonen op het strijdveld in de Psychomachia, de deugden en de ondeugden, spelen ook in het vroegere oeuvre van Bruegel een grote rol. De prentenreeks De Zeven Hoofdzonden, Het Laatste Oordeel en De Zeven Deugden, die hij tussen 1556 en 1560 in opdracht van Hieronymus Cock ontwierp, behoort tot zijn belangrijkste werk en heeft zijn naam als kunstenaar definitief gevestigd. De thematiek van deugden en zonden was populair in de 16e eeuw, ook in de prentkunst. Voor Hieronymus Cock was de uitgave van deze gravures een lucratieve zaak en het commerciële succes zal ook zeker hebben

bijgedragen aan de bekendheid van Bruegel als kunstenaar.36

In de prenten worden de deugden afgebeeld als statige, zedige vrouwen, met attributen conform de klassieke iconografie van de deugden. De hoofdzonden, vrouwen van duidelijk lager allooi, houden zich bezig met hun zondige activiteit. Elke ondeugd is

34 Sellink 2011: 265.

35 Behalve als element in de allegorische prenten en schilderijen heeft Bruegel strijd en geweld afgebeeld in

de bijbelse voorstellingen De verzoeking van de heilige Antonius (1556), De zelfmoord van Saul tijdens de

slag tegen de Filistijnen op Gilbao (1562) , Bekering van Saul (1567) en Kindermoord te Bethlehem (1566).

In het onderzoek naar de relatie tussen de strijd tussen deugden en zonden in het werk van Bruegel, de strijd der zielen in de Psychomachia en de betekenis van Dulle Griet worden deze werken buiten beschouwing gelaten

(20)

19

in gezelschap van het dier dat volgens de iconografische traditie bij haar hoort. De Toorn wordt bijvoorbeeld vergezeld door de beer, de luiheid door de ezel en de slak en de gierigheid door de pad (afb. 30). Daarnaast is elke ondeugd uitgerust met een passend attribuut: Toorn heeft een mes, Luiheid een kussen, Hoogmoed een spiegel en Gierigheid een geldkist. De moraliserende boodschap wordt overgebracht door middel van de vele taferelen, die nauw verbonden zijn met de ondeugd in kwestie: figuren die strijd leveren in De Toorn, slapende personen in De Luiheid, en schransende en kotsende mensen in De Vraatzucht. Dit alles speelt zich af in een omgeving, die wordt bevolkt door monstertjes, duivelachtige wezens en menselijke gebouwen (afb. 31 en 32).

De ondeugden, die voorkomen in de prenten, keren regelmatig terug in het werk van Bruegel, maar minder moralistisch en soms met meer humor. In Strijd tussen vasten en Vastenavond wordt de Vastenavond als een flinke eter afgebeeld, en hoewel vraatzucht zeker een rol speelt, is het niet een hoofdthema, maar veeleer een satirische verbeelding van het carnavalsfeest.37 De prenten De Vette Keuken en De Magere Keuken kunnen met onmatigheid worden geassocieerd, maar kunnen ook een aanklacht zijn tegen armoede of de gierigheid van de welgestelden aan de kaak stellen (afb. 33 en 34). Het Land van Kokanje (1567) lijkt zelfs een ode aan de vraatzucht en de luiheid, maar de apathische houding van de volgevreten figuren geven het schilderij toch een negatieve ondertoon (afb. 35). Dit wordt bevestigd door de tekst, die waarschijnlijk ten grondslag ligt aan het werk: ‘Luy en lecker en veel te meughen, dat zijn drie dinghen die niet en deughen’.38

In de prent De Toorn is Ira afgebeeld als een strijdende figuur. Bruegel verbeeldt echter niet alleen de toorn in de vorm van oorlogsgeweld, maar ook als meer geïsoleerde gewelddadigheid: vechtende monsters, dieren die elkaar naar de keel vliegen en een monster dat een naakt wezen neerknuppelt. Onder een afdak wordt een man aan het spit geroosterd en met olie overgoten. Dagelijks geweld, een andere interpretatie van woede, komt terug in Elck, waar twee mannen ruzie maken, en in De Vette Keuken en De Magere Keuken, waar de indringer in de groep hardhandig naar buiten wordt gewerkt. Ira

manifesteert zich dus niet alleen als strijd, maar ook als boosheid.

