't Is acht uur. Ik zit boven op onze slaapkamer. Ik heb net een eenzaam maal verorberd,
en ik denk wel niet, dat er nog een mensch naar mij zal komen kijken. 't Spijt me
alleen zoo ontzettend, dat, wanneer ik me nog eens ooit verloof, er niemand zal zijn
om door mij naar boven gestuurd te worden. Maar laat ik geregeld vertellen.
't Begon al akelig, want het goot vanmorgen. Julie deed down.
‘Ik dacht, dat je zoo gelukkig was,’ zei ik.
Dat ben ik ook. Maar ik had zoo graag een stralenden receptiedag gehad.’
‘Welja, natuurlijk alleen voor jouw plezier moet het weer stralend zijn.’
‘Hè, wat ben je kribbig.’
Toen schoot het me te binnen, dat ze ook jarig was. ‘Nu many happy returns,’ zei
ik vanuit mijn bed. ‘Je krijgt een bloemenhulde van me. Maar die wordt straks
bezorgd. Ik zeg het je maar alvast, want anders let je er misschien niet op.’
‘Dank je wel, 't is erg vriendelijk van je,’ zei Julie.
‘O nee, heelemaal niet,’ zei ik. ‘Maar Ma stond er op.’
‘En nu doe je vandaag niet zoo idioot tegen Jog hoor!’ viel Julie opeens uit.
‘Idioot? Ik doe heel gewoon tegen hem. Gemoedelijk.’
‘Je doet net of je hem voor de mal houdt. Ba, die kwajongensachtige allures van
jou!’
‘Wat zul jij beminnelijk zijn, wanneer je niet gelukkig bent. Daar vlas ik al op.’
De receptie zou zijn van 2 tot 4, en we dronken vroeg koffie. Er kwamen hoopen
bloemen en Julie raakte bij elk bloemstuk meer in haar humeur. Mijn hulde was er
om twaalf uur nog niet, en ik vond het niets erg, want Ma zou vroeg genoeg zien,
dat het geen Ivy-shop-product was. Om één uur ging Julie naar boven om zich te
kleeden; ze deed dat in Ma's kamer, dat was natuurlijk voor haar zenuwen. Mina
stond mij bij en ik dwaalde om half twee al door de benedenappartementen in mijn
witte zijdje met zwanendons. Om kwart voor twee kwam Jog, tegelijk met een groot
bouquet van de Jopopinoloukicoclub, waar ik niets van afwist en wat me erg trof.
Jog torste een vreemdsoortigen bloementuil met veel groene sprieten. Ik zei direct:
‘Wacht, laat ik dat ding even van je aannemen.’
‘Nee dank je,’ zei Jog, ‘'t hindert me niets.’
‘Nou dan niet,’ zei ik. Jog ging op het puntje van een stoel zitten en ik zwierf om
hem heen.
‘Julie zal wel bibberen, als ze weet, dat jij beneden zit,’ kondigde ik aan.
‘Zoo, denk je?’ zei Jog.
‘Vast. Ze was down vanmorgen, omdat het giet.’
‘Ja, 't is geen prettig weer.’
‘Maar ze is verschrikkelijk gelukkig.’ Jog bloosde.
‘Zoo. Hum. Dat doet me genoegen Jo.’
‘Ja, dat dacht ik wel.’
Toen kwamen Pa en Kees beneden en ik zette de club in water. En toen kwam
Julie in 't kanariegeel en met een kleur als een biet. Ik wou nog zeggen: ‘Ik dacht,
dat die kleur je mat maakte,’ maar Julie rolde meteen in Jogs armen en met haar neus
in den bloementuil met de sprieten. Ik stond tusschen de portières het tooneel aan te
kijken en ik knipoogde tegen Kees, maar Pa ving de knipoog op en zei: ‘Heb je niets
te doen Joop?’ Julie begon net te zeggen: ‘O Jog, begrijp eens, Ma en ik zijn zoo
ontsteld...’ toen er gebeld werd. Ik dacht, dat het mijn hulde zou zijn, maar 't was de
eerste visite. Ma kwam nog net op tijd binnen.
't Werd een lawine van bezoekers, en Julie en Jog lachten maar en drukten handjes
en zeiden: ‘Dank u wel, o dank u zeer.’ Dat was dan voor de gelukwenschen, en ik
lachte tegen
iedereen maar zoo'n beetje onnoozel, want ik begon het raar te vinden, dat mijn
bloemenwinkel niet uit zijn slof schoot. Om drie uur zeilde de heele club binnen, erg
verregend, want ze hadden natuurlijk geen geld voor een rijtuig. Dat bracht een beetje
glorie in al dat stijve gedoe. Jog werd khaki, toen hij de halve derde klas zag, en toen
drong misschien voor 't eerst het vreeselijke feit tot hem door, dat hij morgen weer
voor onze geduchte aangezichten moet verschijnen als Smidt met dt. Julie bloosde
ook, toen de club verscheen, maar ze bedankte toch erg lief voor de bloemen en Jog
ook. We zonderden ons meteen wat af en Kit zei: ‘Hemel Joop, wat zie je er opgeprikt
uit. Je lijkt wel een bruid.’