37 Sellink 2011: pag. 131.

(21)

20

De meest voorkomende ondeugd in het werk van Bruegel is de hebzucht. Voorafgaand aan de ontwerpen voor de serie hoofdzonden maakte hij in 1557 de tekening De grote vissen eten de kleine vissen (afbeelding 36). Het is een oud spreekwoord, dat de schuld van maatschappelijke ongelijkheid legt bij de welvarende machthebbers en kooplieden. Door hun inhaligheid en hebzucht worden de machteloze armen uitgebuit. Tegelijkertijd laat Bruegel zien, dat hebzucht niet loont, ook de grote vis gaat er aan ten onder.39 In de tekening De Hebzucht zijn allerlei kwalijke handelingen afgebeeld die op geld betrekking hebben. Avaritia heeft geldstukken op haar schoot en met haar linkerhand graait ze in een geldkist, die gevuld wordt door een vogelmens. Om haar heen staan geldpotten en overal liggen beurzen en zakken met munten. Verspreid over de afbeelding zijn mensen met vogelkoppen en andere monsters op agressieve manieren bezig met geld.

In Elck is hebzucht een van de aspecten van de zoektocht naar het ware.40 ‘Elck’, ieder mens, is op zoek naar de waarheid en naar zichzelf, maar er wordt gezocht op verkeerde plaatsen, in materiële zaken en bezit. Een duidelijke aanwijzing hiervoor is de later toegevoegde de tekst: ‘Nemo non quarit passim sua commoda, nemo Non quaerit sese cunctis in rebus agendis, nemo non inhiat privatis undique lucris hic trhait, ille trahis, cunctis mor unus habendis est.’41 Ook in de tekening De strijd om het geld, een postume uitgave uit 1570 maar waarschijnlijk getekend in 1562-1563, draait het om bezit (afbeelding 29).42 Menselijke spaarpotten, geldkisten, tonnen met geld en beurzen zijn verwikkeld in een chaotische veldslag. Zowel de Latijnse tekst als het Middelnederlandse vers wijzen de hebzucht aan als oorzaak van strijd en twisten: “Wel aen ghy Spaerpotten, Tonnen en Kisten./Tis al om gelt en goet, dit striden en twisten.’43 Het is evident, dat in de verbeeldingswereld van Bruegel hebzucht, toorn en twist onlosmakelijk met elkaar zijn verweven.

39 Sellink 2011: p. 88.

40

Sellink, 2012: pp. 152-156.

41 Geen die niet overal zijn eigen voordelen zoekt, niemand die zichzelf niet zoekt in al wat hij doet,

niemand die niet overal op zoek is naar zijn eigen gewin. De een trekt, de ander trekt, allen zijn ze tuk op bezit.

42

Sellink, 2011: p. 265.

43 Nemo non quaerit passim sua commoda, nemo non quaerit ses cunctis in rebus agendis, nemo non inhiat

(22)

21

4.3 Hoofdzonden in Dulle Griet

Zoals blijkt uit de tabel verbindt Bruegel tot 1563 het thema strijd herhaaldelijk met een of meer ondeugden. Een summiere inventarisatie laat zien, dat ook andere beeldfragmenten meerdere malen worden toegepast (bijlage 3, tabel 2). Het narrenschip, de nar, de

hellemond, monsters, snavelmensen, visachtigen, bootjes, en fantasiegebouwen vormen schakels, die de allegorische werken met elkaar verbinden. Dulle Griet lijkt de apotheose, in geen enkel werk heeft Bruegel zoveel elementen ontleend aan eerdere werken.

Een vergelijking met De Toorn laat opmerkelijke overeenkomsten zien. Het hoofdpersonage, Ira, loopt met grote passen aan het hoofd van een leger, weergegeven in beweging, op het moment dat ze een stap naar voren zet. Ze is en profil afgebeeld, heeft een helm op het hoofd en ze draagt een borstcuras . Ze heeft een zwaard in de

gehandschoende rechterhand en een toorts in de linker. Aan haar zijde hangt een tweede zwaard. Ze heeft de mond geopend en kijkt voor zich uit (afbeelding 37 ). Dulle Griet lijkt een slordige versie van Ira. Dezelfde actieve houding, licht voorovergebogen lopend en eveneens met geopende mond. Het zwaard in de rechterhand, helm en borstcuras en een gehandschoende linkerhand (afbeelding 38). In tegenstelling tot Ira voert ze echter geen leger aan, maar loopt er juist van weg.

Tussen de tekening De Hebzucht en Dulle Griet bestaan soortgelijke

overeenkomsten. In de tekening graait Avaritia in een geldkist. Dulle Griet klemt een identieke geldkist onder haar arm en in de ketel, die zij bij zich heeft, bevinden zich kostbaarheden en een beker gevuld met goudstukken. De pad, symbool van de hebzucht en de duivel, die in de tekening voor de voeten van Avaritia wegspringt, heeft Bruegel in Dulle Griet afgebeeld in de boom naast de hellepoort (afbeelding 39).44 Ook rondom de grote mannenfiguur in het centrum van het schilderij, de merkwaardige reus in

vrouwenkleren, hebben verschillende handelingen met geld te maken en wijzen naar hebzucht, zoals de naar geld graaiende vrouwen op de brug en de pogingen om de beurs van de reus te bemachtigen. Het thematische verband tussen de tekeningen van de hoofdzonden wordt op deze manier uitgedrukt en bevestigd door beeldelementen. Het is

44 Sellink, 2012: p. 41. Op het schilderij is de pad nauwelijk te zien, maar het infrarood onderzoek door de

(23)

22

onwaarschijnlijk, dat deze gelijkenissen toevallig zijn en het ligt dan ook voor de hand, dat de hoofdzonden toorn en hebzucht ten grondslag liggen aan de betekenis van Dulle Griet.

4.4 Psychomachia, dulle Griet en de reus

Nu zowel strijd als de beide hoofdzonden toorn en hebzucht in Dulle Griet zijn

gedefinieerd, kan onderzocht worden hoe het schilderij zich verhoudt tot de tekst van de Psychomachia. De wanordelijk geklede maagd, Dulle Griet, die beladen met buit het slagveld verlaat, kan zowel geassocieerd worden met woede als met hebzucht. De

dreigende omgeving ademt de sfeer van de zielenstrijd die Prudentius beschrijft. Het beeld sluit nauw aan op de volgende strofen van de tekst:

‘Hebzucht vouwt haar rokken tot een grote zak vouwt en verzamelt alles van waarde, dat is achtergelaten. Met haar mond wijd open, alsof ze gaapt, zoekt ze in het zand naar stukjes goud. Als haar zakken vol zijn, vult ze beurzen en geldzakken met haar schatten.’45 Maar niet alleen de Dulle Griet kan in verband worden gebracht met deze tekst. Ook de andere opvallende figuur, de reus op het brughuis, lijkt ontleend aan de Psychomachia. Deze merkwaardige figuur schept geld uit zijn achterste met een pollepel en strooit het in de menigte vrouwen. De vrouwen proberen het op te vangen in een schaal en klimmen op een ladder om de beurs van de reus te stelen. Als gevolg daarvan wordt de eensgezinde strijd tegen de duivels verstoord door de begeerte naar geld.

In de tekeningen van de hoofdzonden zijn nauwelijks aanknopingspunten te vinden voor de betekenis van deze figuur. Margaret Sullivan interpreteert de reus als Folly, Dwaasheid, de metgezel van de woede.46 Een vergelijking met het gedeelte van de tekst van de Psychomachia, waarin Avaritia het slagveld verlaat en de daaropvolgende strofe nadat ze is verslagen, leidt echter tot een andere interpretatie. De tekst luidt als volgt:

45 Thomson, 1961: pp. 309-310 fertur Avaritia gremio praecincta capaci, quidquid Luxus edax pretiosum

liquerat, unca corripuisse manu, pulchra in ludibria vasto ore inhians aurique legens fragmenta caduci inter harenarum cumulos. nee sufficit amplos inplevisse sinus ; iuvat infercire cruminis turpe lucrum et gravidos furtis distendere fiscos.

(24)

23

‘Wanneer na enige tijd de ondeugden toch zijn verslagen, zingen de deugden de

overwinningspsalmen. Plotseling worden ze getroffen door een storm. Het is de storm die wordt veroorzaakt door het kwade om de vrede te verstoren. Concordia wordt in de zijde geraakt door een ondeugd die op de loer ligt. Het is Discordia, de Twist. Terwijl het leger van de ondeugden werd verdreven heeft ze zich vermomd als vriend en meegedaan met de festiviteiten. Maar ze had een mes bij zich om Concordia te kunnen verwonden.’47

Deze figuur in het midden van het schilderij, de merkwaardige nar of reus, sluit volledig aan bij dit gedeelte van de tekst en kan daarom verklaard worden als de verbeelding van Discordia, de Twist. In het schema van Gregorius is deze hoofdzonde weliswaar in rang gedaald, maar in de Psychomachia is het de laatst overgebleven ondeugd op het slagveld en degene die de strijd nog probeert aan te wakkeren. Discordia is vermomd als vriend en ook de reus van Bruegel is vermomd, hij draagt namelijk vrouwenkleding. Hij schept geld uit zijn achterste en strooit het rond tussen de vrouwen, die zich hierdoor laten verleiden en zich niet langer concentreren op de strijd tegen het kwaad. De belangrijkste

componenten van de Psychomachia zijn dus ook aanwezig in Dulle Griet, niet alleen door het thematische verband van strijd en hoofdzonden, maar ook, en misschien wel vooral, door de opmerkelijke details.