‘Dank je feestelijk,’ zei ik. ‘Zeg jongens mijn bouquet is er nog niet. En ik heb
hem al betaald.’
‘Ja dat is ook erg dom,’ zei Noor.
‘Zag je hoe Smidt z'n snor glom van de brillantine?’ vroeg Connie. ‘Hij is wel erg
dol op Julie geloof ik!’
‘Wat heeft dat er nu mee te maken,’ zei Pop.
‘Connie denkt altijd aan Ru,’ zei Pien! ‘Dat is zoo lastig. Ze praat over niets anders.’
‘Als jij iemand hadt, die van je hield.’
‘Ik zou je danken,’ zei Pien en sjorde den band van haar mantel strakker. Toen
kwam Kees naar ons toe; hij had aldoor van uit een hoekje naar ons liggen loeren.
Hij boog erg deftig en gaf iedereen de hand, Pop het laatst. Die hield hij precies elf
tellen vast, en daarna werd hij erg luidruchtig. Op dat oogenblik zwingelde de deur
open en binnen wandelde de Boomenfamilie met H. de Wilde. Lotte keek het eerst
naar ons en ik keek naar Kees, maar die verblikte niet en bleef hardnekkig naast Pop
staan. Julie gooide haar eenen kanariegelen arm erg ver vooruit, dat Lotte vooral
maar alles zag en toen zoenden ze elkaar en H. de Wilde en Smidt drukten mekaar
de hand, alsof de een naar de Noordpool moest en de ander naar Zuid-Afrika.
Ik ben nog lang niet klaar; 't is toch wel een voordeel, dat je eens rustig aan jezelf
bent overgelaten, al is het dan ook voor straf. Pops vader en moeder kwamen ook en
Pops vader be-'groette ons. ‘Dag Lies. Dag Lies. Dames. Zoo Pop. Hoe ben jij hier
gekomen?’
‘Achter aan een auto hangend,’ zei Pop.
‘Ik zal een rijtuig voor jullie bestellen. Het stort gewoon. Ik kan hier wel even
telefoneeren zeker.’ En toen hij later telefoneerde, wist hij den naam, de straat en
het huisnummer niet. Een heerlijke Pipa is dat.
Toen de club weg was, stortte ik erg in en Julie begon werkelijk ‘mat’ te worden,
maar toen leek ze net een verflenste zonnebloem. Om vier uur was zoowat iedereen
verdwenen, behalve Jogs familie, die door de kamers zwermde. Hij heeft een lange,
magere zuster met een gouden bril, die mij, geloof ik, erg naar vond. Tenminste zoo
keek ze. Zijn ouders zijn nogal onschuldig.
Enfin, toen iedereen weg was, zei Julie: ‘Ik zou nog wel een eindje met je willen
omloopen Jog. Ik heb hoofdpijn gekregen van de drukte.’
‘Maar ga dan even rusten schat,’ zei Jog. Ik stond erbij met de handen op mijn
rug.
‘'t Is droog,’ zei ik bemoedigend, want ik had niets geen puf om bij die rustkuur
te moeten blijven.
‘Trek je overschoenen aan Julie,’ zei Ma. ‘Want het is erg vochtig op straat.’
‘Ja Ma,’ zei Julie, en ze ging met haar wang langs Jog zijn wang; ik keek nog of
ik ook brillantineoverblijfselen zag, maar dat ging best. Net op dat oogenblik werd
er gebeld en kwam Mina binnen met mijn bouquet. Ik schrok er zelf een beetje van,
want het was erg haveloos. Ik had gezegd: ‘Maar flink wat groen om het op te maken,’
maar 't was haast allemaal groen met een paar rozen er tusschen door, net een bos
radijs.
‘Van wie zou dàt zijn?’ zei Julie, en ze keek zoo'n beetje viezig. ‘Wat een kaal
iets.’
‘Is er geen kaartje bij?’ vroeg Ma.
‘Nee,’ zei Julie en snorde tusschen het groen.
Ma schudde haar hoofd. ‘Ik begrijp niet, hoe sommige menschen,’ begon ze. En
toen zei ik het maar gauw: ‘'t Is van mij.’
‘Van jou?!’ zei Ma.
‘Ik begrijp het niet,’ zei Ma, ‘de Ivy-shop staat toch bekend als uiterst gedistingueerd.’
‘Maar het is niet uit de Ivy-shop,’ zei ik. ‘'t Is zoo maar ergens uit een winkel.’
Julie trok haar lippen in. ‘Enfin, ik ga mijn overschoenen halen.’ 't Was voor mij
wel hachelijk, want Jogs familie, die bij ons eten bleef - Julie zegt altijd dineeren,
ook als het erwtensoep is met opgebakken aardappelen - staarde ook naar mij, en
daarom nam ik het bouquet, dat zoo zielig op een tafeltje lag, maar op en deed alsof
ik het in een vaas wilde zetten.
Ik wou net zelf om water gaan bij het fonteintje want voor al die zieligheid durfde
In document
Cissy van Marxveldt, De H.B.S. tijd van Joop ter Heul · dbnl
(pagina 146-150)