5. Het Landjuweel van 1561

Hiermee is echter niet verklaard, waarom Bruegel juist dit thema koos voor een groot schilderij, waarschijnlijk een vrij werk, zonder opdrachtgever en dus een commercieel waagstuk. Het is echter heel aannemelijk, dat de directe aanleiding school in een spectaculaire gebeurtenis, die plaatsvond in 1561, namelijk het Landjuweel van de

Antwerpse rederijkerskamer de Violieren. Deze wedstrijd tussen de rederijkerskamers van de Brabantse steden was in 1541 voor het laatst gehouden in Diets. De Violieren hadden toen de eerste prijs gewonnen en moesten daarom het eerstvolgende toernooi organiseren. Door de onrustige politieke situatie, veroorzaakt door de oorlogen tussen Spanje en Frankrijk en de religieuze conflicten tussen protestanten en katholieken, was het

gedurende een lange periode onmogelijk om de wedstrijd uit te schrijven. Pas na de vrede van 1559 was er weer voldoende rust en welvaart voor dergelijke grootscheepse

festiviteiten. Het stadsbestuur van Antwerpen vroeg begin 1561 via Granvelle, de

47 Thomson, 1961: p. 326

(25)

24

belangrijkste adviseur van Filips II, aan de landsvoogdes Margaretha van Parma om toestemming. Uiteindelijk werd het verzoek onder voorwaarden toegekend. Men moest zich houden aan de door het hof vastgestelde richtlijnen.48 Deze bepaalden dat slechts drie van de vierentwintig voorgestelde thema’s voor de zinnespelen waren toegestaan:

Weder experientie oft gheleertheyt meer wijsheyt by brenght. Het welcke den menschen meest verweckt tot de kunsten. Waerom een rijck gierich mensche meer rijckdoms begeert.49

Wetenschap, kunst en hebzucht waren blijkbaar veilige onderwerpen. Ook het herstel van de saamhorigheid van de Brabantse steden en het vieren van de vrede door de kunst van de retorica waren belangrijke thema’s. Het was echter verboden om spelen en balladen op te voeren over religie. Ook bespotting van het bestuur, de geestelijkheid en

stadsbestuurders, kortom de geliefde politieke satire, was niet toegestaan.

Het Landjuweel begon op 3 augustus 1561 met een twaalf uur durende intocht die tot diep in de nacht duurde. Hieraan namen 1328 rederijkers te paard deel, 23 praalwagens en 196 gewone wagens.50 Het moet een onvergetelijk schouwspel zijn geweest, dat een diepe indruk op alle Antwerpenaren maakte. Het duurde tot maandag 27 augustus en zette gedurende drie weken de stad op zijn kop. Bruegel, als belangrijk kunstenaar en door zijn lidmaatschap van het gilde ook behorende tot de kringen rondom de rederijkers zal de festiviteiten ongetwijfeld van dichtbij hebben meegemaakt.

Hoe belangrijk de onderwerpen vrede en saamhorigheid waren bleek uit het welkomstwoord:

‘Discordia zijn wy quijt. Al had sijt ghesworen dier

Dat haren toren fier op ons dleet wreken wouwe.

Meyndy dat Concordia, hueren eedt breken souwe (bijlage 4).51

Het belang dat men hechtte aan vrede en de opluchting over het verdwijnen van de oorlog sprak ook uit de uitnodigingskaart voor het Landjuweel (afb. 40).52 Retorica, de

48 Vandommele, 2011: pp. 28-29. 49 Pelckmans, 1962: p. vii. 50 Vandommele, 2011: p. 66. 51 Silvius, 1562: Fol. C2v, 9-11

(26)

25

rederijkerskunst, schept met haar eigenschappen Prudentia (wijsheid) en Inventio

(wetenschap) de omstandigheden waaronder Pax (vrede), Caritas (naastenliefde) en Ratio (rede) kunnen gedijen en de negatieve elementen Ira, Invidia (nijd) en Discordia

(tweedracht, twist) worden verjaagd. Tweedracht moet vermeden worden, want het verstoort zowel het politieke als het sociale evenwicht en, minstens zo belangrijk in een handelsstad als Antwerpen, heeft een desastreuze invloed op de economie en welvaart.

Het verlangen naar vrede kwam in de opvoeringen van de verschillende rederijkerskamers sterk naar voren. Het thema van het zinnespel van Zuid-Leuven bijvoorbeeld was ‘Eendracht maakt macht’. De hoofdpersonages waren de hoofdzonden Ledigheid en Twist. In tpunt, de inleiding van het spel, werd het belang van de

eendrachtigheid nog eens nadrukkelijk uitgelegd: Dus gheeft Concordia elck minnelijck de hant, Dats eendrachticheyt die Rijcdom can vermeeren. Onthoudt dit voor seker en weest ghesist :

Eendracht can stichten macht, die den twist verquist. 53

Een van de andere drie toegestane thema’s, de hebzucht, kwam eveneens in veel

opvoeringen voor. Der Vreuchdenbloeme, de rederijkerskamer van Bergen op Zoom, gaf hebzucht ‘Idel Begheerte’, zelfs een centrale rol in het stuk (bijlage 5).54 Idel Begheerte is de personificatie van de hebzuchtige koopman, die zich alles toe-eigent ten koste van de armen, zonder zich te bekommeren om de rechtvaardigheid van zijn daden. Omdat hij geen moraal heeft, vindt hij geen rust in het leven. Deze hebzucht leidt tot chaos in de wereld: ‘Idel Begheerte ‘bringht int ghekijf // die in rusten saten’.

Het is alleszins voorstelbaar, dat de nadrukkelijke aanwezigheid van de thema’s hebzucht en twist in de spelen Bruegel heeft geïnspireerd tot het maken van een schilderij, dat aansloot bij deze actuele onderwerpen, die niet alleen de realiteit van alledag waren, maar door het Landjuweel nog eens extra betekenis kregen en tot een schilderkunstige verbeelding uitnodigden. Bovendien zou een actueel onderwerp, uitgewerkt met

52

Vandommele, 2011: p. 63.

53 Pelckmans, 1962: p. 12. 54 Silvius, 1562: Fol. Cc2r, 55

(27)

26

ontleningen aan de eerder succesvol uitgegeven tekeningen, ook nog eens commercieel interessant kunnen zijn.

6. Conclusie.

Samenvattend kan worden gesteld, dat er voldoende argumenten zijn om aan te nemen, dat Dulle Griet geïnterpreteerd kan worden als de verbeelding van de ondeugden hebzucht, toorn en twist. Ook is het aannemelijk, dat er een rechtstreeks verband, een evidente tekst-beeld relatie, bestaat tussen Dulle Griet van Bruegel en de Psychomachia van Prudentius. Er is vastgesteld, dat de werken van Prudentius niet alleen bekend waren in Antwerpen, maar zelfs in voldoende mate populair om opnieuw te worden uitgegeven in een luxe uitgave. Binnen deze uitgave is de Psychomachia zo belangrijk, dat het als openingstekst wordt gepresenteerd.

Het is eveneens duidelijk geworden, dat Bruegel zowel tijdens zijn leertijd als gedurende zijn de verblijf als succesvol kunstenaar in Antwerpen deel uitmaakte van de geletterde klasse. Uit de prent Elck en de voorliefde voor spreekwoorden is gebleken, dat hij met de opvattingen en de literaire invloeden van het humanisme op de hoogte was. Door de verwevenheid van het schildersgilde met de rederijkerskamer had hij bovendien toegang tot het literaire milieu van Antwerpen en de afbeeldingen in zijn tekeningen van rederijkerskluchten tijdens kermissen zijn een bewijs voor zijn bekendheid met het rederijkerstoneel. Samengevat, de Psychomachia was aanwezig in Antwerpen en toegankelijk voor Bruegel.

Uit de onderlinge vergelijking tussen werken van Bruegel is gebleken, dat de belangrijkste factoren van de Psychomachia, strijd en zonden, in het werk van Bruegel eveneens een hoofdrol spelen. Strijd komt in uitlopende werken voor, soms als

hoofdthema, soms als detail of tafereel in de achtergrond. Dulle Griet echter speelt zich af op het slagveld en strijd is in het gehele schilderij prominent aanwezig. Dat de dulle Griet de personificatie van Ira en Avaritia is, blijkt duidelijk uit de overeenkomsten tussen Dulle Griet en de tekeningen De Toorn en De Hebzucht.

De figuur van de reus in het centrum van het schilderij komt niet eerder in het werk van Bruegel voor en kan niet op deze manier worden verklaard. Uit een vergelijking tussen de tekst van de Psychomachia en Dulle Griet blijkt echter dat de personages dulle

(28)

27

Griet en de reus zo nauw aansluiten bij de tekstgedeeltes over Avaritia en Discordia, dat aangenomen kan worden dat Bruegel het verhaal kende en als inspiratie heeft gebruikt. Deze aanname wordt nog bevestigd door de onderwerpen die het Landjuweel van 1561 in Antwerpen domineerden, Concordia en Discordia, en de nadrukkelijke aandacht voor de hebzucht als bron van oorlog en chaos.

De conclusie luidt dan ook, dat Bruegel met Dulle Griet naar aanleiding van het Landjuweel van 1561 zijn visie op de thema’s oorlog, hebzucht en twist heeft uitgewerkt aan de hand van de tekst van de Psychomachia en door de samenhang tussen de klassieke tekst, de actuele rederijkersliteratuur en de christelijke deugdenleer een vlijmscherp tijdsbeeld heeft nagelaten.

(29)

28

7. Literatuur

Brown, Virginia, Paul Kristeller, F. Cranz. Medieval and Renaissance Latin Translations and Commentaries in: Catalogus Translationum et Commentariorum. Vol. 7. Washington: 1992.

Bruaene, Anne-Laure van, Repertorium van rederijkerskamers in de Zuidelijke

Nederlanden en Luik 1400-1650. Dbnl digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. 28 januari 2008. 20 maart 2016

<http://www.dbnl.org/tekst/brua002repe01_01/brua002repe01_01_0045.php>

Buts, Barbara, Joseph Leo Koerner. The printed world of Pieter Bruegel the Elder. Cambridge: 1995.

Cleland, Elisabeth A.H., red. et al. Grand Design, Pieter Coecke van Aelst and

Renaissance Tapestry. [tentoonstellingscatalogus] Metropolitan Museum of Art, New York. New Haven: 2014.

Dibdin, Thomas Frognall. An introduction to the knowledge of rare and valuable editions of the Greek and Latin Classics. Vol. II. Londen: 1808. Internet Archive, 12 mei 1996. 20 maart 2016

<https://ia700808.us.archive.org/33/items/introductiontok02dibd/introductiontok02di bd.pdf>

Gibson, Walter S. ‘Bruegel, Dulle Griet, and sexist politics in the sixteenth century’.In: Otto von Simson, Matthias Winner (red.), Pieter Bruegel und seine Welt. Berlijn: 1979, pp. 9-15.

Gibson, Walter S. ‘Artists and Rederijkers in the Age of Bruegel’. The Art Bulletin, Vol. 63, No. 3 (Sep., 1981) pp. 426-446.

Grauls, Jan. Volkstaal en volksleven in het werk van Pieter Brueghel. Antwerpen: 1957. Grieken, Joris van, Ger Luijten, Jan van der Stock. Hieronymus Cock, The Renaissance in

Print. [tentoonstellingscatalogus] Koninklijke Bibliotheek van Belgie, Brussel. Leuven: 2013.

Hummelen, Willem Marinus Hendrik. De sinnekens in het rederijkersdrama. Diss. Rijksuniversiteit Groningen, 1958. Groningen: 1958.

(30)

29

Langereis, Sandra. De woordenaar: Christoffel Plantijn, ’s werelds grootste drukker en uitgever, 1520-1589. Amsterdam: 2014.

Mander, Karel van. Het Schilderboeck. (Facsimile van de eerste uitgave, Haarlem 1604).Utrecht: 1969. Dbnl.org. 1999. 21 maart 2016

<http://www.dbln.org/tekst/mand001schi01_01/mand001schi01_01_0221.php> Muls, Jozef. Pieter Brueghel. Brussel: 1924.

Pelckmans, A.J.M. (red), C. Kruyskamp. Het Antwerpse Landjuweel van 1561. Amsterdam: 1962. Dbnl.org. 1999. 20 april 2016

<http://www.dbnl.org/arch/_ant005antw02_01/pag/_ant005antw02_01.pdf#page=1> Pinson, Yona. ‘Folly and vanity in Bruegel’s Dulle Griet: Proverbial metaphors and their

relationship to Bosch’s imagery’. Studies in Iconography. Vol. 20 (1999), pp.185-213.

Rombouts P., T. van Lerius. De liggeren en andere historische archieven der Antwerpsche sint Lucasgilde. Internet Archive, 12 mei 1996. 19 maart 2016

<https://ia801403.us.archive.org/2/items/deliggerenenand00lukagoog/deliggerenenan d00lukagoog.pdf>

Sellink, Manfred. Bruegel, het volledige werk. s.l. Ludion, 2011.

Sellink, Manfred, M.P.J. Martens. Pieter Bruegel ongezien: de verborgen Antwerpse collecties.Leuven: 2012.

Silvius, Willem. Spelen van sinne vol scoone moralisacien uutleggingen ende

bediedenissen op alle loeflijcke consten waer inne men claerlijck ghelijck in eenem spieghel ... mach aenschouwen hoe nootsakelijck ende dienstelijck die selve consten allen menschen zijn ... ghespeelt met octroy ... binnen der stadt van Andtwerpen op dLantjuweel by die veerthien Cameren van retorijcken die hen daer ghepresenteert hebben den derden dach Augusti int jaer ons heeren M.D.LXI. Antwerpen: 1562. Stichting Interkerk. RKDocumenten.nl. Concilie van Trente, Sessio VI, 13 januari 1547.

Decretum de justificatione. 22 januari 2014. 18 maart 2016

<http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=668&id=2626> Sullivan, Margaret A. ‘Madness and Folly: Peter Bruegel the Elder’s Dulle Griet’. The Art

(31)

30

Thomson, H.J. Prudentius with an English translation. Cambridge MA: 1961. Archive.org. 1996. 23 maart 2016

<https://archive.org/stream/prudentiuswithen01pruduoft/prudentiuswithen01pruduoft _djvu.txt>

Vandommele, Jeroen van. Als in een spiegel. Vrede, kennis en gemeenschap op het Antwerpse Landjuweel van 1561. Hilversum: 2011.

Voet, Leon, Jenny Voet-Grisolle. The Plantin Press (1555-1589).Vol. IV. Amsterdam: 1980.

(32)

31

8. Bijlagen

8.1 Inschrijving Pieter Bruegel de Oude in Sint-Lucasgilde. 8.2 Tabel 1

8.3 Tabel 2

8.4 Tekst zinnespel 8.5 Tekst zinnespel

(33)

32

Bijlage 1.

Inschrijving Pieter Bruegel de Oude in Sint-Lucasgilde.

(34)

33

Inschrijving Pieter Bruegel de Oude in Sint-Lucasgilde.

(35)

34

Bijlage 2. Gelijktijdig voorkomen van het thema strijd en een ondeugd.

Werk medium jaartal Ondeugden Strijd

De ezel op school tekening 1556 hoogmoed

Verzoeking van de H. Antonius

tekening 1556 wellust strijd

Grote vissen eten kleine vissen

tekening 1557 hebzucht

Lijdzaamheid tekening 1557 strijd

Hoogmoed tekening 1557

Afgunst tekening 1557

De vraatzucht tekening 1557

Wellust tekening 1557

Elck tekening 1558 hebzucht strijd

Toorn tekening 1558 strijd

Hebzucht tekening 1558 strijd

Luiheid tekening 1558

Strijd tussen Vasten en Vastenavond

paneel 1559 vraatzucht strijd

Kracht tekening 1560 strijd

Triomf van de dood paneel 1562 strijd

Dulle griet paneel 1562 hebzucht, toorn strijd

De val van de engelen paneel 1562 hoogmoed strijd

De strijd om het geld tekening 1563 hebzucht strijd

De vette keuken tekening 1563 vraatzucht strijd

De magere keuken tekening 1563 vraatzucht strijd

Land van Kokanje paneel 1567 luiheid, vraatzucht

(36)

35

Bijlage 3. Overzicht van vaak voorkomende beeldelementen.

Werk Jaartal Narren-

Schip Helle- mond Monsters duivels Vaar-tuigen Fantasie gebouwen Verzoeking van de H. Antonius 1556 X X X

Grote vissen eten kleine vissen 1557 X X X Lijdzaamheid 1557 X X X Hoogmoed 1557 X X X X X Afgunst 1557 X X X De vraatzucht 1557 X X X Wellust 1557 X X Toorn 1558 X X X X Hebzucht 1558 X X X Luiheid 1558 X X X Kracht 1559 X

Triomf van de dood 1562 X X

Dulle griet 1561 X X X X X

De val van de engelen 1562 X

Land van Kokanje 1567 X X

(37)

36

Bijlage 4. Tekst zinnespel.

(38)

37

Bijlage 5. Tekst zinnespel.

(39)

38

(40)

39

1. Pieter Bruegel de Oude. Dulle Griet. 1561. Olieverf op paneel, 114,4 x 162 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen.

2. Pieter Bruegel de Oude. Dulle Griet (infraroodfoto van detail). 1561. Olieverf op paneel, 114,4 x 162 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen.

(41)

40

3. Pieter Bruegel de Oude. De aartsengel Michaël in gevecht met de apocalyptische draak. 1562. Olieverf op paneel, 117 x 162 cm. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel.

(42)

41

4. Pieter Bruegel de Oude. De triomf van de dood. 1562. Olieverf op paneel, 117 x 162 cm. Museo National del Prado, Madrid.

(43)

42

5. Fides verslaat Veterum Cultura Deorum. Pudiciata strijdt met vlammende zwaveltoortsen tegen Libido. Psychomachia Carmina, negende eeuw, Cod. 264, fol. 35v, Burgerbibliothek, Bern.

(44)

43

6. Ira valt Patientia aan. Psychomachia Carmina, negende eeuw, Cod. 264, fol. 38r, Burgerbibliothek Bern.

De strijd tussen Fides en Ira en de zelfmoord van Ira. Psychomachia Carmina, negende eeuw, Cod. 264, fol. 40r, Burgerbibliothek Bern.

(45)

44

7. Manerius Bijbel, MS 9 fol. 194r, Bibliothèque Ste. Geneviève Parijs.

8. Frère Laurent. ‘Avaritia en Caritas’. Somme le Roi. 1294. Bibliotheque nationale de France fol. 105v.

(46)

45

9. Giselbertus, Hebzucht en Toorn worden vertrapt door deugden. Twaalfde eeuw, kapiteel. Saint- Lazare, Autun.

10. Toorn en Wellust. Twaalfde eeuw, kapiteel. Sainte Madeleine, Vezelay.

(47)

46

11. Titelblad van de Verzamelde werken van Aurelius Prudentius Clemens. Uitgegeven door Christoffel Plantijn, Antwerpen, 1564. Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties.

12. Pagina 8 en 9 van de Verzamelde werken van Aurelius Prudentius Clemens. (Begin van de Psychomachia)Uitgegeven door Christoffel Plantijn. Antwerpen 1564. Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Colleties.

(48)

47

13. Pieter Coecke van Aelst (ontwerp). Gula. Ca. 1534. Tapijt geweven in het atelier van Willem de Pannemaker, voor 1544. Patrimonio Nacional, Madrid.

(49)

48

14. Pieter Bruegel de Oude. De spreekwoorden. 1559. Olieverf op paneel, 117,5 x 163,5 cm. Staatliche Museen, Berlijn.

15. Pieter Bruegel de Oude. Dulle Griet (detail). 1561. Olieverf op paneel, 114,4 x 162 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen.

(50)

49

16. Pieter Bruegel de Oude. De luiheid (detail). 1557. Pen en grijsbruine inkt, 21,4 x 29,6 cm. Graphische Sammlung Albertina, Wenen.

17. Pieter Bruegel de Oude. Kermis in Hoboken (detail). 1559. Pen en bruine inkt, 26,5 x 39,4 cm. Courtauld Institute of Art, Londen.

(51)

50

18. Joannes en Lucas van Doetecum, naar een ontwerp van Pieter Bruegel de Oude. De Sint-Joriskermis (detail). 1559. Ets en gravure, 33,2 x 52,3 cm. Uitgegeven door Hieronymus Cock. Rijksmuseum, Amsterdam.

19. Pieter van der Heyden naar een ontwerp van Pieter Bruegel de Oude. Elck. 1558. Gravure, 23,2 x 30 cm. Uitgegeven door Hieronymus Cock.

(52)

51

20. Pieter Bruegel de Oude. De strijd tussen Vasten en Vastenavond. 1559. Olieverf op paneel, 118 x 164,5 cm. Kunsthistorisches Museum, Wenen.

21. Pieter Bruegel de Oude. Dulle Griet (Detail). 1561. Olieverf op paneel, 114,4 x 162 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen.

(53)

52

22. Pieter Bruegel de Oude. Dulle Griet (Detail). 1561. Olieverf op paneel, 114,4 x 162 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen.

23. Pieter Bruegel de Oude. Dulle Griet (Detail). 1561. Olieverf op paneel, 114,4 x 162 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen.

(54)

53

24. Pieter Bruegel de Oude. De toorn. 1557. Pen en bruine inkt, 22,8 x 30,1 cm. Uffizi, Florence.

25. Pieter Bruegel de Oude. De gierigheid. 1556. Pen en grijsbruine inkt, 22,8 x 29,8 cm. The British Museum, Londen.

(55)

54

26. Pieter Bruegel de Oude. De na-ijver. 1557. Pen en grijsbruine inkt, 22 x 30 cm. Particuliere collectie, Zwitserland.

27. Pieter Bruegel de Oude. De kracht. 1560. Pen en bruine inkt, 22,5 x 29,5 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

één moment weet voor te blijven, als naderen tot nul, is het U vergund te groeien, kunt U deze dans bevatten, begrijpen &amp; weerstaan, dieper ademhalen dan U ooit gedurfd hebt,

This progression from left to right is visually highlighted by four figures isolated on the front edge of the picture: the fool in the far left bottom corner who attempts to

464 Describing the life of Hans Vredeman de Vries, a painter and designer of architectural scenes who may have known Bruegel personally, Van Mander recounts an incident

“Pieter Bruegel weer: en de geloofwaardigheid van Karel van Mander.” Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (1998), 309- 327.. Karel van Mander: The Lives of

Ik betoog dat deze twee discussies niet alleen fundamenteel zijn voor een beter begrijpen van de kunsttheoretische argumenten van De Heere en Ortelius, maar ook dat zij een

Two primary responsibilities were, first, to assist in the structural formation and curriculum development of a new two-year research masters program, entitled “Western and Asian

Figure 8: Pieter Bruegel the Elder, Peasant Wedding Banquet, 1568, oil on panel.. Vienna,

Comparable to the poetic program of the Pléiade in France and rhetorician societies in the Netherlands for the enrichment of the vernacular language using formal qualities